Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1:1 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b. accommodatie: bouwkundige voorziening of een deel van een bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein van een zorgaanbieder waar zorg wordt verleend;
c. advocaat: advocaat als bedoeld in artikel 9a van de Advocatenwet;
d. bestuur van de raad voor rechtsbijstand: bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de rechtsbijstand;
e. crisismaatregel: door de burgemeester opgelegde maatregel als bedoeld in artikel 7:1 om verplichte zorg te verlenen;
f. criteria voor verplichte zorg: criteria als bedoeld in artikel 3:3;
g. doel van verplichte zorg: doel als bedoeld in artikel 3:4;
h. familievertrouwenspersoon: familievertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 12:1;
i. geneesheer-directeur: arts als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, aangewezen door en in dienst van de zorgaanbieder en verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken op het terrein van zorg en de verlening van verplichte zorg;
j. gezinsvoogdijwerker: medewerker van een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, belast met het uitvoeren van de ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de voorlopige ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel van 257 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
k. huisregels: huisregels als bedoeld in artikel 8:15;
i. inspectie: Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
m. klachtencommissie: klachtencommissie als bedoeld in artikel 10:1;
n. klachtprocedure: klachtprocedure als bedoeld in artikel 10:3;
o. machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel: rechterlijke machtiging om de crisismaatregel voort te zetten;
p. nabestaande: nabestaande als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;
q. patiëntenvertrouwenspersoon: patiëntenvertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 11:1;
r. regio: regio als bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s;
s. tenuitvoerlegging: er voor zorg dragen dat de zorgaanbieder kan beginnen met de uitvoering van de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
t. verplichte zorg: zorg als bedoeld in artikel 3:1 en artikel 3:2, tweede lid;
u. vertegenwoordiger: vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 1:3;
v. zorg: zorg als bedoeld in artikel 3:2, eerste lid;
w. zorgaanbieder: een rechtspersoon die bedrijfsmatig of beroepsmatig zorg als bedoeld in artikel 3:2 verleent, een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig of beroepsmatig zorg als bedoeld in artikel 3:2 verlenen of doen verlenen, of een natuurlijk persoon die bedrijfsmatig zorg als bedoeld in artikel 3:2 doet verlenen;
x. zorgkaart: zorgkaart als bedoeld in artikel 5:12;
y. zorgmachtiging: rechterlijke machtiging om verplichte zorg te verlenen;
z. zorgplan: zorgplan als bedoeld in artikel 5:13 of artikel 9:4;
aa. zorgverantwoordelijke: degene die een geregistreerd beroep uitoefent als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en die behoort tot een bij regeling van Onze Minister aangewezen categorie van deskundigen, verantwoordelijk voor de zorg;
bb. zorgverlener: een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent.
2 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder «ernstig nadeel» verstaan, het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
a. levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander;
b. bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
c. de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
d. de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
3 Een op grond van deze wet voor betrokkene afgegeven zorgmachtiging tot opname in een accommodatie schorst een eerdere voor deze persoon afgegeven rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten zodra betrokkene is opgenomen in een accommodatie. De schorsing eindigt op het moment dat de zorgmachtiging vervalt.
4 Een op grond van deze wet voor betrokkene afgegeven zorgmachtiging tot opname in een accommodatie schorst een eerdere voor deze persoon afgegeven rechterlijke machtiging op grond van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet zodra betrokkene is opgenomen in een accommodatie. De schorsing eindigt op het moment dat de zorgmachtiging vervalt. Bij toepassing van deze bepaling is artikel 6.1.12, derde lid, van de Jeugdwet niet van toepassing.
Artikel 1:2 1 De zorgaanbieder die verplichte zorg verleent, verstrekt Onze Minister, ter opneming in een openbaar register, een opgave van de:
a. naam of een andere aanduiding van de locatie, alsmede het adres en het vestigingsnummer als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 ervan;
b. aanduiding of de locatie een accommodatie is;
c. naam, het adres, de rechtsvorm en het Handelsregisternummer van de zorgaanbieder;
d. vormen van verplichte zorg die worden verleend.
2 De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, gelden niet ten aanzien van een zorgaanbieder die uitsluitend verplichte zorg verleent ter uitvoering van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging waarvoor een andere zorgaanbieder op grond van artikel 8:7 verantwoordelijk is of een rijksinstelling voor de verlening van forensische zorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet forensische zorg.
3 De zorgaanbieder draagt zorg voor de naleving van bouwkundige eisen die bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden gesteld aan de accommodatie, tenzij deze behoort tot een instelling als bedoeld in de Wet forensische zorg.
Artikel 1:3 1 Als vertegenwoordiger ter zake van de uitoefening van de rechten en plichten op grond van deze wet van een betrokkene die jonger is dan zestien jaar, treedt of treden op: de ouders of voogden die gezamenlijk het gezag uitoefenen, of de ouder of voogd die alleen het gezag uitoefent.
2 Als vertegenwoordiger ter zake van de uitoefening van de rechten en plichten op grond van deze wet van een betrokkene van zestien of zeventien jaar, treedt of treden op:
a. de door betrokkene als zodanig gemachtigde, of
b. indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de uitoefening van deze rechten en plichten in staat is en niet meerderjarig is: de ouders of voogden die gezamenlijk het gezag uitoefenen, of de ouder of voogd die alleen het gezag uitoefent.
3 Als vertegenwoordiger ter zake van de uitoefening van de rechten en plichten op grond van deze wet van een meerderjarige betrokkene treedt op:
a. de door betrokkene als zodanig gemachtigde, of
b. indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de uitoefening van deze rechten en plichten in staat is:
– de curator of mentor, of indien deze ontbreekt,
– de gemachtigde, bedoeld onder a, of indien deze ontbreekt,
– de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, of indien deze dat niet wenst of deze ontbreekt,
– een ouder, kind, broer, zus, grootouder of kleinkind, tenzij deze dat niet wenst, of deze ontbreekt.
4 Indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de uitoefening van zijn rechten en plichten op grond van deze wet in staat is en geen vertegenwoordiger als bedoeld in de vorige leden optreedt, doet de zorgaanbieder een verzoek voor een mentorschap als bedoeld in artikel 451, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
5 De door betrokkene gemachtigde, bedoeld in het tweede en derde lid, dient meerderjarig en handelingsbekwaam te zijn en schriftelijk te verklaren, bereid te zijn om als vertegenwoordiger op te treden.
6 Als gemachtigde, bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen niet optreden:
a. de zorgaanbieder,
b. de geneesheer-directeur,
c. de zorgverantwoordelijke,
d. een zorgverlener, of
e. een medewerker van de zorgaanbieder.
7 De vertegenwoordiger betracht de zorg van een goed vertegenwoordiger en is gehouden betrokkene zoveel mogelijk bij de vervulling van zijn taak te betrekken.
8 De meerderjarige betrokkene die onder curatele is gesteld of ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld, alsmede de minderjarige betrokkene zijn bekwaam om op grond van deze wet in rechte op te treden.
Artikel 1:4 1 Indien betrokkene nog niet de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, is er sprake van:
a. instemming, indien de vertegenwoordiger instemt;
b. verzet, indien de vertegenwoordiger zich verzet.
2 Indien betrokkene de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaar heeft bereikt, is er sprake van:
a. instemming, indien betrokkene en de vertegenwoordiger beide instemmen;
b. verzet, indien betrokkene of de vertegenwoordiger zich verzet.
3 Indien betrokkene de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en geen vertegenwoordiger optreedt, is er sprake van:
a. instemming, indien betrokkene instemt;
b. verzet, indien betrokkene zich verzet.
4 Indien betrokkene de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en een vertegenwoordiger optreedt, is er sprake van:
a. instemming, indien betrokkene en de vertegenwoordiger beide instemmen;
b. verzet, indien betrokkene of de vertegenwoordiger zich verzet.
5 Indien betrokkene de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, geen vertegenwoordiger optreedt en betrokkene geen blijk geeft van instemming of verzet, is artikel 1:3, vierde lid, van overeenkomstige toepassing, en is er sprake van:
a. instemming, indien de vertegenwoordiger instemt;
b. verzet, indien de vertegenwoordiger zich verzet.
6 Indien betrokkene op enig later moment blijk geeft van verzet, vervalt de instemming, bedoeld in het vijfde lid, en is er sprake van verzet.
Artikel 1:5 1 Voor zover de zorgverantwoordelijke betrokkene niet in staat acht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van zorg of de uitoefening van rechten en plichten op grond van deze wet, legt hij dat schriftelijk vast en vermeldt daarbij de datum, het tijdstip en ter zake van welke beslissingen betrokkene niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen.
2 De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt door de zorgverantwoordelijke niet genomen dan na overleg met de vertegenwoordiger.
3 De zorgverantwoordelijke stelt de geneesheer-directeur op de hoogte van de beslissing en het overleg met de vertegenwoordiger. Indien er geen vertegenwoordiger optreedt, stelt hij de geneesheer-directeur en de officier van justitie daarvan op de hoogte.
Artikel 1:6 1 In zaken betreffende deze wet, uitgezonderd hoofdstuk 5, paragraaf 6 en hoofdstuk 10, is uitsluitend bevoegd de rechter van de woonplaats van betrokkene, of van de plaats waar hij hoofdzakelijk of daadwerkelijk verblijft. Zaken met betrekking tot minderjarige personen worden behandeld door de kinderrechter of door een meervoudige kamer waarvan de kinderrechter deel uitmaakt.
2 In zaken betreffende hoofdstuk 5, paragraaf 6, is uitsluitend bevoegd de rechter die bevoegd is de in artikel 2.3 van de Wet forensische zorg opgenomen beslissingen te nemen op grond van het Wetboek van Strafvordering of het Wetboek van Strafrecht.
3 In zaken betreffende hoofdstuk 10, is uitsluitend bevoegd de rechter van de plaats waar betrokkene verblijft. Zaken met betrekking tot minderjarige personen worden behandeld door de kinderrechter, of door een meervoudige kamer waarvan de kinderrechter deel uit maakt.
4 De beschikking van de rechter is uitvoerbaar bij voorraad.
Artikel 1:7 1 De rechter geeft onverwijld aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een last tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene, indien niet blijkt dat betrokkene reeds een advocaat heeft, en:
a. ten aanzien van betrokkene een verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel wordt ingediend als bedoeld in artikel 7:7 of een verzoekschrift voor een zorgmachtiging wordt voorbereid als bedoeld in artikel 5:4,
b. betrokkene beroep tegen de crisismaatregel, bedoeld in artikel 7:6, instelt,
c. betrokkene beroep tegen de beslissing van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 8:19, of het uitblijven daarvan, instelt, of
d. betrokkene beroep tegen de beslissing van de klachtencommissie, bedoeld in artikel 10:7, instelt.
2 Zodra de officier van justitie door betrokkene of de vertegenwoordiger op de hoogte wordt gebracht van het voornemen om beroep tegen de crisismaatregel, bedoeld in artikel 7:6, in te stellen, verstrekt hij, indien betrokkene geen advocaat heeft, de persoonsgegevens van betrokkene aan de rechter, die onverwijld aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een last tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene verstrekt.
3 De artikelen 38, 39, 40, 43 tot en met 45 en 48 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing op de toevoeging en de taak van de advocaat, bedoeld in deze wet.
4 De advocaat is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening van zijn taak op grond van deze wet aan hem is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. De advocaat kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht verschonen van het geven van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een klachtprocedure of rechterlijke procedure.
Artikel 1:8 1 Bij de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van verplichte zorg wordt betrokkene in een voor hem begrijpelijke taal geïnformeerd.
2 Voor zover de uitvoering van de verplichte zorg leidt tot vrijheidsbeneming heeft betrokkene, indien hij de Nederlandse taal niet beheerst, recht op bijstand van een tolk.
Hoofdstuk 2
Algemene uitgangspunten
Artikel 2:1 1 De zorgaanbieder en de geneesheer-directeur bieden voldoende mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid, om daarmee verplichte zorg zoveel mogelijk te voorkomen.2 Verplichte zorg kan alleen als uiterste middel worden overwogen, indien er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg meer zijn.
3 Bij de voorbereiding, de afgifte, de tenuitvoerlegging, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging worden van de verplichte zorg, waaronder begrepen de verplichte zorg in ambulante omstandigheden, de proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid beoordeeld.
4 Bij de voorbereiding, de afgifte, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging wordt rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen.
5 Bij de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging worden de wensen en voorkeuren van betrokkene ten aanzien van de zorg vastgelegd.
6 De wensen en voorkeuren van betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg worden gehonoreerd, tenzij:
a. betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, of
b. acuut levensgevaar voor betrokkene dreigt dan wel er een aanzienlijk risico voor een ander is op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
7 Bij de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging worden de familie, de directe naasten van betrokkene en de huisarts zoveel mogelijk betrokken.
8 Bij de voorbereiding, de afgifte, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van verplichte zorg worden de mogelijk nadelige effecten van de verplichte zorg op lange termijn voor betrokkene bij de beoordeling van de subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit en veiligheid betrokken en indien mogelijk met terzake deskundigen besproken.
9 Bij de voorbereiding, de afgifte, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van verplichte zorg bij kinderen en jeugdigen worden zonodig aanvullende zorgvuldigheidseisen gesteld en de mogelijk nadelige effecten van de verplichte zorg op lange termijn op de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van betrokkene en de deelname aan het maatschappelijk leven betrokken bij de beoordeling van de subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit en veiligheid en indien mogelijk met terzake deskundigen besproken.
Artikel 2:2 1 De zorgaanbieder stelt op basis van de uitgangspunten van artikel 2:1 een beleidsplan vast over de toepassing van de verplichte zorg dat gericht is op het terugdringen en voorkomen van verplichte zorg en het zoeken naar alternatieven op basis van vrijwilligheid.
2 De zorgaanbieder geeft in het beleidsplan aan op welke wijze hij zorg draagt voor continuïteit in de zorgverlening indien verplichte zorg overgaat naar zorg op basis van vrijwilligheid of indien zorg op basis van vrijwilligheid overgaat naar verplichte zorg.
3 Voordat de zorgaanbieder het beleidsplan vaststelt, vraagt de zorgaanbieder hierover advies aan de cliëntenraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018. De artikelen 7, vijfde en zesde lid, en 6, eerste lid, eerste volzin, van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 zijn van toepassing.
4 De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat het beleidsplan wordt toegepast bij de voorbereiding, de uitvoering, de evaluatie, de wijziging en de beëindiging van verplichte zorg.
Artikel 2:3 1 Voordat de zorgaanbieder de geneesheer-directeur aanwijst, vraagt de zorgaanbieder hierover advies aan de cliëntenraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018. De artikelen 7, vijfde en zesde lid, en 6, eerste lid, eerste volzin, van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 zijn van toepassing.
2 De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat de geneesheer-directeur zijn taken op grond van deze wet naar behoren kan uitvoeren en waarborgt de onafhankelijkheid van de geneesheer-directeur bij de uitvoering van zijn taken op grond van deze wet. De zorgaanbieder geeft de geneesheer-directeur geen aanwijzingen met betrekking tot diens taakuitvoering op grond van deze wet.
Artikel 2:4 1 Verplichte zorg op grond van artikel 3:1, onderdelen a, b en c, anders dan die in een accommodatie aan een betrokkene wordt verleend, omvat uitsluitend de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, onderdelen a tot en met i, toegepast onder de bij die algemene maatregel van bestuur gestelde regels.
2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Hoofdstuk 3
Criteria voor en doelen van verplichte zorg
Artikel 3:1 Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet als bedoeld in artikel 1:4 kan worden verleend op grond van een:a. zorgmachtiging;
b. crisismaatregel;
c. machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel;
d. beslissing tot tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:3;
e. beslissing tot tijdelijke verplichte zorg in een noodsituatie als bedoeld in de artikelen 8:11 en 8:12.
Artikel 3:2 1 Zorg omvat de zorg van een zorgaanbieder jegens betrokkene die kan bestaan uit bejegening, verzorging, verpleging, behandeling, begeleiding, bescherming, beveiliging, en verplichte zorg als bedoeld in het tweede lid.
2 Verplichte zorg bestaat uit het:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie;
k. ontnemen van de vrijheid van betrokkene door hem over te brengen naar een plaats die geschikt is voor tijdelijk verblijf als bedoeld in artikel 7:3, derde lid.
Artikel 3:3 Indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening, verstandelijke handicap, of een op grond van artikel 1, vierde lid, of onder toepassing van artikel 24, vierde lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten daarmee gelijkgestelde ziekte of aandoening, leidt tot ernstig nadeel kan als uiterste middel verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:1 worden verleend, indien:
a. er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn;
b. er voor betrokkene geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn;
c. het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg evenredig is; en
d. redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Artikel 3:4 Verplichte zorg kan worden verleend om:
a. een crisissituatie af te wenden,
b. ernstig nadeel af te wenden,
c. de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren,
d. de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, of
e. het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor.
Hoofdstuk 4
De zelfbindingsverklaring
Artikel 4:1 1 Een persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en tot een redelijke waardering van zijn belangen in staat is ter zake van zorg in verband met zijn psychische stoornis, kan zich met een zelfbindingsverklaring verbinden tot zorg.2 Betrokkene en de zorgverantwoordelijke stellen een zelfbindingsverklaring op waarin worden beschreven:
a. onder welke omstandigheden verplichte zorg aan betrokkene moet worden verleend om ernstig nadeel te voorkomen;
b. de zorg en de verplichte zorg die onder die omstandigheden aan betrokkene kan worden verleend en de maximale duur van de verplichte zorg;
c. de omstandigheden waaronder de verplichte zorg wordt beëindigd;
d. de geldigheidsduur van de zelfbindingsverklaring;
e. de voor de continuïteit van zorg relevante familie en naasten met wie contact moet worden opgenomen als de onder a bedoelde omstandigheden zich voordoen.
3 De zelfbindingsverklaring gaat vergezeld van een zorgplan.
4 De zorgverantwoordelijke wijst betrokkene op de mogelijkheid om zich bij het opstellen van een zelfbindingsverklaring te laten bijstaan door een familielid of naaste of de patiëntenvertrouwenspersoon.
5 De patiëntenvertrouwenspersoon verleent op verzoek van betrokkene advies en bijstand bij het opstellen van de zelfbindingsverklaring.
6 Een onafhankelijk arts of een persoon, behorende tot een bij regeling van Onze Minister aangewezen categorie van deskundigen, stelt een verklaring op waaruit blijkt of betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is.
Artikel 4:2 1 Betrokkene, de zorgverantwoordelijke en de geneesheer-directeur dateren en ondertekenen de zelfbindingsverklaring.
2 De geneesheer-directeur verstrekt de zelfbindingsverklaring aan betrokkene en een gewaarmerkt afschrift aan ten minste de vertegenwoordiger, de gezinsvoogdijwerker, de zorgaanbieder en de officier van justitie.
Artikel 4:3 De zelfbindingsverklaring kan tussentijds worden gewijzigd of ingetrokken. Op de wijziging of de intrekking zijn de artikelen 4:1 en 4:2 van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 5
Voorbereiden zorgmachtiging
Paragraaf 1Melding en aanvraag voorbereiding zorgmachtiging
Artikel 5:1 Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor het in behandeling nemen van meldingen betreffende personen voor wie de noodzaak tot geestelijke gezondheidszorg zou moeten worden onderzocht, het verrichten van onderzoek naar die noodzaak, het informeren van degene die een melding heeft gedaan en het zo nodig indienen van een aanvraag voor de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de officier van justitie.Artikel 5:2 1 Een ieder kan een melding doen bij het college van burgemeester en wethouders over een persoon die woonachtig is in die gemeente of aldaar overwegend verblijft voor wie de noodzaak tot geestelijke gezondheidszorg, die mogelijk zou moeten worden verleend met verplichte zorg, zou moeten worden onderzocht.
2 Het college van burgemeester en wethouders draagt binnen een redelijke termijn, doch uiterlijk binnen veertien dagen, zorg voor een verkennend onderzoek naar de noodzaak, bedoeld in het eerste lid.
3 Als het college van burgemeester en wethouders van mening is dat de noodzaak tot verplichte zorg aanwezig is, dient het college een aanvraag in als bedoeld in artikel 5:3, en bericht het college degene die de melding heeft gedaan over het indienen van een aanvraag, voor zover het een persoon betreft als bedoeld in het vijfde lid.
4 Als het college van burgemeester en wethouders van mening is dat geen noodzaak tot verplichte zorg aanwezig is, bericht het college daarover degene die de melding heeft gedaan, voor zover het een persoon betreft als bedoeld in het vijfde lid.
5 In het geval, bedoeld in het vierde lid, dient het college van burgemeester en wethouders niettemin een aanvraag voor de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging, vergezeld van het verkennend onderzoek, in bij de officier van justitie als bedoeld in artikel 5:3, indien degene die de melding heeft gedaan van mening is dat de noodzaak tot verplichte zorg aanwezig is en de melding is gedaan door:
a. de vertegenwoordiger;
b. de echtgenoot, geregistreerde partner of degene met wie een samenlevingscontract is gesloten;
c. de ouders dan wel een van hen, voor zover deze niet optreden of optreedt als vertegenwoordiger;
d. de voor de continuïteit van zorg essentiële naasten.
6 De aanvraag, bedoeld in het derde of vijfde lid, wordt gedaan binnen veertien dagen na de melding, bedoeld in het eerste lid. Indien het college van burgemeester en wethouders niet tijdig een aanvraag indient, staat in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht beroep daartegen uitsluitend open voor de personen, bedoeld in het vijfde lid. Het beroepschrift kan in afwijking van artikel 6:12, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht zonder ingebrekestelling worden ingediend.
7 Indien degene die de melding heeft verricht anoniem wil blijven, worden zijn persoonsgegevens of andere gegevens die herleidbaar zijn tot de melder niet in de aanvraag vermeld.
8 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan het verkennend onderzoek, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 5:3 De officier van justitie kan ambtshalve of op aanvraag van het college van burgemeester en wethouders, een geneesheer-directeur, een persoon die op beroepsmatige basis zorg verleent aan betrokkene, een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel p, van de Wet forensische zorg of een ambtenaar van de politie, besluiten een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voor te bereiden.
Paragraaf 2
Voorbereiding zorgmachtiging
Artikel 5:4 1 Zodra de officier van justitie ambtshalve of op aanvraag met de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging begint:a. wijst hij een geneesheer-directeur aan,
b. informeert hij de geneesheer-directeur ten behoeve van diens taak op grond van dit hoofdstuk, en verstrekt hij aan hem de zelfbindingsverklaring, voor zover aanwezig, en gegevens over een voor betrokkene eerder afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling of rechterlijke machtiging als afgegeven op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging,
c. gaat hij na of er politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens of strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens zijn over betrokkene die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel en de te leveren zorg en verstrekt hij die gegevens aan de geneesheer-directeur, tenzij het belang van enig strafrechtelijk onderzoek zich daartegen verzet, en
d. verstrekt hij, indien betrokkene geen advocaat heeft, de persoonsgegevens van betrokkene aan de rechter, ten behoeve van de last tot toevoeging, bedoeld in artikel 1:7.
2 Zodra de geneesheer-directeur door de officier is aangewezen:
a. informeert de geneesheer-directeur betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat en de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3, schriftelijk, dat op aanvraag of ambtshalve een verzoek voor een zorgmachtiging wordt voorbereid,
b. verstrekt de geneesheer-directeur de persoonsgegevens van betrokkene aan de patiëntenvertrouwenspersoon, met als doel betrokkene te kunnen informeren over de mogelijkheid tot advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon, voor zover betrokkene daarmee instemt,
c. informeert de geneesheer-directeur betrokkene over de mogelijkheid om zich bij te laten staan door een familielid of naaste bij het opstellen van de zelfbindingsverklaring, het plan, bedoeld in artikel 5:5, de zorgkaart en het zorgplan, en
d. informeert de geneesheer-directeur betrokkene en de vertegenwoordiger schriftelijk over de mogelijkheid van advies en bijstand aan betrokkene door een patiëntenvertrouwenspersoon.
Artikel 5:5 1 Indien betrokkene of de vertegenwoordiger de geneesheer-directeur binnen drie dagen na ontvangst van de informatie, bedoeld in artikel 5:4, tweede lid, onderdeel a, schriftelijk te kennen geeft met familie of naasten zelf een plan van aanpak te willen opstellen om verplichte zorg te voorkomen, besluit de geneesheer-directeur na overleg met de officier van justitie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee dagen na de kennisgeving, of de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging wordt geschorst om betrokkene in de gelegenheid te stellen een plan van aanpak op te stellen.
2 De geneesheer-directeur kan alleen afwijzend besluiten indien:
a. hij van oordeel is dat het ernstig nadeel zich niet verdraagt met uitstel van de voorbereiding van een zorgmachtiging,
b. betrokkene eerder in staat is gesteld zelf een plan van aanpak op te stellen en dat niet is gelukt, of
c. betrokkene eerder een plan van aanpak heeft opgesteld, maar daarmee verplichte zorg niet kon worden voorkomen en de feiten en omstandigheden sindsdien niet zodanig zijn veranderd dat de kans redelijkerwijs aanwezig moet worden geacht dat betrokkene nu wel in staat zal zijn een plan van aanpak op te stellen waarmee verplichte zorg kan worden voorkomen.
3 Voordat de geneesheer-directeur besluit, stelt hij betrokkene en de vertegenwoordiger in de gelegenheid om te worden gehoord.
4 De geneesheer-directeur stelt betrokkene, de vertegenwoordiger en de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3, schriftelijk op de hoogte van zijn besluit. Indien hij afwijzend besluit, deelt hij aan betrokkene en de vertegenwoordiger tevens schriftelijk zijn beweegredenen mee.
5 Indien de geneesheer-directeur na overleg met de officier van justitie besluit om betrokkene in de gelegenheid te stellen een plan van aanpak op te stellen, duurt de schorsing, bedoeld in het eerste lid, twee weken vanaf het moment waarop de geneesheer-directeur zijn besluit heeft meegedeeld op grond van het vierde lid, eerste volzin.
6 Indien de geneesheer-directeur van oordeel is dat onvoldoende voortgang wordt gemaakt met het opstellen van een plan van aanpak, dan wel het ernstig nadeel zich niet langer verdraagt met verder uitstel van de voorbereiding van een zorgmachtiging, kan de geneesheer-directeur na overleg met de officier van justitie besluiten nog voor het einde van de periode, bedoeld in het vijfde lid, de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging te hervatten.
7 De geneesheer-directeur neemt het besluit, bedoeld in het zesde lid, niet dan na overleg met betrokkene en de vertegenwoordiger. De geneesheer-directeur stelt betrokkene en de vertegenwoordiger schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte van een dergelijk besluit.
Artikel 5:6 Indien er geen zorgverantwoordelijke voor betrokkene is, wijst de geneesheer-directeur een zorgverantwoordelijke voor betrokkene aan.
Paragraaf 3
De medische verklaring
Artikel 5:7 Voor de toepassing van deze wet gelden voor de psychiater de volgende voorwaarden:a. hij staat als psychiater ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
b. aan deze zijn geen beperkingen opgelegd als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel e, en artikel 80, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
c. hij functioneert onafhankelijk ten opzichte van de zorgaanbieder, en
d. hij heeft minimaal één jaar geen zorg verleend aan betrokkene.
Artikel 5:8 1 De geneesheer-directeur zorgt voor een medische verklaring van een psychiater, indien van toepassing volgens het vastgestelde model, bedoeld in het tweede lid, over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene en of uit het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis ernstig nadeel voortvloeit ten behoeve van de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging aan de rechter.
2 Bij regeling van Onze Minister kan een model voor een medische verklaring worden vastgesteld.
Artikel 5:9 1 De geneesheer-directeur draagt ervoor zorg dat de psychiater in de medische verklaring in elk geval zijn bevindingen vermeldt inzake:
a. de symptomen die betrokkene vertoont en een diagnose of voorlopige diagnose van de psychische stoornis van betrokkene;
b. de relatie tussen de psychische stoornis en het gedrag dat tot het ernstig nadeel leidt;
c. de zorg die noodzakelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen.
2 De geneesheer-directeur draagt ervoor zorg dat de psychiater de zelfbindingsverklaring, voor zover aanwezig, verkrijgt, alsmede zo mogelijk overleg pleegt met de zorgverantwoordelijke of de huisarts.
3 Indien de medische verklaring dient ter beoordeling van het plan, bedoeld in artikel 5:5, draagt de geneesheer-directeur ervoor zorg dat de beoordeling van het zorgplan later plaatsvindt indien de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging niet wordt beëindigd.
Artikel 5:10 De geneesheer-directeur verstrekt de op grond van artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c, verkregen gegevens aan de psychiater ten behoeve van het opstellen van de medische verklaring.
Artikel 5:11 1 De geneesheer-directeur verstrekt de medische verklaring aan de officier van justitie.
2 De officier van justitie kan besluiten de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging te beëindigen, indien uit de medische verklaring blijkt dat:
a. er geen sprake is van een psychische stoornis,
b. het gedrag dat voortvloeit uit de psychische stoornis niet tot een ernstig nadeel leidt, of
c. verplichte zorg niet noodzakelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen.
3 De officier van justitie deelt zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing mee aan de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3, betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat en de zorgverantwoordelijke.
Paragraaf 4
De zorgkaart en het zorgplan
Artikel 5:12 1 Indien betrokkene dat wenst, stelt de zorgverantwoordelijke samen met betrokkene en de vertegenwoordiger een zorgkaart op. Indien betrokkene beschikt over een zelfbindingsverklaring, een plan als bedoeld in artikel 5:5, of andere schriftelijke wilsuitingen inzake zorg, worden afschriften daarvan als bijlage bij de zorgkaart gevoegd.2 De zorgverantwoordelijke wijst betrokkene op de mogelijkheid om zich bij het opstellen, evalueren en actualiseren van de zorgkaart te laten bijstaan door een familielid, naaste of patiëntenvertrouwenspersoon.
3 De patiëntenvertrouwenspersoon verleent op verzoek van betrokkene advies en bijstand bij het opstellen, evalueren en actualiseren van de zorgkaart.
4 Indien betrokkene of de vertegenwoordiger geen voorkeuren kenbaar wil maken, vermeldt de zorgverantwoordelijke dit op de zorgkaart.
5 De zorgverantwoordelijke overlegt de zorgkaart, inclusief de bijlagen, aan de geneesheer-directeur.
Artikel 5:13 1 De zorgverantwoordelijke stelt in overleg met betrokkene en de vertegenwoordiger een zorgplan vast, indien van toepassing volgens het vastgestelde model, bedoeld in het zevende lid.
2 De zorgverantwoordelijke wijst betrokkene op de mogelijkheid om zich bij het opstellen, evalueren en actualiseren van het zorgplan te laten bijstaan door een familielid of naaste en de patiëntenvertrouwenspersoon.
3 De zorgverantwoordelijke pleegt voorafgaand aan het vaststellen van het zorgplan overleg met:
a. de voor de continuïteit van zorg relevante familie en naasten;
b. de zorgverleners, en zo mogelijk met de huisarts;
c. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene ingezetene is dan wel overwegend verblijft, indien er bij de voorbereiding van het zorgplan blijkt dat essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van betrokkene ontbreken;
d. voor zover de aard van de psychische stoornis daartoe noodzaakt: ten minste één andere deskundige behorende tot een bij regeling van Onze Minister aangewezen categorie van deskundigen.
4 De zorgverantwoordelijke stelt betrokkene, de vertegenwoordiger, de voor de continuïteit van zorg relevante familie en naasten in de gelegenheid om bij voorkeur mondeling hun zienswijze kenbaar te maken. Het kenbaar maken van de zienswijzen gebeurt, zo mogelijk, gelijktijdig en gezamenlijk, tenzij betrokkene of een voor de continuïteit van zorg relevant familielid of naaste daartegen bezwaar heeft.
5 De patiëntenvertrouwenspersoon verleent op verzoek van betrokkene advies en bijstand bij het opstellen van het zorgplan.
6 De zorgverantwoordelijke overlegt het zorgplan aan de geneesheer-directeur.
7 Bij regeling van Onze Minister kan een model voor een zorgplan worden vastgesteld.
Artikel 5:14 1 Het zorgplan vermeldt in elk geval:
a. een door de zorgverantwoordelijke gestelde diagnose van de psychische stoornis van betrokkene en het gedrag dat voortvloeit uit de psychische stoornis en leidt tot een ernstig nadeel;
b. de zorg die noodzakelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen;
c. het doel van verplichte zorg;
d. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van betrokkene ten aanzien van de zorg, zoals vastgelegd op de zorgkaart inclusief de bijlagen;
e. de zienswijze en de contactgegevens van de personen, bedoeld in artikel 5:13, vierde lid;
f. de maximale duur van de afzonderlijke vormen van verplichte zorg;
g. de wijze waarop de zorgaanbieder en de geneesheer-directeur de kwaliteit van de verplichte zorg bewaken en toezicht houden op de uitvoering van de verplichte zorg in ambulante omstandigheden;
h. de essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk leven van betrokkene, voor zover deze ontbreken;
i. de frequentie waarmee en de omstandigheden waaronder het zorgplan en de subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit en veiligheid van de verplichte zorg met betrokkene, de vertegenwoordiger, alsmede het familielid of de naaste en de patiëntenvertrouwenspersoon worden geëvalueerd en het zorgplan wordt geactualiseerd;
j. de zorgaanbieder die kan worden belast met de uitvoering van de zorgmachtiging, en zo nodig de accommodatie.
2 Indien de zorgverantwoordelijke van oordeel is dat niet is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, vermeldt hij de redenen daarvan in het zorgplan en zo mogelijk:
a. de mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid;
b. minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect.
3 Indien de zorgverantwoordelijke en betrokkene of de vertegenwoordiger niet tot overeenstemming komen, vermeldt het zorgplan de redenen daarvoor.
4 Indien de zorgverantwoordelijke van oordeel is dat gelet op de noodzakelijke zorg een andere zorgaanbieder dan degene onder wiens verantwoordelijkheid de zorgmachtiging wordt voorbereid, belast zou moeten worden met de uitvoering van de zorgmachtiging, pleegt hij hiertoe overleg met de geneesheer-directeur en de beoogde zorgaanbieder.
Artikel 5:15 1 De geneesheer-directeur beoordeelt of het zorgplan voldoet aan de uitgangspunten van artikel 2:1, en, indien toepassing is gegeven aan artikel 5:5, vijfde lid, of het plan, bedoeld in artikel 5:5, voldoet aan het uitgangspunt dat geen ernstig nadeel ontstaat.
2 De geneesheer-directeur draagt zijn bevindingen als bedoeld in het eerste lid, vergezeld van de zorgkaart en het zorgplan over aan de officier van justitie.
Paragraaf 5
Beslissing officier van justitie
Artikel 5:16 1 Na de schriftelijke mededeling, bedoeld in artikel 5:4, tweede lid, onderdeel a, deelt de officier van justitie zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken, mee aan betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat, de geneesheer-directeur, de zorgaanbieder en de zorgverantwoordelijke, alsmede in voorkomend geval aan de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3. Indien toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 5:5, vijfde lid, geldt hiervoor een termijn van uiterlijk zes weken.2 Indien de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3, het college van burgemeester en wethouders is, stelt het college zo spoedig mogelijk degene die de melding heeft gedaan als bedoeld in artikel 5:2, vijfde lid, van de gemotiveerde beslissing van de officier van justitie schriftelijk op de hoogte. In de situatie dat de officier van justitie van oordeel is dat niet is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg en het college dit oordeel deelt, deelt het college dit hierbij tevens schriftelijk mede.
Artikel 5:17 1 Indien de officier van justitie beslist dat is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, dient hij onverwijld een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechter in, onder gelijktijdige uitvoering van artikel 5:16.
2 In het verzoekschrift geeft de officier van justitie gemotiveerd aan waarom deze van oordeel is dat aan de criteria van verplichte zorg is voldaan, wat het doel is van de verplichte zorg, welke vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging moeten worden opgenomen en op welke wijze is voldaan aan de uitgangspunten van artikel 2:1.
3 Bij het verzoekschrift voegt de officier van justitie in elk geval:
a. de medische verklaring;
b. de zorgkaart inclusief de bijlagen;
c. het zorgplan inclusief de bijlagen;
d. de beslissing bedoeld in artikel 5:5, vierde lid, indien de geneesheer-directeur betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld zelf een plan van aanpak op te stellen;
e. de bevindingen van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 5:15;
f. de gegevens, bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c;
g. indien aanwezig, een afschrift van de indicatiestelling, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onderdeel e, van de Wet forensische zorg, het verplegings- en behandelingsplan, bedoeld in de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, of het geneeskundig behandelingsplan, bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Penitentiaire beginselenwet in het geval hij om een op een eerdere titel aansluitende zorgmachtiging verzoekt.
4 Bij het verzoekschrift dient de officier van justitie het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging in waarin in elk geval staat vermeld de:
a. zorg die noodzakelijk is om het ernstig nadeel weg te nemen;
b. wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van betrokkene, zoals vastgelegd op de zorgkaart of in de zelfbindingsverklaring;
c. maximale duur van de afzonderlijke vormen van verplichte zorg;
d. wijze waarop de zorgaanbieder en de geneesheer-directeur de kwaliteit van de verplichte zorg bewaken en toezicht houden op de uitvoering van verplichte zorg in ambulante omstandigheden;
e. frequentie waarmee en de omstandigheden waaronder het zorgplan en de subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit en veiligheid van de verplichte zorg met betrokkene en de vertegenwoordiger zal worden geëvalueerd en het zorgplan geactualiseerd;
f. zorgaanbieder die wordt belast met de uitvoering van de zorgmachtiging en zo nodig de accommodatie;
g. inventarisatie van de essentiële voorwaarden voor maatschappelijke deelname;
h. mogelijkheid tot het verlenen van advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon.
5 Indien het een verzoekschrift betreft voor een zorgmachtiging naar aanleiding van een zelfbindingsverklaring voegt de officier van justitie tevens de zelfbindingsverklaring bij het verzoekschrift.
6 De officier van justitie voegt daarnaast bij het verzoekschrift voor een zorgmachtiging:
a. indien betrokkene minderjarig is, een uittreksel uit het in artikel 244 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, of een verklaring van de griffie van de rechtbank dat ten aanzien van de minderjarige het register geen gegevens bevat;
b. indien betrokkene onder curatele is gesteld, een uittreksel uit het in artikel 391 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register;
c. indien ten behoeve van betrokkene een mentorschap is ingesteld, een afschrift van de beschikking waarbij het mentorschap is ingesteld en die waarbij een mentor is benoemd.
Artikel 5:18 1 Indien de officier van justitie van oordeel is dat niet is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg en besluit geen verzoekschrift voor een zorgmachtiging in te dienen, kan de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3, binnen veertien dagen nadat de beslissing van de officier van justitie aan hem is meegedeeld, bij de officier van justitie schriftelijk en gemotiveerd een aanvraag indienen alsnog een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechter in te dienen.
2 Degene die de melding heeft gedaan als bedoeld in artikel 5:2, vijfde lid, kan in de situatie, bedoeld in artikel 5:16, tweede lid, tweede volzin, binnen veertien dagen nadat hij bericht heeft ontvangen van het college van burgemeester en wethouders, bij de officier van justitie schriftelijk en gemotiveerd een aanvraag indienen alsnog een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechter in te dienen.
3 Indien uit de medische verklaring blijkt dat de psychische stoornis van betrokkene noodzaakt tot verplichte zorg en de aanvraag, bedoeld in het eerste of tweede lid, voldoende gemotiveerd is, dient de officier van justitie alsnog een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechter in. De officier van justitie voegt de gemotiveerde aanvraag, bedoeld in het eerste lid of tweede lid, de medische verklaring, de gegevens, bedoeld in artikel 5:4, eerste lid, onderdelen b en c, voor zover aanwezig het plan, bedoeld in artikel 5:5, eerste lid, en het zorgplan alsmede de zorgkaart bij het verzoekschrift voor een zorgmachtiging. Artikel 5:17, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 6
De toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg.
Artikel 5:19 1 Indien de officier van justitie een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voorbereidt met toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg is het bepaalde in hoofdstuk 5 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 5:1 en 5:2 en in geval van toepassing van artikel 2.3, eerste lid, onder 6° tot en met 12°, van de Wet forensische zorg, eveneens met uitzondering van artikel 5.5.2 Indien de rechter ambtshalve toepassing van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg overweegt, verzoekt hij de officier van justitie toepassing te geven aan het bepaalde in dit artikel.
Hoofdstuk 6
Zorgmachtiging
Artikel 6:1 1 De rechter hoort betrokkene na ontvangst van het verzoekschrift voor een zorgmachtiging, tenzij de rechter vaststelt dat betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen. De rechter stelt de vertegenwoordiger en de advocaat in de gelegenheid om hun zienswijze mondeling kenbaar te maken.2 Indien betrokkene in Nederland verblijft en van hem redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat hij in een door de rechtbank bepaalde locatie wordt gehoord, begeeft de rechter zich daartoe, vergezeld door de griffier, naar de woon- of verblijfplaats van betrokkene.
3 Indien betrokkene in een accommodatie verblijft, wordt de rechter, vergezeld van de griffier, door de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld hem aldaar te horen. Indien betrokkene niet in Nederland verblijft, wordt de behandeling van het verzoek door de rechtbank aangehouden totdat betrokkene in Nederland kan worden gehoord.
4 De officier van justitie is aanwezig op de zitting bij de rechter tenzij evident is dat een nadere toelichting of motivering van het verzoek door de officier van justitie niet nodig is.
5 De rechter kan onderzoek door deskundigen bevelen en is bevoegd deze of andere deskundigen alsmede getuigen op te roepen. De rechter roept de door betrokkene opgegeven deskundigen en getuigen op, tenzij hij van oordeel is dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat betrokkene door het achterwege blijven daarvan niet in zijn belangen wordt geschaad. Indien hij een opgegeven deskundige of getuige niet heeft opgeroepen, vermeldt hij de reden daarvan in de uitspraak.
6 De rechter kan verplichten te verschijnen:
a. de officier van justitie;
b. de geneesheer-directeur;
c. de vertegenwoordiger;
d. de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld;
e. de zorgaanbieder of de zorgverantwoordelijke;
f. een ambtenaar van politie die bekend is met betrokkene;
g. de gezinsvoogdijwerker.
7 Indien de rechter zich laat voorlichten in afwezigheid van betrokkene, wordt de zakelijke inhoud van de verstrekte inlichtingen aan betrokkene medegedeeld.
8 Betrokkene en de advocaat worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken naar aanleiding van de mededelingen en verklaringen van de personen, bedoeld in het vijfde lid, of die van andere personen die door de rechter zijn verzocht om informatie te verschaffen.
9 Kosten van door de rechter opgeroepen getuigen en deskundigen komen ten laste van de Staat. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de vergoeding van kosten.
10 In aanvulling op hetgeen uit deze wet voortvloeit, zijn de regels inzake de verzoekprocedure uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing. Artikel 282, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is niet van toepassing op de verzoekprocedure, bedoeld in deze wet, en zaken betreffende hoofdstuk 5, paragraaf 6. In zaken betreffende hoofdstuk 5, paragraaf 6, is in afwijking van het bepaalde in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 269 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6:2 1 De rechter doet zo spoedig mogelijk uitspraak, maar uiterlijk:
a. drie weken na ontvangst van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 5:17, eerste lid, en artikel 5:18, derde lid;
b. drie weken na ontvangst van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11, eerste lid;
c. drie weken na ontvangst van een vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder 5, van de Wet forensische zorg;
d. drie werkdagen na ontvangst van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging als bedoeld in de artikelen 5:17, vijfde lid, en 8:12, vijfde lid;
e. drie weken na ontvangst van een nieuw verzoekschrift voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:6, tweede lid.
2 De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt indien deze eindigt op een zaterdag, zondag of erkende feestdag, indien noodzakelijk, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet is.
3 Indien de rechter betrokkene in de gelegenheid stelt zelf een plan van aanpak als bedoeld in artikel 5:5 op te stellen wordt de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder a, opgeschort met ten hoogste twee weken. Artikel 5:5, zesde en zevende lid, en artikel 5:8 zijn van overeenkomstige toepassing.
4 Indien de rechter toepassing geeft aan het bepaalde in artikel 6:1, vijfde lid, kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c of e, met drie weken worden verlengd.
5 Dit artikel is niet van toepassing indien de rechter in zaken betreffende hoofdstuk 5, paragraaf 6, bij de beschikking inzake het verlenen van een zorgmachtiging, een in artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10 of 11, van de Wet forensische zorg opgenomen beslissing neemt.
Artikel 6:3 Tegen de beschikking inzake het verlenen van een zorgmachtiging staat geen hoger beroep open.
Artikel 6:4 1 De rechter verleent een zorgmachtiging, indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:3, en het doel van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:4, onderdelen b tot en met e.
2 Indien de rechter van oordeel is dat aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan, maar met de in het zorgplan of de medische verklaring opgenomen zorg het ernstig nadeel niet kan worden weggenomen, kan hij in de zorgmachtiging, in afwijking van het verzoekschrift, bedoeld in artikel 5:17, eerste lid, of de bijlagen, bedoeld in artikel 5:17, derde tot en met vijfde lid, andere verplichte zorg of doelen van verplichte zorg opnemen, alsmede in de zorgmachtiging bepalen dat een ander zorgplan moet worden opgesteld.
3 Indien de rechter een zorgmachtiging verleent tot opname in een accommodatie kan hij tevens in de zorgmachtiging bepalen dat betrokkene tijdelijk kan worden overgeplaatst naar een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg, indien de geneesheer-directeur dit noodzakelijk acht vanwege de veiligheid binnen de accommodatie. De duur van een tijdelijke overplaatsing wordt beperkt tot acht weken.
4 Indien de rechter een zorgmachtiging verleent tot opname in een accommodatie kan hij in de zorgmachtiging bepalen dat betrokkene wordt opgenomen in een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg, indien hij dit noodzakelijk acht vanwege de veiligheid binnen de accommodatie.
5 Indien de rechter een zorgmachtiging als bedoeld in de leden 3 en 4 verleent, behoudt betrokkene zijn rechtspositie op grond van deze wet. De rechter kan een zorgmachtiging als bedoeld in de leden 3 en 4 evenwel slechts verlenen indien hij in die zorgmachtiging, voor de duur van de opname in een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg, artikel 3.4 van de Wet forensische zorg, artikel 42, vijfde lid en artikel 44, alsmede de hoofdstukken V, VI en VII van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van toepassing verklaart.
6 De zorgmachtiging is bij voorraad uitvoerbaar.
7 De griffie van de rechtbank zendt een afschrift van de beslissing van de rechter aan:
a. betrokkene;
b. de vertegenwoordiger;
c. de advocaat;
d. de ouders van een minderjarige betrokkene of een van hen, voor zover deze niet als vertegenwoordiger optreden dan wel optreedt;
e. de echtgenoot, geregistreerde partner, degene met wie een samenlevingscontract is gesloten, levensgezel of degene die betrokkene verzorgt;
f. de gezinsvoogdijwerker;
g. de aanvrager, bedoeld in artikel 5:3;
h. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en de huisarts;
i. de inspectie;
j. de officier van justitie.
8 Indien een zorgmachtiging strekkende tot opname in een accommodatie betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht is gesteld, geldt deze als machtiging, als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 6:5 De rechter verleent een zorgmachtiging voor de duur die noodzakelijk is om het doel van verplichte zorg te realiseren, maar maximaal voor:
a. zes maanden, indien het doel van verplichte zorg de gronden, bedoeld in artikel 3:4, onderdelen b, c, d en e, betreft;
b. twaalf maanden, indien het een zorgmachtiging betreft die aansluit op een zorgmachtiging als bedoeld in onderdeel a, of een rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze wet, dan wel een plaatsing op grond van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat artikellid luidde voor inwerkingtreding van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;
c. twee jaar, indien het een aansluitende zorgmachtiging betreft voor een persoon die gedurende de afgelopen vijf jaar:
1°. verplichte zorg heeft ontvangen;
2°. opgenomen is geweest, respectievelijk zorg heeft ontvangen op grond van een eerder afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling of rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze wet; of
3°. is geplaatst op grond van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat artikellid luidde voor inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 6:6 1 De zorgmachtiging vervalt, indien:
a. de geldigheidsduur is verstreken;
b. de beslissing van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 8:18, tot beëindiging van het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging, zonder dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden, onherroepelijk is geworden;
c. de rechter op grond van een verzoekschrift van de officier van justitie als bedoeld in artikel 8:19, derde lid, heeft beslist tot beëindiging van het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging, zonder dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden;
d. een nieuwe zorgmachtiging ten uitvoer wordt gelegd.
2 Indien de officier van justitie voordat de geldigheidsduur, bedoeld in artikel 6:5, onderdeel a, is verstreken, dan wel uiterlijk vier weken voordat de geldigheidsduur, bedoeld in artikel 6:5, onderdelen b en c, is verstreken, een nieuw verzoek voor een zorgmachtiging heeft ingediend, vervalt de eerdere zorgmachtiging in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, als de rechter op het verzoekschrift heeft beslist of door het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 6:2, eerste lid, onderdeel e. onderscheidenlijk, zodra de rechter onder toepassing van artikel 6:2, vierde lid, op het verzoekschrift heeft beslist.
Hoofdstuk 7
Crisismaatregel, machtiging tot voortzetting daarvan en aansluitend verzoek voor een zorgmachtiging
Paragraaf 1Crisismaatregel door de burgemeester
Artikel 7:1 1 De burgemeester kan ten aanzien van een persoon die zich in zijn gemeente bevindt een crisismaatregel nemen, indien:a. er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is;
b. er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend ernstig nadeel veroorzaakt;
c. met de crisismaatregel het ernstig nadeel kan worden weggenomen;
d. de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht; en
e. er verzet is als bedoeld in artikel 1:4 tegen zorg.
2 De burgemeester kan een wethouder mandaat verlenen voor het nemen van een crisismaatregel.
3 De burgemeester neemt niet eerder een crisismaatregel dan nadat hij:
a. ervoor zorg heeft gedragen dat een psychiater, indien van toepassing volgens het vastgestelde model, bedoeld in het zesde lid, in een medische verklaring zijn bevindingen vermeldt inzake de actuele gezondheidstoestand van betrokkene, de noodzakelijk geachte vormen van verplichte zorg, en of de situatie, bedoeld in het eerste lid, zich voordoet, en
b. betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord.
4 De officier van justitie verstrekt de burgemeester desgevraagd gegevens over een voor betrokkene eerder afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling of rechterlijke machtiging als afgegeven op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging.
5 De officier van justitie verstrekt op aanvraag van de psychiater aan hem de gegevens, bedoeld in het vierde lid, en de politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel. Verstrekking door de officier van justitie kan achterwege blijven indien het belang van enig strafrechtelijk onderzoek zich daartegen verzet.
6 Bij regeling van Onze Minister kan een model voor een medische verklaring als bedoeld in het derde lid worden vastgesteld.
Artikel 7:2 1 De burgemeester vermeldt in de crisismaatregel in elk geval:
a. de zorg die noodzakelijk is om de crisissituatie af te wenden;
b. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke die worden belast met de uitvoering van de crisismaatregel en zo nodig de accommodatie;
c. de mogelijkheid van advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon;
d. het recht op beroep, bedoeld in artikel 7:6.
2 De burgemeester zendt onverwijld een afschrift van zijn beslissing tot het nemen van een crisismaatregel en de afgegeven medische verklaring aan betrokkene, de advocaat, de geneesheer-directeur, de inspectie, de officier van justitie en voor zover aanwezig de vertegenwoordiger en de gezinsvoogdijwerker.
3 Indien betrokkene geen advocaat heeft, draagt de burgemeester binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel ervoor zorg dat betrokkene wordt bijgestaan door een advocaat, tenzij betrokkene daartegen bedenkingen heeft.
4 Bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het derde lid.
5 De burgemeester verstrekt de persoonsgegevens van betrokkene aan de patiëntenvertrouwenspersoon, met als doel betrokkene te kunnen informeren over de mogelijkheid tot advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon. De burgemeester verstrekt de persoonsgegevens alleen met uitdrukkelijke toestemming van betrokkene.
6 De burgemeester draagt ervoor zorg dat de zorgverantwoordelijke ten behoeve van de verplichting, bedoeld in artikel 8:4, eerste lid, een afschrift van de afgegeven medische verklaring, bedoeld in artikel 7:1, derde lid, onderdeel a, ontvangt.
Paragraaf 2
Tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel
Artikel 7:3 1 Voorafgaand aan de beslissing over een crisismaatregel kan, indien redelijkerwijs mag worden verondersteld dat een crisismaatregel zal worden genomen, gedurende korte tijd verplichte zorg aan een persoon worden verleend.2 De verplichte zorg, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen als uiterste middel verleend indien dit noodzakelijk is in verband met de voorbereiding van de crisismaatregel en uitsluitend gedurende de periode die nodig is om de procedure voor de crisismaatregel af te ronden. Deze periode bedraagt als geheel ten hoogste achttien uur, en niet meer dan twaalf uur te rekenen vanaf het moment dat betrokkene door een psychiater wordt onderzocht ten behoeve van de medische verklaring.
3 De verplichte zorg, bedoeld in het eerste lid, kan, teneinde te laten onderzoeken of een crisismaatregel moet worden genomen en in afwachting van het nemen van de crisismaatregel, tevens inhouden dat een persoon zijn vrijheid wordt ontnomen en hij onverwijld wordt overgebracht naar een plaats die geschikt is voor tijdelijk verblijf.
4 De bevoegdheid, bedoeld in het eerste en derde lid, komt uitsluitend toe aan:
a. degene die is belast met de uitvoering van de ambulancezorg, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, d en e, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen;
b. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke;
c. personen behorende tot door Onze Minister aangewezen categorieën van deskundigen;
d. een ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitoefening van de politietaak.
5 De ambtenaar van politie, bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, is niet bevoegd tot het verlenen van de verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, onderdeel a.
6 Het onderbrengen van betrokkene bij de politie of de Koninklijke marechaussee vindt uitsluitend plaats indien betrokkene wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit.
7 De personen, bedoeld in het vierde lid, informeren de zorgaanbieder en de burgemeester van een maatregel als bedoeld in het eerste lid.
Paragraaf 3
Geldigheidsduur
Artikel 7:4 De burgemeester bepaalt de geldigheidsduur van de crisismaatregel, die ten hoogste drie dagen bedraagt. Indien de termijn, bedoeld in de eerste volzin, eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet, wordt deze verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.Artikel 7:5 De crisismaatregel vervalt, indien:
a. de geldigheidsduur is verstreken, tenzij de officier van justitie voordat de geldigheidsduur is verstreken een verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel bij de rechter onder toepassing van artikel 7:7 heeft ingediend, in welk geval de crisismaatregel vervalt als de rechter op het verzoekschrift heeft beslist of door het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 7:8, derde lid;
b. de geneesheer-directeur een beslissing als bedoeld in artikel 8:18, tweede lid, heeft genomen tot beëindiging van het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, zonder dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden.
Paragraaf 4
Beroep
Artikel 7:6 1 Betrokkene kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.2 Met betrekking tot de behandeling van het beroep bij de rechter is artikel 6:1, eerste, tweede, derde, vijfde lid, eerste en tweede volzin, zesde tot en met negende lid, van overeenkomstige toepassing. De rechter kan de burgemeester verplichten te verschijnen.
3 Het instellen van beroep heeft geen schorsende werking.
4 De rechter doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier weken na indiening van het beroepschrift, uitspraak.
5 De griffie van de rechtbank zendt een afschrift van de beslissing van de rechter aan:
a. betrokkene;
b. de vertegenwoordiger;
c. de advocaat;
d. de burgemeester;
e. de geneesheer-directeur;
f. de inspectie;
g. de officier van justitie.
6 Tegen de beslissing van de rechter, bedoeld in het vierde lid, staat geen hoger beroep open.
Paragraaf 5
Verlenging crisismaatregel
Artikel 7:7 1 Indien de officier van justitie na ontvangst van de in artikel 7:2, tweede lid, bedoelde bescheiden van oordeel is dat ten aanzien van betrokkene de grondslag voor het nemen van een crisismaatregel, bedoeld in artikel 7:1, eerste lid, aanwezig is, dient hij uiterlijk op de dag na de datum van ontvangst van deze stukken die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet is, bij de rechter een verzoekschrift in voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel voor betrokkene.2 De officier van justitie voegt bij het verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel de bescheiden, bedoeld in artikel 7:2, tweede lid. Artikel 5:17, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7:8 1 Met betrekking tot de behandeling van het verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel is artikel 6:1, eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
2 Artikel 6:1, vierde lid, vijfde lid, eerste en tweede volzin, zesde lid, zevende lid, achtste lid en negende lid, is van overeenkomstige toepassing. De rechter kan, in afwijking van het verzoekschrift, bedoeld in artikel 7:7, eerste lid, of de bescheiden, bedoeld in artikel 7:2, tweede lid, besluiten tot het opnemen van andere vormen van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, van de wet.
3 De rechter doet zo spoedig mogelijk uitspraak, maar uiterlijk drie dagen na ontvangst van een verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk in artikel 8:12, vijfde lid. Indien de termijn, bedoeld in de eerste volzin, eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet, wordt deze verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
4 De griffie van de rechtbank zendt een afschrift van de beslissing van de rechter aan:
a. betrokkene;
b. de vertegenwoordiger;
c. de advocaat;
d. de ouders van een minderjarige betrokkene of een van hen, voor zover deze niet als vertegenwoordiger optreden dan wel optreedt;
e. de echtgenoot, geregistreerde partner, degene met wie een samenlevingscontract is gesloten, levensgezel of degene die betrokkene verzorgt;
f. de gezinsvoogdijwerker;
g. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en de huisarts;
h. de inspectie;
i. de officier van justitie.
5 Tegen de beslissing van de rechter inzake het verlenen van een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel staat geen hoger beroep open.
6 Indien een machtiging betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht is gesteld, geldt deze als machtiging, als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 7:9 De machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel heeft een geldigheidsduur van drie weken na de dagtekening ervan.
Artikel 7:10 De machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel vervalt indien:
a. de geldigheidsduur is verstreken, tenzij de officier van justitie voordat de geldigheidsduur is verstreken een verzoekschrift voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11, eerste lid, bij de rechter heeft ingediend, in welk geval de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel vervalt als de rechter op het verzoekschrift heeft beslist of door het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 6:2, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk, zodra de rechter onder toepassing van artikel 6:2, vierde lid, op het verzoekschrift heeft beslist;
b. de geneesheer-directeur een beslissing als bedoeld in artikel 8:18 heeft genomen tot beëindiging van het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel, zonder dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden.
Paragraaf 6
Verzoek zorgmachtiging aansluitend op verlenging crisismaatregel
Artikel 7:11 1 De officier van justitie kan een verzoekschrift indienen bij de rechter voor een zorgmachtiging die aansluit op een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel.2 Het verzoekschrift wordt schriftelijk en gemotiveerd ingediend.
3 Voordat de officier van justitie een verzoekschrift indient, zorgt hij ervoor dat de geneesheer-directeur:
a. betrokkene en de vertegenwoordiger schriftelijk informeert over de mogelijkheid van advies en bijstand aan betrokkene door een patiëntenvertrouwenspersoon, en
b. de persoonsgegevens van betrokkene aan de patiëntenvertrouwenspersoon verstrekt, met als doel betrokkene te kunnen informeren over de mogelijkheid tot advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon, voor zover betrokkene daarmee instemt.
4 Bij het verzoekschrift voegt de officier van justitie een medische verklaring als bedoeld in artikel 5:8 en de gegevens, bedoeld in artikel 5:17, tweede lid, derde lid, met uitzondering van onderdeel d, vierde lid, en zesde lid. De officier van justitie verstrekt op aanvraag van de psychiater aan hem de politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel. Verstrekking door de officier van justitie kan achterwege blijven indien het belang van enig strafrechtelijk onderzoek zich daartegen verzet.
5 Gelijktijdig met het indienen van het verzoekschrift deelt de officier van justitie zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk mee aan betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat en de geneesheer-directeur.
6 De bepalingen uit hoofdstuk 5 zijn van overeenkomstige toepassing, behoudens de artikelen 5:1 tot en met 5:6, 5:10, 5:11, 5:16 tot en met 5:19.
Hoofdstuk 8
Rechten en plichten bij de tenuitvoerlegging en uitvoering van de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel en zorgmachtiging.
Paragraaf 1Tenuitvoerlegging en uitvoering van de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting crisismaatregel en zorgmachtiging
Artikel 8:1 1 De officier van justitie gaat onverwijld, doch uiterlijk binnen twee weken na afgifte door de rechter, over tot tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging.2 De burgemeester gaat binnen 24 uur na afgifte over tot tenuitvoerlegging van de crisismaatregel.
3 De officier van justitie gaat onverwijld over tot tenuitvoerlegging van de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel.
4 Zo nodig kan de burgemeester of de officier van justitie bij de tenuitvoerlegging van de crisismaatregel, de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel onderscheidenlijk de zorgmachtiging, de hulp inroepen van zorgverleners met kennis van en ervaring met het verlenen van zorg en verplichte zorg.
5 Zo nodig kan de burgemeester of de officier van justitie bij de tenuitvoerlegging van de crisismaatregel, de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel onderscheidenlijk de zorgmachtiging de hulp inroepen van ambtenaren van politie. De burgemeester kan deze bevoegdheid mandateren aan een of meer hulpofficieren van justitie.
Artikel 8:2 1 De personen, bedoeld in artikel, 8:1, derde, vierde en vijfde lid, kunnen, uitsluitend voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de tenuitvoerlegging van de crisismaatregel, de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging:
a. elke plaats betreden waar de betrokkene zich bevindt;
b. voorwerpen ontnemen die een gevaar voor de veiligheid van betrokkene of voor anderen kunnen opleveren en hem daartoe aan de kleding of het lichaam onderzoeken.
2 De ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 8:1, vijfde lid, kunnen, uitsluitend voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de tenuitvoerlegging van de crisismaatregel, de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging de woning van betrokkene zonder zijn toestemming binnentreden.
3 De ontnomen voorwerpen worden voor betrokkene bewaard, voor zover dit niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift.
Paragraaf 2
Uitvoering van de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting crisismaatregel en zorgmachtiging
Artikel 8:3 1 De zorgaanbieder informeert betrokkene en de vertegenwoordiger zo spoedig mogelijk na de afgifte van de crisismaatregel, de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging schriftelijk over:a. de geneesheer-directeur;
b. de zorgverantwoordelijke;
c. de mogelijkheid tot advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon;
d. de familievertrouwenspersoon;
e. de klachtregeling, bedoeld in hoofdstuk 10;
f. de huisregels;
g. de richtlijnen, bedoeld in artikel 8:5;
h. de overige bij of krachtens deze wet omschreven rechten en plichten van betrokkene.
2 De zorgverantwoordelijke informeert betrokkene en de vertegenwoordiger zo spoedig mogelijk na de afgifte van de crisismaatregel, de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging schriftelijk over het dossier van betrokkene, bedoeld in artikel 8:4.
Artikel 8:4 1 De zorgverantwoordelijke draagt er, onverminderd artikel 454 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zorg voor dat in het dossier van betrokkene aantekening wordt gehouden van:
a. de zorgaanbieder;
b. de naam van de geneesheer-directeur;
c. de naam van de zorgverantwoordelijke;
d. de vertegenwoordiger;
e. de voor continuïteit van zorg relevante familie en naasten;
f. de zorgkaart;
g. het zorgplan;
h. indien er geen overeenstemming over het zorgplan is bereikt, de redenen daarvoor;
i. de voortgang van de uitvoering van het zorgplan;
j. de verplichte zorg die op grond van de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, zorgmachtiging, artikel 7:3 of artikel 8:11 wordt verleend;
k. de behandeling op grond van artikel 9:6, het toepassen van middelen of maatregelen als bedoeld in artikel 9:8, eerste lid, of het opleggen van beperkingen als bedoeld in artikel 9:9;
l. het verslag van de periodieke toetsing van de proportionaliteit, subsidiariteit, effectiviteit en veiligheid van de verleende zorg en verplichte zorg;
m. een afschrift van de medische verklaring, bedoeld in artikel 5:8, 7:1, 7:11 of 8:19;
n. een afschrift van de crisismaatregel, machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
o. de zelfbindingsverklaring;
p. het plan, bedoeld in artikel 5:5, eerste lid;
q. andere schriftelijke wilsuitingen inzake zorg, dan bedoeld in onderdeel f, o of p.
2 In het dossier houdt de zorgverantwoordelijke tevens aantekening van de verstrekking van gegevens zonder toestemming van betrokkene door de geneesheer-directeur, de burgemeester, de politie, de officier van justitie, en de zorgverantwoordelijke zelf, bedoeld in artikel 8:29.
3 In afwijking van artikel 455 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vernietigt de zorgverantwoordelijke het dossier niet indien de zorgverantwoordelijke redelijkerwijs mag aannemen dat bewaring van het dossier van aanmerkelijk belang is voor betrokkene.
Artikel 8:5 1 De verplichte zorg wordt in beginsel toegepast op basis van een multidisciplinaire richtlijn.
2 De richtlijn is gericht op:
a. het voorkomen van verplichte zorg;
b. keuze voor de minst bezwarende vorm van verplichte zorg;
c. het beperken van de duur en frequentie van de verplichte zorg;
d. de veiligheid van betrokkene en zorgverleners;
e. het voorkomen van nadelige effecten op korte en lange termijn voor betrokkene.
Artikel 8:6 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de veiligheid binnen de accommodatie en de wijze van toezicht door de zorgaanbieder op de verplichte zorg in de accommodatie en kunnen regels worden gesteld over de kwaliteit van de verplichte zorg.
2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 8:7 1 De zorgaanbieder is verplicht de zorg, genoemd in de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging, te verlenen.
2 De zorgaanbieder verleent, naast de tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan de crisismaatregel, bedoeld in artikel 7:3, uitsluitend de vormen van verplichte zorg die zijn opgenomen in de zorgmachtiging, de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, of een beslissing op grond van de artikelen 8:11 tot en met 8:14.
3 Een zorgaanbieder verleent aan betrokkene slechts verplichte zorg als bedoeld in de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging tegen overlegging van een afschrift van respectievelijk de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging.
Artikel 8:8 De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat de zorgkaart van betrokkene, inclusief de bijlagen, bekend is bij de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke.
Artikel 8:9 1 De zorgverantwoordelijke neemt ter uitvoering van de crisismaatregel, machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet dan nadat hij:
a. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
b. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
c. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.
2 De zorgverantwoordelijke stelt een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de crisismaatregel, machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging op schrift en voorziet de beslissing van een schriftelijke motivering.
3 De geneesheer-directeur geeft betrokkene, de vertegenwoordiger en de advocaat een afschrift van de beslissing en stelt hen schriftelijk in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de patiëntenvertrouwenspersoon en de familievertrouwenspersoon.
4 Indien verplichte zorg anders dan strekkende tot opname in een accommodatie, op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging wordt toegepast, legt de zorgverantwoordelijke, onverminderd het bepaalde in artikel 1:5, na overleg met de vertegenwoordiger, schriftelijk vast in het dossier, bedoeld in artikel 8:4, met vermelding van de datum en het tijdstip, of:
a. betrokkene tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is, en
b. er een acuut levensgevaar dreigt voor betrokkene dan wel er een aanzienlijk risico is voor een ander op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, of om ernstig in zijn ontwikkeling te worden geschaad, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
5 De zorgaanbieder, geneesheer-directeur en zorgverantwoordelijke leggen geen beperkingen op in het contact van betrokkene met de vertegenwoordiger, de inspectie of de justitiële autoriteiten.
Artikel 8:10 De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke kunnen bij de uitvoering van de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging zo nodig de hulp inroepen van personen met kennis en ervaring met het verlenen van zorg en verplichte zorg en van ambtenaren van politie.
Paragraaf 3
Tijdelijke verplichte zorg in noodsituaties
Artikel 8:11 De zorgverantwoordelijke kan, indien er sprake is van verzet als bedoeld in artikel 1:4 beslissen tot het verlenen van verplichte zorg waar de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging niet in voorziet, voor zover dit tijdelijk ter afwending van een noodsituatie noodzakelijk is, gelet op:a. ernstig nadeel,
b. de veiligheid binnen de accommodatie of andere locatie waar de zorg of verplichte zorg wordt verleend,
c. de bescherming van rechten en vrijheden van anderen, of
d. de voorkoming van strafbare feiten.
Artikel 8:12 1 De duur van de tijdelijke verplichte zorg, bedoeld in artikel 8:11, is beperkt tot een periode van maximaal drie dagen. Indien de termijn, bedoeld in de eerste volzin, eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet, wordt deze verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
2 De zorgverantwoordelijke doet onverwijld mededeling aan de geneesheer-directeur van de schriftelijke en gemotiveerde beslissing tot tijdelijke verplichte zorg en van de beëindiging van de tijdelijke verplichte zorg.
3 Indien de zorgverantwoordelijke van oordeel is dat de tijdelijke verplichte zorg na de in het eerste lid bedoelde periode moet worden voortgezet, kan hij daartoe uitsluitend beslissen indien een door de zorgverantwoordelijke gemotiveerde aanvraag tot wijziging van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging door de geneesheer-directeur, vergezeld van zijn advies daarover, bij de officier van justitie is ingediend.
4 De officier van justitie beslist zo spoedig mogelijk op de aanvraag tot wijziging van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging.
5 Indien de officier van justitie instemt met de aanvraag van de geneesheer-directeur tot wijziging van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging, dient hij daartoe onverwijld een verzoekschrift in bij de rechter.
6 De verplichte zorg, bedoeld in het vierde lid, kan worden verleend totdat:
a. de officier van justitie besluit geen verzoekschrift in te dienen en dit aan de geneesheer-directeur heeft meegedeeld,
b. de rechter uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift voor een wijziging van een zorgmachtiging of door het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 6:2, eerste lid, onderdeel d, of
c. de rechter uitspraak heeft gedaan over het verzoekschrift voor een wijziging van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, of door het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 7:8, derde lid.
7 Indien betrokkene op grond van artikel 8:11 in een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg wordt opgenomen, zijn voor de duur van die opname artikel 3.4 van de Wet forensische zorg, artikel 42, vijfde lid en artikel 44, alsmede de hoofdstukken V, VI en VII van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van toepassing.
Artikel 8:13 1 De zorgverantwoordelijke stelt een beslissing als bedoeld in de artikelen 8:11 en 8:12 op schrift en voorziet de beslissing van een schriftelijke motivering.
2 De beslissing vermeldt het moment waarop de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke, de proportionaliteit, de subsidiariteit, de effectiviteit en de veiligheid van de tijdelijke verplichte zorg beoordelen.
3 De geneesheer-directeur geeft betrokkene, de vertegenwoordiger en de advocaat een afschrift van de beslissing en stelt hen schriftelijk in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de patiëntenvertrouwenspersoon en de familievertrouwenspersoon.
Paragraaf 4
Veiligheidsonderzoek en huisregels
Artikel 8:14 1 De zorgverantwoordelijke kan bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid binnen de accommodatie van voorwerpen die betrokkene niet in zijn bezit mag hebben of die ernstig nadeel veroorzaken, ter voorkoming van een noodsituatie, een beslissing nemen tot onderzoek:a. aan kleding of lichaam van betrokkene,
b. van de woonruimte binnen de accommodatie van betrokkene, dan wel
c. van poststukken afkomstig van of bestemd voor betrokkene die in een accommodatie verblijft, maar alleen in aanwezigheid van betrokkene.
2 De ontnomen voorwerpen worden voor betrokkene bewaard, voor zover dit niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift.
3 De zorgverantwoordelijke stelt de beslissing op schrift, voorziet de beslissing van een schriftelijke motivering en stelt de geneesheer-directeur op de hoogte van de beslissing.
4 De geneesheer-directeur geeft betrokkene, de vertegenwoordiger en de advocaat een afschrift van de beslissing en stelt hen schriftelijk in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de patiëntenvertrouwenspersoon.
Artikel 8:15 1 De zorgaanbieder stelt huisregels op voor de ordelijke gang van zaken en de veiligheid, passend bij de doelgroep, in de accommodatie.
2 De huisregels bevatten geen andere regels dan bedoeld in het eerste lid en worden, indien van toepassing, vastgesteld volgens het model, bedoeld in het vijfde lid.
3 De zorgaanbieder stelt aan betrokkene en de vertegenwoordiger zo spoedig mogelijk na diens opname in een accommodatie een schriftelijk overzicht van de in de accommodatie geldende huisregels ter hand.
4 De zorgverantwoordelijke zorgt ervoor dat betrokkene en de vertegenwoordiger een mondelinge toelichting op de huisregels ontvangen.
5 Bij regeling van Onze Minister kan een model voor huisregels worden vastgesteld.
Paragraaf 5
Overplaatsing, tijdelijke onderbreking en beëindiging
Artikel 8:16 1 De geneesheer-directeur kan op aanvraag of ambtshalve de verantwoordelijkheid voor het verlenen van zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging aan een andere zorgaanbieder, geneesheer-directeur of zorgverantwoordelijke toewijzen. Betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat of de zorgverantwoordelijke kunnen bij de geneesheer-directeur daartoe een schriftelijke en gemotiveerde aanvraag indienen.2 De geneesheer-directeur deelt zijn beslissing op grond van het eerste lid schriftelijk en gemotiveerd aan betrokkene mee en zendt een afschrift van de beslissing aan de vertegenwoordiger, de advocaat en de officier van justitie.
3 De geneesheer-directeur kan geen ambtshalve beslissing of instemmende beslissing nemen op de aanvraag dan nadat de beoogde zorgaanbieder, geneesheer-directeur of zorgverantwoordelijke zich bereid hebben verklaard tot het verlenen van zorg of verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging.
4 Indien de geneesheer-directeur ambtshalve een beslissing neemt of instemt met de aanvraag zendt hij een afschrift van de beslissing aan de:
a. betrokken zorgaanbieders,
b. zorgverantwoordelijke,
c. vertegenwoordiger,
d. advocaat,
e. officier van justitie,
f. griffie van de rechtbank, indien een machtiging tot verlenging van de crisismaatregel of zorgmachtiging voor betrokkene is afgegeven,
g. burgemeester, indien een crisismaatregel is genomen, en
h. inspectie.
5 De geneesheer-directeur stelt betrokkene, de vertegenwoordiger en de advocaat schriftelijk in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de patiëntenvertrouwenspersoon en de familievertrouwenspersoon.
6 Indien de geneesheer-directeur een ambtshalve of instemmende beslissing neemt als bedoeld in het eerste lid tot toewijzing van een andere zorgverantwoordelijke, draagt de eerder aangewezen zorgverantwoordelijke ervoor zorg dat het dossier, bedoeld in artikel 8:4, ter beschikking komt van de nieuw aangewezen zorgverantwoordelijke. Indien de geneesheer-directeur een ambtshalve of instemmende beslissing neemt als bedoeld in het eerste lid tot toewijzing van een andere zorgaanbieder, draagt de eerder aangewezen zorgaanbieder ervoor zorg dat de gegevens, bedoeld in artikel 8:24, eerste lid, ter beschikking komen van de nieuw aangewezen zorgaanbieder.
7 In de situatie, bedoeld in het zesde lid, tweede volzin, informeert de nieuw aangewezen zorgaanbieder zo spoedig mogelijk de eerder aangewezen zorgaanbieder indien de verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging wordt beëindigd.
Artikel 8:17 1 De geneesheer-directeur neemt op een daartoe strekkende schriftelijke en gemotiveerde aanvraag van betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat of de zorgverantwoordelijke, dan wel uit eigen beweging een schriftelijke en gemotiveerde beslissing, inhoudende het verlenen van tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg op grond van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging aan betrokkene, voor zover en voor zolang dit verantwoord is.
2 De geneesheer-directeur verzoekt Onze Minister van Veiligheid en Justitie schriftelijk om toestemming voor het nemen van een beslissing tot het verlenen van tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg, houdende opname in een accommodatie, op grond van een zorgmachtiging die is afgegeven met toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg, behoudens de gevallen waarin artikel 2.3, onderdeel 3, is toegepast en betrokkene is vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
3 Onze Minister van Veiligheid en Justitie verstrekt de geneesheer-directeur zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd zijn beslissing.
4 Indien de toestemming, bedoeld in het tweede lid, niet wordt gegeven, verleent de geneesheer-directeur geen tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg en wijst hij de aanvraag af.
5 De geneesheer-directeur kan aan de beslissing voorwaarden of beperkingen verbinden.
6 De geneesheer-directeur geeft betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat en de zorgverantwoordelijke een afschrift van de beslissing, indien van toepassing voorzien van de beoordeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, en stelt hen uiterlijk binnen vier dagen na de beslissing schriftelijk in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de patiëntenvertrouwenspersoon en de familievertrouwenspersoon.
7 De geneesheer-directeur informeert tijdig de officier van justitie over de beslissing tot tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg op grond van een machtiging tot verlenging van de crisismaatregel of zorgmachtiging.
8 De geneesheer-directeur kan de voor de continuïteit van zorg voor betrokkene relevante familie en naasten en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene ingezetene is dan wel naar verwachting zal verblijven informeren over de tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg op grond van de zorgmachtiging, indien dit noodzakelijk is omdat essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk verkeer van betrokkene ontbreken.
9 De geneesheer-directeur kan op een daartoe strekkend schriftelijk en gemotiveerd verzoek of uit eigen beweging de beslissing tot tijdelijke onderbreking van de verplichte zorg schriftelijk en gemotiveerd intrekken. Het zesde en zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8:18 1 De geneesheer-directeur neemt op een daartoe strekkende schriftelijke en gemotiveerde aanvraag van betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat of de zorgverantwoordelijke, dan wel uit eigen beweging een beslissing tot beëindiging van het verlenen van verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging indien het doel van verplichte zorg is bereikt of niet langer wordt voldaan aan de criteria voor verplichte zorg.
2 De geneesheer-directeur neemt niet eerder een beslissing over de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een crisismaatregel of machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel dan nadat hij zich ervan heeft vergewist dat er geen verzoek voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel onderscheidenlijk een zorgmachtiging is ingediend.
3 Voor zover aan betrokkene verplichte zorg wordt verleend, houdende opname in een accommodatie, en betrokkene blijkens de eerder afgegeven medische verklaring ernstig nadeel voor een ander heeft veroorzaakt, neemt de geneesheer-directeur niet eerder een beslissing over beëindiging van de verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging dan nadat hij overleg heeft gevoerd met de burgemeester die de crisismaatregel heeft afgegeven, in geval van beëindiging van de crisismaatregel, of met de officier van justitie en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene ingezetene is dan wel naar verwachting zal verblijven, in geval van beëindiging van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging. Voorts neemt de geneesheer-directeur niet eerder een beslissing over beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging dan nadat hij zich door middel van een medische verklaring van een psychiater, indien van toepassing volgens het vastgestelde model, bedoeld in het veertiende lid, op de hoogte heeft gesteld van het oordeel van de psychiater over zijn voornemen om de verplichte zorg te beëindigen en over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene.
4 De geneesheer-directeur verzoekt Onze Minister van Veiligheid en Justitie schriftelijk om toestemming voor het nemen van een beslissing tot beëindiging van de verplichte zorg, houdende opname in een accommodatie, op grond van een zorgmachtiging die is afgegeven met toepassing van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg, behoudens de gevallen waarin artikel 2.3, eerste lid, onder 3, van die wet, is toegepast en betrokkene is vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
5 Onze Minister van Veiligheid en Justitie verstrekt de geneesheer-directeur zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd zijn beslissing.
6 Indien de toestemming, bedoeld in het vierde lid, niet wordt gegeven, beëindigt de geneesheer-directeur de verplichte zorg niet en wijst hij de aanvraag af.
7 De geneesheer-directeur neemt binnen veertien dagen na ontvangst van een aanvraag tot beëindiging van het verlenen van verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging een schriftelijke en gemotiveerde beslissing.
8 De geneesheer-directeur kan aan de beslissing voorwaarden of beperkingen verbinden.
9 De geneesheer-directeur geeft betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat en de zorgverantwoordelijke een afschrift van de beslissing, indien van toepassing voorzien van de beoordeling van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, en stelt hen schriftelijk in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing om aan de beslissing voorwaarden of beperkingen te verbinden, als bedoeld in het achtste lid, en de mogelijkheid van advies en bijstand door de patiëntenvertrouwenspersoon en de familievertrouwenspersoon.
10 De geneesheer-directeur informeert tijdig:
a. de burgemeester over de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een crisismaatregel;
b. de officier van justitie over de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging.
11 De geneesheer-directeur kan de voor de continuïteit van zorg voor betrokkene relevante familie en naasten en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene ingezetene is dan wel naar verwachting zal verblijven informeren over de beëindiging van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging indien dit noodzakelijk is omdat essentiële voorwaarden voor deelname aan het maatschappelijk verkeer van betrokkene ontbreken.
12 Bij niet naleving van een aan de beslissing tot beëindiging van het verlenen van verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging door de geneesheer-directeur of de rechter verbonden voorwaarde of beperking trekt de geneesheer-directeur de beslissing tot beëindiging in.
13 De geneesheer-directeur deelt de beslissing tot intrekking, bedoeld in het twaalfde lid, uiterlijk binnen vier dagen na de beslissing schriftelijk en gemotiveerd mee aan betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat en de zorgverantwoordelijke, en stelt hen daarbij in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de patiëntenvertrouwenspersoon en de familievertrouwenspersoon. De geneesheer-directeur informeert tijdig de burgemeester over de intrekking van de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, of de officier van justitie over de intrekking van de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging.
14 Bij regeling van Onze Minister kan een model voor een medische verklaring als bedoeld in het derde lid worden vastgesteld.
Artikel 8:19 1 Indien de geneesheer-directeur afwijzend of niet tijdig beslist op de aanvraag tot beëindiging van de verplichte zorg op grond van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging, kan degene die de aanvraag heeft ingediend bij de officier van justitie een aanvraag indienen om een verzoekschrift voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging bij de rechter in te dienen. Ter voorbereiding van een verzoekschrift voor de beëindiging van de verplichte zorg aan de rechter draagt de geneesheer-directeur zorg voor een medische verklaring van een psychiater over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene en overlegt deze aan de officier van justitie.
2 De geneesheer-directeur draagt ervoor zorg dat de psychiater in de medische verklaring tevens beoordeelt of de gezondheidstoestand van betrokkene zodanig is verbeterd dat het ernstig nadeel is weggenomen, dan wel welke voorwaarden of beperkingen aan een beëindiging van de verplichte zorg moeten worden gesteld om het ernstig nadeel weg te nemen. Artikel 5:10 is van overeenkomstige toepassing.
3 De officier van justitie dient het verzoekschrift voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging onverwijld bij de rechter in en voegt bij het verzoekschrift:
a. een afschrift van de aanvraag voor beëindiging van de verplichte zorg op grond van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging,
b. de beslissing op de oorspronkelijke aanvraag, indien van toepassing voorzien van de beslissing van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, bedoeld in artikel 8:18, vijfde lid,
c. een afschrift van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel respectievelijk zorgmachtiging,
d. de medische verklaring, en
e. de politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel; verstrekking door de officier van justitie van de politiegegevens, justitiële en strafvorderlijke gegevens kan achterwege blijven indien het belang van enig strafrechtelijk onderzoek zich daartegen verzet.
4 In afwijking van het derde lid, kan de officier van justitie besluiten geen verzoekschrift bij de rechter in te dienen, indien het een herhaalde aanvraag betreft en uit de aanvraag onvoldoende blijkt dat de feiten en omstandigheden na de eerdere aanvraag veranderd zijn.
5 In het geval de officier van justitie op het moment van ontvangst van de aanvraag tot beëindiging van verplichte zorg reeds is begonnen met de voorbereiding van een nieuw verzoekschrift voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging of een wijziging van de zorgmachtiging, dan wel een dergelijk verzoekschrift bij de rechter is ingediend, voegt hij de aanvraag tot beëindiging van de verplichte zorg bij het verzoekschrift voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging, het verzoekschrift tot wijziging van de zorgmachtiging, dan wel verzoekt hij de griffie van de rechtbank de aanvraag bij het ingediende verzoekschrift te voegen.
6 De officier van justitie deelt het besluit om geen verzoekschrift bij de rechter in te dienen, bedoeld in het vierde lid, dan wel de aanvraag te voegen bij het verzoekschrift voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging of het verzoekschrift voor een wijziging van de zorgmachtiging, bedoeld in het vijfde lid, schriftelijk mee aan de aanvrager, betrokkene, de vertegenwoordiger en de advocaat.
7 De rechter doet zo spoedig mogelijk uitspraak op het verzoekschrift voor de beëindiging van de verplichte zorg. In het geval de aanvraag voor beëindiging van verplichte zorg is gevoegd bij het verzoekschrift voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging of het verzoekschrift voor een wijziging van de zorgmachtiging, doet hij uitspraak over de beëindiging van de verplichte zorg gelijktijdig met de uitspraak inzake het verzoekschrift voor een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging dan wel het verzoekschrift tot wijziging van de zorgmachtiging.
8 Indien de rechter voorwaarden verbindt aan de beëindiging van de verplichte zorg, is artikel 8:20 van overeenkomstige toepassing. Hij kan zich door de officier van justitie, zorgverantwoordelijke, de psychiater die de medische verklaring heeft afgegeven of een andere deskundige laten adviseren over de te stellen voorwaarden.
9 De griffie van de rechtbank zendt een afschrift van de beslissing van de rechter aan:
a. betrokkene,
b. de vertegenwoordiger,
c. de advocaat,
d. de ouders of een van hen, voor zover deze niet als vertegenwoordiger optreden dan wel optreedt;
e. de echtgenoot, geregistreerde partner, degene met wie een samenlevingscontract is gesloten, levensgezel of degene die betrokkene verzorgt;
f. de gezinsvoogdijwerker;
g. de aanvrager, bedoeld in artikel 8:18, eerste lid,
h. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en de huisarts,
i. de inspectie;
j. de officier van justitie, en
k. de burgemeester, indien betrokkene verplichte zorg heeft ontvangen op grond van een crisismaatregel of machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
10 De beslissing van de rechter is uitvoerbaar bij voorraad.
11 Tegen de beslissing van de rechter op het verzoekschrift voor de beëindiging van de verplichte zorg staat geen hoger beroep open.
Artikel 8:20 1 De voorwaarden en beperkingen, bedoeld in de artikelen 8:17, vijfde lid, en 8:18, achtste lid, betreffen de zorg aan en het gedrag van betrokkene, ter voorkoming van het ernstig nadeel.
2 De voorwaarden en beperkingen kunnen ook inhouden dat betrokkene zich onder toezicht stelt van een zorgaanbieder of zorgverlener, die betrokkene hulp en steun verleent bij het naleven van de voorwaarden en beperkingen.
3 De geneesheer-directeur raadpleegt de zorgverantwoordelijke over de noodzakelijk geachte voorwaarden of beperkingen.
4 De geneesheer-directeur besluit slechts tot tijdelijke onderbreking of beëindiging van de verplichte zorg als betrokkene zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden of beperkingen en redelijkerwijs is aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zal naleven.
Artikel 8:21 1 De zorgverantwoordelijke, betrokkene en de vertegenwoordiger evalueren de uitvoering van de crisismaatregel, de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of de zorgmachtiging, indien het voornemen bestaat de verplichte zorg te beëindigen.
2 De zorgverantwoordelijke en betrokkene stellen indien gewenst op basis van deze evaluatie een zelfbindingsverklaring op en passen zo nodig de zorgkaart van betrokkene aan.
3 De zorgverantwoordelijke wijst betrokkene op de mogelijkheid om het plan, bedoeld in artikel 5:5, te evalueren en zo nodig aan te passen.
Paragraaf 6
Gegevensverwerking
Artikel 8:22 1 Onder de gegevens die op grond van deze wet worden verwerkt, dan wel kunnen worden verwerkt, worden justitiële en strafvorderlijke gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en gegevens over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming begrepen. De geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke, de burgemeester, de politie, de officier van justitie en inspectie vermelden bij het verstrekken van persoonsgegevens aan elkaar tevens het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, van betrokkene.2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de gegevensverwerkingen die voortvloeien uit deze wet worden ingericht en met aanvullende waarborgen worden omkleed, waaronder begrepen de technische standaarden daarvoor.
3 De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 8:23 Het openbaar ministerie zorgt, ten behoeve van de uitvoering van de taak van de officier van justitie, bedoeld in deze wet, voor het beschikbaar zijn van de volgende gegevens:
a. machtigingen tot voortzetting van de inbewaringstelling en rechterlijke machtigingen als afgegeven op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen;
b. crisismaatregelen;
c. machtigingen tot voorzetting van de crisismaatregel;
d. zorgmachtigingen;
e. in voorbereiding zijnde of afgewezen verzoekschriften voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel;
f. in voorbereiding zijnde of afgewezen verzoekschriften voor een zorgmachtiging;
g. in voorbereiding zijnde of afgewezen verzoekschriften als bedoeld in artikel 28a van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten;
h. de aanvragen voor de voorbereiding van een zorgmachtiging, bedoeld in artikel 5:3;
i. medische verklaringen als bedoeld in artikel 5:8, 7:1, 7:11, 8:18 en 8:19;
j. bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in artikel 5:15;
k. beslissingen op grond van de artikelen 8:18 en 8:19;
l. zelfbindingsverklaringen.
Artikel 8:24 1 De zorgaanbieder zorgt ten behoeve van de uitvoering van deze wet en het toezicht door de inspectie voor het digitaal beschikbaar zijn van de volgende gegevens:
a. de naam van betrokkene, diens burgerservicenummer, de naam van de zorgverantwoordelijke en de naam van de geneesheer-directeur;
b. de zelfbindingsverklaring;
c. de vorm van de aan betrokkene verleende verplichte zorg;
d. de noodzaak van de verplichte zorg;
e. de begin- en einddatum van de vorm van de verplichte zorg;
f. de duur en frequentie van de verplichte zorg;
g. de zorgmachtiging;
h. de crisismaatregel en machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel;
i. de beslissing tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel op grond van artikel 7:3;
j. de beslissing tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg in een onvoorziene situatie op grond van artikel 8:11;
k. de beslissingen van de geneesheer-directeur op de aanvragen voor tijdelijke onderbreking of beëindiging van een zorgmachtiging op grond van de artikelen 8:17 of 8:18;
l. de beslissingen van de rechter op verzoekschriften voor beëindiging van een zorgmachtiging op grond van artikel 8:19;
m. de behandeling op grond van artikel 9:6, het toepassen van middelen of maatregelen als bedoeld in artikel 9:8, eerste lid, of het opleggen van beperkingen als bedoeld in artikel 9:9;
n. de beslissingen van de strafrechter op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg waaruit blijkt of iemand is opgenomen met een nog geldende justitiële titel op grond van het Wetboek van Strafrecht.
2 De zorgaanbieder verstrekt ten minste eens per zes maanden aan de inspectie een digitaal overzicht van de gegevens, bedoeld in het eerste lid. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze gegevens in plaats van aan de inspectie op een bij of krachtens die maatregel aangewezen wijze verstrekt worden aan en verwerkt worden door een door Onze Minister aan te wijzen instantie.
Artikel 8:25 1 De zorgaanbieder verstrekt ten minste eens per zes maanden aan de inspectie een door het bestuur van de zorgaanbieder ondertekende analyse over de verplichte zorg die door hem in die periode is verleend.
2 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de inhoud en de wijze van verstrekken van de analyse.
Artikel 8:26 1 De zorgaanbieder verschaft de psychiater ten behoeve van diens taak op grond van paragraaf 3 van hoofdstuk 5 en artikel 7:1, inzage in de zelfbindingsverklaring.
2 De zorgverantwoordelijke verschaft de psychiater ten behoeve van diens taak op grond van paragraaf 3 van hoofdstuk 5 en artikel 7:1, inzage in het zorgplan, bedoeld in artikel 5:14, en het dossier van betrokkene, bedoeld in artikel 8:4.
Artikel 8:27 1 De zorgverantwoordelijke verstrekt desgevraagd inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden betrokkene, bedoeld in artikel 8:4, aan:
a. een persoon ten behoeve van wie de betrokkene bij leven toestemming heeft gegeven indien die toestemming schriftelijk of elektronisch is vastgelegd;
b. een nabestaande of een vertegenwoordiger, indien die nabestaande of die vertegenwoordiger een mededeling over een incident op grond van artikel 10, derde lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg heeft gekregen;
c. een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.
2 De zorgverantwoordelijke verstrekt aan degene of de instelling die het gezag uitoefende over de betrokkene die op het moment van overlijden de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, desgevraagd inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van deze betrokkene, tenzij dit in strijd is met de zorg van een goed zorgverlener.
3 Op grond van dit artikel worden uitsluitend gegevens verstrekt voor zover deze betrekking hebben op de grond waarvoor inzage wordt verleend.
4 Op grond van dit artikel worden geen gegevens verstrekt voor zover schriftelijk of elektronisch is vastgelegd dat de overleden betrokkene die de leeftijd van twaalf jaar had bereikt en tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat was, deze inzage niet wenst, of daarbij de persoonlijke levenssfeer van een ander wordt geschaad.
Artikel 8:27a 1 Indien op grond van artikel 8.27, eerste lid, onderdeel c, om inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden betrokkene wordt gevraagd vanwege een vermoeden van een medische fout en de zorgverantwoordelijke de gevraagde inzage of het gevraagde afschrift niet verstrekt, verstrekt de zorgverantwoordelijke op verzoek van degene die om de inzage of het afschrift heeft gevraagd inzage in of afschrift van de gegevens aan een door de verzoeker aangewezen onafhankelijke arts.
2 De arts, bedoeld in het eerste lid, beoordeelt of het niet verstrekken van de inzage of het afschrift gerechtvaardigd is. Indien de arts van oordeel is dat het niet verstrekken niet gerechtvaardigd is, verstrekt de zorgverantwoordelijke alsnog inzage of afschrift aan de verzoeker.
Artikel 8:28 In afwijking van artikel 8:34 en van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de burgemeester en de officier van justitie zonder toestemming van betrokkene gegevens en bescheiden ten behoeve van statistiek of wetenschappelijk onderzoek aan een ander verstrekken, indien:
a. het onderzoek voorziet in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van betrokkene niet wordt geschaad,
b. het onderzoek een zwaarwegend algemeen belang dient, en
c. betrokkene niet uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen verstrekking.
Artikel 8:29 1 Onverminderd andere verplichtingen tot het verstrekken van gegevens die voortvloeien uit deze wet, verstrekken de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke, de burgemeester, de politie en de officier van justitie elkaar gegevens voor zover dat strikt noodzakelijk is ter voorkoming of beperking van ernstig nadeel, en dit hoort bij de uitoefening van ieders taak op grond van deze wet.
2 De geneesheer-directeur, de burgemeester, de politie en de officier van justitie stellen de zorgverantwoordelijke ten behoeve van diens taak op grond van artikel 8:4, tweede lid, op de hoogte indien zij op grond van het eerste lid gegevens over betrokkene uitwisselen zonder diens toestemming.
Artikel 8:30 1 Onze Minister verwerkt gegevens die betrekking hebben op de verplichte zorg teneinde een zorgvuldig en samenhangend beleid ter zake te kunnen voeren en de stelselverantwoordelijkheid te kunnen waarborgen.
2 De zorgaanbieder, het openbaar ministerie, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester verstrekken kosteloos gegevens aan Onze Minister ten behoeve van de verwerking, bedoeld in het eerste lid. Deze verstrekking kan zowel een incidenteel als een structureel karakter hebben.
3 De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen persoonsgegevens zijn, inclusief het burgerservicenummer, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de taak, bedoeld in het eerste lid.
4 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden niet verwerkt voor andere doeleinden dan aldaar bedoeld en worden daar waar mogelijk verwerkt op een wijze die waarborgt dat zij niet tot een persoon herleidbaar zijn.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inhoud van de gegevens, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, de wijze waarop de verwerking en de verstrekking plaatsvindt, de tijdvakken waarop de gegevens die worden verwerkt betrekking hebben en de tijdstippen waarop de gegevens versterkt dienen te worden. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze gegevens in plaats van aan Onze Minister op een bij of krachtens die maatregel aangewezen wijze verstrekt worden aan en verwerkt worden door een door Onze Minister aan te wijzen instantie.
Artikel 8:31 1 De officieren van justitie, de colleges van burgemeester en wethouders en de geneesheren-directeuren van zorgaanbieders die deel uitmaken van een regio voeren periodiek overleg met elkaar, de politie en overige ketenpartners in de zorg, over het aanbod van verplichte zorg in de regio, de knelpunten bij de voorbereiding daarop en de tenuitvoerlegging en de uitvoering ervan, waaronder in ieder geval begrepen de noodzakelijke gegevensverstrekking, alsmede het toezicht op de verplichte zorg.
2 Het overleg, bedoeld in het eerste lid, vindt in ieder geval eenmaal per drie maanden plaats.
Artikel 8:32 1 Het openbaar ministerie bewaart de gegevens, bedoeld in artikel 8:23, onderdelen a, b, c, en d, gedurende twintig jaar, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de maatregel of machtiging wordt beëindigd.
2 Het openbaar ministerie bewaart de in voorbereiding zijnde verzoekschriften en de afgewezen verzoekschriften, bedoeld in artikel 8:23, onderdelen e, f en g, gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf respectievelijk het tijdstip waarop de voorbereiding is beëindigd dan wel vanaf het moment van het treffen van de beschikking tot afwijzing.
3 Het openbaar ministerie bewaart de aanvragen, de medische verklaringen, bevindingen en beslissingen, bedoeld in artikel 8:23, onderdelen h tot en met k, gedurende één jaar, te rekenen vanaf respectievelijk het tijdstip waarop de officier van justitie besluit geen verzoekschrift voor een zorgmachtiging in te dienen dan wel vanaf het moment van verkrijging van de bedoelde gegevens. Het openbaar ministerie bewaart zelfbindingsverklaringen, bedoeld in artikel 8:23, onderdeel l, gedurende één jaar, te rekenen vanaf het einde van de geldigheidsduur van de zelfbindingsverklaring.
4 De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de burgemeester bewaren de op grond van deze wet verkregen gegevens gedurende de termijn, bedoeld in artikel 7:454 van het Burgerlijk Wetboek te rekenen vanaf het tijdstip waarop de crisismaatregel, de voortzetting van de crisismaatregel, de zorgmachtiging of de verplichte zorg, bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, eerste volzin wordt beëindigd.
Artikel 8:33 1 Na afloop van de termijnen, bedoeld in artikel 8:32 worden de gegevens vernietigd, tenzij:
a. redelijkerwijs aannemelijk is dat bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan betrokkene, of
b. het bij de wet bepaalde zich tegen vernietiging verzet.
2 In afwijking van het bepaalde in artikel 8:32 worden vanaf vijf jaar na de beëindiging van de crisismaatregel, de voortzetting van de crisismaatregel, de zorgmachtiging of de verplichte zorg, bedoeld in artikel 9:1, eerste lid, eerste volzin, de gegevens binnen drie maanden vernietigd indien betrokkene daartoe verzoekt, tenzij:
a. redelijkerwijs aannemelijk is dat bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan betrokkene, of
b. het bij de wet bepaalde zich tegen vernietiging verzet.
Artikel 8:34 De officier van justitie, de politie, de rechter, de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke, de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders, de psychiater, bedoeld in artikel 5:7, alsmede de medewerkers van de hiervoor genoemde personen zijn tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening van hun taak aan hen is toevertrouwd, tenzij uit hun taak op grond van deze wet de noodzaak tot mededeling voortvloeit of enig ander wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht.
Hoofdstuk 9
Bijzondere bepalingen ten aanzien van personen met een strafrechtelijke titel
Paragraaf 1Personen met een strafrechtelijke titel die worden geplaatst in een accommodatie
Artikel 9:1 1 Een persoon die in een accommodatie verblijft en aan wie tevens de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege of de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd, wordt voor de toepassing van deze wet vanaf het moment van opname in de accommodatie aangemerkt als betrokkene aan wie op grond van een zorgmachtiging verplichte zorg strekkende tot opname in een accommodatie wordt verleend. Ten aanzien van een dergelijke persoon is voor zijn verblijf in de accommodatie en de behandeling van zijn psychische stoornis het bepaalde in deze paragraaf van toepassing.2 Voor een persoon die met zijn instemming in een accommodatie verblijft en die:
a. tevens forensisch patiënt in de zin van artikel 1.1 van de Wet forensische zorg is, dan wel
b. aan wie de voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd, of ten aanzien van wie de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voorwaardelijk is beëindigd, gelden de artikelen 8:14, 8:15, 9:2 en 9:9 van deze wet. Hoofdstuk 10 is van overeenkomstige toepassing op beslissingen ingevolge de artikelen 8:14, 8:15, 9:2 en 9:9.
Artikel 9:2 Indien de geneesheer-directeur van oordeel is dat voldaan is aan de criteria voor het verlenen van verlof of ontslag, dan wel dat betrokkene, aan wie tevens een justitiële titel die strekt tot vrijheidsbeneming is opgelegd, in aanmerking komt voor overplaatsing, verzoekt hij Onze Minister van Veiligheid en Justitie daartoe een beslissing te nemen. Onze Minister van Veiligheid en Justitie neemt zo spoedig mogelijk een beslissing. Hij betrekt daarbij de overwegingen en de voorwaarden die de geneesheer-directeur ingevolge de artikelen 8:16 tot en met 8:18 nodig oordeelt.
Artikel 9:3 1 De geneesheer-directeur wijst een zorgverantwoordelijke voor betrokkene aan en stelt hiervan op de hoogte:
a. betrokkene,
b. de vertegenwoordiger,
c. de advocaat,
d. de ouders of een van hen, voor zover deze niet als vertegenwoordiger optreden dan wel optreedt;
e. de echtgenoot, geregistreerd partner, degene met wie een samenlevingscontract is gesloten, levensgezel of degene die betrokkene verzorgt;
f. de huisarts;
g. de officier van justitie.
2 Artikel 8:3 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9:4 1 De zorgverantwoordelijke draagt zorg dat voor betrokkene zo spoedig mogelijk na zijn opneming een zorgplan wordt opgesteld.
2 De artikelen 5:13, eerste, tweede, derde lid, onderdeel b en d, vijfde, zesde en zevende lid, en 5:14, eerste lid, onderdelen a tot en met d en f tot en met j, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9:5 Behandeling van betrokkene vindt slechts plaats:
a. voor zover deze is voorzien in het zorgplan,
b. indien het overleg over het zorgplan tot overeenstemming heeft geleid, en
c. indien betrokkene of de vertegenwoordiger zich niet tegen behandeling verzet.
Artikel 9:6 1 Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 9:5, onderdelen b en c, kan niettemin behandeling plaatsvinden:
a. voor zover aannemelijk is dat zonder die behandeling het ernstig nadeel dat de psychische stoornis van betrokkene doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen, of
b. voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om het ernstig nadeel dat de psychische stoornis van betrokkene binnen een accommodatie doet veroorzaken, af te wenden.
2 Behandeling overeenkomstig het eerste lid vindt plaats krachtens een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van de zorgverantwoordelijke.
3 Artikel 8:9 is van overeenkomstige toepassing op de behandeling.
4 Bij een behandeling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt in de beslissing, bedoeld in het tweede lid, vermeld voor welke termijn zij geldt. De termijn is zo kort mogelijk maar niet langer dan drie maanden, gerekend vanaf de dag waarop de beslissing tot stand komt.
5 Indien binnen zes maanden na afloop van de termijn, bedoeld in het vierde lid, voortzetting van de behandeling of opnieuw een behandeling overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, nodig is, geschiedt dit slechts krachtens een schriftelijke beslissing van de geneesheer-directeur. De geneesheer-directeur geeft in zijn beslissing aan waarom van een behandeling alsnog het beoogde effect wordt verwacht. Op zodanige beslissingen is het vierde lid, tweede volzin, van toepassing.
6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen middelen of maatregelen worden aangewezen die niet mogen worden toegepast bij een behandeling als bedoeld in het eerste lid. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts ten aanzien van daarbij aangegeven middelen of maatregelen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop tot toepassing daarvan moet worden besloten.
7 De geneesheer-directeur stelt de vertegenwoordiger en de advocaat zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een behandeling als bedoeld in het eerste lid en van de voortzetting van de behandeling, bedoeld in het vijfde lid, en stelt hen schriftelijk in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en bijstand door de patiëntenvertrouwenspersoon en familievertrouwenspersoon.
Artikel 9:7 1 Ten aanzien van betrokkene die een zelfbindingsverklaring heeft, wordt voor de in de verklaring voorziene duur de in de verklaring voorziene behandeling in het zorgplan opgenomen.
2 Onverminderd artikel 9:6, eerste lid, onderdeel b, kan met betrekking tot betrokkene die zich met een verklaring als bedoeld in het eerste lid heeft verbonden, de in de verklaring voorziene behandeling worden toegepast, ook indien de patiënt zich daartegen verzet.
Artikel 9:8 1 De zorgverantwoordelijke kan, indien er sprake is van verzet als bedoeld in artikel 1:4, beslissen tot het toepassen van middelen of maatregelen waar het zorgplan met inachtneming van de artikelen 9:5 en 9:6 niet in voorziet, voor zover dit tijdelijk ter afwending van een noodsituatie, die door betrokkene in de accommodatie als gevolg van de psychische stoornis wordt veroorzaakt, noodzakelijk is gelet op:
a. ernstig nadeel voor betrokkene of anderen,
b. de veiligheid binnen de accommodatie,
c. de bescherming van rechten en vrijheden van anderen, of
d. de voorkoming van strafbare feiten.
2 De artikelen 8:12, eerste en tweede lid, en 8:13 zijn van overeenkomstige toepassing.
3 De middelen en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.
Artikel 9:9 1 Beperkingen in het recht op het ontvangen van bezoek kunnen door de zorgverantwoordelijke worden opgelegd indien:
a. van het bezoek ernstige nadelige gevolgen moeten worden gevreesd voor de gezondheidstoestand van betrokkene, voor zover dit telkenmale uit een uitdrukkelijke verklaring van de zorgverantwoordelijke blijkt, dan wel
b. dit ter voorkoming van verstoring van de orde of voor de veiligheid in de accommodatie, zoals die in de huisregels is beschreven, of ter voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk is.
2 Beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid in en rond de accommodatie kunnen, anders dan als middel of maatregel, aangegeven bij algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 9:8, derde lid, door de zorgverantwoordelijke worden opgelegd indien:
a. naar het oordeel van de zorgverantwoordelijke van de uitoefening van het recht op de bewegingsvrijheid ernstige nadelige gevolgen moeten worden gevreesd voor de gezondheidstoestand van betrokkene, dan wel
b. dit ter voorkoming van verstoring van de orde of voor de veiligheid in de accommodatie, zoals die in de huisregels is beschreven, of ter voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk is.
3 Beperkingen in het recht op het vrij gebruik van communicatiemiddelen kunnen door de zorgverantwoordelijke worden opgelegd indien:
a. naar het oordeel van de zorgverantwoordelijke van de uitoefening van het recht op vrij gebruik van communicatiemiddelen ernstige nadelige gevolgen moeten worden gevreesd voor de gezondheidstoestand van betrokkene, dan wel
b. indien dit ter voorkoming van verstoring van de orde of voor de veiligheid in de accommodatie, zoals die in de huisregels is beschreven, of ter voorkoming van strafbare feiten noodzakelijk is.
4 Op het opleggen van beperkingen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is artikel 8:9 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9:10 1 De artikelen 8:4, 8:14, 8:15, 8:21, 8:22, 8:23, 8:24, 8:25, 8:26, 8:27, 8:27a, 8:32 en 8:33, alsmede hoofdstuk 11 zijn van overeenkomstige toepassing.
2 Hoofdstuk 10 is van toepassing op een verplichting of een beslissing op grond van de artikelen 9:3 tot en met 9:9.
Paragraaf 2
Vaststellen identiteit forensische patiënten
Artikel 9:11 1 Bij de eerste opname in een accommodatie, bij de tenuitvoerlegging van een bevel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, en voor zover dit anderszins noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit wordt de identiteit vastgesteld van een persoon die krachtens een beslissing op grond van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht, de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in een accommodatie is geplaatst.2 Het vaststellen van de identiteit van de persoon, bedoeld in het eerste lid, omvat bij de eerste opname in een accommodatie het vragen naar zijn naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats buiten de accommodatie. In de gevallen waarin van betrokkene vingerafdrukken zijn genomen en verwerkt overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering of de Vreemdelingenwet 2000, omvat het vaststellen van zijn identiteit tevens het nemen van zijn vingerafdrukken en het vergelijken van die vingerafdrukken met de van hem verwerkte vingerafdrukken. In de andere gevallen omvat het vaststellen van zijn identiteit een onderzoek van het identiteitsbewijs, bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Artikel 29c, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
3 Bij de tenuitvoerlegging van een bevel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden worden van de persoon, bedoeld in het eerste lid, een of meer vingerafdrukken overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering genomen en verwerkt en is het tweede lid, tweede en derde volzin, van overeenkomstige toepassing. In een ander geval waarin het noodzakelijk is de identiteit van de persoon, bedoeld in het eerste lid, vast te stellen, is het tweede lid, tweede en derde volzin, van overeenkomstige toepassing.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor het verwerken van de persoonsgegeven, bedoeld in het tweede en derde lid.
Hoofdstuk 10
Klachtenprocedure en schadevergoeding
Paragraaf 1Instelling en taakomschrijving van de klachtencommissie
Artikel 10:1 1 De zorgaanbieder is aangesloten bij een door één of meer representatief te achten cliëntenorganisaties en één of meer representatief te achten organisaties van zorgaanbieders ingestelde klachtencommissie die bestaat uit een oneven aantal van ten minste drie leden die niet werkzaam zijn bij of voor de zorgaanbieder en die zodanig is samengesteld dat een deskundige en zorgvuldige beslissing op de klacht is gewaarborgd.2 De klachtencommissie beslist, in afwijking van hoofdstuk 3 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, op klachten als bedoeld in artikel 10:3.
Artikel 10:2 1 Ten behoeve van de vervulling van haar taak houdt de klachtencommissie zich in elk geval op de hoogte van de ontwikkelingen op het terrein van het verlenen van zorg en verplichte zorg aan personen met een psychische stoornis.
2 De leden van de klachtencommissie zijn onafhankelijk en verrichten hun werkzaamheden zonder vooringenomenheid.
3 De leden van de klachtencommissie behandelen geen klachten waarbij zij een relatie hebben tot de klager, betrokkene of de vertegenwoordiger.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de samenstelling en de werkwijze van de klachtencommissie.
Paragraaf 2
De klachtprocedure
Artikel 10:3 1 Betrokkene, de vertegenwoordiger of een nabestaande van betrokkene kan een schriftelijke en gemotiveerde klacht indienen bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van artikel:a. 1:5;
b. 4:1, tweede lid;
c. 7:3, met uitzondering van klachten betreffende de ambtenaar van politie;
d. 8:4;
e. 8:7;
f. 8:9;
g. 8:11;
h. 8:12;
i. 8:13;
j. 8:14;
k. 8:15;
l. 8:16, eerste, tweede en derde lid;
m. 8:17;
n. 8:18, achtste en twaalfde lid;
o. 8:20;
p. 8:21;
q. 8:34, met uitzondering van klachten betreffende de officier van justitie, de rechter, de psychiater, bedoeld in artikel 5:7, de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders;
r. 9:3;
s. 9:4;
t. 9:5;
u. 9:6;
v. 9:7;
w. 9:8;
x. 9:9.
2 Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 6:4, vierde en vijfde lid, of sprake is van de situatie zoals omschreven in artikel 8:12, achtste lid, kan betrokkene, de vertegenwoordiger of een nabestaande van betrokkene een schriftelijke en gemotiveerde klacht indienen bij de klachtencommissie over een beslissing op grond van artikel 3.4, eerste of tweede lid, van de Wet forensische zorg, artikelen 42, vijfde lid, 44, of hoofdstukken V, VI of VII van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.
Artikel 10:4 1 De klachtencommissie behandelt de klacht zodanig dat een deskundige en zorgvuldige beslissing op de klacht is gewaarborgd.
2 De behandeling van de klacht geschiedt overeenkomstig een door de klachtencommissie te treffen regeling, die in ieder geval waarborgt dat:
a. aan de behandeling van de klacht niet wordt deelgenomen door een persoon tegen wiens beslissing de klacht is gericht;
b. de klager en de persoon tegen wiens beslissing de klacht is gericht in staat worden gesteld te worden gehoord;
c. het horen plaatsvindt op een locatie die op eenvoudige wijze bereikbaar is voor betrokkene;
d. de klager en de persoon tegen wiens beslissing de klacht is gericht zich kunnen doen bijstaan door degenen die zij daarvoor hebben aangewezen;
e. de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen zoveel mogelijk wordt beschermd.
Artikel 10:5 1 De klachtencommissie kan een beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen.
2 De klachtencommissie neemt een schriftelijke en gemotiveerde beslissing binnen 14 dagen na ontvangst van de klacht.
3 Indien de klacht een beslissing of de nakoming van een verplichting betreft die ten tijde van de indiening geen gevolg meer heeft of waaraan in de tijd dat de klacht bij de klachtencommissie aanhangig is het gevolg is komen te vervallen, neemt de klachtencommissie een schriftelijke en gemotiveerde beslissing binnen vier weken na ontvangst van de klacht.
4 Een klacht kan buiten behandeling worden gelaten indien een gelijke klacht van eenzelfde persoon nog in behandeling is.
Artikel 10:6 1 De beslissing van de klachtencommissie strekt tot:
a. onbevoegdverklaring van de klachtencommissie,
b. niet-ontvankelijkverklaring van de klacht,
c. ongegrondverklaring van de klacht, of
d. gegrondverklaring van de klacht.
2 De klachtencommissie verklaart een klacht niet-ontvankelijk, indien deze betrekking heeft op de inhoud van de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging als zodanig.
3 Indien de klachtencommissie de klacht tegen een beslissing gegrond verklaart, vernietigt zij de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk. Gehele of gedeeltelijke vernietiging brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van de beslissing of het vernietigde gedeelte van de beslissing mee.
4 Indien de klachtencommissie de klacht gegrond verklaart, kan zij een opdracht geven tot het nemen van een nieuwe beslissing of een andere handeling te verrichten met inachtneming van haar beslissing.
5 De klachtencommissie kan een termijn stellen voor het nemen van een nieuwe beslissing of het verrichten van een andere handeling.
6 De klachtencommissie deelt de beslissing mee aan de indiener van de klacht, betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat, de geneesheer-directeur, de zorgaanbieder, de zorgverantwoordelijke, de inspectie.
7 De klachtencommissie maakt de uitspraken over de aan de klachtencommissie voorgelegde klachten openbaar in zodanige vorm dat deze niet tot personen herleidbaar zijn, behoudens voor zover het de zorgaanbieder betreft.
Paragraaf 3
Beroep
Artikel 10:7 1 Nadat de klachtencommissie een beslissing heeft genomen of indien de klachtencommissie niet tijdig een beslissing heeft genomen, kan betrokkene, de vertegenwoordiger, de zorgaanbieder of een nabestaande van betrokkene een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift indienen bij de rechter ter verkrijging van een beslissing over de klacht.2 De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de verzoeker is meegedeeld, dan wel zes weken na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.
Artikel 10:8 1 Voordat de rechter op het verzoekschrift beslist, stelt hij in ieder geval de verzoeker, betrokkene, de vertegenwoordiger, en de geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke in de gelegenheid om te worden gehoord.
2 Artikel 6:1, tweede tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10:9 1 De rechter kan de beslissing waartegen de klacht is gericht, schorsen.
2 De rechter beslist binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift.
3 Tegen de beslissing van de rechter staat geen hoger beroep open.
Artikel 10:10 1 De beslissing van de rechter strekt tot:
a. onbevoegdverklaring van de rechter,
b. niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek,
c. ongegrondverklaring van de klacht, of
d. gegrondverklaring van de klacht.
2 Indien de rechter de klacht tegen een beslissing gegrond verklaart, vernietigt hij de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk. Gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van de beslissing of het vernietigde gedeelte van de beslissing mee.
3 Indien de rechter de klacht gegrond verklaart, kan hij een opdracht geven tot het nemen van een nieuwe beslissing, het verrichten van een andere handeling met inachtneming van zijn uitspraak, dan wel bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
4 De rechter kan de geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke een termijn stellen voor het nemen van een nieuwe beslissing of het verrichten van een andere handeling.
5 De rechter kan bepalen dat, indien of zolang niet wordt voldaan aan de beslissing van de rechter, de zorgaanbieder aan betrokkene een in de beslissing vast te stellen dwangsom verbeurt. De artikelen 611a tot en met 611i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
6 De griffie zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van de beslissing aan de klager, betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat van betrokkene, de klachtencommissie, de geneesheer-directeur, de zorgaanbieder en de inspectie.
Paragraaf 4
Schadevergoeding
Artikel 10:11 1 Bij een verzoek als bedoeld in artikel 10:3 kan verzoeker bij de klachtencommissie tevens om schadevergoeding door de zorgaanbieder verzoeken. De klachtencommissie kan ook ambtshalve tot schadevergoeding door de zorgaanbieder besluiten.2 Bij een verzoek als bedoeld in artikel 10:7, eerste lid, kan verzoeker bij de rechter tevens om schadevergoeding door de zorgaanbieder verzoeken. De rechter kan op dit verzoek afzonderlijk beslissen en kan ook ambtshalve tot schadevergoeding door de zorgaanbieder besluiten.
3 Voordat de klachtencommissie of de rechter beslist over het toekennen van schadevergoeding, hoort de klachtencommissie of de rechter de zorgaanbieder.
4 De schadevergoeding, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt naar billijkheid vastgesteld.
Artikel 10:12 1 Indien de wet niet in acht is genomen bij het nemen van een crisismaatregel, of bij de toepassing van artikel 7:3 kan betrokkene of de vertegenwoordiger door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de rechter verzoeken tot schadevergoeding door respectievelijk de gemeente of de organisaties onder wiens verantwoordelijkheid de personen, bedoeld in artikel 7:3, vierde lid, hebben gehandeld. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
2 Indien de wet niet in acht is genomen door de geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke, kan betrokkene of de vertegenwoordiger de rechter verzoeken tot schadevergoeding door de zorgaanbieder of de zorgverantwoordelijke. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
3 Indien de wet niet in acht is genomen door de officier van justitie of de rechter, kan betrokkene of de vertegenwoordiger de rechter verzoeken tot schadevergoeding ten laste van de Staat. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
Paragraaf 5
Geheimhouding
Artikel 10:13 Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van dit hoofdstuk en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit hoofdstuk de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.Hoofdstuk 11
Patiëntenvertrouwenspersoon
Artikel 11:1 1 Er is een patiëntenvertrouwenspersoon die tot taak heeft advies en bijstand te verlenen aan een persoon voor wie een verzoek voor een zorgmachtiging of een crisismaatregel wordt voorbereid of voor wie een zorgmachtiging is afgegeven of crisismaatregel is genomen, bij:a. het opstellen van een zelfbindingsverklaring of het opstellen, evalueren en actualiseren van een zorgkaart of zorgplan;
b. de voorbereiding van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
c. de uitvoering van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
d. de beëindiging van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
e. de uitvoering van hoofdstuk 9, paragraaf 1,
f. een klachtprocedure;
g. vragen of klachten over de uitvoering van de zorg.
2 De patiëntenvertrouwenspersoon verleent advies en bijstand ten aanzien van de uitoefening van de rechten van betrokkene.
3 De patiëntenvertrouwenspersoon heeft tevens tot taak:
a. tekortkomingen in de structuur en uitvoering van de zorg en de uitvoering van hoofdstuk 9, paragraaf 1, voor zover deze afbreuk doen aan de rechten van betrokkene, te signaleren en aan de inspectie te melden;
b. advies en bijstand te verlenen aan personen met een psychische stoornis die vrijwillig in een accommodatie verblijven.
4 De patiëntenvertrouwenspersoon verricht zijn werkzaamheden onafhankelijk van de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de deskundigheid van de patiëntenvertrouwenspersoon;
b. de onafhankelijkheid van de patiëntenvertrouwenspersoon ten opzichte van de zorgaanbieder;
c. de taken en bevoegdheden van de patiëntenvertrouwenspersoon.
Artikel 11:2 1 De patiëntenvertrouwenspersoon heeft, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is, vrije toegang tot betrokkene en behoeft geen toestemming van derden om te spreken met betrokkene.
2 De zorgaanbieder stelt de patiëntenvertrouwenspersoon in de gelegenheid met betrokkene te spreken, al of niet op verzoek van betrokkene.
Artikel 11:3 1 De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke als ook alle anderen die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, geven aan de patiëntenvertrouwenspersoon binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle door hem verlangde inlichtingen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is en betrokkene of de vertegenwoordiger daarmee uitdrukkelijk instemt.
2 De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke als ook alle anderen die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, verlenen aan de patiëntenvertrouwenspersoon binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking, die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn taak.
3 De zorgaanbieder en de zorgverantwoordelijke verlenen aan de patiëntenvertrouwenspersoon inzage in hun dossiers, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is en betrokkene of de vertegenwoordiger daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd.
Artikel 11:4 De patiëntenvertrouwenspersoon is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening van zijn taak aan hem is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Artikel 11:5 De patiëntenvertrouwenspersoon kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht verschonen van het geven van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een klachtprocedure of een rechterlijke procedure.
Hoofdstuk 12
Familievertrouwenspersoon
Artikel 12:1 1 De zorgaanbieder draagt ervoor zorg dat de voor de continuïteit van zorg relevante familie of naasten een beroep kunnen doen op een familievertrouwenspersoon. De familievertrouwenspersoon heeft tot taak om op verzoek van de voor de continuïteit van zorg relevante familie en naasten van een persoon met een psychische stoornis voor wie een verzoek voor een zorgmachtiging wordt voorbereid of aan wie verplichte zorg wordt verleend door een zorgaanbieder, deze:a. te informeren;
b. te adviseren;
c. te ondersteunen;
d. bijstand te verlenen bij een klachtprocedure.
2 De familievertrouwenspersoon heeft tevens tot taak:
a. tekortkomingen in de structuur en de uitvoering van de zorg, voor zover deze afbreuk doen aan de rechten van de betrokkene, te signaleren en aan de inspectie te melden;
b. te bemiddelen tussen:
1°. de familie en naasten,
2°. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke, en
3°. betrokkene.
3 De familievertrouwenspersoon brengt ten minste eenmaal per jaar een rapport en advies uit aan de zorgaanbieder ten behoeve van het kwaliteitsbeleid.
4 De familievertrouwenspersoon verricht zijn werkzaamheden onafhankelijk van de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de deskundigheid van de familievertrouwenspersoon;
b. de onafhankelijkheid van de familievertrouwenspersoon ten opzichte van de zorgaanbieder;
c. de taken en bevoegdheden van de familievertrouwenspersoon.
Artikel 12:2 De familievertrouwenspersoon heeft vrije toegang tot betrokkene en behoeft geen toestemming van derden om te spreken met betrokkene, voor zover:
a. familie of naasten hierom verzoeken,
b. het voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is, en
c. betrokkene daarmee uitdrukkelijk instemt
Artikel 12:3 1 De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en alle anderen die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, geven aan de familievertrouwenspersoon binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle door hem verlangde inlichtingen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is en betrokkene of de vertegenwoordiger daarmee uitdrukkelijk instemt.
2 De zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en alle anderen die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, verlenen aan de familievertrouwenspersoon binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn taak.
3 De zorgaanbieder en de zorgverantwoordelijke verlenen aan de familievertrouwenspersoon inzage van hun dossiers, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is en betrokkene of de vertegenwoordiger schriftelijk instemt met inzage of indien er sprake is van een zwaarwegend belang ter zake voor de nabestaanden.
Artikel 12:4 1 De familievertrouwenspersoon is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening van zijn taak aan hem is toevertrouwd, tenzij:
a. enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht,
b. uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit,
c. betrokkene schriftelijke toestemming geeft om vertrouwelijke informatie met familie of naasten te delen en daardoor de persoonlijke levenssfeer van derden niet wordt geschaad,
d. familie en naasten toestemming geven om vertrouwelijke informatie te delen en daardoor de persoonlijke levenssfeer van betrokkene of derden niet wordt geschaad, of
e. er sprake is van een zwaarwegend belang ter zake voor de nabestaanden.
2 De familievertrouwenspersoon kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht verschonen van het geven van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een klachtprocedure of een rechterlijke procedure.
Hoofdstuk 13
Toezicht en handhaving
Paragraaf 1Toezicht
Artikel 13:1 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van de inspectie.2 Indien verplichte zorg wordt verleend of de inspectie een gegrond vermoeden heeft dat verplichte zorg wordt verleend, zijn de met het toezicht belaste ambtenaren bij de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht, tevens bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning of verblijfsruimte binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat noodzakelijk is voor het toezicht op de verplichte zorg in de woning of verblijfsruimte. Zij beschikken niet over de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
3 De met het toezicht belaste ambtenaren zijn, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot inzage van het dossier van betrokkene. Voor zover de betrokken beroepsbeoefenaar uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding van het dossier verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de betrokken toezichthouder.
4 De zorgaanbieder, geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke alsmede alle anderen die bij de uitvoering van deze wet betrokken zijn, geven aan de met het toezicht belaste ambtenaren alle door hen verlangde inlichtingen, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
5 De zorgaanbieder stelt de met het toezicht belaste ambtenaren in de gelegenheid met betrokkene te spreken, al of niet op verzoek van betrokkene.
6 Aan leden van het Subcomité ter Preventie als bedoeld in het op 18 december 2002 te New York tot stand gekomen Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Trb. 2005, 243) en het Comité als bedoeld in het op 26 november 1987 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Verdrag ter voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (Trb. 1988, 19) zoals gewijzigd door Protocol 1 en Protocol 2 (Trb. 1994, 106 en 107), komen dezelfde bevoegdheden toe als waarover de met het toezicht belaste ambtenaren bedoeld in het eerste lid beschikken, met dien verstande dat de leden slechts van deze bevoegdheden gebruik kunnen maken voor zover het een betrokkene betreft aan wie verplichte zorg in een accommodatie wordt verleend. Zij maken van deze bevoegdheden slechts gebruik voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor hun uit het desbetreffende verdrag voortvloeiende taak. Artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13:2 1 Indien bij de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke het gegronde vermoeden bestaat dat de uitvoering van de verplichte zorg ernstig tekortschiet, doet hij daarvan melding aan de inspectie.
2 Indien de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke onvoldoende, niet of niet tijdig reageert op de klachten van de patiëntenvertrouwenspersoon of de familievertrouwenspersoon over de uitvoering van de verplichte zorg, kan de patiëntenvertrouwenspersoon of familievertrouwenspersoon dit melden aan de inspectie.
Artikel 13:3 1 Indien betrokkene zich onttrekt aan verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging meldt de geneesheer-directeur dit aan de officier van justitie.
2 Indien betrokkene zich onttrekt aan verplichte zorg op grond van hoofdstuk 9, paragraaf 1, meldt de geneesheer-directeur dit aan de officier van justitie en aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie, en voegt indien van toepassing daarbij de melding, bedoeld in het vijfde lid.
3 De geneesheer-directeur meldt vermissing bij de politie indien betrokkene onvindbaar is of doet een verzoek tot ondersteuning bij de politie indien betrokkene weigert terug te keren naar de accommodatie waarin hij op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging is opgenomen.
4 Zodra de uitvoering van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging wordt hervat, meldt de geneesheer-directeur dit aan de officier van justitie.
5 Indien de geneesheer-directeur het ernstige vermoeden heeft dat betrokkene in levensgevaar verkeert of een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal plegen met ernstig nadeel voor hemzelf of een ander tot gevolg, vermeldt hij dit met redenen omkleed in de melding aan de officier van justitie en de melding van vermissing.
Artikel 13:3a 1 Indien het ernstige vermoeden bestaat dat betrokkene, die zich aan de uitvoering van de verplichte zorg heeft onttrokken, in levensgevaar verkeert of een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal plegen met ernstig nadeel voor hemzelf of een ander tot gevolg, kan de officier van justitie, na machtiging daartoe door de rechter-commissaris, met het oog op de vaststelling van de verblijfplaats van betrokkene een opsporingsambtenaar bevelen:
a. een persoon stelselmatig te volgen of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waar te nemen, zo nodig met behulp van een technisch hulpmiddel;
b. vertrouwelijke communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst, op te nemen met een technisch hulpmiddel;
c. gegevens te vorderen over een gebruiker van een communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker. De vordering kan slechts betrekking hebben op gegevens die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en kan gegevens betreffen die ten tijde van de vordering zijn verwerkt, dan wel na het tijdstip van de vordering worden verwerkt;
d. gegevens te vorderen ter zake van naam, adres, postcode, woonplaats, nummer en soort dienst van een gebruiker van een communicatiedienst;
e. met inachtneming van artikel 3.22, derde en vierde lid, van de Telecommunicatiewet, met behulp van in dat artikel bedoelde apparatuur het nummer te verkrijgen waarmee de gebruiker van een communicatiedienst kan worden geïdentificeerd;
f. gegevens te vorderen van degene die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt ter zake van naam, adres, postcode, woonplaats, postadres, geboortedatum, geslacht en administratieve kenmerken;
g. gegevens te vorderen van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde opgeslagen of vastgelegde gegevens.
2 Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste een week. Het kan telkens voor een termijn van ten hoogste een week worden verlengd.
3 Het bevel is schriftelijk en vermeldt:
a. de naam van betrokkene;
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;
c. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel a of c, de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de bedoelde persoon;
d. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel b, zo mogelijk het nummer of een andere aanduiding waarmee de individuele gebruiker van de communicatiedienst wordt geïdentificeerd alsmede, voor zover bekend, de naam en het adres van de gebruiker;
e. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel a, een aanduiding van de aard van het technisch hulpmiddel of de technische hulpmiddelen waarmee de stelselmatige observatie plaatsvindt;
f. bij toepassing van het eerste lid, onderdeel e, de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gebruiker van een communicatiedienst van wie het nummer moet worden verkregen;
g. bij toepassing van het eerste lid, onderdelen f of g, de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon op wie de te verstrekken gegevens betrekking hebben;
h. de wijze waarop aan het bevel uitvoering wordt gegeven, en;
i. de geldigheidsduur van het bevel.
4 Indien bij toepassing van het eerste lid, onderdeel b, het bevel betrekking heeft op communicatie die plaatsvindt via een openbaar telecommunicatienetwerk of met gebruikmaking van een openbare telecommunicatiedienst in de zin van de Telecommunicatiewet, wordt – tenzij zulks niet mogelijk is – het bevel ten uitvoer gelegd met medewerking van de aanbieder van het openbare telecommunicatienetwerk of de openbare telecommunicatiedienst en gaat het bevel vergezeld van de vordering van de officier van justitie aan de aanbieder om medewerking te verlenen.
5 Indien bij toepassing van het eerste lid, onderdeel b, het bevel betrekking heeft op andere communicatie dan bedoeld in het vierde lid, wordt – tenzij zulks niet mogelijk is – de aanbieder in de gelegenheid gesteld medewerking te verlenen bij de tenuitvoerlegging van het bevel.
6 Het bevel wordt bij toepassing van het eerste lid, onderdeel e, gegeven aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 3.22, vierde lid, van de Telecommunicatiewet.
7 Bij dringende noodzaak kan het bevel of de machtiging van de rechter-commissaris, bedoeld in het eerste lid, mondeling worden gegeven. In dat geval stelt de officier van justitie het bevel, of de rechter-commissaris de machtiging, binnen drie dagen op schrift.
8 Zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, bepaalt de officier van justitie dat de uitvoering van het bevel wordt beëindigd.
9 Het bevel kan schriftelijk en met redenen omkleed worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of beëindigd.
10 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld:
a. over de wijze waarop het bevel wordt gegeven;
b. over de wijze waarop de gegevens worden gevorderd;
c. over de wijze waarop aan de vordering wordt voldaan;
d. met betrekking tot de opsporingsambtenaar die de gegevens vordert.
11 De officier van justitie doet van de verstrekking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, d, f en g proces-verbaal opmaken, waarin worden vermeld:
a. de naam van betrokkene;
b. de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;
c. indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon omtrent wie gegevens worden gevorderd;
d. de verstrekte gegevens;
e. de periode waarover de vordering zich uitstrekt.
12 De vordering van gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, d, f en g, wordt beëindigd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.
13 Van een wijziging, aanvulling, verlenging of beëindiging van de vordering doet de officier van justitie proces-verbaal opmaken.
14 De vordering bedoeld in het eerste lid, onderdelen f en g, kan geen betrekking hebben op persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging.
15 De met de tenuitvoerlegging belaste ambtenaar kan ter aanhouding van betrokkene elke plaats betreden en doorzoeken.
Paragraaf 2
Bestuursrechtelijke handhaving
Artikel 13:4 1 Onze Minister kan een bestuurlijke boete van ten hoogste € 33.500 opleggen ter zake van overtreding van regels gesteld bij of krachtens artikel:a. 1:2, eerste lid;
b. 1:3, vierde lid;
c. 1:4, vijfde lid;
d. 1:5;
e. 2:2;
f. 2:3;
g. 2:4, eerste lid;
h. 5:4, tweede lid;
i. 5:13, eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid;
j. 7:3, met uitzondering van het vierde lid, onderdeel d, vijfde, zesde en zevende lid;
k. 8:3;
l. 8:7;
m. 8:8;
n. 8:9;
o. 8:11;
p. 8:12;
q. 8:13;
r. 8:14;
s. 8:16, tweede tot en met vijfde lid;
t. 8:17, tweede en zesde lid;
u. 8:18, eerste tot en met vierde, zesde, zevende, negende, tiende, en dertiende lid;
v. 8:19, tweede lid;
w. 8:20, vierde lid;
x. 8:21, eerste en derde lid;
y. 8:24;
z. 8:25;
aa. 8:26;
bb. 8:27;
cc. 8:29, wat betreft de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke;
dd. 8:33 wat betreft de zorgaanbieder en de geneesheer-directeur;
ee. 8:34, met uitzondering van de officier van justitie, de rechter, de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders;
ff. 9:2;
gg. 9:3;
hh. 9:4;
ii. 9:5;
jj. 9:6;
kk. 9:7;
ll. 9:8;
mm. 9:9;
nn. 9:10, eerste lid;
oo. 10:2;
pp. 11:2;
qq. 11:3
rr. 12:2;
ss. 12:3;
tt. 13:2, eerste lid;
uu. 13:3.
2 Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van regels gesteld bij of krachtens artikel:
a. 1:2, eerste en derde lid;
b. 2:2;
c. 2:3;
d. 5:13, eerste tot en met vierde lid, zesde en zevende lid;
e. 8:4;
f. 8:6;
g. 8:7, eerste lid;
h. 8:15, eerste, tweede en vijfde lid;
i. 8:22, tweede lid;
j. 8:24;
k. 8:25;
l. 8:30, tweede en vijfde lid;
m. 9:4;
n. 9:10, eerste lid, wat betreft overtreding van regels gesteld bij of krachtens de artikelen 8:24 en 8:25;
o. 10:1, eerste lid;
p. 11:2;
q. 11:3;
r. 12:1, eerste lid, eerste volzin;
s. 12:2;
t. 12:3.
3 In het geval van een overtreding door een zorgverantwoordelijke of geneesheer-directeur wordt de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste lid, of de last onder dwangsom, bedoeld in het tweede lid, opgelegd aan de zorgaanbieder namens wie hij zijn taken uitvoert. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan daartoe aanleiding geven, wordt die overtreding aan het openbaar ministerie voorgelegd.
Paragraaf 3
Strafrechtelijke handhaving
Artikel 13:5 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of een geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij, die opzettelijk iemand van zijn vrijheid berooft of doet beroven door deze persoon tegen zijn wil op te nemen of te laten opnemen in een accommodatie, zonder dat daar een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging aan ten grondslag ligt of de artikelen 7:3, 8:11 tot en met 8:13, of 9:1, eerste lid, eerste volzin, van toepassing zijn.2 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of een geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij, die opzettelijk verplichte zorg verleent, zonder dat daar een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging aan ten grondslag ligt, of de artikelen 7:3 of 8:11 tot en met 8:13 van toepassing zijn.
3 De in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.
Artikel 13:6 1 Met een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft hij die:
a. vormen van verplichte zorg verleent waarin de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging niet voorziet en die ook niet op basis van de artikelen 7:3, 8:11 tot en met 8:13 of 9:1, eerste lid, eerste volzin, kunnen worden verleend;
b. handelt in strijd met artikel 2:4;
c. handelt in strijd met artikel 7:3;
d. handelt in strijd met het bepaalde krachtens artikel 8:6;
e. handelt in strijd met artikel 8:11;
f. handelt in strijd met artikel 8:12;
g. handelt in strijd met artikel 8:13;
h. handelt in strijd met artikel 8:14;
2 De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Hoofdstuk 14
Aanpassing andere wetgeving
Artikel 14:1 Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.Artikel 14:2 Wijzigt de Jeugdwet.
Artikel 14:3 Wijzigt de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapten cliënten.
Artikel 14:4 Wijzigt de Wet forensische zorg.
Artikel 14:5 Wijzigt de Algemene nabestaandenwet.
Artikel 14:6 Wijzigt de Algemene Ouderdomswet.
Artikel 14:7 Wijzigt de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.
Artikel 14:8 Wijzigt de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.
Artikel 14:9 Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 1.
Artikel 14:10 Wijzigt de Geneesmiddelenwet.
Artikel 14:11 Wijzigt de Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012.
Artikel 14:12 Wijzigt de Participatiewet.
Artikel 14:12a Wijzigt de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Artikel 14:13 Wijzigt de Penitentiaire beginselenwet.
Artikel 14:14 Wijzigt de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
Artikel 14:15 Wijzigt de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Artikel 14:16 Wijzigt de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
Artikel 14:17 Wijzigt de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Artikel 14:18 Wijzigt de Wet langdurige zorg.
Artikel 14:19 Wijzigt de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Artikel 14:20 Wijzigt de Wet op de rechtsbijstand.
Artikel 14:21 Wijzigt de Wet studiefinanciering 2000.
Artikel 14:22 Wijzigt de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
Artikel 14:23 Wijzigt de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Artikel 14:24 Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 14:25 Wijzigt het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 14:26 Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.
Artikel 14:27 Wijzigt de Ziektewet.
Artikel 14:28 Wijzigt de Wijzigingswet Wet marktordening gezondheidszorg, enz. (aanpassingen tarief- en prestatieregulering en markttoezicht).
Artikel 14:29 Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.
Hoofdstuk 15
Overgangsbepalingen
Artikel 15:1 1 De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen blijft van toepassing op:a. verzoeken die krachtens die wet zijn ingediend en die strekken tot het verkrijgen van een beslissing door de rechter, de officier, de inspecteur, de geneesheer-directeur of de commissie, bedoeld in artikel 41, tweede lid, van die wet;
b. de vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aangevangen voorbereiding van een last tot inbewaringstelling door de burgemeester, bedoeld in artikel 20 van die wet;
c. een beslissing als bedoeld in de onderdelen a of b die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is genomen;
d. een beslissing die met toepassing van de onderdelen a of b na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is genomen;
e. gedragingen alsmede beslissingen, anders dan bedoeld in de onderdelen c en d, ten aanzien van een persoon waarvoor een machtiging of last tot inbewaringstelling als bedoeld in die wet geldt;
f. de vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet door de rechter gelaste plaatsingen op grond van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarvan de geldigheidsduur op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is verstreken. Artikel 14:4, onderdeel E, onder a, van deze wet heeft geen gevolgen voor deze plaatsingen. Artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, blijft in deze gevallen van toepassing.
2 In afwijking van het eerste lid, onderdelen c en d, vervalt een machtiging als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 14a, eerste lid, 14d, tweede lid, 15, eerste lid, 32, eerste lid, en 34f, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen uiterlijk twaalf maanden na inwerkingtreding van deze wet.
3 Een krachtens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen verleende last tot inbewaringstelling, waarvan de geldigheidsduur op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is verstreken, wordt voor de toepassing van hoofdstuk 7, paragraaf 5, aangemerkt als een crisismaatregel.
4 Een krachtens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen verleende machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, waarvan de geldigheidsduur op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is verstreken, wordt voor de toepassing van hoofdstuk 7, paragraaf 6, aangemerkt als een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
Artikel 15:2 Een door Onze Minister op grond van artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen als psychiatrisch ziekenhuis aangemerkte zorginstelling of afdeling daarvan wordt door Onze Minister ambtshalve opgenomen in het register, bedoeld in artikel 1:2.
Hoofdstuk 16
Slotbepalingen
Artikel 16:1 Onze Minister zendt in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens om de vijf jaar, aan de beide Kamers van de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.Artikel 16:2 De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt ingetrokken.
Artikel 16:3 De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit bepaald tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 16:4 Deze wet wordt aangehaald als: Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.