Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)


Hoofdstuk 7

Crisismaatregel, machtiging tot voortzetting daarvan en aansluitend verzoek voor een zorgmachtiging

Paragraaf 1

Crisismaatregel door de burgemeester

Artikel 7:1 1 De burgemeester kan ten aanzien van een persoon die zich in zijn gemeente bevindt een crisismaatregel nemen, indien:
a. er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is;
b. er een ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend ernstig nadeel veroorzaakt;
c. met de crisismaatregel het ernstig nadeel kan worden weggenomen;
d. de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht; en
e. er verzet is als bedoeld in artikel 1:4 tegen zorg.
2 De burgemeester kan een wethouder mandaat verlenen voor het nemen van een crisismaatregel.
3 De burgemeester neemt niet eerder een crisismaatregel dan nadat hij:
a. ervoor zorg heeft gedragen dat een psychiater, indien van toepassing volgens het vastgestelde model, bedoeld in het zesde lid, in een medische verklaring zijn bevindingen vermeldt inzake de actuele gezondheidstoestand van betrokkene, de noodzakelijk geachte vormen van verplichte zorg, en of de situatie, bedoeld in het eerste lid, zich voordoet, en
b. betrokkene, zo mogelijk, in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord.
4 De officier van justitie verstrekt de burgemeester desgevraagd gegevens over een voor betrokkene eerder afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling of rechterlijke machtiging als afgegeven op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging.
5 De officier van justitie verstrekt op aanvraag van de psychiater aan hem de gegevens, bedoeld in het vierde lid, en de politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel. Verstrekking door de officier van justitie kan achterwege blijven indien het belang van enig strafrechtelijk onderzoek zich daartegen verzet.
6 Bij regeling van Onze Minister kan een model voor een medische verklaring als bedoeld in het derde lid worden vastgesteld.

Artikel 7:2 1 De burgemeester vermeldt in de crisismaatregel in elk geval:
a. de zorg die noodzakelijk is om de crisissituatie af te wenden;
b. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke die worden belast met de uitvoering van de crisismaatregel en zo nodig de accommodatie;
c. de mogelijkheid van advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon;
d. het recht op beroep, bedoeld in artikel 7:6.
2 De burgemeester zendt onverwijld een afschrift van zijn beslissing tot het nemen van een crisismaatregel en de afgegeven medische verklaring aan betrokkene, de advocaat, de geneesheer-directeur, de inspectie, de officier van justitie en voor zover aanwezig de vertegenwoordiger en de gezinsvoogdijwerker.
3 Indien betrokkene geen advocaat heeft, draagt de burgemeester binnen 24 uur na het nemen van de crisismaatregel ervoor zorg dat betrokkene wordt bijgestaan door een advocaat, tenzij betrokkene daartegen bedenkingen heeft.
4 Bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en Justitie, kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het derde lid.
5 De burgemeester verstrekt de persoonsgegevens van betrokkene aan de patiëntenvertrouwenspersoon, met als doel betrokkene te kunnen informeren over de mogelijkheid tot advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon. De burgemeester verstrekt de persoonsgegevens alleen met uitdrukkelijke toestemming van betrokkene.
6 De burgemeester draagt ervoor zorg dat de zorgverantwoordelijke ten behoeve van de verplichting, bedoeld in artikel 8:4, eerste lid, een afschrift van de afgegeven medische verklaring, bedoeld in artikel 7:1, derde lid, onderdeel a, ontvangt.

Paragraaf 2

Tijdelijke verplichte zorg voorafgaand aan een crisismaatregel

Artikel 7:3 1 Voorafgaand aan de beslissing over een crisismaatregel kan, indien redelijkerwijs mag worden verondersteld dat een crisismaatregel zal worden genomen, gedurende korte tijd verplichte zorg aan een persoon worden verleend.
2 De verplichte zorg, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen als uiterste middel verleend indien dit noodzakelijk is in verband met de voorbereiding van de crisismaatregel en uitsluitend gedurende de periode die nodig is om de procedure voor de crisismaatregel af te ronden. Deze periode bedraagt als geheel ten hoogste achttien uur, en niet meer dan twaalf uur te rekenen vanaf het moment dat betrokkene door een psychiater wordt onderzocht ten behoeve van de medische verklaring.
3 De verplichte zorg, bedoeld in het eerste lid, kan, teneinde te laten onderzoeken of een crisismaatregel moet worden genomen en in afwachting van het nemen van de crisismaatregel, tevens inhouden dat een persoon zijn vrijheid wordt ontnomen en hij onverwijld wordt overgebracht naar een plaats die geschikt is voor tijdelijk verblijf.
4 De bevoegdheid, bedoeld in het eerste en derde lid, komt uitsluitend toe aan:
a. degene die is belast met de uitvoering van de ambulancezorg, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, d en e, van de Wet ambulancezorgvoorzieningen;
b. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke;
c. personen behorende tot door Onze Minister aangewezen categorieën van deskundigen;
d. een ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitoefening van de politietaak.
5 De ambtenaar van politie, bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, is niet bevoegd tot het verlenen van de verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, onderdeel a.
6 Het onderbrengen van betrokkene bij de politie of de Koninklijke marechaussee vindt uitsluitend plaats indien betrokkene wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit.
7 De personen, bedoeld in het vierde lid, informeren de zorgaanbieder en de burgemeester van een maatregel als bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 3

Geldigheidsduur

Artikel 7:4 De burgemeester bepaalt de geldigheidsduur van de crisismaatregel, die ten hoogste drie dagen bedraagt. Indien de termijn, bedoeld in de eerste volzin, eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet, wordt deze verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

Artikel 7:5 De crisismaatregel vervalt, indien:
a. de geldigheidsduur is verstreken, tenzij de officier van justitie voordat de geldigheidsduur is verstreken een verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel bij de rechter onder toepassing van artikel 7:7 heeft ingediend, in welk geval de crisismaatregel vervalt als de rechter op het verzoekschrift heeft beslist of door het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 7:8, derde lid;
b. de geneesheer-directeur een beslissing als bedoeld in artikel 8:18, tweede lid, heeft genomen tot beëindiging van het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, zonder dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden.

Paragraaf 4

Beroep

Artikel 7:6 1 Betrokkene kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
2 Met betrekking tot de behandeling van het beroep bij de rechter is artikel 6:1, eerste, tweede, derde, vijfde lid, eerste en tweede volzin, zesde tot en met negende lid, van overeenkomstige toepassing. De rechter kan de burgemeester verplichten te verschijnen.
3 Het instellen van beroep heeft geen schorsende werking.
4 De rechter doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier weken na indiening van het beroepschrift, uitspraak.
5 De griffie van de rechtbank zendt een afschrift van de beslissing van de rechter aan:
a. betrokkene;
b. de vertegenwoordiger;
c. de advocaat;
d. de burgemeester;
e. de geneesheer-directeur;
f. de inspectie;
g. de officier van justitie.
6 Tegen de beslissing van de rechter, bedoeld in het vierde lid, staat geen hoger beroep open.

Paragraaf 5

Verlenging crisismaatregel

Artikel 7:7 1 Indien de officier van justitie na ontvangst van de in artikel 7:2, tweede lid, bedoelde bescheiden van oordeel is dat ten aanzien van betrokkene de grondslag voor het nemen van een crisismaatregel, bedoeld in artikel 7:1, eerste lid, aanwezig is, dient hij uiterlijk op de dag na de datum van ontvangst van deze stukken die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet is, bij de rechter een verzoekschrift in voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel voor betrokkene.
2 De officier van justitie voegt bij het verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel de bescheiden, bedoeld in artikel 7:2, tweede lid. Artikel 5:17, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7:8 1 Met betrekking tot de behandeling van het verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel is artikel 6:1, eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
2 Artikel 6:1, vierde lid, vijfde lid, eerste en tweede volzin, zesde lid, zevende lid, achtste lid en negende lid, is van overeenkomstige toepassing. De rechter kan, in afwijking van het verzoekschrift, bedoeld in artikel 7:7, eerste lid, of de bescheiden, bedoeld in artikel 7:2, tweede lid, besluiten tot het opnemen van andere vormen van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, van de wet.
3 De rechter doet zo spoedig mogelijk uitspraak, maar uiterlijk drie dagen na ontvangst van een verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel als bedoeld in het eerste lid, respectievelijk in artikel 8:12, vijfde lid. Indien de termijn, bedoeld in de eerste volzin, eindigt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag als bedoeld in de Algemene termijnenwet, wordt deze verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
4 De griffie van de rechtbank zendt een afschrift van de beslissing van de rechter aan:
a. betrokkene;
b. de vertegenwoordiger;
c. de advocaat;
d. de ouders van een minderjarige betrokkene of een van hen, voor zover deze niet als vertegenwoordiger optreden dan wel optreedt;
e. de echtgenoot, geregistreerde partner, degene met wie een samenlevingscontract is gesloten, levensgezel of degene die betrokkene verzorgt;
f. de gezinsvoogdijwerker;
g. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur, de zorgverantwoordelijke en de huisarts;
h. de inspectie;
i. de officier van justitie.
5 Tegen de beslissing van de rechter inzake het verlenen van een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel staat geen hoger beroep open.
6 Indien een machtiging betrekking heeft op een minderjarige die onder toezicht is gesteld, geldt deze als machtiging, als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 7:9 De machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel heeft een geldigheidsduur van drie weken na de dagtekening ervan.

Artikel 7:10 De machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel vervalt indien:
a. de geldigheidsduur is verstreken, tenzij de officier van justitie voordat de geldigheidsduur is verstreken een verzoekschrift voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11, eerste lid, bij de rechter heeft ingediend, in welk geval de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel vervalt als de rechter op het verzoekschrift heeft beslist of door het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 6:2, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk, zodra de rechter onder toepassing van artikel 6:2, vierde lid, op het verzoekschrift heeft beslist;
b. de geneesheer-directeur een beslissing als bedoeld in artikel 8:18 heeft genomen tot beëindiging van het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel, zonder dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden.

Paragraaf 6

Verzoek zorgmachtiging aansluitend op verlenging crisismaatregel

Artikel 7:11 1 De officier van justitie kan een verzoekschrift indienen bij de rechter voor een zorgmachtiging die aansluit op een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel.
2 Het verzoekschrift wordt schriftelijk en gemotiveerd ingediend.
3 Voordat de officier van justitie een verzoekschrift indient, zorgt hij ervoor dat de geneesheer-directeur:
a. betrokkene en de vertegenwoordiger schriftelijk informeert over de mogelijkheid van advies en bijstand aan betrokkene door een patiëntenvertrouwenspersoon, en
b. de persoonsgegevens van betrokkene aan de patiëntenvertrouwenspersoon verstrekt, met als doel betrokkene te kunnen informeren over de mogelijkheid tot advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon, voor zover betrokkene daarmee instemt.
4 Bij het verzoekschrift voegt de officier van justitie een medische verklaring als bedoeld in artikel 5:8 en de gegevens, bedoeld in artikel 5:17, tweede lid, derde lid, met uitzondering van onderdeel d, vierde lid, en zesde lid. De officier van justitie verstrekt op aanvraag van de psychiater aan hem de politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel. Verstrekking door de officier van justitie kan achterwege blijven indien het belang van enig strafrechtelijk onderzoek zich daartegen verzet.
5 Gelijktijdig met het indienen van het verzoekschrift deelt de officier van justitie zijn schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg zo spoedig mogelijk mee aan betrokkene, de vertegenwoordiger, de advocaat en de geneesheer-directeur.
6 De bepalingen uit hoofdstuk 5 zijn van overeenkomstige toepassing, behoudens de artikelen 5:1 tot en met 5:6, 5:10, 5:11, 5:16 tot en met 5:19.