Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)


Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1:1 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b. accommodatie: bouwkundige voorziening of een deel van een bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein van een zorgaanbieder waar zorg wordt verleend;
c. advocaat: advocaat als bedoeld in artikel 9a van de Advocatenwet;
d. bestuur van de raad voor rechtsbijstand: bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de rechtsbijstand;
e. crisismaatregel: door de burgemeester opgelegde maatregel als bedoeld in artikel 7:1 om verplichte zorg te verlenen;
f. criteria voor verplichte zorg: criteria als bedoeld in artikel 3:3;
g. doel van verplichte zorg: doel als bedoeld in artikel 3:4;
h. familievertrouwenspersoon: familievertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 12:1;
i. geneesheer-directeur: arts als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, aangewezen door en in dienst van de zorgaanbieder en verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken op het terrein van zorg en de verlening van verplichte zorg;
j. gezinsvoogdijwerker: medewerker van een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, belast met het uitvoeren van de ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de voorlopige ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel van 257 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
k. huisregels: huisregels als bedoeld in artikel 8:15;
i. inspectie: Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
m. klachtencommissie: klachtencommissie als bedoeld in artikel 10:1;
n. klachtprocedure: klachtprocedure als bedoeld in artikel 10:3;
o. machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel: rechterlijke machtiging om de crisismaatregel voort te zetten;
p. nabestaande: nabestaande als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg;
q. patiëntenvertrouwenspersoon: patiëntenvertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 11:1;
r. regio: regio als bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s;
s. tenuitvoerlegging: er voor zorg dragen dat de zorgaanbieder kan beginnen met de uitvoering van de crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
t. verplichte zorg: zorg als bedoeld in artikel 3:1 en artikel 3:2, tweede lid;
u. vertegenwoordiger: vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 1:3;
v. zorg: zorg als bedoeld in artikel 3:2, eerste lid;
w. zorgaanbieder: een rechtspersoon die bedrijfsmatig of beroepsmatig zorg als bedoeld in artikel 3:2 verleent, een organisatorisch verband van natuurlijke personen die bedrijfsmatig of beroepsmatig zorg als bedoeld in artikel 3:2 verlenen of doen verlenen, of een natuurlijk persoon die bedrijfsmatig zorg als bedoeld in artikel 3:2 doet verlenen;
x. zorgkaart: zorgkaart als bedoeld in artikel 5:12;
y. zorgmachtiging: rechterlijke machtiging om verplichte zorg te verlenen;
z. zorgplan: zorgplan als bedoeld in artikel 5:13 of artikel 9:4;
aa. zorgverantwoordelijke: degene die een geregistreerd beroep uitoefent als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en die behoort tot een bij regeling van Onze Minister aangewezen categorie van deskundigen, verantwoordelijk voor de zorg;
bb. zorgverlener: een natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent.
2 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder «ernstig nadeel» verstaan, het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
a. levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische, materiële, immateriële of financiële schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander;
b. bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
c. de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
d. de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
3 Een op grond van deze wet voor betrokkene afgegeven zorgmachtiging tot opname in een accommodatie schorst een eerdere voor deze persoon afgegeven rechterlijke machtiging op grond van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten zodra betrokkene is opgenomen in een accommodatie. De schorsing eindigt op het moment dat de zorgmachtiging vervalt.
4 Een op grond van deze wet voor betrokkene afgegeven zorgmachtiging tot opname in een accommodatie schorst een eerdere voor deze persoon afgegeven rechterlijke machtiging op grond van hoofdstuk 6 van de Jeugdwet zodra betrokkene is opgenomen in een accommodatie. De schorsing eindigt op het moment dat de zorgmachtiging vervalt. Bij toepassing van deze bepaling is artikel 6.1.12, derde lid, van de Jeugdwet niet van toepassing.

Artikel 1:2 1 De zorgaanbieder die verplichte zorg verleent, verstrekt Onze Minister, ter opneming in een openbaar register, een opgave van de:
a. naam of een andere aanduiding van de locatie, alsmede het adres en het vestigingsnummer als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 ervan;
b. aanduiding of de locatie een accommodatie is;
c. naam, het adres, de rechtsvorm en het Handelsregisternummer van de zorgaanbieder;
d. vormen van verplichte zorg die worden verleend.
2 De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, gelden niet ten aanzien van een zorgaanbieder die uitsluitend verplichte zorg verleent ter uitvoering van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging waarvoor een andere zorgaanbieder op grond van artikel 8:7 verantwoordelijk is of een rijksinstelling voor de verlening van forensische zorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Wet forensische zorg.
3 De zorgaanbieder draagt zorg voor de naleving van bouwkundige eisen die bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden gesteld aan de accommodatie, tenzij deze behoort tot een instelling als bedoeld in de Wet forensische zorg.

Artikel 1:3 1 Als vertegenwoordiger ter zake van de uitoefening van de rechten en plichten op grond van deze wet van een betrokkene die jonger is dan zestien jaar, treedt of treden op: de ouders of voogden die gezamenlijk het gezag uitoefenen, of de ouder of voogd die alleen het gezag uitoefent.
2 Als vertegenwoordiger ter zake van de uitoefening van de rechten en plichten op grond van deze wet van een betrokkene van zestien of zeventien jaar, treedt of treden op:
a. de door betrokkene als zodanig gemachtigde, of
b. indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de uitoefening van deze rechten en plichten in staat is en niet meerderjarig is: de ouders of voogden die gezamenlijk het gezag uitoefenen, of de ouder of voogd die alleen het gezag uitoefent.
3 Als vertegenwoordiger ter zake van de uitoefening van de rechten en plichten op grond van deze wet van een meerderjarige betrokkene treedt op:
a. de door betrokkene als zodanig gemachtigde, of
b. indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de uitoefening van deze rechten en plichten in staat is:
– de curator of mentor, of indien deze ontbreekt,
– de gemachtigde, bedoeld onder a, of indien deze ontbreekt,
– de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, of indien deze dat niet wenst of deze ontbreekt,
– een ouder, kind, broer, zus, grootouder of kleinkind, tenzij deze dat niet wenst, of deze ontbreekt.
4 Indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de uitoefening van zijn rechten en plichten op grond van deze wet in staat is en geen vertegenwoordiger als bedoeld in de vorige leden optreedt, doet de zorgaanbieder een verzoek voor een mentorschap als bedoeld in artikel 451, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
5 De door betrokkene gemachtigde, bedoeld in het tweede en derde lid, dient meerderjarig en handelingsbekwaam te zijn en schriftelijk te verklaren, bereid te zijn om als vertegenwoordiger op te treden.
6 Als gemachtigde, bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen niet optreden:
a. de zorgaanbieder,
b. de geneesheer-directeur,
c. de zorgverantwoordelijke,
d. een zorgverlener, of
e. een medewerker van de zorgaanbieder.
7 De vertegenwoordiger betracht de zorg van een goed vertegenwoordiger en is gehouden betrokkene zoveel mogelijk bij de vervulling van zijn taak te betrekken.
8 De meerderjarige betrokkene die onder curatele is gesteld of ten behoeve van wie een mentorschap is ingesteld, alsmede de minderjarige betrokkene zijn bekwaam om op grond van deze wet in rechte op te treden.

Artikel 1:4 1 Indien betrokkene nog niet de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, is er sprake van:
a. instemming, indien de vertegenwoordiger instemt;
b. verzet, indien de vertegenwoordiger zich verzet.
2 Indien betrokkene de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaar heeft bereikt, is er sprake van:
a. instemming, indien betrokkene en de vertegenwoordiger beide instemmen;
b. verzet, indien betrokkene of de vertegenwoordiger zich verzet.
3 Indien betrokkene de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en geen vertegenwoordiger optreedt, is er sprake van:
a. instemming, indien betrokkene instemt;
b. verzet, indien betrokkene zich verzet.
4 Indien betrokkene de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en een vertegenwoordiger optreedt, is er sprake van:
a. instemming, indien betrokkene en de vertegenwoordiger beide instemmen;
b. verzet, indien betrokkene of de vertegenwoordiger zich verzet.
5 Indien betrokkene de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, geen vertegenwoordiger optreedt en betrokkene geen blijk geeft van instemming of verzet, is artikel 1:3, vierde lid, van overeenkomstige toepassing, en is er sprake van:
a. instemming, indien de vertegenwoordiger instemt;
b. verzet, indien de vertegenwoordiger zich verzet.
6 Indien betrokkene op enig later moment blijk geeft van verzet, vervalt de instemming, bedoeld in het vijfde lid, en is er sprake van verzet.

Artikel 1:5 1 Voor zover de zorgverantwoordelijke betrokkene niet in staat acht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van zorg of de uitoefening van rechten en plichten op grond van deze wet, legt hij dat schriftelijk vast en vermeldt daarbij de datum, het tijdstip en ter zake van welke beslissingen betrokkene niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen.
2 De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt door de zorgverantwoordelijke niet genomen dan na overleg met de vertegenwoordiger.
3 De zorgverantwoordelijke stelt de geneesheer-directeur op de hoogte van de beslissing en het overleg met de vertegenwoordiger. Indien er geen vertegenwoordiger optreedt, stelt hij de geneesheer-directeur en de officier van justitie daarvan op de hoogte.

Artikel 1:6 1 In zaken betreffende deze wet, uitgezonderd hoofdstuk 5, paragraaf 6 en hoofdstuk 10, is uitsluitend bevoegd de rechter van de woonplaats van betrokkene, of van de plaats waar hij hoofdzakelijk of daadwerkelijk verblijft. Zaken met betrekking tot minderjarige personen worden behandeld door de kinderrechter of door een meervoudige kamer waarvan de kinderrechter deel uitmaakt.
2 In zaken betreffende hoofdstuk 5, paragraaf 6, is uitsluitend bevoegd de rechter die bevoegd is de in artikel 2.3 van de Wet forensische zorg opgenomen beslissingen te nemen op grond van het Wetboek van Strafvordering of het Wetboek van Strafrecht.
3 In zaken betreffende hoofdstuk 10, is uitsluitend bevoegd de rechter van de plaats waar betrokkene verblijft. Zaken met betrekking tot minderjarige personen worden behandeld door de kinderrechter, of door een meervoudige kamer waarvan de kinderrechter deel uit maakt.
4 De beschikking van de rechter is uitvoerbaar bij voorraad.

Artikel 1:7 1 De rechter geeft onverwijld aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een last tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene, indien niet blijkt dat betrokkene reeds een advocaat heeft, en:
a. ten aanzien van betrokkene een verzoekschrift voor een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel wordt ingediend als bedoeld in artikel 7:7 of een verzoekschrift voor een zorgmachtiging wordt voorbereid als bedoeld in artikel 5:4,
b. betrokkene beroep tegen de crisismaatregel, bedoeld in artikel 7:6, instelt,
c. betrokkene beroep tegen de beslissing van de geneesheer-directeur, bedoeld in artikel 8:19, of het uitblijven daarvan, instelt, of
d. betrokkene beroep tegen de beslissing van de klachtencommissie, bedoeld in artikel 10:7, instelt.
2 Zodra de officier van justitie door betrokkene of de vertegenwoordiger op de hoogte wordt gebracht van het voornemen om beroep tegen de crisismaatregel, bedoeld in artikel 7:6, in te stellen, verstrekt hij, indien betrokkene geen advocaat heeft, de persoonsgegevens van betrokkene aan de rechter, die onverwijld aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand een last tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene verstrekt.
3 De artikelen 38, 39, 40, 43 tot en met 45 en 48 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing op de toevoeging en de taak van de advocaat, bedoeld in deze wet.
4 De advocaat is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening van zijn taak op grond van deze wet aan hem is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. De advocaat kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht verschonen van het geven van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een klachtprocedure of rechterlijke procedure.

Artikel 1:8 1 Bij de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van verplichte zorg wordt betrokkene in een voor hem begrijpelijke taal geïnformeerd.
2 Voor zover de uitvoering van de verplichte zorg leidt tot vrijheidsbeneming heeft betrokkene, indien hij de Nederlandse taal niet beheerst, recht op bijstand van een tolk.