Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
Hoofdstuk 13
Toezicht en handhaving
Paragraaf 2Bestuursrechtelijke handhaving
Artikel 13:4 1 Onze Minister kan een bestuurlijke boete van ten hoogste € 33.500 opleggen ter zake van overtreding van regels gesteld bij of krachtens artikel:a. 1:2, eerste lid;
b. 1:3, vierde lid;
c. 1:4, vijfde lid;
d. 1:5;
e. 2:2;
f. 2:3;
g. 2:4, eerste lid;
h. 5:4, tweede lid;
i. 5:13, eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid;
j. 7:3, met uitzondering van het vierde lid, onderdeel d, vijfde, zesde en zevende lid;
k. 8:3;
l. 8:7;
m. 8:8;
n. 8:9;
o. 8:11;
p. 8:12;
q. 8:13;
r. 8:14;
s. 8:16, tweede tot en met vijfde lid;
t. 8:17, tweede en zesde lid;
u. 8:18, eerste tot en met vierde, zesde, zevende, negende, tiende, en dertiende lid;
v. 8:19, tweede lid;
w. 8:20, vierde lid;
x. 8:21, eerste en derde lid;
y. 8:24;
z. 8:25;
aa. 8:26;
bb. 8:27;
cc. 8:29, wat betreft de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke;
dd. 8:33 wat betreft de zorgaanbieder en de geneesheer-directeur;
ee. 8:34, met uitzondering van de officier van justitie, de rechter, de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders;
ff. 9:2;
gg. 9:3;
hh. 9:4;
ii. 9:5;
jj. 9:6;
kk. 9:7;
ll. 9:8;
mm. 9:9;
nn. 9:10, eerste lid;
oo. 10:2;
pp. 11:2;
qq. 11:3
rr. 12:2;
ss. 12:3;
tt. 13:2, eerste lid;
uu. 13:3.
2 Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter zake van overtreding van regels gesteld bij of krachtens artikel:
a. 1:2, eerste en derde lid;
b. 2:2;
c. 2:3;
d. 5:13, eerste tot en met vierde lid, zesde en zevende lid;
e. 8:4;
f. 8:6;
g. 8:7, eerste lid;
h. 8:15, eerste, tweede en vijfde lid;
i. 8:22, tweede lid;
j. 8:24;
k. 8:25;
l. 8:30, tweede en vijfde lid;
m. 9:4;
n. 9:10, eerste lid, wat betreft overtreding van regels gesteld bij of krachtens de artikelen 8:24 en 8:25;
o. 10:1, eerste lid;
p. 11:2;
q. 11:3;
r. 12:1, eerste lid, eerste volzin;
s. 12:2;
t. 12:3.
3 In het geval van een overtreding door een zorgverantwoordelijke of geneesheer-directeur wordt de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste lid, of de last onder dwangsom, bedoeld in het tweede lid, opgelegd aan de zorgaanbieder namens wie hij zijn taken uitvoert. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan daartoe aanleiding geven, wordt die overtreding aan het openbaar ministerie voorgelegd.