Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (geldt in geval van niet-digitaal procederen) (Rv)


Derde Boek

Van rechtspleging van onderscheiden aard

Eerste titel

Van rechtspleging in zaken van verkeersmiddelen en vervoer

Eerste Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel 621 Bevoegd tot het kennisnemen van een betwisting, als bedoeld in artikel 168 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, en van verzoeken tot verkoop als bedoeld in afdeling 1 van titel 3 van Boek 8 van dat Wetboek is de rechtbank Rotterdam. Verkoop van het schip geschiedt slechts na verhoor of behoorlijke oproeping van de leden der rederij en de boekhouder, zo er een boekhouder is.

Artikel 622 1 Indien binnen één maand, nadat de boekhouder aan de leden der rederij kennis heeft gegeven van zijn verlangen als bedoeld in artikel 170 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, tussen hem en alle leden der rederij geen eenstemmigheid is verkregen omtrent de benoeming van de in dat artikel bedoelde deskundigen, zullen deze, in oneven getale, op verzoek van de boekhouder dan wel een lid der rederij, worden benoemd door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.
2 Indien binnen één maand, nadat een lid der rederij aan de andere leden daarvan kennis heeft gegeven van zijn verlangen als bedoeld in artikel 174 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, tussen hem en die andere leden geen eenstemmigheid is verkregen omtrent de benoeming van de in dat artikel bedoelde deskundigen, zullen deze, in oneven getale, op verzoek van het eerstgenoemde lid der rederij, worden benoemd door de voorzieningenrechter van de in het eerste lid genoemde rechtbank.

Artikel 623 Een vonnis verkregen tegen de rederij of tegen de boekhouder als zodanig kan op het gemeenschappelijke vermogen van de leden der rederij ten uitvoer worden gelegd en daarnaast voor ieders aandeel op het overige vermogen van die leden die ten dage dat de vordering, voor welke beslag wordt gelegd, is ontstaan, leden der rederij waren.

Artikel 624 1 Bevoegd tot kennisneming van verzoeken tot machtiging tot doorhaling als bedoeld in de artikelen 195 of 786 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek is de rechtbank Rotterdam.
2 Bevoegd tot kennisneming van verzoeken tot goedkeuring als bedoeld in artikel 1303, vierde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging tot doorhaling als bedoeld in artikel 1304 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek is de rechtbank van de woonplaats, bedoeld in artikel 1303, zesde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
3 Machtiging wordt slechts verleend na verhoor of behoorlijke oproeping van degenen van wier recht of beslag uit een inschrijving blijkt of te wier gunste voorlopige aantekeningen bestaan. Deze machtiging wordt door de griffier der rechtbank op het verzoekschrift aangetekend.
4 Bij de verzoeken, bedoeld in het eerste lid, is de tussenkomst van een advocaat niet vereist.

Artikel 625 1 De rechtbank Rotterdam is in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd tot kennisneming van vorderingen en verzoeken betreffende:
a. het vervoer van goederen over zee of over de binnenwateren;
b. de exploitatie van een zee- of binnenschip, niet betreffende vorderingen en verzoeken over het vervoer van goederen of het vervoer van reizigers en al dan niet hun bagage;
c. het slepen of duwen van schepen;
d. hulp verleend aan een in bevaarbaar water of in welk ander water dan ook in gevaar verkerend schip of andere zaak;
e. aanvaring of schade veroorzaakt door een schip zonder dat een aanvaring plaats had;
f. schade veroorzaakt aan boord van een schip of door zaken afkomstig van een schip;
g. scheepshuurkoop;
h. avarij-grosse.
2 In afwijking van het eerste lid is de rechtbank Rotterdam mede bevoegd tot kennisneming van de in dat lid bedoelde vorderingen en verzoeken in gevallen waarbij een of meerdere binnenschepen zijn betrokken en geen van deze schepen wordt gebruikt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
3 In zaken betreffende het gecombineerd goederenvervoer waarbij een deel van het vervoer over zee of over de binnenwateren plaatsvindt, is de rechtbank Rotterdam mede bevoegd.
4 Indien de vorderingen en verzoeken genoemd in het eerste lid spoedeisende zaken betreffen als bedoeld in artikel 254, is de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam mede bevoegd.
5 Betreft een zaak meerdere vorderingen of verzoeken, waarvan er ten minste één een vordering of verzoek is waarvoor de rechtbank Rotterdam bij uitsluiting bevoegd is kennis te nemen, dan worden deze vorderingen of verzoeken alle door de rechtbank Rotterdam behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen en verzoeken zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.
6 In het geval van zaken in conventie en reconventie waarvan er ten minste één een vordering betreft als bedoeld in het eerste lid, is het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.
7 In het geval van een hoofdzaak en een zaak in vrijwaring, waarvan er tenminste één een vordering betreft als bedoeld in het eerste lid, kunnen deze vorderingen alle door de rechtbank Rotterdam worden behandeld en beslist.
8 De artikelen 110, tweede lid en derde lid, en artikel 270, eerste lid, eerste en tweede volzin, en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 626 1 Een vervoerder kan terzake van het hem verschuldgide conservatoir beslag leggen op onder de vervoerovereenkomst aan boord van een schip vervoerde zaken gedurende één maand na de aanvang van de dag, waarop zij niet meer aan boord van het schip zijn, zolang niet een derde te goeder trouw en anders dan om niet daarop enig recht heeft verkregen.
2 Het beslag wordt gelegd met toepassing van de regels betreffende conservatoir beslag op roerende zaken in handen van de schuldenaar. De artikelen 711, eerste lid, 461d en 708, tweede lid, zijn op dit beslag niet van toepassing. Het verlof tot het leggen van het beslag kan mede worden verleend door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.

Artikel 627 De aanwijzing van een derde, als bedoeld in artikel 481 tweede lid en artikel 946 tweede lid van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek of in enig desbetreffend partijbeding, geschiedt ten verzoeke van de meest gerede partij door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.

Artikel 628 Op een verzoek van de vervoerder tot toestemming ten vervoer ontvangen zaken op te slaan, onder zichzelf te houden of daarvoor andere maatregelen te treffen wordt beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.

Artikel 629 1 Bevoegd tot het kennis nemen van geschillen tussen een vervoerder en een ontvanger, die niet de afzender was, inzake overeenkomsten tot vervoer geheel of gedeeltelijk per schip van een buiten Nederland gelegen plaats naar een in Nederland gelegen plaats van eindbestemming is de rechtbank Rotterdam. Onder ontvanger wordt mede begrepen, hij, die een vordering instelt terzake van niet afgeleverde zaken.
2 Nietig is ieder beding, waarbij van het eerste lid van dit artikel wordt afgeweken, tenzij zulk een beding
a. bevoegd verklaart een rechter van een met name genoemde plaats buiten Nederland gelegen op het grondgebied van de staat waarin hetzij de vervoerder hetzij de ontvanger woonplaats heeft, dan wel
b. is neergelegd in een afzonderlijk, niet naar algemene voorwaarden verwijzend geschrift en niet een rechter binnen Nederland aanwijst.

Artikel 630 Tot het kennisnemen van geschillen als bedoeld in artikel 31 van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg is mede bevoegd de rechtbank van de plaats van in ontvangstneming der zaken of van de plaats bestemd voor de aflevering der zaken.

Artikel 631 Geschillen naar aanleiding van het stellen, aanvullen of vervangen van zekerheid als bedoeld in de artikelen 30, 69 en 1131 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek worden ten verzoeke van de meest gerede partij beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank, binnen welker rechtsgebied de aflevering plaatsvindt of moet plaatsvinden. Geschillen aanhangig gemaakt op grond van de artikelen 489 of 954 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek worden beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.

Artikel 632 1 Op een verzoek tot machtiging ten vervoer ontvangen zaken te verkopen wordt beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank, binnen welker rechtsgebied de zaken zich bevinden. De verzoeker is verplicht bij zijn verzoek aan te geven op welke wijze of wijzen de zaken kunnen worden verkocht. Indien het verzoek gegrond is op het eerste lid van de artikelen 491 of 957 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wordt op het verzoek beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.
2 De voorzieningenrechter van de rechtbank zal op verzoek van de meest gerede partij in zijn beschikking bepalen dat, en zo ja, op welke wijze de opbrengst van het verkochte of een gedeelte daarvan zal strekken tot zekerheid voor nog niet vaststaande vorderingen van de vervoerder.

Artikel 633 1 Op een verzoek tot gerechtelijk onderzoek als bedoeld in de artikelen 494, 495, 959 en 960 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. Indien het verzoek gegrond is op artikel 1135 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, wordt op het verzoek beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank in het rechtsgebied waarbinnen de zaken zich bevinden. Deze wijst daarbij hetzij één, hetzij drie deskundigen aan en bepaalt op welke wijze dezen de wederpartij van de verzoeker zullen oproepen bij het onderzoek aanwezig te zijn.
2 Op een verzoek van de in het eerste lid bedoelde aanvrager tot het geheel of gedeeltelijk ten laste van zijn wederpartij brengen van de kosten van het onderzoek of de begroting als daar bedoeld, dan wel van de door dat onderzoek geleden schade, wordt beslist door de in dat lid genoemde rechter.

Artikel 634 Vervallen

Artikel 635 Vervallen

Artikel 635a Vervallen

Artikel 636 1 Een hulpverlener kan terzake van het hem uit hoofde van hulpverlening verschuldigde conservatoir beslag leggen op zaken, waaraan hulp is verleend doch die niet meer aan boord van het schip zijn, zolang niet een derde te goeder trouw en anders dan om niet daarop enig recht heeft verkregen.
2 De in dit artikel bedoelde beslagen kunnen niet worden gelegd op zaken die zich onder beheer van de strandvonder bevinden.
3 Tenzij het een schip betreft dat niet onder artikel 573 valt, wordt het beslag gelegd met toepassing van de regels betreffende conservatoir beslag op roerende zaken in handen van de schuldenaar, met dien verstande dat het verlof voor het leggen van conservatoir beslag mede kan worden verleend door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De artikelen 711, eerste lid, 461d en 708, tweede lid, zijn op dit beslag niet van toepassing.

Artikel 637 Betreft de zaak een verzoek als bedoeld in afdeling 2 van titel 6 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek of een geschil met betrekking tot de zekerheid als bedoeld in artikel 571 van dat Boek, dan is bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.

Artikel 638 1 Indien zich naar zijn mening een geval van avarij-grosse voordeed, is de eigenaar van het schip en in geval van rompbevrachting de rompbevrachter, verplicht met inachtneming van het derde lid van dit artikel binnen redelijke termijn na het einde van de onderneming een persoon (dispacheur) aan te wijzen ter berekening van de avarij-grosse en ter vaststelling van hen die recht hebben op vergoedingen en van hen te wier laste de bijdragen in de avarij-grosse komen. Hij is verplicht van deze aanwijzing tijdig mededeling te doen aan hen die naar zijn mening in de avarij-grosse moeten bijdragen.
2 Indien de in het eerste lid genoemde verplichting niet is nagekomen, is ieder die van mening is recht te hebben op een vergoeding in avarij-grosse danwel in een avarij-grosse te zullen moeten bijdragen, bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam te verzoeken de dispacheur te benoemen. Gelijke bevoegdheid komt toe aan ieder die zich niet kan verenigen met de ingevolge het eerste lid aangewezen dispacheur.
3 Tenzij de in het tweede lid bedoelde belanghebbenden anders overeenkomen, moet de dispacheur kantoorhouden in, danwel zo dicht mogelijk bij, de plaats waar de onderneming eindigde. Ligt deze plaats in Nederland dan moet de dispacheur in Nederland kantoor houden.

Artikel 639 1 De belanghebbenden bij de avarij-grosse zijn verplicht de dispacheur iedere inlichting en alle documenten, die hij ter opstelling van de dispache vraagt, te doen toekomen.
2 Indien een partij niet aan de in het eerste lid omschreven verplichting voldoet, is de dispacheur gerechtigd zich de noodzakelijke inlichtingen of documenten te verschaffen en deze worden alsdan vermoed juist te zijn.

Artikel 640 De dispacheur is bevoegd een door hem ondertekend exemplaar van de dispache ter griffie van de rechtbank Rotterdam in te dienen en is alsdan verplicht, voor zover hem dit redelijkerwijs mogelijk is, alle belanghebbenden, onder toezending van een exemplaar der dispache of een uittreksel daarvan, bericht te zenden.

Artikel 641 Hij, die de hem toegezonden dan wel ter griffie van de rechtbank Rotterdam ingediende dispache wenst af te wikkelen, verzoekt deze rechtbank de dispache te homologeren. Zo dit nog niet is geschied, dient hij een exemplaar van de dispache of een uittreksel daarvan ter griffie in.

Artikel 641a 1 Ieder der in artikel 638 bedoelde personen, die zich niet met de hem toegezonden, dan wel ter griffie van de rechtbank Rotterdam gedeponeerde dispache kan verenigen, verzoekt deze rechtbank de dispache te herzien. Zo dit nog niet is geschied legt hij een exemplaar der dispache of een uittreksel daarvan ter griffie neer.
2 Wijst de rechter het in het vorige lid bedoelde verzoek af, dan homologeert hij de dispache.

Artikel 641b 1 Gaat de rechter in het geval van artikel 641 of artikel 641a niet tot homologatie over dan is de dispacheur of een mogelijkerwijs door de rechter aangewezen andere dispacheur verplicht de dispache in overeenstemming met de rechterlijke beslissing te wijzigen, dan wel haar in te trekken. In geval van intrekking wordt, tenzij de rechter anders beslist, de dispache desalniettemin wat betreft honorarium en kosten van de dispacheur gehomologeerd.
2 Gaat de rechter in het geval van artikel 641 of artikel 641a tot homologatie over, dan zijn zij die de dispache betwistten, hoofdelijk verplicht de belanghebbenden, die niet tot dergelijke betwisting overgingen, de tengevolge van de betwisting geleden schade te vergoeden.

Artikel 641c Ieder die de dispache betwist, is op verzoek van ieder die dit niet deed, verplicht ten behoeve van deze laatste zekerheid te stellen voor de door deze laatste mogelijkerwijs geleden of te lijden schade. Geschillen naar aanleiding van het stellen, aanvullen of vervangen van deze zekerheid worden ten verzoeke van de meest gerede partij beslist door de voorzieningenrechter van de rechtbank.

Artikel 641d Na het in kracht van gewijsde gaan van een beschikking van homologatie levert de dispache een voor tenuitvoerlegging vatbare titel op.

Artikel 642 Tegen een beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank, gegeven in de gevallen van de artikelen 621 tot en met 641d,met uitzondering van artikel 625, staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang van de wet.

Tweede Afdeling

Van rechtspleging inzake beperking van aansprakelijkheid van scheepseigenaren

Artikel 642a 1 Wie op grond van artikel 750, artikel 751, artikel 1060 of artikel 1061 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek een beroep wil doen op beperking van zijn aansprakelijkheid, verzoekt de rechtbank Rotterdam het bedrag of de bedragen vast te stellen waartoe zijn aansprakelijkheid is beperkt (het bedrag van het fonds of de fondsen), en te bevelen dat tot een procedure ter verdeling van een te stellen fonds wordt overgegaan.
2 Het verzoek vermeldt:
a. de naam van het schip;
b. wanneer het een zeeschip betreft de nationaliteit daarvan en wanneer het een zeevissersschip of een binnenschip betreft zo mogelijk de plaats waarin het kantoor waar het schip te boek staat, is gelegen;
c. de naam en de woonplaats van de verzoeker;
d. het bedrag dat naar het oordeel van de verzoeker het fonds of de fondsen belopen, en de gegevens noodzakelijk ter berekening hiervan;
e. de dag en de plaats van het voorval dat aanleiding gaf tot de vorderingen ten aanzien waarvan de verzoeker zijn aansprakelijkheid meent te kunnen beperken alsmede een omschrijving daarvan;
f. de naam en de woonplaats van de aan de verzoeker bekende personen tegenover wie hij meent zich op beperking van zijn aansprakelijkheid te kunnen beroepen met een schatting van het maximum-bedrag van ieders vordering.
De verzoeker doet in het verzoekschrift een voorstel omtrent de wijze waarop hij fonds denkt te stellen.
3 Het indienen van een verzoek als in dit artikel bedoeld, vormt niet een erkenning van aansprakelijkheid.
4 De behandeling geschiedt op de dag en de tijd die door de griffier aan de in het tweede lid onder f bedoelde personen worden medegedeeld. Bovendien doet de griffier van het verzoek aankondiging in één of meer door de rechtbank mogelijkerwijs aan te wijzen nieuwsbladen.

Artikel 642b Wanneer naar aanleiding van hetzelfde voorval meer dan één op eenzelfde schip betrekking hebbend verzoek als bedoeld in artikel 642a is ingediend, beveelt de rechtbank alvorens op deze verzoeken te beslissen, tenzij een verzoeker zich daartegen verzet en dit verzet gegrond is bevonden, de voeging van de zaken op één fonds betrekking hebbend.

Artikel 642c 1 Bij de behandeling van het in artikel 642a bedoelde verzoek kan geen beroep worden gedaan op artikel 754 of artikel 1064 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Bij toewijzing van het verzoek bepaalt de rechtbank met inachtneming van de artikelen 755 en 756 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de in artikel 1065 van dat boek bedoelde algemene maatregel van bestuur het in rekeneenheden uitgedrukte beloop van het fonds of de fondsen. Zij beveelt de verzoeker op een door haar te bepalen dag, die niet later kan liggen dan één maand na de dag der beschikking, fonds te stellen
a. hetzij door het bedrag van het fonds berekend met inachtneming van de artikelen 755, 756 en 759 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek of van de in artikel 1065 van dat boek bedoelde algemene maatregel van bestuur, vermeerderd met de wettelijke rente ingevolge artikel 757 of die algemene maatregel van bestuur alsmede vermeerderd met een bedrag ter bestrijding van de kosten der procedure in de consignatiekas te storten,
b. hetzij door op andere door haar bepaalde wijze zekerheid te stellen ten belope van het onder a genoemde bedrag, alsnog vermeerderd met de wettelijke rente daarover van de aanvang van de dag volgende op de dag van deze laatst bedoelde zekerheidsstelling tot de aanvang van de dag waarop de griffier de in artikel 642v bedoelde oproep doet uitgaan.
3 De rechtbank wijst een rechter-commissaris aan ter vaststelling van de staat van verdeling van het fonds of de fondsen en benoemt tevens een vereffenaar hiervan. Wanneer zij daartoe termen aanwezig acht, kan zij voor ieder fonds meer dan één vereffenaar benoemen.
4 Het fonds wordt gesteld ten name van de benoemde rechter-commissaris en vereffenaar, die daarover met uitsluiting van de verzoeker, doch slechts gezamenlijk, kunnen beschikken.
5 De beschikking van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad. De werking van de beschikking kan door de hogere rechter niet worden geschorst.
6 De verzoeker die aan het bevel der rechtbank heeft voldaan, richt zich onverwijld tot haar met het verzoek dit te verklaren. Indien de rechtbank deze verklaring weigert, kan zij de verzoeker een hernieuwd bevel tot het stellen van fonds geven op een door haar te bepalen dag die niet later kan liggen dan één maand na de dag der beschikking. De verzoeker die aan dit hernieuwde bevel der rechtbank heeft voldaan, richt zich wederom tot haar met het verzoek dit te verklaren. De tweede zin van dit lid is alsdan niet van toepassing.
7 De verzoeker ten aanzien van wie de rechtbank geen verklaring als in het zesde lid bedoeld heeft gegeven, kan zijn aansprakelijkheid niet meer op grond van artikel 750, artikel 751, artikel 1060 of artikel 1061 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek beperken.
8 Op de voldoening aan een bevel tot storting of andere zekerheidsstelling als bedoeld in dit artikel zijn de artikelen 45 tot en met 48 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 42 tot en met 49 van de Faillissementswet niet van toepassing.

Artikel 642d Indien terzake van één en hetzelfde voorval een fonds is gesteld door één der personen of zijn verzekeraar genoemd in
a. artikel 758, eerste lid, onder a , of artikel 1066, eerste lid, onder a, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek,
b. artikel 758, eerste lid, onder b , of artikel 1066, eerste lid, onder b, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek,
c. artikel 758, eerste lid, onder c , of artikel 1066, eerste lid, onder c, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, of
d. artikel 758, tweede lid, of artikel 1066, tweede lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek,
wordt dit fonds aangemerkt als door alle onder dezelfde letter genoemde personen te zijn gesteld en zulks ten aanzien van de vorderingen waarvoor het fonds werd gesteld.

Artikel 642e 1 Indien na toewijzing van een op artikel 750 of artikel 751 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek geen der schuldeisers binnen de in artikel 642g genoemde termijn betwist heeft, dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid kan beperken, dan wel omtrent een zodanige betwisting onherroepelijk afwijzend is beslist en een fonds is gesteld ten aanzien waarvan de rechtbank een verklaring als bedoeld in het zesde lid van artikel 642c heeft afgegeven en dat werkelijk ten bate van de schuldeiser beschikbaar is alsmede de schuldeiser zijn vordering op het fonds in rechte geldend kan maken, kan de rechter op verzoek van hem te wiens behoeve het fonds is gesteld de opheffing van beslagen die ter zake van de vorderingen waarvoor het fonds is gesteld, zijn gelegd, dan wel de teruggave van te dier zake gegeven zekerheid bevelen.
2 Indien aan de in het eerste lid gestelde vereisten is voldaan, zal de rechter op een verzoek als in het eerste lid bedoeld een bevel als in dat lid bedoeld geven, wanneer het fonds is gesteld
a. in de haven waar het ongeval waaruit aansprakelijkheid is voortgevloeid, plaats vond, of wanneer dit ongeval niet in een haven plaats vond, in de eerste haven welke het schip daarna aanliep, of
b. in de haven van ontscheping van de betrokken persoon, indien de schade is voortgevloeid uit dood of letsel van personen, of
c. met betrekking tot beschadigde lading in de haven van lossing, of
d. in de Staat waarin het beslag is gelegd.
3 Het eerste of tweede lid van dit artikel vindt slechts toepassing indien het fonds aan de schuldeiser, wat zijn vordering betreft, vrij kan worden overgemaakt.
4 Indien ten aanzien van een op artikel 1060 of artikel 1061 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek aan de in het eerste lid gestelde vereisten is voldaan, geeft de rechtbank op een verzoek als in het eerste lid bedoeld een bevel als in dat lid bedoeld.

Artikel 642f 1 Indien aan de in artikel 642e gestelde vereisten is voldaan, worden procedures terzake van vorderingen waarvoor het fonds is gesteld, geschorst overeenkomstig artikel 225, tweede lid, eerste zin, ook al waren deze reeds in staat van wijzen.
2 Behoudens de gevallen bedoeld in het derde lid wordt na schorsing van een hangende procedure het geding op verzoek van de meest gerede partij van de rol afgevoerd, wanneer
a. het verzoek van de schuldeiser tot verificatie als bedoeld in artikel 642l is afgewezen of
b. de staat van verdeling bedoeld in artikel 642v op de in dat artikel genoemde wijze is vastgesteld of
c. de vordering van de schuldeiser ingevolge artikel 642w is tenietgegaan.
3 Het geschorste geding wordt hervat, indien
a. alsnog onherroepelijk wordt beslist dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid niet kan beperken of
b. in een der in het tweede lid bedoelde gevallen de schuldenaar de veroordeling van de schuldeiser in de kosten van het geding vordert.
4 Blijft een beroep op schorsing als bedoeld in het eerste lid van dit artikel achterwege, dan verliest een schuldenaar de bevoegdheid jegens de betrokken schuldeiser beroep te doen op zijn beperkte aansprakelijkheid.
5 Op de schorsing en de hervatting van het geding zijn artikel 225, tweede lid, tweede zin, en derde lid, en artikel 227 van overeenkomstige toepassing..

Artikel 642g 1 Nadat de in artikel 642c, zesde lid, bedoelde verklaring is afgegeven bepaalt de rechter-commissaris, de vereffenaar gehoord hebbend, zo spoedig mogelijk de dag waarop uiterlijk de vorderingen op de schuldenaar, alsmede de betwistingen van diens beroep op beperking van zijn aansprakelijkheid hetzij ten aanzien van alle, hetzij ten aanzien van één of meer der schuldeisers bij de vereffenaar moeten worden ingediend.
2 De rechter-commissaris bepaalt, de vereffenaar gehoord hebbend, tevens de dag of de dagen met bepaling van tijd en plaats, waarop door hem zal worden overgegaan tot verificatie van de ingediende vorderingen en behandeling van betwistingen van het beroep op beperking van aansprakelijkheid. Deze dagen, tijden en plaatsen kunnen voor elk der fondsen alsmede voor één dezer fondsen verschillend zijn.
3 Tussen de in het eerste lid genoemde dag voor de indiening der vorderingen en het verrichten van betwistingen als in dat lid bedoeld en de dag der verificatiezitting of de zitting waarop deze betwistingen zullen worden behandeld, moeten tenminste acht weken verlopen.

Artikel 642h Indien een schuldenaar aantoont, dat hij op een later tijdstip niettegenstaande het eerste lid van artikel 642f gedwongen zou kunnen worden geheel of gedeeltelijk een bedrag te betalen waarvoor hij, als hij dit bedrag vóór de verdeling van het fonds had betaald, op grond van artikel 642j in de rechten van de schuldeiser zou zijn gesubrogeerd, kan de rechter-commissaris gelasten, dat voorlopig een bedrag zal worden terzijde gesteld, dat voldoende is om het de schuldenaar mogelijk te maken op dat latere tijdstip zijn rechten overeenkomstig artikel 642j geldend te maken.

Artikel 642i De vereffenaar geeft van de beschikkingen genoemd in artikel 642g onverwijld bij aangetekende brief kennis aan de schuldenaar of de schuldenaren en de door dezen opgegeven schuldeisers. Bovendien doet hij, indien de rechter-commissaris zulks beveelt, van deze beschikkingen aankondiging in één of meer door de rechter-commissaris mogelijkerwijs aan te wijzen nieuwsbladen.

Artikel 642j Een bedrag dat een schuldenaar of diens verzekeraar vóór de verdeling van een fonds heeft betaald, kan door hem niet geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd; hij wordt voor het betaalde bedrag van rechtswege gesubrogeerd in de rechten van de schuldeiser.

Artikel 642k De schuldeiser die tegen het verzoek van een schuldenaar verweer voert, moet niettemin zijn vordering ter verificatie aanmelden. Hetzelfde geldt ten aanzien van een schuldeiser die twijfelt of de schuldenaar gezien de aard van de vordering met betrekking tot deze vordering jegens hem een beroep kan doen op de beperking van zijn aansprakelijkheid.

Artikel 642l 1 De indiening der schuldvorderingen geschiedt bij de vereffenaar door de overlegging van een rekening of andere schriftelijke verklaring aangevende de aard en het bedrag der vordering vergezeld van de bewijsstukken of een afschrift daarvan. De in de tweede zin van artikel 642k bedoelde schuldeiser legt bovendien over een schriftelijke verklaring bevattende de gronden van zijn daar bedoelde twijfel.
2 Indiening van een vordering ter verificatie wordt ten aanzien van verjaring en verval aangemerkt als het in rechte instellen van deze vordering.
3 De schuldeisers zijn bevoegd van de vereffenaar een ontvangstbewijs te vorderen.
4 De vereffenaar toetst de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van de schuldenaar, treedt, als hij tegen de toelating van een vordering bezwaar heeft, met de schuldeiser en de schuldenaar of schuldenaren in overleg en is bevoegd van dezen overlegging van ontbrekende stukken alsook raadpleging van hun administratie en van de oorspronkelijke bewijsstukken te vorderen.
5 Voor ieder fonds brengt de vereffenaar de vorderingen die hij goedkeurt op een lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen en de vorderingen die hij betwist, op een afzonderlijke lijst vermeldende de gronden der betwisting.
6 De door de vereffenaar opgestelde lijsten liggen gedurende ten minste 21 dagen vóór de dag, voor de verificatie bestemd, ter griffie ter kosteloze inzage voor ieder. De nederlegging geschiedt kosteloos.
7 De vereffenaar vermeldt de verweerschriften ingediend tegen het verzoek door een schuldenaar gedaan vermeldende de gronden der betwisting.

Artikel 642m Van de krachtens artikel 642l gedane nederlegging der lijsten geeft de vereffenaar aan alle bekende schuldeisers en de schuldenaar of schuldenaren schriftelijk bericht, waarbij hij een nadere oproeping tot de verificatievergadering voegt.

Artikel 642n Op de ingevolge artikel 642g bepaalde dag of dagen houdt de rechter-commissaris in tegenwoordigheid van de vereffenaar één of meer zittingen.

Artikel 642o 1 Vorderingen ingediend na afloop van de in het eerste lid van artikel 642g genoemde termijn kunnen op verzoek van de schuldeiser door de rechter-commissaris tot de verificatie worden toegelaten.
2 Een dergelijk verzoek moet worden toegestaan, indien de schuldeiser buiten Nederland woont en daardoor verhinderd was zich eerder te melden.
3 In geval van geschil over het al dan niet aanwezig zijn der verhindering in het tweede lid bedoeld beslist de rechter-commissaris na de vergadering te hebben geraadpleegd.

Artikel 642p 1 Alle schuldeisers en schuldenaren kunnen een vordering betwisten.
2 Vorderingen die niet worden betwist, worden door de rechter-commissaris vastgesteld op het beweerde bedrag.
3 Van de vaststelling door de rechter-commissaris geschiedt aantekening in het proces-verbaal ter zitting en op de door de vereffenaar opgestelde lijst.

Artikel 642q 1 In geval van betwisting ter zitting van een vordering of van het beroep op beperking van aansprakelijkheid verwijst de rechter-commissaris partijen en de schuldenaar, indien hij hen niet kan verenigen, naar een of meer door hem te bepalen zittingen van de rechtbank ter beslissing van het punt van geschil. De rechter-commissaris verwijst ook de in de tweede zin van artikel 642k bedoelde schuldeiser wiens vordering overigens niet wordt betwist, naar de zitting der rechtbank ter beslissing van de vraag of zijn vordering terecht ter verificatie werd ingediend.
2 Indien een schuldeiser wiens vordering betwist wordt, of indien een schuldenaar niet ter zitting aanwezig is, geeft de vereffenaar hem onmiddellijk per aangetekende brief kennis van iedere verwijzing.

Artikel 642r 1 Verschijnt de schuldeiser die de verificatie vraagt, niet ter zitting van de rechtbank, dan wordt hij geacht zijn vordering voor zover zij betwist is, te hebben ingetrokken.
2 Verschijnt hij die een betwisting van enige stelling van een schuldenaar of schuldeiser deed, niet, dan wordt hij geacht deze betwisting te hebben laten varen.
3 De in het tweede lid van artikel 642q genoemde personen kunnen zich in het geding niet op het ontbreken van de daar bedoelde kennisgeving beroepen.
4 Schuldeisers die bij de indiening van hun vordering, noch ter vergadering, betwisting hebben gedaan, kunnen in het geding zich voegen noch tussenkomen; tussenkomst kan in geval van faillissement van een schuldenaar worden gevorderd door de curator in dat faillissement of, ingeval van toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, door de bewindvoerder.
5 Een onherroepelijke beslissing inhoudende dat een schuldenaar zijn aansprakelijkheid ten opzichte van één of meer vorderingen niet kan beperken, heeft bindende kracht zowel jegens een schuldenaar als in geval van diens faillissement of toepassing ten aanzien van hem van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen jegens zijn schuldeisers.

Artikel 642s 1 Na afloop van de in artikel 642n bedoelde zittingen of, indien deze tot geschillen aanleiding hebben gegeven, nadat daarover onherroepelijk is beslist, wordt door de vereffenaar een staat van verdeling van het betrokken fonds opgemaakt en aan de goedkeuring van de rechter-commissaris onderworpen.
2 Indien onherroepelijk is beslist, dat de schuldenaar zijn aansprakelijkheid niet kan beperken, vervalt de gestelde zekerheid en wordt een gestort bedrag uitgekeerd aan hem die de storting verrichtte doch niet eerder dan één maand nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en de vereffenaar op de in artikel 642i voorgeschreven wijze kennis heeft gegeven van de dag waarop deze uitkering zal plaatsvinden.

Artikel 642t 1 Vorderingen waarvan de waarde niet in Nederlands geld is uitgedrukt, worden geverifieerd voor hun geschatte waarde in Nederlands geld.
2 Indien de schuldenaar gebruik maakte van de hem hetzij in artikel 750 of artikel 751 hetzij in artikel 1060 of artikel 1061 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek gegeven bevoegdheid zijn de volgende regels van toepassing:
a. het personenfonds wordt aangewend ter voldoening van vorderingen betreffende personenschade;
b. het passagiersfonds wordt aangewend ter voldoening van vorderingen betreffende personenschade van reizigers;
c. het zakenfonds wordt aangewend ter voldoening van vorderingen betreffende zaakschade en van vorderingen betreffende personenschade voor zover deze nog onvoldaan mochten zijn na toepassing van de onder a genoemde regel;
d. het wrakkenfonds wordt aangewend ter voldoening van vorderingen als bedoeld in artikel 752, eerste lid, onder d of e, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;
e. het waterverontreinigingsfonds wordt aangewend ter voldoening van vorderingen terzake van kosten en schadevergoedingen verschuldigd voor waterverontreiniging als bedoeld in de algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 1065 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek;
f. indien een volgens de onder a tot en met e genoemde regels te verdelen bedrag niet voldoende is ter voldoening van de vorderingen waartoe het volgens deze regels wordt aangewend, worden deze vorderingen in evenredigheid gekort.
3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt onder personenschade verstaan alle schade voortspruitende uit dood of letsel van personen en onder zaakschade alle schade, die niet is personenschade.
4 Onder voorbehoud van het in het tweede lid, onder c, bepaalde is ieder fonds uitsluitend bestemd voor de voldoening van de vorderingen met betrekking waartoe het is gesteld.

Artikel 642u 1 Een door de rechter-commissaris goedgekeurde staat van verdeling van het beschikbare fonds ligt gedurende 14 dagen ter griffie van de rechtbank ter kosteloze inzage van de schuldeisers wier vorderingen zijn erkend, en van de schuldenaren. De nederlegging geschiedt kosteloos.
2 Van de nederlegging wordt door de vereffenaar aankondiging gedaan op de wijze voorgeschreven in artikel 642i, terwijl daarvan bovendien bij aangetekende brief kennis wordt gegeven aan de schuldenaren en aan ieder der schuldeisers wier vorderingen zijn erkend met vermelding van het voor hen uitgetrokken bedrag; ieder van hen kan gedurende de genoemde termijn bij de rechtbank tegen de staat van verdeling in verzet komen door indiening van een met redenen omkleed bezwaarschrift ter griffie.
3 Na afloop van de termijn geeft de rechtbank haar beschikking, nadat zij de schuldeisers en de schuldenaren heeft gehoord of behoorlijk doen oproepen. De oproeping geschiedt bij aangetekende brief door de vereffenaar.

Artikel 642v 1 Nadat een staat van verdeling door de rechter-commissaris of, indien tijdig verzet is gedaan, door de rechtbank is vastgesteld, roept de griffier bij aangetekende brief de schuldeisers op het hun toekomende bedrag in ontvangst te nemen.
2 De staat ligt na de vaststelling ter griffie ter kosteloze inzage van belanghebbenden.
3 Een nog bestaand batig saldo en uitkeringen waarover niet binnen één jaar is beschikt, worden uitgekeerd aan hem die de storting verrichtte. Artikel 642s, tweede lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 642w Behoudens het vierde lid van artikel 642f gaan de vorderingen van schuldeisers die, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen zijnde, deze niet ter verificatie hebben aangemeld, door het in kracht van gewijsde gaan van de staat van verdeling teniet.

Artikel 642x 1 De rechter-commissaris is bevoegd te allen tijde een voorlopige staat van verdeling vast te stellen. In dat geval zijn de artikelen 642s tot en met 642v van overeenkomstige toepassing.
2 De rechter-commissaris kan bevelen, dat door schuldeisers aan wie op grond van een voorlopige staat van verdeling een uitkering wordt gedaan, een door hem aan te wijzen vorm van zekerheid wordt gegeven.

Artikel 642y 1 De beschikkingen van de rechter-commissaris alsmede die van de rechtbank krachtens artikel 642u, derde lid, zijn niet vatbaar voor hoger beroep, noch voor beroep in cassatie.
2 Tegen de andere uitspraken, waartoe de artikelen 642a tot en met 642z aanleiding geven, kan door de schuldenaar en door de verschenen schuldeisers binnen vier weken na de dag der uitspraak hoger beroep worden ingesteld, tenzij krachtens enige algemene regeling een kortere termijn van toepassing is. Dezelfde termijn geldt voor het beroep in cassatie.
3 Indien een rechtsmiddel wordt ingesteld, moet daarvan bij exploit worden kennis gegeven aan de griffier der rechtbank.
4 De uitspraak op het rechtsmiddel wordt door de griffier van het betrokken rechtscollege onverwijld medegedeeld aan de griffier der rechtbank, die daarvan bij aangetekende brief aan schuldeisers en schuldenaren kennis geeft.

Artikel 642z Behoudens de toepassing van artikel 289 komen de kosten voortvloeiende uit de toepassing van de artikelen 642a tot en met 642y ten laste van de schuldenaar.

Artikel 643 Vervallen

Artikel 644 Vervallen

Artikel 645 Vervallen

Artikel 646 Vervallen

Artikel 647 Vervallen

Artikel 648 Vervallen

Artikel 649 Vervallen

Artikel 650 Vervallen

Artikel 651 Vervallen

Artikel 652 Vervallen

Artikel 653 Vervallen

Artikel 654 Vervallen

Artikel 655 Vervallen

Artikel 656 Vervallen

Artikel 657 Vervallen

Tweede titel

Van procedures betreffende een nalatenschap of een gemeenschap

Eerste afdeling

Van de verzegeling

Artikel 658 1 Zaken die tot een nalatenschap of een gemeenschap waarop afdeling 2 van titel 7 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is behoren kunnen worden verzegeld met verlof van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de verzegeling moet plaatsvinden. De verzegeling geschiedt door een bij dit verlof aan te wijzen notaris met diens zegel. Tegen het verlof is geen hogere voorziening toegelaten.
2 De notaris kan een bewaarder van de gelegde zegels aanstellen.

Artikel 659 De artikelen 444, 444a en 444b, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 660 1 Verlof tot verzegeling kan worden verzocht:
1°. door hem die de nalatenschap kan opeisen of als deelgenoot of beperkt gerechtigde op een aandeel van de gemeenschap verdeling daarvan kan vorderen;
2°. zo zich onder 1° bedoelde personen onbekwamen bevinden, die geen wettelijke vertegenwoordiger hebben, of, indien deze afwezig is, door een bloed- of aanverwant van de onbekwame;
3°. in geval van een nalatenschap:
a. mede door de overgebleven echtgenoot of de overgebleven partner bij een geregistreerd partnerschap of door een executeur van de nalatenschap;
b. zo noch de onder a bedoelde personen, noch een der erfgenamen aanwezig mocht zijn, door een dergenen die in dienst van de overledene waren of met hem samenwoonden;
c. zo de nalatenschap onder bewind staat: door de bewindvoerder;
4°. door een schuldeiser van de nalatenschap of gemeenschap, doch alleen indien hij zonder de verzegeling ernstig gevaar zou lopen zijn vordering niet te kunnen verhalen;
5°. door een door de rechter benoemde vereffenaar van de nalatenschap of gemeenschap.
2 Het verlof wordt slechts gegeven, indien de verzoeker zijn recht of bevoegdheid en een voldoende ernstig belang bij de verzegeling summierlijk aannemelijk maakt.

Artikel 661 Indien in geval van een nalatenschap een der in artikel 660, eerste lid onder 1°, bedoelde personen afwezig of onbekwaam is, en geen wettelijke vertegenwoordiger heeft of deze afwezig is, kan het verlof tot verzegeling ook door een notaris worden verzocht of door de kantonrechter ambtshalve worden bevolen.

Artikel 662 Van de verzegeling moet door een proces-verbaal blijken, dat zal inhouden:
1°. dag en uur van de verzegeling;
2°. naam, voornaam en woonplaats van hem op wiens verzoek de verzegeling is gedaan en een keuze van woonplaats ten kantore van de notaris die de verzegeling verricht;
3°. de vermelding van het verlof tot verzegeling;
4°. de verschijning van de partijen en hun verzoeken en beweringen;
5°. de opgave van de plaatsen en de voorwerpen waarop het zegel is gezet en een korte beschrijving van de zaken die buiten verzegeling zijn gebleven;
6°. naam, woonplaats en beroep van de bewaarder als bedoeld in artikel 658, tweede lid;
7°. de eed bij de sluiting der verzegeling die in handen van de notaris moet worden afgelegd door degenen die de zaken onder zich hadden of het huis bewonen, waar de verzegeling is gedaan, dat zij niets verduisterd hebben, noch gezien hebben noch weten dat iets verduisterd is.


Artikel 663 1 Indien bij de verzegeling boeken of papieren worden gevonden, kunnen zij door de notaris worden geopend. Indien zij voor de nalatenschap of gemeenschap of de daartoe behorende goederen of schulden van belang kunnen zijn, worden zij overgebracht naar de griffie van de rechtbank, bedoeld in artikel 658, eerste lid, of naar een andere door de notaris aan te wijzen plaats, waar zij ter beschikking van de partijen blijven.
2 Zodra blijkt dat de overgebrachte boeken of papieren niet van belang zijn of aan een derde toebehoren, zorgt de notaris voor afgifte aan de rechthebbende.

Artikel 664 De notaris kan op verlangen en op kosten van elk der partijen de voorwerpen, boeken en papieren, alsmede de plaats waar zij zijn aangetroffen, doen fotograferen of kopiëren. Hij hecht de foto’s of kopieën aan het proces-verbaal van verzegeling.

Artikel 665 1 Indien geen tot de nalatenschap of gemeenschap behorende roerende zaken van voldoende belang worden aangetroffen, zal dit in het proces-verbaal worden vermeld en verzegeling achterwege kunnen blijven.
2 Zaken die niet voor beslag vatbaar zijn of niet zonder schade verzegeld kunnen worden, blijven buiten de verzegeling, maar worden overeenkomstig artikel 662 onder 5° in het proces-verbaal beschreven.

Tweede afdeling

Van ontzegeling

Artikel 666 1 De in artikel 660 onder 1° en 3° onder a bedoelde personen kunnen aan de kantonrechter die verlof tot de verzegeling gaf, verlof tot ontzegeling verzoeken. Tegen het verlof is geen hogere voorziening toegelaten.
2 Ontzegeling heeft in elk geval plaats voor zover van de nalatenschap of gemeenschap van goederen een partijen bindende boedelbeschrijving wordt opgesteld of alle partijen hun toestemming tot de ontzegeling geven en het vrije beheer over hun goederen hebben.

Artikel 667 1 De in artikel 660 onder 1° en 3° onder a bedoelde personen en degene die de verzegeling heeft uitgelokt worden opgeroepen om op het verzoek te worden gehoord, indien zij het verlangen daartoe tijdig aan de notaris die de verzegeling heeft verricht, hebben medegedeeld met opgave van de redenen van dit verlangen en van hun woonplaats.
2 Bij het verzoekschrift wordt een verklaring van de notaris overgelegd waaruit blijkt of en, zo ja, welke mededelingen zijn gedaan.

Artikel 668 De ontzegeling geschiedt door de in het verlof tot ontzegeling aangewezen notaris.

Artikel 669 De in artikel 660 onder 1° en 3° onder a bedoelde personen en degene die de verzegeling heeft uitgelokt worden door de notaris ten minste vierentwintig uur tevoren van het tijdstip van ontzegeling op de hoogte gesteld. Hetzelfde geldt voor de schuldeiser van de nalatenschap of gemeenschap die zijn verlangen daartoe tijdig aan de notaris heeft medegedeeld met opgave van zijn vordering en van zijn woonplaats.

Artikel 670 Het proces-verbaal van de ontzegeling moet bevatten:
1°. dag en uur waarop zij gedaan wordt;
2°. naam, voornaam en woonplaats of gekozen woonplaats van hem die de ontzegeling verzocht heeft;
3°. vermelding van het verlof tot ontzegeling;
4°. vermelding van de in artikel 669 bedoelde mededelingen;
5°. de verschijning van partijen en hun opmerkingen;
6°. de herkenning van de zegels en de bevinding daarvan als gaaf en ongeschonden, of indien zij dit niet mochten zijn, de vermelding van de toestand waarin zij worden bevonden.


Derde afdeling

Van boedelbeschrijving

Artikel 671 Indien alle partijen zich daarmee verenigen en het vrije beheer over hun goederen hebben, kan een voorgeschreven boedelbeschrijving plaatsvinden bij een onderhandse akte. In alle andere gevallen geschiedt zij bij notariële akte.

Artikel 672 1 De kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de boedel zich geheel of voor een groot deel bevindt, kan op verzoek van een der in artikel 660 onder 1° en 3° onder a bedoelde personen of van iemand die daarbij op andere grond voldoende belang heeft, een boedelbeschrijving bevelen door een bij dat bevel aan te wijzen notaris. Tegen het bevel is geen hogere voorziening toegelaten.
2 Het verzoek kan worden gedaan tezamen met een verzoek strekkende tot verzegeling of tot ontzegeling.
3 Het bevel wordt slechts gegeven, indien de verzoeker zijn recht en belang summierlijk aannemelijk maakt.

Artikel 673 Indien de notaris nodig oordeelt de te beschrijven zaken zelf in ogenschouw te nemen, zijn de artikelen 444, 444a en 444b, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 674 De boedelbeschrijving zal bevatten:
1°. naam, voornaam en woonplaats van de verschenen of opgeroepen partijen en van de aangewezen schatters;
2°. een korte beschrijving van alle tot de boedel behorende goederen en schulden en, zo een der partijen zulks wenst, een schatting van de waarde van de roerende zaken door een of meer door partijen aan te wijzen schatters met hun beëdiging;
3°. een opgave van de plaats waar de beschreven zaken zich bevinden, of waarheen zij zijn overgebracht;
4°. een opgave van tot de boedel behorende geldsommen;
5°. een opgave van de aangetroffen boeken en registers betreffende de boedel, die op de eerste en laatste bladzijden worden gewaarmerkt, ingeval van een notariële beschrijving door de notaris en ingeval van een onderhandse beschrijving door de partijen;
6°. vermelding van de akten die op de goederen en de schulden van de boedel betrekking hebben;
7°. ingeval van een notariële beschrijving: vermelding van de eed, af te leggen in handen van de notaris, van hen die vóór de beschrijving de goederen in hun macht hadden of het huis waarin deze zich bevinden bewoond hebben, dat zij niets hebben verduisterd, noch gezien hebben, noch weten dat iets verduisterd is.

Artikel 675 Indien partijen het niet eens worden over de aanwijzing van de schatters, worden deze benoemd door de notaris of in geval van een onderhandse boedelbeschrijving, door de in artikel 672 bedoelde kantonrechter.

Vierde afdeling

Van geschillen in verband met verzegeling, ontzegeling en boedelbeschrijving

Artikel 676 Geschillen die in verband met een verzegeling, ontzegeling of boedelbeschrijving rijzen, worden in kort geding gebracht voor de voorzieningenrechter van de rechtbank in welker rechtsgebied de verzegeling is geschiedt of de te beschrijven boedel zich geheel of grotendeels bevindt.

Vierde afdeling A

Rechtsmiddelen tegen beschikkingen in procedures betreffende een nalatenschap

Artikel 676a Geen andere voorziening dan cassatie in het belang der wet staat open tegen beschikkingen ingevolge:
a. artikel 25, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
b. artikel 77 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
c. artikel 143 lid 1, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
d. artikel 147, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
e. artikel 149, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
f. artikel 150 lid 2, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
g. artikel 157, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
h. artikel 164, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
i. artikel 173, derde zin, van van Boek 4 het Burgerlijk Wetboek, waarbij een machtiging als in die bepaling bedoeld wordt verleend;
j. artikel 185 lid 2 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek waarbij maatregelen als in die bepaling bedoeld worden voorgeschreven;
k. artikel 185, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
l. artikel 191, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij maatregelen als in die bepaling bedoeld worden voorgeschreven;
m. artikel 192, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
n. artikel 196, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
o. artikel 197, tweede lid, eerste zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
p. artikel 201, tweede lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
q. artikel 202, eerste lid, onder a, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
r. artikel 206, vijfde lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
s. artikel 211, vierde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
t. artikel 215, tweede lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
u. artikel 218, eerste lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
v. artikel 221, tweede lid, eerste zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
w. artikel 223, eerste lid, tweede zin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek;
x. artikel 226, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij een machtiging als in die bepaling bedoeld wordt verleend.

Artikel 676b Van de beschikkingen van de rechter-commissaris ingevolge afdeling 3 van titel 6 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek is gedurende vijf dagen hoger beroep op de rechtbank toegelaten, behoudens voor zover het beschikkingen betreft waartegen, indien zij door de kantonrechter waren gegeven, geen hogere voorziening is toegelaten.

Vijfde afdeling

Van de verdeling van een gemeenschap

Artikel 677 1 Het vonnis waarbij een vordering tot verdeling van een gemeenschap wordt toegewezen zonder dat de rechter de vaststelling van de verdeling aan zich houdt, zal inhouden een bevel tot verdeling ten overstaan van een notaris, alsmede, zo partijen het over de keuze niet eens zijn, de benoeming van deze notaris. De rechter die een notaris benoemt, kan de zaak voor wat betreft hetgeen overigens ter zake van de verdeling is gevorderd, aanhouden tot is gebleken of de notaris partijen kan verenigen. De griffier van het gerecht dat de benoeming deed, zendt de notaris onverwijld een expeditie van de uitspraak.
2 Op verlangen van elk der partijen kan het vonnis tevens de benoeming inhouden van een onzijdig persoon als bedoeld in artikel 181 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
3 De notaris bepaalt dag en uur waarop partijen voor hem moeten verschijnen en roept hen tegen het vastgestelde tijdstip op. Indien zij niet allen verschijnen, kan hij partijen een of meer malen tegen een nieuwe dag oproepen.
4 De bepalingen van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing op verzoeken en beschikkingen betreffende de verdeling van een gemeenschap van goederen die door of tijdens een huwelijk of een geregistreerd partnerschap is ontstaan.

Artikel 678 1 Indien de notaris partijen niet kan verenigen, constateert hij dit in een proces-verbaal, waarin hij desverlangd opgeeft op welke punten partijen reeds tot overeenstemming zijn gekomen.
2 Zolang geen volledige overeenstemming is bereikt, kan de meest gerede partij vorderen dat de rechter de wijze van verdeling gelast of zelf de verdeling vaststelt, dan wel wat overigens ter zake van hetgeen partijen verdeeld houdt, nodig mocht zijn.
3 Zolang hem geen afschrift van het in het eerste lid bedoelde proces-verbaal wordt overgelegd, kan de rechter op verlangen van elk der partijen de zaak aanhouden ten einde de notaris opnieuw gelegenheid te geven tot toepassing van het derde lid van het vorige artikel.

Artikel 679 1 Indien partijen het niet eens worden over de benoeming van een deskundige om de waarde van een of meer der te verdelen goederen te schatten, geschiedt de benoeming op verzoek van de meest gerede partij door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de goederen zich bevinden. Bevinden zij zich in het buitenland, dan is de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam bevoegd.
2 Is met betrekking tot de verdeling een procedure aanhangig, dan kan de benoeming ook, op verlangen van een der partijen of ambtshalve, worden gedaan door de rechter voor wie de zaak in eerste aanleg of in hoger beroep dient of door de rechter voor wie een getuigenverhoor of verschijning van partijen is gelast.

Artikel 680 1 Indien een vordering tot verdeling, tot gelasten van de wijze van verdeling of tot vaststelling van een verdeling niet de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap betreft, kan ieder van de gedaagden overeenkomstig de hem in de artikelen 179 en 185 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegekende bevoegdheden eisen dat de verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap wordt bevolen of door de rechter zelf wordt vastgesteld.
2 Indien de vordering strekt tot het verkrijgen van een bevel tot verdeling of tot de wijze van verdeling van de gehele voor verdeling vatbare gemeenschap, kan ieder van de gedaagden vaststelling van de verdeling door de rechter zelf vorderen.
3 De in de vorige leden bedoelde eis moet worden gedaan voor alle weren die niet de bevoegdheid van de rechter of zekerheidstelling overeenkomstig artikel 224 betreffen.
4 Zijn een of meer partijen niet verschenen, dan doet degene die de eis heeft gedaan haar aan hem betekenen met inachtneming van de voor dagvaarding voorgeschreven termijnen en met oproeping tegen de dag waarop hij de zaak wederom ter rolle wil doen dienen. Deze dag zal niet later mogen worden gesteld dan drie maanden na de dag waartegen de op te roepen partij voor wie de langste termijn van dagvaarding geldt, op zijn vroegst gedagvaard zou mogen worden. De rechter kan, uiterlijk op de dag waartegen is opgeroepen, oproeping tegen een latere dag toestaan.
5 Zijn niet allen die aan de verdeling dienen mee te werken in het geding betrokken, dan kan ieder van de gedaagden hen met overeenkomstige toepassing van het vorige lid alsnog in het geding roepen, met betekening tevens van een afschrift van de aan hem zelf uitgebrachte dagvaarding.

Artikel 681 Vervallen

Artikel 682 Vervallen

Artikel 683 Vervallen

Artikel 684 Vervallen

Artikel 685 Vervallen

Artikel 686 Vervallen

Artikel 687 Vervallen

Artikel 688 Vervallen

Artikel 689 Vervallen

Artikel 690 Vervallen

Artikel 691 Vervallen

Artikel 691a Vervallen

Artikel 692 Vervallen

Artikel 693 Vervallen

Artikel 694 Vervallen

Artikel 695 Vervallen

Artikel 696 Vervallen

Artikel 697 Vervallen

Artikel 698 Vervallen

Artikel 699 Vervallen

Vierde titel

Van middelen tot bewaring van zijn recht

Eerste afdeling

Algemene bepalingen

Artikel 700 1 Voor het leggen van conservatoir beslag is verlof vereist van de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welker rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, dan wel, indien het beslag niet op zaken betrekking heeft, de schuldenaar of degene of een dergenen onder wie het beslag gelegd wordt, woonplaats heeft.
2 Het verlof wordt verzocht bij een verzoekschrift waarin de aard van het te leggen beslag en van het door de verzoeker ingeroepen recht en, zo dit recht een geldvordering is, ook het bedrag of, zo dit nog niet vaststaat, het maximum bedrag daarvan, worden vermeld, onverminderd de bijzondere eisen door de wet gesteld voor een beslag van de soort waarom het gaat. De voorzieningenrechter beslist na summier onderzoek. In geval van een geldvordering stelt hij het bedrag vast waarvoor het verlof wordt verleend, met inbegrip van de kosten waarin de schuldenaar zal kunnen worden veroordeeld. Bij het verlof kan de voorzieningenrechter, onverminderd artikel 64, derde lid, tevens verlof verlenen het beslag te leggen op alle dagen en uren. Tegen een krachtens dit lid gegeven verlof is geen hogere voorziening toegelaten.
3 Tenzij op het tijdstip van het verlof reeds een eis in de hoofdzaak is ingesteld, wordt het verlof verleend onder voorwaarde dat het instellen daarvan geschiedt binnen een door de voorzieningenrechter daartoe te bepalen termijn van ten minste acht dagen na het beslag. De voorzieningenrechter kan de termijn verlengen, indien de beslaglegger dit voor het verstrijken van de termijn verzoekt. Tegen de beschikking is geen hogere voorziening toegelaten. In het geval van een beslag als bedoeld in artikel 714 of artikel 718 moet de verlenging, om haar werking te hebben, binnen acht dagen na het tijdstip waarop de termijn zonder verlenging zou verstrijken, schriftelijk zijn medegedeeld aan de in artikel 715 bedoelde vennootschap, onderscheidenlijk de in artikel 718 bedoelde derde. Overschrijding van de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak doet het beslag vervallen.
4 Verlof tot het leggen van beslag ten laste van een instelling als bedoeld in artikel 212a, onder a, van de Faillissementswet kan slechts worden verleend nadat de instelling in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, tenzij het beslag uitsluitend op zaken betrekking heeft.

Artikel 701 1 De voorzieningenrechter kan het verlof verlenen onder voorwaarde dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld voor schade die door het beslag kan worden veroorzaakt.
2 De zekerheid moet voor of bij de betekening van het beslagexploot aan de beslagene worden aangeboden. Voor het overige is artikel 616 van toepassing.

Artikel 702 1 Tenzij de wet anders bepaalt, wordt een conservatoir beslag gelegd met overeenkomstige toepassing van artikel 441, derde lid, en van de voorschriften, geldende voor het leggen van executoriaal beslag tot verhaal van een geldvordering op een goed van de soort als in beslag genomen wordt. In plaats van de executoriale titel wordt in het beslagexploot het in artikel 700 bedoelde verlof van de voorzieningenrechter vermeld.
2 Dit verlof en het verzoekschrift waarop het is gegeven worden tezamen met het beslagexploot aan de beslagene betekend.

Artikel 703 Het beslag mag niet worden gelegd op goederen bestemd voor de openbare dienst of op goederen die De Nederlandsche Bank N.V. onder zich heeft ten behoeve van een systeem als bedoeld in artikel 212a, onder b, van de Faillissementswet.

Artikel 704 1 Zodra de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, gaat het conservatoir beslag over in een executoriaal beslag, mits de verkregen titel aan de beslagene en, zo het beslag onder een derde is gelegd, ook aan deze is betekend.
2 Wordt de eis in de hoofdzaak afgewezen, en is deze afwijzing in kracht van gewijsde gegaan, dan vervalt daardoor tevens van rechtswege het beslag. Hetzelfde geldt, indien voor de tenuitvoerlegging van de beslissing in de hoofdzaak een rechterlijk bevelschrift of verlof nodig is, en de beslissing waarbij dit door de rechter is geweigerd in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 705 1 De voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft gegeven kan, rechtdoende in kort geding, het beslag op vordering van elke belanghebbende opheffen, onverminderd de bevoegdheid van de gewone rechter.
2 De opheffing wordt onder meer uitgesproken bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.
3 Artikel 63, tweede lid, en artikel 438, derde lid, derde zin, vierde, vijfde en zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 706 De kosten van het beslag kunnen, al of niet in de hoofdzaak, van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was.

Artikel 707 Hetgeen is bepaald omtrent conservatoir beslag op een goed, is van overeenkomstige toepassing op conservatoir beslag op een beperkt recht op of een aandeel in een zodanig goed.

Artikel 708 1 Hetgeen is bepaald omtrent conservatoir beslag op een goed van de schuldenaar is van overeenkomstige toepassing op conservatoir beslag op een goed waarop de schuldeiser zich kan verhalen en dat aan een ander dan de schuldenaar toebehoort. De beslaglegger is in dit geval verplicht het beslag binnen acht dagen aan de schuldenaar te betekenen.
2 Wordt het beslag ten laste van de schuldenaar gelegd, dan is de beslaglegger verplicht het binnen acht dagen aan de ander te betekenen of, zo hij diens recht niet kent, onverwijld nadat hij van dat recht kennis heeft gekregen. Indien de ander, voordat acht dagen na deze betekening zijn verstreken, schriftelijk aan de deurwaarder mededeelt zich tegen het voorgenomen verhaal op zijn goed te verzetten, gaat het beslag jegens hem slechts over in een executoriaal beslag uit hoofde van een tegen hem verkregen executoriale titel om de executie te dulden.

Artikel 709 1 Op verzoek van degene die verlof vraagt tot het leggen van conservatoir beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn, of die op zodanige zaken reeds beslag heeft gelegd, kan de voorzieningenrechter die het verlof geeft of heeft gegeven of in het rechtsgebied van wiens rechtbank zich een of meer van de betrokken zaken bevinden, bevelen dat zij tevens ter gerechtelijke bewaring zullen worden afgegeven aan een door de voorzieningenrechter aan te wijzen bewaarder.
2 Een overeenkomstig verzoek kan worden gedaan door een pandhouder als bedoeld in artikel 237 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, wanneer op de verpande zaak conservatoir of executoriaal beslag is gelegd.
3 De voorzieningenrechter wijst het verzoek niet toe dan na de beslagene en eventuele andere belanghebbenden gelegenheid te hebben gegeven te worden gehoord, tenzij bijzondere omstandigheden eisen dat het bevel terstond wordt gegeven. Tegen het bevel is geen hogere voorziening toegelaten.
4 Artikel 701 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 710 1 Indien over één of meer goederen geschil bestaat aan wie van twee of meer partijen zij toekomen, kunnen zij op vordering van elk der partijen in kort geding onder bewind worden gesteld door de voorzieningenrechter van de rechtbank in welker rechtsgebied zich een of meer van de betrokken zaken bevinden of waarvoor de hoofdzaak aanhangig is of die naar de gewone regels bevoegd zou zijn van de hoofdzaak kennis te nemen.
2 Tenzij reeds een eis in de hoofdzaak is ingesteld, vindt onderbewindstelling slechts plaats onder voorwaarde dat deze eis binnen een door de voorzieningenrechter daartoe te bepalen termijn ingesteld wordt. De voorzieningenrechter kan de termijn verlengen, indien dit voor het verstrijken van de termijn door een der partijen of de bewindvoerder wordt verzocht. Tegen de beschikking is geen hogere voorziening toegelaten. Overschrijding van de termijn doet het bewind eindigen.
3 Door partijen op een of meer van de goederen gelegde beslagen beperken de bewindvoerder niet in de hem als zodanig toekomende bevoegdheden.
4 De bewindvoerder doet de onder het bewind staande goederen toekomen aan degene die daarop krachtens een in kracht van gewijsde gegane of uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak recht heeft, tenzij de voorzieningenrechter anders heeft bepaald.
5 De voorzieningenrechter kan voor het bewind zodanige voorschriften geven als hij dienstig acht. Op het bewind zijn, voor zover deze voorschriften niet anders bepalen de artikelen 433 lid 1, 435, 436 leden 1-3, 437, 438 lid 1, 439, 441 lid 1, eerste zin, en 442-448 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing. Het kan door een gezamenlijk besluit van partijen of op verzoek van een hunner door de voorzieningenrechter worden opgeheven.

Artikel 710a De indiening van verzoekschriften krachtens de artikelen 700, derde lid, tweede volzin, 709, tweede en derde lid, 715, tweede lid, derde volzin, en 721, tweede volzin, kan ook door een deurwaarder geschieden. Indien een deurwaarder het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker.

Tweede afdeling

Van conservatoir beslag in handen van de schuldenaar

Artikel 711 1 Verlof om conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering te leggen op roerende zaken die geen registergoederen zijn en op rechten aan toonder of order wordt slechts verleend, indien de schuldeiser aantoont dat er gegronde vrees bestaat voor verduistering hetzij door de schuldenaar van zijn goederen hetzij, zo de voor het beslag vatbare goederen aan een ander dan de schuldenaar toebehoren, door deze ander van die goederen.
2 De eis van vrees voor verduistering geldt niet wanneer het verlof wordt verleend aan de houder van een wisselbrief, een orderbiljet of cheque, waarvan de non-betaling door protest of een voor de cheque daarmee gelijk te stellen verklaring is vastgesteld, telkens voor hetgeen deze houder te vorderen heeft van de trekker, de acceptant, de avalist en de endossanten. Ook artikel 701 mist in dit geval toepassing.
3 De vorige leden zijn mede van toepassing op de goederen bedoeld in artikel 474bb. Het in beslag te nemen goed moet in het in artikel 700, tweede lid, bedoelde verzoekschrift worden omschreven.

Artikel 712 De artikelen 441, eerste lid, 442–445, 447, 448, 451, 453a, 455a, 457 en 461d zijn op de in het vorige artikel bedoelde beslag van overeenkomstige toepassing.

Artikel 713 Wordt het beslag gelegd op een recht aan toonder of order, dan worden de in artikel 474b bedoelde baten geïnd door de bewaarder van het papier en zijn voorts dat artikel en artikel 474ba van overeenkomstige toepassing.

Derde afdeling

Van conservatoir beslag op aandelen op naam, en effecten op naam die geen aandelen zijn

Artikel 714 De bepalingen van de artikelen 474b, tweede lid, 474ba en 711, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering op aandelen op naam en effecten op naam die geen aandelen zijn.

Artikel 715 1 Conservatoir beslag op aandelen op naam in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid wordt gelegd op de wijze en met de gevolgen als bepaald in de artikelen 474c, 474d, 474e en 474f, met dien verstande dat het verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank treedt in de plaats van de executoriale titel.
2 Het beslagexploit houdt in waar de hoofdzaak aanhangig is of binnen welke termijn zij blijkens het verlof ingesteld moet worden. Is nog geen eis in de hoofdzaak ingesteld, dan is de beslaglegger verplicht binnen acht dagen na dit instellen een afschrift van de dagvaarding of, zo de eis op andere wijze is ingesteld, van het stuk waarbij dit geschiedde, aan de vennootschap te betekenen. De voorzieningenrechter kan deze termijn op verzoek van de beslaglegger verlengen, in dier voege dat de verlenging om haar werking te hebben binnen acht dagen na het verstrijken van de termijn schriftelijk aan de vennootschap moet zijn medegedeeld. Tegen de beschikking is geen hogere voorziening toegelaten.
3 De termijn, vermeld in artikel 474g, eerste lid, eindigt eerst één maand na de dag, waarop de in kracht van gewijsde gegane executoriale titel aan de vennootschap is betekend.

Artikel 716 Ten aanzien van de baten uit in beslag genomen aandelen op naam voortvloeiende geldt het beslag als een beslag onder de vennootschap. Van deze baten doet de vennootschap verklaring aan de rechtbank alvorens deze de beschikking bedoeld in artikel 474g geeft. Bij deze beschikking wordt tevens beslist omtrent de deugdelijkheid van deze verklaring, en wordt de afgifte van de baten aan de deurwaarder gelast, mits alle kosten aan de zijde van de vennootschap ter zake van de deugdelijk bevonden verklaring worden vergoed.

Artikel 717 1 De bepalingen van de artikelen 715 en 716 zijn voor zover mogelijk eveneens van toepassing op andere aandelen op naam dan in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en op effecten op naam die geen aandelen zijn.
2 Lidmaatschapsrechten in verenigingen worden als effecten op naam aangemerkt, indien zij voor vervreemding vatbaar zijn.

Vierde afdeling

Van conservatoir beslag onder derden

Artikel 718 Een schuldeiser kan onder derden conservatoir beslag leggen op de in artikel 475 bedoelde goederen.

Artikel 719 1 Onverminderd hetgeen voortvloeit uit artikel 702, moeten op straffe van nietigheid in het beslagexploot worden vermeld het bedrag waarvoor het in artikel 700 bedoelde verlof werd verleend, alsmede waar de hoofdzaak aanhangig is of binnen welke termijn zij blijkens het verlof ingesteld moet worden.
2 Bij het beslagexploot wordt aan de derde tevens een afschrift betekend van het verlof van de voorzieningenrechter en van het verzoekschrift waarop het is gegeven.

Artikel 720 De artikelen 475, derde lid, 475a, 475b tot en met 475i, 476a en 476b, 479 en 479a zijn van overeenkomstige toepassing. In het geval van artikel 475a, vierde lid, moet de vordering waarop het beslag wordt gelegd in het verzoekschrift waarbij verlof van de voorzieningenrechter wordt gevraagd, uitdrukkelijk worden omschreven. Verlof tot het leggen van beslag op een vordering tot een in artikel 475c vermelde periodieke betaling kan slechts worden verleend, nadat de schuldenaar is gehoord of hij de gelegenheid te worden gehoord, ongebruikt heeft laten voorbijgaan.

Artikel 721 De beslaglegger is op straffe van nietigheid van het beslag verplicht om, zo de eis in de hoofdzaak na het beslag wordt ingesteld, binnen acht dagen na dit instellen een afschrift van de dagvaarding of, zo de eis op andere wijze is ingesteld, van het stuk waarbij het is geschied, aan de derde te betekenen. De voorzieningenrechter kan deze termijn op verzoek van de beslaglegger verlengen, in dier voege dat de verlenging om haar werking te hebben binnen acht dagen na het verstrijken van de termijn schriftelijk aan de derde moet zijn medegedeeld. Tegen de beschikking is geen hogere voorziening toegelaten.

Artikel 722 De betekening aan de derde, in het eerste lid van artikel 704 voorgeschreven, dient te geschieden binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden; blijft betekening binnen deze termijn uit, dan zullen de betalingen door de derde gedaan, van waarde zijn.

Artikel 723 De in artikel 477 bedoelde verplichting van de derde en de in 477a bedoelde bevoegdheden van de executant gaan niet in voordat vier weken sedert de in het vorige artikel bedoelde betekening zijn verstreken.

Vijfde afdeling

Van conservatoir beslag onder de schuldeiser zelf

Artikel 724 1 Een schuldeiser kan onder zichzelf beslag leggen op de in artikel 479h bedoelde goederen. Deze goederen moeten in het in artikel 700, tweede lid, bedoelde verzoekschrift worden omschreven.
2 De artikelen 475a, eerste tot en met derde lid, en 475ab tot en met 475h en 475i, tweede tot en met vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
3 De termijn van artikel 479j, eerste lid, begint te lopen vanaf de dag dat de schuldeiser een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden en aan de schuldenaar is betekend.

Vijfde afdeling A

Van conservatoir beslag op de rechten uit een sommenverzekering

Artikel 724a 1 Een schuldeiser kan conservatoir beslag leggen op de rechten die voor de verzekeringnemer voortvloeien uit een sommenverzekering. Voorts kan in de gevallen, bedoeld in artikel 479ka, eerste lid, conservatoir beslag worden gelegd ten laste van degene die tot het ontvangen van een uitkering uit sommenverzekering is aangewezen. De artikelen 479kb, eerste lid, 479kc, 479m, tweede en derde lid, 479o, eerste lid, 479p, eerste lid, eerste volzin, en 479r, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
2 Het beslag wordt onder de verzekeraar gelegd op de wijze en met de gevolgen als in de vierde afdeling is bepaald, tenzij de rechten van de verzekeringnemer of de begunstigde aan toonder of order zijn gesteld. In het geval, bedoeld aan het slot van de eerste volzin, wordt het beslag gelegd op de wijze en met de gevolgen als in de tweede afdeling is bepaald.

Zesde afdeling

Van conservatoir beslag op onroerende zaken

Artikel 725 Indien is voldaan aan de eisen die in artikel 711, eerste en tweede lid, voor het verlof worden gesteld, kan ook verlof verleend worden om beslag te leggen op een of meer bepaald aan te wijzen onroerende zaken.

Artikel 726 1 De artikelen 504a, eerste lid, 505, 506, 507a, 507b en 513a zijn van overeenkomstige toepassing.
2 De termijn van artikel 508 begint te lopen vanaf de dag dat de schuldeiser een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden en aan de schuldenaar is betekend.

Artikel 727 Indien de eis in de hoofdzaak niet binnen de overeenkomstig artikel 700, derde lid, bepaalde termijn is ingesteld, is de beslaglegger verplicht de inschrijving van het beslag in de openbare registers onverwijld te doen doorhalen op straffe van schadevergoeding.

Zesde afdeling A

Van conservatoir beslag op schepen

Artikel 728 1 Tot het geven van verlof tot het leggen van conservatoir beslag op schepen zijn mede bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank in het rechtsgebied waarbinnen het schip wordt verwacht en de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.
Artikel 711, eerste lid, is niet van toepassing. Artikel 712 is evenmin van toepassing, tenzij het beslag is gelegd op een schip als bedoeld in artikel 576.
2 In het proces-verbaal van inbeslagneming kan woonplaats worden gekozen ten kantore van de deurwaarder in plaats van bij een notaris. Tevens kan woonplaats worden gekozen in Nederland ten kantore van een advocaat.

Artikel 728a 1 Artikel 708, tweede lid, is niet van toepassing. De artikelen 566, 567 en 513a zijn van overeenkomstige toepassing.
2 De termijn van artikel 508, in verbinding met artikel 568, begint te lopen vanaf de dag dat de schuldeiser een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden en is betekend aan de schuldenaar jegens wie deze titel luidt.

Artikel 728b Indien het beslag is gelegd op een schip dat te boek staat in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en de eis in hoofdzaak niet binnen de overeenkomstig artikel 700, derde lid, bepaalde termijn is ingesteld, is de beslaglegger verplicht de waardeloosheid van de inschrijving van het beslag onverwijld te doen inschrijven op straffe van schadevergoeding.

Zesde afdeling B

Van conservatoir beslag op luchtvaartuigen

Artikel 729 1 Deze afdeling geldt uitsluitend voor in het in de openbare registers te boek staande luchtvaartuigen en voor luchtvaartuigen van de nationaliteit van een vreemde staat, ten aanzien van welke het op 29 mei 1933 te Rome gesloten verdrag tot het vaststellen van enige eenvormige bepalingen inzake conservatoir beslag op luchtvaartuigen van kracht is.
2 De in artikel 1300 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek opgenomen begripsomschrijvingen gelden ook voor de onderhavige afdeling.

Artikel 729a 1 Voor beslag zijn niet vatbaar:
a. luchtvaartuigen, welke bij uitsluiting zijn bestemd voor den dienst van een vreemde Staat, postvervoer daaronder begrepen, doch met uitsluiting van handelsvervoer;
b. luchtvaartuigen, welke daadwerkelijk in dienst zijn gesteld op een geregelde luchtlijn van openbaar vervoer en de daarvoor onontbeerlijke reserveluchtvaartuigen;
c. elk ander luchtvaartuig, dat dient voor het vervoer van personen of zaken tegen betaling, wanneer het gereed staat voor zulk een vervoer te vertrekken; behalve in geval het beslag wordt gelegd voor een schuld, aangegaan ten behoeve van de reis, welke het luchtvaartuig op het punt staat te ondernemen of voor een vordering, welke tijdens de reis is ontstaan.

2 Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing ten aanzien van beslag, hetwelk wordt gelegd ter zake van terugvordering van een ontvreemd luchtvaartuig.

Artikel 729b 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 729a mag geen beslag op een luchtvaartuig worden gelegd, indien ter voorkoming daarvan voldoende zekerheid is gesteld. Onmiddellijke opheffing van gelegd beslag zal worden gelast, wanneer voldoende zekerheid wordt gesteld.
2 De zekerheid is voldoende, indien zij het bedrag van de schuldvordering en de kosten dekt en uitsluitend is bestemd voor de betaling van de schuldeiser, of indien zij de waarde van het luchtvaartuig dekt, ingeval deze geringer is dan het bedrag van de schuld en de kosten.
3 Wanneer bij het aanbieden van zekerheid ter voorkoming van beslag geschil ontstaat over het bedrag of de aard van de te stellen zekerheid, beslist de voorzieningenrechter van de rechtbank, binnen welker gebied het luchtvaartuig zich bevindt, op verzoek van de meest gerede partij, na verhoor of behoorlijke oproeping.

Artikel 729c 1 Wanneer in strijd met de overige artikelen van deze afdeling of zonder goede grond beslag op een luchtvaartuig is gelegd, is de beslaglegger gehouden de daardoor ontstane schade te vergoeden.
2 Het eerste lid is mede van toepassing, wanneer de schuldenaar zekerheid heeft moeten stellen om een beslag te voorkomen dat, ware het gelegd, in strijd met de vorige artikelen of zonder goede grond zijn geweest.

Artikel 729d 1 Tot het geven van verlof tot het leggen van conservatoir beslag op luchtvaartuigen is mede bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welker rechtsgebied het luchtvaartuig wordt verwacht. De artikelen 711, eerste lid, en 712 zijn niet van toepassing.
2 Artikel 708, tweede lid, tweede zin, is niet van toepassing. De artikelen 584c-584e en 513a zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Indien het beslag is gelegd op een in het register teboekstaand luchtvaartuig en de eis in de hoofdzaak niet binnen de overeenkomstig artikel 700, derde lid, bepaalde termijn is ingesteld, is de beslaglegger verplicht de inschrijving van het beslag in de openbare registers onverwijld te doen doorhalen op straffe van schadevergoeding.

Artikel 729e Indien terzake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, gaat de beslaglegger tot executie over overeenkomstig artikel 584f.

Zevende afdeling

Van conservatoir beslag tot afgifte van zaken en levering van goederen

Artikel 730 Ieder die recht heeft op afgifte van een roerende zaak of levering van een goed of die zodanig recht door een rechterlijke uitspraak tot vernietiging of ontbinding kan verkrijgen, kan deze zaak of dit goed ter bewaring van dit recht in beslag nemen.

Artikel 731 Betreft het recht op afgifte een of meer naar de soort bepaalde zaken, dan zal de deurwaarder een aan dat recht beantwoordende hoeveelheid zaken van die soort in beslag nemen, uit te kiezen door de deurwaarder, tenzij de beslagene tijdig een redelijke andere keuze doet.

Artikel 732 Betreft het recht op afgifte te velde staande vruchten of beplantingen van een onroerende zaak, dan kan uit dien hoofde beslag worden gelegd overeenkomstig artikel 494. In dat geval worden de in artikel 451 aan de kantonrechter toegekende bevoegdheden uitgeoefend door de voorzieningenrechter van de rechtbank, indien dit bij het in artikel 700, tweede lid, bedoelde verzoekschrift wordt verzocht.

Artikel 733 1 Hij die verdeling van een gemeenschap kan vorderen, kan de daartoe behorende goederen in beslag nemen, voor zover zij in het bijzonder in aanmerking komen om aan hem of aan de deelgenoot voor wiens aandeel hij optreedt, te worden toegedeeld.
2 Het beslag vervalt, naarmate de goederen aan een ander worden toegedeeld.

Artikel 734 1 Op een beslag als bedoeld in deze afdeling zijn de voorschriften betreffende conservatoir beslag tot verhaal van geldvorderingen van overeenkomstige toepassing, behoudens voor zover dit zou leiden tot toepasselijkheid van de artikelen 447, 448 en 505, derde lid, en 541.
2 In geval van overeenkomstige toepassing van artikel 444b treedt de waarde van het in beslag te nemen goed in de plaats van het bedrag van de vordering waarvoor beslag is gelegd.
3 Artikel 474b is slechts van overeenkomstige toepassing ingeval uit hoofde van het recht waarvoor het beslag is gelegd, tevens recht op de in dat artikel bedoelde baten bestaat.
4 In het in artikel 700, tweede lid, bedoelde verzoekschrift wordt het in beslag te nemen goed omschreven. Vrees voor verduistering behoeft niet te worden gesteld.

Artikel 734a Vervallen

Artikel 734b Vervallen

Artikel 734c Vervallen

Artikel 734d Vervallen

Artikel 735 1 Een beslag als bedoeld in de voorgaande artikelen, gelegd ter verkrijging van levering van een goed, blijft van kracht totdat hetzij de levering heeft plaatsgevonden, hetzij zes maanden zijn verstreken, nadat in de hoofdzaak een beslissing is verkregen die een executoriale titel oplevert en die in kracht van gewijsde is gegaan.
2 Een beslag als bedoeld in de voorgaande artikelen van deze afdeling op een roerende zaak die geen registergoed is, gaat krachtens artikel 704, eerste lid, over in een executoriaal beslag als bedoeld in artikel 492, indien de door de beslaglegger verkregen executoriale titel tot afgifte strekt.

Artikel 736 1 Bij samenloop van een beslag als bedoeld in de onderhavige afdeling met een ander beslag, al of niet van dezelfde aard, kan de meest gerede partij zich tot de rechter wenden, al naar de aard van het andere beslag overeenkomstig artikel 438 of overeenkomstig artikel 705.
2 Wordt op een goed zowel beslag gelegd als bedoeld in de voorgaande artikelen van de onderhavige afdeling als tot verhaal van een geldvordering, dan geldt eerstgenoemd beslag zo nodig tevens als een conservatoir beslag, gelegd tot verhaal van de vordering tot vervangende schadevergoeding wegens uitblijven van afgifte of levering.
3 Een beslag tot verhaal van een vordering tot vervangende schadevergoeding wegens het uitblijven van afgifte of levering kan niet tegen de legger van een beslag tot verkrijging van afgifte of levering van dezelfde zaak of hetzelfde goed worden ingeroepen, indien deze andere goederen van de beslagene aanwijst die voor de vordering voldoende verhaal bieden.

Artikel 737 1 Een beslag als bedoeld in deze afdeling kan mede worden gelegd door een schuldeiser die door een rechterlijke uitspraak tot vernietiging op grond van artikel 45 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek de bevoegdheid kan verkrijgen zich op het goed te verhalen.
2 Is de vernietiging uitgesproken, dan gaat het beslag over in een conservatoir beslag op het goed tot verhaal van zijn vordering of, als te dier zake is voldaan aan de eisen van artikel 704, eerste lid, in een overeenkomstig executoriaal beslag.

Artikel 738 Vervallen

Artikel 739 Vervallen

Artikel 740 Vervallen

Artikel 741 Vervallen

Artikel 742 Vervallen

Artikel 743 Vervallen

Artikel 744 Vervallen

Artikel 745 Vervallen

Artikel 746 Vervallen

Artikel 747 Vervallen

Artikel 748 Vervallen

Artikel 749 Vervallen

Artikel 750 Vervallen

Artikel 751 Vervallen

Artikel 752 Vervallen

Artikel 753 Vervallen

Artikel 754 Vervallen

Artikel 755 Vervallen

Artikel 756 Vervallen

Artikel 757 Vervallen

Artikel 757a Vervallen

Artikel 757b Vervallen

Artikel 757c Vervallen

Artikel 757d Vervallen

Artikel 758 Vervallen

Artikel 759 Vervallen

Artikel 760 Vervallen

Artikel 761 Vervallen

Artikel 762 Vervallen

Artikel 763 Vervallen

Artikel 764 Vervallen

Achtste afdeling

Van conservatoir beslag tegen schuldenaren zonder bekende woonplaats in Nederland

Artikel 765 Indien de schuldenaar geen bekende woonplaats in Nederland heeft, kan in Nederland overeenkomstig de voorgaande afdelingen van deze titel beslag worden gelegd, zonder dat vrees voor verduistering behoeft te worden aangetoond.

Artikel 766 De beslaglegger is van rechtswege bewaarder van de in beslag genomen zaken, in geval deze zich onder hem bevinden; zo niet, dan kan daarover naar de regels betreffende executoriaal beslag een gerechtelijke bewaarder worden aangesteld.

Artikel 767 Bij gebreke van een andere weg om een executoriale titel in Nederland te verkrijgen kan de eis in de hoofdzaak, de vordering ter zake van de beslagkosten daaronder begrepen, worden ingesteld voor de rechtbank waarvan de voorzieningenrechter het verlof tot het gelegde of het tegen zekerheidstelling voorkomen of opgeheven beslag heeft verleend. In geval van verlof tot beslag onder een derde geldt dit alleen indien het goed waarop beslag zal worden gelegd in het verzoekschrift uitdrukkelijk is omschreven.

Negende Afdeling

Van middelen tot bewaring van zijn recht op goederen der gemeenschap

Artikel 768 1 Indien echtgenoten of gewezen echtgenoten dan wel geregistreerde partners of vroegere geregistreerde partners gehuwd onderscheidenlijk als partners geregistreerd zijn of waren in een gemeenschap van goederen, kan ieder van hen de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoeken hem verlof te verlenen tot verzegeling, boedelbeschrijving en waardering van goederen der gemeenschap alsmede tot het leggen van conservatoir beslag op goederen der gemeenschap.
2 Indien nog geen verzoek tot opheffing van de gemeenschap, tot echtscheiding, tot scheiding van tafel en bed of tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap is gedaan, is de in artikel 700 aangewezen voorzieningenrechter bevoegd. Is een zodanig verzoek reeds gedaan, dan is bevoegd de voorzieningenrechter van de rechtbank waarbij dat verzoek aanhangig is of laatstelijk was.
3 Tot het leggen van conservatoir beslag verleent de voorzieningenrechter slechts verlof indien de verzoeker aantoont dat er gegronde vrees voor verduistering van de goederen der gemeenschap bestaat.
4 Tegen een verlof als bedoeld in het eerste lid is geen hogere voorziening toegelaten.

Artikel 769 1 Op het beslag zijn de bepalingen betreffende conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat geen vermelding van een bedrag wordt vereist en dat als hoofdzaak geldt het verzoek tot opheffing van de gemeenschap respectievelijk tot echtscheiding, tot scheiding van tafel en bed of tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap, alles behoudens voor zover daarvan in de volgende artikelen niet wordt afgeweken.
2 Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 444b treedt de waarde van het in beslag te nemen goed in de plaats van het bedrag van de vordering waarvoor het beslag wordt gelegd.

Artikel 770 1 Indien het beslag is gelegd onder een derde, is deze verplicht verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. De artikelen 475-477a zijn van overeenkomstige toepassing.
2 De derde voldoet op verlangen van de deurwaarder aan zijn verplichtingen tot voldoening, afgifte of terbeschikkingstelling van de uit te keren gelden, zaken of goederen, naar gelang dit voor de afwikkeling van de verdeling van de gemeenschap nodig is.

Artikel 770a In geval van een beslag op een onroerende zaak is artikel 505, derde lid, niet van toepassing.

Artikel 770b 1 Bij toewijzing van het verzoek tot opheffing van de gemeenschap respectievelijk tot echtscheiding, tot scheiding van tafel en bed of tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap, vervalt het beslag zodra de goederen aan de andere echtgenoot of geregistreerde partner worden toegedeeld of krachtens de verdeling aan de beslaglegger geleverd.
2 Het beslag vervalt eveneens zodra een verzoek als bedoeld in lid 1 wordt ingetrokken.
3 De artikelen 704, eerste lid, 715, derde lid, 722, 723 en 724, derde lid, zijn niet van toepassing.

Artikel 770c Een eventueel overschot van een executie wordt door de deurwaarder, notaris of pandhouder onverwijld gestort bij een bewaarder als bedoeld in artikel 445 ten behoeve van de echtgenoot of geregistreerde partner aan wie dit overschot wordt toegedeeld.

Vijfde titel

Rekenprocedure

Artikel 771 1 Indien rekening en verantwoording moet worden gedaan aan belanghebbenden die allen of voor een deel onbekend of afwezig zijn, dagvaardt de rekenplichtige hen allen tot het opnemen en goedkeuren van de rekening op de wijze als vermeld in artikel 54, tweede lid.
2 De bekende belanghebbenden worden bovendien gedagvaard op de wijze als voor ieder van hen is bepaald in de zesde afdeling van de eerste titel van het Eerste Boek.
3 De termijn van dagvaarding is ten minste drie maanden.

Artikel 772 De rekenplichtige deponeert de rekening met de daarbij behorende bescheiden ter griffie, waar deze ter inzage van de belanghebbenden ligt. De rekenplichtige vermeldt dit depot in het exploot van dagvaarding.

Artikel 773 Artikel 140, eerste en derde lid, is van toepassing, met dien verstande dat de rechter, indien tegen een of meer gedaagden verstek is verleend, ambtshalve de rechtmatigheid en de gegrondheid van de vordering onderzoekt.

Artikel 774 1 Wordt tegen alle belanghebbenden verstek verleend, dan onderzoekt de rechter ambtshalve de rechtmatigheid en de gegrondheid van de vordering. Indien dit onderzoek niet leidt tot afwijzing van de vordering, stelt de rechter het saldo aan de hand van de overgelegde bescheiden vast en sluit hij de rekening. Tegen dit vonnis staat geen verzet open.
2 De rechter geeft zodanige beslissing over de kosten van het geding als hij geraden acht. Een gedaagde tegen wie verstek is verleend, wordt niet verwezen in de kosten.

Artikel 775 De rekenplichtige kan zich van het onder hem berustende saldo bevrijden door storting in de consignatiekas. Deze storting kan ook op vordering van belanghebbenden worden bevolen.

Artikel 776 Wordt tussen de belanghebbenden over de verdeling van een batig saldo geen overeenstemming bereikt, dan kan de meest gerede partij rangregeling overeenkomstig de voorschriften van de derde afdeling van de tweede titel van het Tweede Boek verzoeken.

Artikel 777 Vervallen

Artikel 778 Vervallen

Artikel 779 Vervallen

Artikel 780 Vervallen

Artikel 781 Vervallen

Artikel 782 Vervallen

Artikel 783 Vervallen

Artikel 784 Vervallen

Artikel 785 Vervallen

Artikel 786 Vervallen

Artikel 787 Vervallen

Artikel 788 Vervallen

Artikel 789 Vervallen

Artikel 790 Vervallen

Artikel 791 Vervallen

Artikel 792 Vervallen

Artikel 793 Vervallen

Artikel 794 Vervallen

Artikel 795 Vervallen

Artikel 796 Vervallen

Artikel 797 Vervallen

Artikel 797a Vervallen

Artikel 797b Vervallen

Artikel 797c Vervallen

Artikel 797d Vervallen

Artikel 797e Vervallen

Artikel 797f Vervallen

Zesde Titel

Rechtspleging in zaken betreffende het personen- en familierecht

Eerste afdeling

Rechtspleging in andere zaken dan scheidingszaken

Artikel 798 1 Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Degene die niet de ouder is en de minderjarige op wie de zaak betrekking heeft gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, wordt aangemerkt als belanghebbende.
2 In zaken van curatele, onderbewindstelling of mentorschap worden onder belanghebbenden bovendien verstaan de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zusters van degene wiens curatele, goederen of mentorschap het betreft.

Artikel 799 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 278, eerste lid, bevat een verzoekschrift de namen en, voor zover bekend, de voornamen en de woonplaats van de belanghebbenden, alsmede van anderen wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn.
2 Bij de indiening van het verzoekschrift ter griffie worden, voor zover nodig, overgelegd de bescheiden die kunnen dienen tot bewijs van de gestelde feiten. Eveneens worden de nodige afschriften van het verzoekschrift en de bescheiden overgelegd.

Artikel 799a 1 Onverminderd artikel 799 vermeldt het verzoekschrift, bedoeld in de artikelen 255, eerste lid, en 260, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige alsmede de daarop afgestemde duur waarvoor de ondertoezichtstelling zal gelden.
2 Tevens vermeldt het verzoekschrift of, en zo ja, op welke wijze, de inhoud danwel de strekking van het verzoekschrift is besproken met de minderjarige en welke reactie de minderjarige hierop heeft gegeven.
3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing indien het betreft een verzoek als bedoeld in de artikelen 256, 259, 261, 265b, eerste lid, 265c, tweede lid, 265e, eerste of vierde lid, 265h, 265i, 266, 277, 327 en 328 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 800 1 Tenzij de rechter aanstonds een beschikking geeft waarbij hij zich onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, wordt aan de belanghebbenden, voorzover hun woonplaats bekend is, een afschrift van het verzoekschrift en van de daarbij behorende bescheiden toegezonden en worden de belanghebbenden opgeroepen voor de behandeling. Is de woonplaats niet bekend, dan wordt bij de oproeping het verzoek kort aangeduid.
2 Voorts kan de rechter bevelen dat degenen wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, worden opgeroepen om ter terechtzitting te verschijnen.
3 De beschikkingen tot voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige en tot machtiging van de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet om een minderjarige uit huis te plaatsen, een beschikking met betrekking tot de voorlopige voogdij alsmede een beschikking als bedoeld in artikel 265i, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen alleen dan aanstonds worden gegeven, indien de behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige. Deze beschikkingen verliezen haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de belanghebbenden binnen deze termijn in de gelegenheid zijn gesteld hun mening kenbaar te maken.

Artikel 801 1 In zaken van levensonderhoud wordt in de oproeping van de belanghebbenden een termijn vermeld waarbinnen dezen een verweerschrift kunnen indienen. Indien binnen die termijn geen verweerschrift wordt ingediend, kan, tenzij artikel 809 toepassing vindt, een mondelinge behandeling achterwege blijven.
2 De oproeping van de belanghebbende gaat in deze zaken vergezeld van de mededeling dat de rechter kan bepalen dat de mondelinge behandeling achterwege kan blijven indien binnen de voor het indienen van een verweerschrift vastgestelde termijn geen verweerschrift wordt ingediend, alsmede van de mededeling dat de indiening slechts kan geschieden door een advocaat.

Artikel 802 Indien een verzoeker, een belanghebbende, of een ander wiens verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn en die moet worden ondervraagd, in Nederland verblijft, doch buiten staat is zich naar het gerechtsgebouw te begeven, kan de ondervraging op diens verblijfplaats geschieden. Zou de rechter zich daartoe buiten zijn rechtsgebied moeten begeven, dan kan hij een rechter binnen wiens rechtsgebied de betrokkene verblijft, verzoeken de ondervraging te verrichten.

Artikel 803 1 In verband met de belangen van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van belanghebbenden, geschiedt de mondelinge behandeling met gesloten deuren.
2 De rechter kan evenwel op verzoek van een belanghebbende bepalen dat de mondelinge behandeling geheel of gedeeltelijk openbaar is, indien zwaarwegende belangen bij openbaarheid daartoe aanleiding geven en de belangen als bedoeld in het eerste lid zich daartegen niet verzetten.

Artikel 804 Na afloop van de mondelinge behandeling deelt de rechter aan de ter zitting verschenen personen mede op welke zitting de beschikking zal worden uitgesproken.

Artikel 805 1 De griffier verstrekt of verzendt onverwijld een afschrift van de beschikking aan de verzoeker, de verschenen belanghebbenden en de niet verschenen belanghebbenden aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verzonden. De griffier verstrekt of verzendt eveneens een afschrift van een beschikking die een minderjarige of de herroeping van een adoptie betreft, aan de raad voor de kinderbescherming, tenzij de beschikking het levensonderhoud van de minderjarige betreft.
2 De griffier vermeldt daarbij de termijn waarbinnen en de wijze waarop hoger beroep kan worden ingesteld.
3 Bij beschikkingen betreffende het verstrekken van levensonderhoud verstrekt de griffier aan de verzoeker en aan de in de procedure verschenen belanghebbenden de berekeningen van de behoefte en de draagkracht die mede aan de beschikking ten grondslag liggen.

Artikel 806 1 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van artikel 358 kan van een beschikking hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
2 Op de procedure in hoger beroep zijn de artikelen 799 tot en met 805, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 807 Tegen beschikkingen ingevolge
a. de artikelen 257 en 259, alsmede de artikelen 262b, 263, derde lid, 264 en 265, met uitzondering van beschikkingen ingevolge artikel 265f, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
b. artikel 278, lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
c. artikel 253s of 336a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. artikel 435, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
e. artikel 452, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek,
staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.

Artikel 808 Zaken betreffende minderjarigen die bij de rechtbank aanhangig worden gemaakt, uitgezonderd die welke het levensonderhoud van een minderjarige betreffen, worden behandeld door de kinderrechter. Indien deze de zaak naar de meervoudige kamer verwijst, neemt de kinderrechter aan de mondelinge behandeling deel.

Artikel 808a Vervallen

Artikel 808b Vervallen

Artikel 808c Vervallen

Artikel 808d Vervallen

Artikel 808e Vervallen

Artikel 808f Vervallen

Artikel 808g Vervallen

Artikel 808h Vervallen

Artikel 808i Vervallen

Artikel 808j Vervallen

Artikel 809 1 In zaken betreffende minderjarigen, uitgezonderd die welke het levensonderhoud van een minderjarige betreffen die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, beslist de rechter niet dan na de minderjarige van twaalf jaren of ouder in de gelegenheid te hebben gesteld hem zijn mening kenbaar te maken, tenzij het naar het oordeel van de rechter een zaak van kennelijk ondergeschikt belang betreft. De rechter kan minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaren nog niet hebben bereikt, in de gelegenheid stellen hem hun mening kenbaar te maken op een door hem te bepalen wijze. Hetzelfde geldt in zaken betreffende het levensonderhoud van minderjarigen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt.
2 In zaken betreffende curatele, onderbewindstelling en mentorschap is de eerste volzin van het eerste lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onder curatele te stellen of gestelde persoon, ten aanzien van degene wiens goederen het betreft alsmede ten aanzien van de persoon ten behoeve van wie mentorschap is verzocht of is ingesteld.
3 Indien de gelegenheid waarop de minderjarige zijn mening kenbaar kan maken niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige, kan de rechter de beschikkingen tot voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige en tot machtiging van de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet om een minderjarige uit huis te plaatsen, een beschikking met betrekking tot de voorlopige voogdij alsmede een beschikking als bedoeld in artikel 265i, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek geven zonder toepassing van het eerste lid. Deze beschikkingen verliezen haar kracht na verloop van twee weken, tenzij de minderjarige binnen deze termijn in de gelegenheid is gesteld zijn mening kenbaar te maken.
4 Indien de minderjarige van de in het eerste en derde lid bedoelde gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt, kan de rechter een nadere dag bepalen, waarop hij voor hem gebracht zal worden. Verschijnt de minderjarige alsdan wederom niet, dan kan de zaak zonder hem worden behandeld.

Artikel 810 1 De rechter kan in zaken betreffende minderjarigen, uitgezonderd die welke zijn levensonderhoud betreffen, indien hij dit met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige noodzakelijk acht, het advies van de raad voor de kinderbescherming inwinnen. Hij kan de raad daartoe in elke stand van de zaak oproepen.
2 De raad voor de kinderbescherming kan in deze zaken eigener beweging zijn mening schriftelijk aan de rechter kenbaar maken of ter terechtzitting verschijnen, indien de raad dit met het oog op de beoordeling van de belangen van de minderjarige noodzakelijk acht.
3 De raad voor de kinderbescherming ontvangt daartoe onverwijld een afschrift van het verzoekschrift, en wordt tijdig van het tijdstip van de terechtzitting op de hoogte gesteld.
4 Indien de zaak evenwel de ondertoezichtstelling van een minderjarige betreft, de toepassing of overeenkomstige toepassing van de artikelen 264 en 265 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder niet begrepen, dan wel de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij, beslist de rechter niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping daartoe van de raad voor de kinderbescherming.

Artikel 810a 1 In zaken betreffende minderjarigen, uitgezonderd zaken als bedoeld in het tweede lid alsmede die welke het levensonderhoud van een minderjarige betreffen, beslist de rechter pas nadat een ouder, indien deze daarom verzoekt, in de gelegenheid is gesteld een rapport van een niet door de rechter benoemde deskundige over te leggen, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
2 In zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij, benoemt de rechter op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
3 In de in het tweede lid genoemde zaken wordt het aan de in dat lid bedoelde deskundige toekomende bedrag overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels door de rechter vastgesteld en ten laste van ’s Rijks kas door de griffier aan de deskundige betaald. Van de ouder kan een bijdrage worden gevraagd overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Artikel 811 1 In zaken betreffende minderjarigen worden als belanghebbenden bij het recht op inzage en afschrift, als bedoeld in artikel 290, van door de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie overgelegde bescheiden alsmede van door een deskundige op verzoek van de rechter overgelegde bescheiden aangemerkt:
a. de verzoekers,
b. de ouders en voogden,
c. degenen die de minderjarige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden en die uit dien hoofde een nauwe persoonlijke betrekking met het kind hebben, en
d. de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij de rechter is gebleken dat hij niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
2 Inzage of afschrift kan evenwel worden geweigerd door de rechter aan wie de bescheiden zijn overgelegd, op een van de gronden, genoemd in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, en vijfde lid, van de Wet open overheid.
3 Tegen de beschikking staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.

Artikel 812 1 Iedere beschikking betreffende de gezagsuitoefening over minderjarigen, de beschikkingen ingevolge de artikelen 253s, 265b, 326 en 336a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder begrepen, geeft degene aan wie deze minderjarigen ingevolge de beschikking tijdelijk of blijvend worden toevertrouwd, van rechtswege het recht tot het aan hem doen afgeven van deze minderjarigen, zonodig met behulp van de sterke arm.
2 Een beschikking als bedoeld in artikel 253a, eerste en tweede lid, of artikel 377a, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kan slechts met de sterke arm ten uitvoer worden gelegd voorzover dit bij die beschikking is bepaald.

Artikel 813 1 Het openbaar ministerie verleent zo nodig zijn medewerking:
a. tot de voorgeleiding van een minderjarige voor de rechter ingevolge artikel 809 van dit Wetboek;
b. tot de overbrenging van een minderjarige in verband met een uithuisplaatsing ingevolge de artikelen 265b en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
c. tot de afgifte van minderjarigen, als bedoeld in artikel 812;
d. tot de tenuitvoerlegging der beschikkingen, bedoeld in artikel 278, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2 De ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die door het openbaar ministerie is aangewezen om de in lid 1 bedoelde medewerking te verlenen, heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Tweede afdeling

Rechtspleging in scheidingszaken

§ 1

Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed

Artikel 814 Vervallen

Artikel 815 1 Onverminderd het in artikel 278, eerste lid, bepaalde vermeldt het verzoekschrift:
a. de naam, de voornamen en voorzover bekend de woonplaats en de werkelijke verblijfplaats van de echtgenoot die niet de verzoeker is;
b. voorzover bekend de naam van diens raadsman;
c. de naam en de voornamen en voorzover bekend de woonplaats en de werkelijke verblijfplaats van ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen of van een van hen.
2 Het verzoekschrift bevat een door beide echtgenoten ondertekend ouderschapsplan ten aanzien van:
a. hun gezamenlijke minderjarige kinderen over wie de echtgenoten al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen;
b. de minderjarige kinderen over wie de echtgenoten ingevolge artikel 253sa of 253t het gezag gezamenlijk uitoefenen.
3 In het ouderschapsplan worden in ieder geval afspraken opgenomen over:
a. de wijze waarop de echtgenoten de zorg- en opvoedingstaken, bedoeld in artikel 247 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, verdelen of het recht en de verplichting tot omgang, bedoeld in artikel 377a, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vormgeven;
b. de wijze waarop de echtgenoten elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige kinderen;
c. de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.
4 Het verzoekschrift vermeldt over welke van de gevraagde voorzieningen overeenstemming is bereikt en over welke van de gevraagde voorzieningen een verschil van mening bestaat met de gronden daarvoor. Tevens vermeldt het verzoekschrift op welke wijze de kinderen zijn betrokken bij het opstellen van het ouderschapsplan.
5 Bij de indiening van het verzoekschrift moeten worden overgelegd:
a. een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte;
b. bescheiden betreffende de gronden waarop de rechter ingevolge artikel 4 rechtsmacht heeft;
c. een afschrift of uittreksel van de akte van geboorte van ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen of van een van hen;
d. de processtukken die betrekking hebben op de voorlopige voorzieningen, bedoeld in de artikelen 822 en 823, indien deze zijn gevraagd;
e. indien het een verzoek tot ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed betreft: een authentiek afschrift van de rechterlijke uitspraak waarbij de scheiding van tafel en bed is uitgesproken.
6 Indien het ouderschapsplan, bedoeld in het tweede lid, of de stukken, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a tot en met c, redelijkerwijs niet kunnen worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.
7 Indien ten behoeve van minderjarige kinderen voorzieningen moeten worden getroffen, zendt de griffier onverwijld een afschrift van het verzoekschrift aan de raad voor de kinderbescherming.

Artikel 816 1 Betreft het een verzoek van één der echtgenoten, dan doet de verzoeker binnen veertien dagen na de indiening van het verzoekschrift een afschrift daarvan betekenen aan de andere echtgenoot. Uiterlijk op een in het exploit vermeld tijdstip kan de andere echtgenoot hetzij een verweerschrift indienen, hetzij om uitstel te dier zake verzoeken. Het exploit vermeldt dat een en ander slechts kan geschieden door een advocaat. Het originele exploit moet ter griffie worden ingediend.
2 Het tijdstip dat ingevolge lid 1 in het exploit moet worden vermeld, wordt bepaald met inachtneming van een termijn van ten minste zes weken, te rekenen vanaf de dag van de betekening. Heeft de andere echtgenoot geen bekende woonplaats in Nederland, dan bedraagt deze termijn ten minste drie maanden.
3 Indien het bepaalde in lid 1 of lid 2 niet in acht is genomen, of indien het exploit anderszins lijdt aan een gebrek, zijn de artikelen 120 en 121 van overeenkomstige toepassing.
4 Indien de andere echtgenoot tijdig om uitstel heeft verzocht, alsmede indien een ingediend verweerschrift een zelfstandig verzoek bevat, bepaalt de rechter een termijn waarbinnen de andere echtgenoot respectievelijk de echtgenoot die het oorspronkelijke verzoekschrift heeft ingediend, een verweerschrift kan indienen.
5 Op eensluidend verzoek van de echtgenoten verlengt de rechter de termijn bedoeld in lid 4, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding. Hij kan deze termijn ook verlengen op verzoek van een der echtgenoten of ambtshalve.

Artikel 817 1 Betreft het een verzoek van een der echtgenoten, terwijl de andere echtgenoot op grond van een geestesstoornis verblijft in een ziekenhuis, verpleeghuis, verpleeginrichting of een psychiatrische inrichting als bedoeld in het derde lid, dan vermeldt het verzoekschrift het feit van dit verblijf.
2 In het geval bedoeld in het eerste lid beveelt de rechter het bestuur van de raad voor rechtsbijstand aan deze echtgenoot een advocaat toe te voegen indien hij nog geen advocaat heeft en bepaalt hij tevens een nieuwe termijn voor het indienen van een verweerschrift. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de vergoeding die de advocaat ontvangt voor de door hem verleende rechtsbijstand.
3 Onder een psychiatrische inrichting wordt verstaan een accommodatie als bedoeld in artikel 1:1, onderdeel b, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, of als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.

Artikel 818 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 279, eerste lid, kan een behandeling ter terechtzitting achterwege blijven indien er geen minderjarige kinderen zijn die ingevolge artikel 809 in de gelegenheid moeten worden gesteld hun mening kenbaar te maken en er, wanneer het een verzoek van een der echtgenoten betreft, niet tijdig verweer is gevoerd.
2 De rechter kan de echtgenoten naar een mediator verwijzen met als doel om de echtgenoten in onderling overleg tot afspraken over één of meer gevolgen van de echtscheiding te laten komen indien het verzoekschrift of de behandeling ter terechtzitting daartoe aanleiding geeft.
3 Op een eensluidend mondeling of schriftelijk verzoek van de echtgenoten wordt de behandeling niet aangevangen of voortgezet voor het verstrijken van een door hen aangeduide termijn, tenzij dit leidt tot onredelijke vertraging van het geding.
4 Indien tijdig een verweerschrift is ingediend dat een zelfstandig verzoek bevat, vangt de behandeling niet aan voordat tegen dit verzoek een verweerschrift is ingediend dan wel de daarvoor geldende termijn ongebruikt is verstreken.
5 De behandeling geschiedt, indien mogelijk, in één zitting.
6 De artikelen 802 en 803 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 819 De rechter kan op verzoek van de echtgenoten of van een van hen de getroffen onderlinge regelingen, daaronder begrepen afspraken omtrent uitkeringen tot levensonderhoud en omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, geheel of gedeeltelijk in de beschikking opnemen.

Artikel 820 1 In afwijking van het bepaalde van artikel 358, tweede lid, kan een echtgenoot die in eerste aanleg niet in de procedure is verschenen, tegen een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is toegewezen, hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en overeenkomstig het tweede lid openlijk bekend is gemaakt.
2 De openlijke bekendmaking geschiedt door plaatsing van een uittreksel van de beschikking in de Staatscourant. Het uittreksel bevat de dagtekening van de beschikking en de aanduiding van de rechter die haar heeft gewezen, alsmede de naam, voornamen en woonplaats van ieder der echtgenoten.
3 Indien hoger beroep of beroep in cassatie is ingesteld tegen een beschikking als bedoeld in het eerste lid, moet de griffier van het gerecht waarbij dit beroep is ingesteld, terstond het gerecht dat de bestreden beschikking heeft gegeven, daarvan op de hoogte stellen.
4 Indien een echtgenoot slechts hoger beroep of beroep in cassatie heeft ingesteld tegen een beslissing omtrent nevenvoorzieningen, kan de andere echtgenoot na het verstrijken van de voor het instellen van het desbetreffende rechtsmiddel geldende termijn of na berusting geen beroep meer instellen tegen de uitspraak voorzover daarbij een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed is toegewezen.
5 In hoger beroep en in cassatie zijn de artikelen 802, 803 en 817 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 820a Vervallen

§ 2

Voorlopige voorzieningen

Artikel 821 1 In zaken van echtscheiding of scheiding van tafel en bed kan ieder der echtgenoten om voorlopige voorzieningen als bedoeld in de artikelen 822 en 823 verzoeken. Een verzoek tot voorlopige voorzieningen kan worden gedaan tot het tijdstip waarop een zodanige voorziening, indien gegeven, ingevolge artikel 826 haar kracht verliest.
2 De mondelinge behandeling vangt niet later aan dan in de derde week volgende op die waarin de voorziening is gevraagd.
3 De rechter beslist zo spoedig mogelijk na de mondelinge behandeling.
4 De beschikking houdende voorlopige voorzieningen, gegeven voordat een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is gedaan, verliest haar kracht, indien niet binnen vier weken na haar dagtekening een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed is gedaan.
5 De artikelen 810 en 812 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 822 1 De rechter kan bij beschikking voor de duur van het geding:
a. bepalen dat één der echtgenoten bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning met bevel dat de andere echtgenoot die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
b. bevelen dat ieder der echtgenoten aan de andere echtgenoot beschikbaar zal stellen de goederen tot diens dagelijks gebruik strekkend, alsmede de goederen strekkend tot het dagelijks gebruik van de kinderen;
c. bepalen aan wie der echtgenoten ieder minderjarig kind van de echtgenoten te zamen zal worden toevertrouwd, waarbij tevens, indien het kind niet reeds in de macht van die echtgenoot mocht zijn, de afgifte van dat kind aan hem zal worden bevolen, en bovendien het bedrag bepalen dat de andere echtgenoot voor de verzorging en opvoeding van ieder der kinderen moet betalen;
d. een regeling vaststellen inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of de omgang tussen het kind en de echtgenoot die niet het gezag uitoefent alsmede inzake het verschaffen van informatie dan wel het raadplegen van de echtgenoten over de minderjarige kinderen van de echtgenoten;
e. het bedrag bepalen dat de ene echtgenoot moet betalen voor het levensonderhoud van de andere echtgenoot.
2 De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, vangen aan op de dag van de dagtekening der beschikking, tenzij de rechter een eerdere of latere aanvangsdag heeft vastgesteld.

Artikel 823 1 De rechter is bevoegd op verzoek van een echtgenoot of van de raad voor de kinderbescherming een kind onder toezicht te stellen als bedoeld in artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Artikel 826 is niet van toepassing.

Artikel 824 1 Tegen de op grond van artikel 822 gegeven beschikkingen en tegen de beschikkingen tot wijziging of intrekking daarvan staan geen hogere voorzieningen open, behoudens cassatie in het belang der wet.
2 Op een verzoek van de echtgenoten of van één van hen kan een beschikking, als bedoeld in artikel 822, door de rechtbank die of het gerechtshof dat de beschikking heeft gegeven, worden gewijzigd of ingetrokken, indien de omstandigheden na de dagtekening der beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. Artikel 821, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 824a Vervallen

Artikel 824b Vervallen

Artikel 825 Als belanghebbenden bij het recht op inzage en afschrift, bedoeld in artikel 290, van de bescheiden die betrekking hebben op de voorlopige voorzieningen, worden aangemerkt de echtgenoten met dien verstande dat in zaken betreffende minderjarigen artikel 811 van toepassing is.

Artikel 825a Vervallen

Artikel 825b Vervallen

Artikel 825c Vervallen

Artikel 825d Vervallen

Artikel 825e Vervallen

Artikel 825f Vervallen

Artikel 825g Vervallen

Artikel 826 1 De voorlopige voorzieningen verliezen hun kracht zodra een beschikking waarbij de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand onderscheidenlijk het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of zodra de mogelijkheid daartoe vervalt, met dien verstande dat:
a. de voorlopige voorziening bedoeld in artikel 822, eerste lid, onderdeel a, haar kracht behoudt totdat de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 266 lid 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, indien dit verzoek is gedaan, in kracht van gewijsde gaat;
b. indien een verzoek tot voorziening in het gezag is gedaan of door de rechter ambtshalve in het gezag wordt voorzien, de voorlopige voorzieningen die op de kinderen betrekking hebben, hun kracht behouden totdat het gezag overeenkomstig artikel 253p van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is begonnen;
c. de voorlopige voorziening bedoeld in artikel 822, eerste lid, onderdeel e, haar kracht behoudt totdat de beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 156 van het Eerste Boek van het Burgerlijk Wetboek, indien dit verzoek is gedaan, bij toewijzing voor tenuitvoerlegging vatbaar wordt dan wel bij afwijzing in kracht van gewijsde gaat.
2 De voorlopige voorzieningen verliezen eveneens hun kracht zodra een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt ingetrokken, alsmede zodra een beschikking waarbij een verzoek tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed wordt afgewezen, in kracht van gewijsde gaat.

§ 3

Nevenvoorzieningen

Artikel 827 1 Ingeval de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed of de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken, kan de rechter als nevenvoorziening de navolgende voorzieningen treffen:
a. toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot;
b. voorzieningen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap of bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen verrekening van inkomsten of van vermogen;
c. voorzieningen betreffende het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten;
alsmede, ingeval de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed wordt uitgesproken:
d. toepassing van artikel 165, eerste lid, of van artikel 175, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
e. toepassing van artikel 266 lid 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
f. een andere voorziening dan bedoeld in de onderdelen a tot en met e,mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.
2 Ten aanzien van nevenvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn de artikelen 808, 809, eerste lid, 810, 810a, 811 en 812 van toepassing, en komt, in afwijking van het bepaalde in artikel 358, het recht van hoger beroep slechts toe aan de ouders, voorzover dezen tot het gezag bevoegd zijn, alsmede aan de raad voor de kinderbescherming.
3 Indien aan de rechter blijkt dat een verzoek tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud aan een echtgenoot ten laste van de andere echtgenoot als voorwaarde is verbonden aan verlening van bijstand, stelt de rechter de gemeente die de voorwaarde heeft gesteld, in de gelegenheid schriftelijk of ter zitting haar mening omtrent de vordering kenbaar te maken.

Artikel 827a Vervallen

Artikel 827b Vervallen

Artikel 827c Vervallen

Artikel 827d Vervallen

Artikel 827e Vervallen

Artikel 827f Vervallen

Artikel 827g Vervallen

Artikel 827h Vervallen

Artikel 827i Vervallen

Artikel 827j Vervallen

Artikel 827k Vervallen

Artikel 827l Vervallen

Artikel 827m Vervallen

Artikel 827n Vervallen

Artikel 827o Vervallen

Artikel 827p Vervallen

§ 4

Ontbinding van een geregistreerd partnerschap

Artikel 828 Op een ontbinding van een geregistreerd partnerschap zijn de bepalingen over de rechtspleging in scheidingszaken van overeenkomstige toepassing.

Artikel 828a Vervallen

Artikel 828b Vervallen

Artikel 828c Vervallen

Artikel 828d Vervallen

Artikel 828e Vervallen

Artikel 828f Vervallen

Artikel 828g Vervallen

Artikel 828h Vervallen

Artikel 828i Vervallen

Artikel 828j Vervallen

Artikel 828k Vervallen

Artikel 829 Vervallen

Artikel 830 Vervallen

Artikel 831 Vervallen

Artikel 832 Vervallen

Zevende titel

Enige bijzondere rechtsplegingen

Eerste afdeling

Afschrift, uittreksel en inzage van akten en andere bewijsmiddelen

Artikel 833 Vervallen

Artikel 834 Vervallen

Artikel 835 Vervallen

Artikel 836 Vervallen

Artikel 837 Vervallen

Artikel 838 1 De griffiers en andere bewaarders van openbare registers moeten daarvan, zonder rechterlijk bevel, tegen betaling van de hun toekomende rechten, afschrift of uittreksel verstrekken aan eenieder die daarom vraagt, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en renten.
2 Het eerste lid geldt niet, voor zover artikel 29 van toepassing is.

Artikel 839 Vervallen

Artikel 840 Vervallen

Artikel 841 Vervallen

Artikel 842 Vervallen

Artikel 843 Vervallen

Artikel 843a 1 Hij die daarbij rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens.
2 De rechter bepaalt zo nodig de wijze waarop inzage, afschrift of uittreksel zal worden verschaft.
3 Hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn.
4 Degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.

Artikel 843b 1 Hij die een bewijsmiddel heeft verloren, kan van degene die de beschikking heeft over bescheiden die tot bewijs kunnen dienen van enig feit waarop het verloren bewijsmiddel betrekking had, of die zodanige bescheiden onder zijn berusting heeft, vorderen daarvan te zijnen behoeve op zijn kosten, voor zover nodig, inzage, afschrift, of uittreksel te verschaffen. Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens.
2 De rechter bepaalt zonodig de wijze waarop inzage, afschrift of uittreksel zal worden verschaft.
3 Hij die uit hoofde van zijn ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht is, is niet gehouden aan deze vordering te voldoen, indien de bescheiden uitsluitend uit dien hoofde te zijner beschikking staan of onder zijn berusting zijn.

Afdeling 1A

Toegang tot bescheiden in zaken betreffende schending van mededingingsrecht

Artikel 844 1 Deze afdeling is van toepassing op zaken waarin inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden als bedoeld in artikel 843a wordt gevorderd wegens een inbreuk op het mededingingsrecht als bedoeld in artikel 193k, onderdeel a, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder een mededingingsautoriteit verstaan een mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 193k, onderdeel c, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 845 In afwijking van het in artikel 843a, vierde lid, bepaalde is degene die bescheiden omtrent een vordering tot schadevergoeding wegens een inbreuk op het mededingingsrecht te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden inzage, afschrift of uittreksel daarvan te verschaffen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn.

Artikel 846 1 Geen inzage, afschrift of uittreksel wordt verschaft van de volgende, enkel uit het dossier van een mededingingsautoriteit afkomstige bescheiden:
a. clementieverklaringen, en
b. verklaringen met het oog op een schikking.
2 De in het eerste lid bedoelde bescheiden leveren geen bewijs op voor een vordering tot schadevergoeding wegens een inbreuk op het mededingingsrecht.

Artikel 847 1 Onverminderd het in artikel 843a bepaalde wordt omtrent een vordering tot schadevergoeding wegens een inbreuk op het mededingingsrecht pas inzage, afschrift of uittreksel verschaft van de volgende, enkel uit het dossier van een mededingingsautoriteit afkomstige bescheiden:
a. informatie die door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon specifiek voor de procedure van de mededingingsautoriteit is opgesteld,
b. informatie die de mededingingsautoriteit in de loop van de procedure heeft opgesteld en aan partijen heeft gezonden, en
c. verklaringen met het oog op een schikking die zijn ingetrokken,
nadat de mededingingsautoriteit een besluit heeft genomen of de procedure anderszins heeft beëindigd.
2 De in het eerste lid bedoelde bescheiden leveren geen bewijs op voor een vordering tot schadevergoeding wegens een inbreuk op het mededingingsrecht voordat de mededingingsautoriteit een besluit heeft genomen of de procedure anderszins heeft beëindigd.

Artikel 848 Onverminderd het in de artikelen 846 en 847 bepaalde levert aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon verschafte inzage, afschrift of uittreksel van enkel uit het dossier van een mededingingsautoriteit afkomstige bescheiden slechts bewijs op voor een vordering tot schadevergoeding wegens een inbreuk op het mededingingsrecht voor die persoon of zijn rechtsopvolgers.

Artikel 849 Onverminderd het in artikel 843a en deze afdeling bepaalde verschaft een mededingingsautoriteit slechts inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden omtrent een vordering tot schadevergoeding wegens een inbreuk op het mededingingsrecht, indien er geen andere partij is die de bescheiden redelijkerwijs kan verschaffen.

Artikel 850 De rechter neemt bij de beslissing over het verschaffen van inzage in, afschrift of uittreksel van bescheiden in een dossier van een mededingingsautoriteit omtrent een vordering tot schadevergoeding wegens een inbreuk op het mededingingsrecht steeds in overweging of de doeltreffendheid van de publieke handhaving van het mededingingsrecht dient te worden gewaarborgd.

Artikel 851 Vervallen

Artikel 852 Vervallen

Tweede afdeling

Van gerechtelijke bewaring

Artikel 853 Behalve in de andere in de wet vermelde gevallen kan een zaak in gerechtelijke bewaring worden gesteld op een in kort geding gegeven bevel van de voorzieningenrechter van de rechtbank.

Artikel 854 De rechter die de gerechtelijke bewaring van een bepaalde zaak beveelt, kan iedere daartoe geschikte persoon die bereid is deze benoeming te aanvaarden, als gerechtelijke bewaarder van die zaak aanwijzen. Hetzelfde geldt voor de deurwaarder die gebruik maakt van zijn bevoegdheid om een zaak in bewaring te stellen krachtens artikel 446 en die ter plaatse geen voor zodanige zaken aangewezen gerechtelijke bewaarder tegen een redelijk loon tot de bewaring bereid vindt.

Artikel 855 1 Degene die gerechtelijke bewaring verlangt van een roerende zaak die geen registergoed is, geeft bij de inbewaringgeving aan de bewaarder de wettelijke bepaling of het rechterlijk bevel op uit hoofde waarvan de bewaring zal geschieden. De bewaarder geeft hem een ontvangstbewijs waarop deze bepaling of dit bevel is vermeld.
2 Degene die de zaak in bewaring heeft gegeven, is verplicht hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling te doen aan degenen tegen wie de bewaring zich richt en daarbij op te geven op welke grond de inbewaringstelling geschiedt.

Artikel 856 1 De gerechtelijke bewaring van een zaak geschiedt op de voorwaarden die door de bewaarder gewoonlijk voor zaken van dezelfde soort worden overeengekomen, of, bij gebreke daarvan, volgens de regels die krachtens het Burgerlijk Wetboek op de overeenkomst van toepassing zijn, telkens tenzij de rechter die de gerechtelijke bewaring beveelt, anders bepaalt.
2 De inbewaringsteling kan aldus geschieden dat de bewaarder de zaak mag afgeven aan degene tegen wie de bewaring zich richt, mits deze tevoren aan zijn verplichtingen jegens de bewaargever heeft voldaan. Van een zodanig beding wordt melding gemaakt in de mededeling, bedoeld in artikel 855, tweede lid.
3 De rechter die de gerechtelijke bewaring heeft bevolen, of anders de voorzieningenrechter van de rechtbank, kan op verzoek van de bewaarder of een belanghebbende de voorwaarden vaststellen of wijzigen of een gerechtelijke bewaarder aanwijzen die de gerechtelijke bewaring van de oorspronkelijke zal overnemen. De indiening van het verzoekschrift kan ook door een deurwaarder geschieden, voor zover de bewaring haar grond vindt in een beslag.

Artikel 857 1 De kosten van de bewaring worden aan de bewaarder voldaan door degene die de zaak in bewaring heeft doen geven of het bevel tot bewaring heeft uitgelokt, onverminderd de rechten van hemzelf tegen degenen die jegens hem voor de kosten aansprakelijk zijn.
2 De bewaarder heeft voor al hetgeen hem ter zake van de bewaring toekomt een retentierecht op de in bewaring gestelde zaken, dat hij kan uitoefenen tegen ieder die recht op afgifte van die zaken mocht hebben.

Artikel 858 1 Wanneer de kosten van de bewaring niet op tijd aan de bewaarder worden voldaan, kan deze op een door de voorzieningenrechter van de rechtbank op zijn verzoek te bepalen wijze het in bewaring gestelde verkopen; de opbrengst treedt voor het in bewaring gestelde in de plaats en wordt, na aftrek van de kosten van bewaring en van de verkoop, ten behoeve van belanghebbenden in de consignatiekas gestort.
2 Ingeval de bewaring haar grond vindt in een beslag, wijst de voorzieningenrechter het verzoek niet toe dan nadat de beslagene is opgeroepen om te worden gehoord.
3 Tegen een toewijzende beschikking krachtens dit artikel is geen hogere voorziening toegelaten.
4 Van dit artikel kan niet bij de overeenkomst van bewaargeving worden afgeweken, tenzij de rechter krachtens artikel 856 anders bepaalt.

Artikel 859 Indien degene die de zaak in bewaring heeft doen geven, in verband daarmee ten aanzien van de zaak een verzekering heeft gesloten, kan hij de door hem betaalde premies en kosten op dezelfde voet als de kosten van de bewaring terugvorderen van degenen die jegens hem voor die kosten aansprakelijk zijn, tenzij het niet redelijk was om de verzekering te sluiten.

Artikel 860 1 Een gerechtelijke bewaring kan op vordering van elke belanghebbende in kort geding, al of niet tegen zekerheidstelling, worden opgeheven door de voorzieningenrechter die de bewaring heeft bevolen of in het rechtsgebied van wiens rechtbank de zaken zich bevinden. De voorzieningenrechter bepaalt desverlangd aan wie de bewaarder de zaak dient af te geven.
2 Opheffing van het beslag waarin de gerechtelijke bewaring haar grond vindt, heeft van rechtswege tevens opheffing van de bewaring tot gevolg. De bewaarder is verplicht tot afgifte van de zaak aan de beslagene.
3 Opheffing van de bewaring doet niet af aan de rechten van de bewaarder tot het tijdstip van de afgifte.

Artikel 861 1 In geval van een gerechtelijke bewaring die haar grond vindt in een beslag tot verhaal van een geldvordering, geeft de bewaarder het in bewaring gestelde op verzoek van de deurwaarder die met de executoriale verkoop is belast, tijdig aan deze af.
2 Is een zaak in bewaring gesteld in afwachting van de beslissing wie op afgifte daarvan recht heeft, dan geeft de bewaarder haar af aan degene aan wie zij krachtens een in kracht van gewijsde gegane of uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beslissing toekomt.

Artikel 862 Vervallen

Artikel 863 Vervallen

Artikel 864 Vervallen

Artikel 865 Vervallen

Artikel 866 Vervallen

Artikel 867 Vervallen

Artikel 868 Vervallen

Artikel 869 Vervallen

Artikel 870 Vervallen

Artikel 871 Vervallen

Artikel 872 Vervallen

Artikel 873 Vervallen

Artikel 874 Vervallen

Artikel 875 Vervallen

Artikel 876 Vervallen

Artikel 877 Vervallen

Artikel 878 Vervallen

Artikel 879 Vervallen

Artikel 880 Vervallen

Artikel 881 Vervallen

Artikel 882 Vervallen

Artikel 883 Vervallen

Artikel 884 Vervallen

Artikel 885 Vervallen

Artikel 886 Vervallen

Artikel 887 Vervallen

Artikel 888 Vervallen

Artikel 889 Vervallen

Artikel 890 Vervallen

Artikel 891 Vervallen

Artikel 892 Vervallen

Artikel 893 Vervallen

Artikel 894 Vervallen

Artikel 895 Vervallen

Artikel 896 Vervallen

Artikel 897 Vervallen

Artikel 898 Vervallen

Artikel 899 Vervallen

Artikel 899a Vervallen

Artikel 899b Vervallen

Artikel 899c Vervallen

Artikel 899d Vervallen

Artikel 899e Vervallen

Artikel 899f Vervallen

Artikel 900 Vervallen

Artikel 901 Vervallen

Artikel 902 Vervallen

Artikel 902a Vervallen

Artikel 902b Vervallen

Artikel 903 Vervallen

Artikel 904 Vervallen

Artikel 905 Vervallen

Artikel 906 Vervallen

Artikel 907 Vervallen

Artikel 908 Vervallen

Artikel 908a Vervallen

Artikel 908b Vervallen

Artikel 909 Vervallen

Artikel 910 Vervallen

Artikel 911 Vervallen

Artikel 912 Vervallen

Artikel 912a Vervallen

Artikel 913 Vervallen

Artikel 914 Vervallen

Artikel 915 Vervallen

Artikel 916 Vervallen

Artikel 917 Vervallen

Artikel 918 Vervallen

Artikel 919 Vervallen

Artikel 919a Vervallen

Artikel 920 Vervallen

Artikel 921 Vervallen

Artikel 922 Vervallen

Artikel 923 Vervallen

Artikel 924 Vervallen

Artikel 925 Vervallen

Artikel 926 Vervallen

Artikel 927 Vervallen

Artikel 928 Vervallen

Artikel 929 Vervallen

Artikel 929a Vervallen

Artikel 930 Vervallen

Artikel 931 Vervallen

Artikel 932 Vervallen

Artikel 933 Vervallen

Artikel 934 Vervallen

Artikel 934a Vervallen

Artikel 934b Vervallen

Artikel 934c Vervallen

Artikel 935 Vervallen

Artikel 936 Vervallen

Artikel 937 Vervallen

Artikel 938 Vervallen

Artikel 939 Vervallen

Artikel 939a Vervallen

Artikel 940 Vervallen

Artikel 941 Vervallen

Artikel 942 Vervallen

Artikel 943 Vervallen

Artikel 944 Vervallen

Artikel 945 Vervallen

Artikel 946 Vervallen

Artikel 947 Vervallen

Artikel 948 Vervallen

Artikel 949 Vervallen

Artikel 950 Vervallen

Artikel 951 Vervallen

Artikel 952 Vervallen

Artikel 953 Vervallen

Artikel 954 Vervallen

Artikel 955 Vervallen

Artikel 955a Vervallen

Artikel 955b Vervallen

Artikel 955c Vervallen

Artikel 955d Vervallen

Artikel 955e Vervallen

Artikel 955f Vervallen

Artikel 955g Vervallen

Artikel 956 Vervallen

Artikel 956a Vervallen

Artikel 957 Vervallen

Artikel 957a Vervallen

Artikel 958 Vervallen

Artikel 959 Vervallen

Artikel 960 Vervallen

Artikel 961 Vervallen

Artikel 962 Vervallen

Artikel 963 Vervallen

Artikel 964 Vervallen

Artikel 964a Vervallen

Artikel 965 Vervallen

Artikel 966 Vervallen

Artikel 966a Vervallen

Artikel 967 Vervallen

Artikel 968 Vervallen

Artikel 968a Vervallen

Artikel 968b Vervallen

Artikel 968c Vervallen

Artikel 968d Vervallen

Artikel 969 Vervallen

Artikel 970 Vervallen

Artikel 971 Vervallen

Artikel 972 Vervallen

Artikel 973 Vervallen

Artikel 974 Vervallen

Artikel 975 Vervallen

Artikel 976 Vervallen

Artikel 976a Vervallen

Artikel 977 Vervallen

Artikel 978 Vervallen

Artikel 979 Vervallen

Artikel 980 Vervallen

Artikel 981 Vervallen

Artikel 982 Vervallen

Artikel 983 Vervallen

Artikel 984 Vervallen

Negende titel

Van de formaliteiten, vereist voor de tenuitvoerlegging van in vreemde Staten tot stand gekomen executoriale titels

Eerste afdeling

Algemene bepalingen

Artikel 985 Wanneer een beslissing, gegeven door de rechter van een vreemde Staat, in Nederland uitvoerbaar is krachtens een verdrag of krachtens de wet, wordt zij niet ten uitvoer gelegd dan na daartoe verkregen rechterlijk verlof. De zaak zelf wordt niet aan een nieuw onderzoek onderworpen. Tot de kennisneming van het verzoek om verlening van het verlof zijn bevoegd de rechtbank van het arrondissement waar de wederpartij van de verzoeker woonplaats heeft en die van het arrondissement waar de tenuitvoerlegging wordt verlangd.

Artikel 986 1 Het verlof tot tenuitvoerlegging wordt gevraagd bij verzoekschrift. Het verzoekschrift wordt ingediend door een advocaat en houdt tevens in de keuze van een woonplaats binnen het arrondissement van de rechtbank.
2 Bij het verzoekschrift wordt een authentiek afschrift van de beslissing overgelegd, benevens de stukken, waardoor kan worden vastgesteld dat zij uitvoerbaar is in het land, waar zij is gewezen.
3 De rechtbank kan legalisatie van het afschrift van de beslissing en van de overige in het tweede lid bedoelde stukken verlangen. Zij kan tevens eisen, dat de beslissing en de overige overgelegde stukken worden vertaald in het Nederlands, en dat deze vertaling voor eensluidend wordt verklaard hetzij door een in Nederland toegelaten beëdigde vertaler, hetzij door een beëdigde vertaler, toegelaten in het land waar de beslissing is gegeven, hetzij door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van bedoeld land in Nederland.
4 Bij ongenoegzaamheid der overgelegde stukken wordt de verzoeker de gelegenheid tot aanvulling gegeven.

Artikel 987 1 De rechtbank geeft haar beschikking met bekwame spoed, doch niet dan na verhoor, althans behoorlijke oproeping, van de partijen tegen wie de tenuitvoerlegging wordt verlangd.
2 De rechtbank bepaalt dag en uur voor het verhoor, alsmede de termijn, bij de oproepingen in acht te nemen.
3 De oproepingen geschieden vanwege de verzoeker bij deurwaardersexploot. De verzoeker legt de bewijzen van oproeping vóór of bij het verhoor aan de rechtbank over.
4 De rechtbank kan, indien een opgeroepene niet verschijnt, zijn nadere oproeping bevelen. Hetzelfde geldt, indien een partij ten onrechte niet is opgeroepen.
5 De verzoeker en de andere partijen verschijnen bij advocaat.
6 Na afloop van het verhoor deelt de rechter mede, wanneer de uitspraak zal plaatsvinden.

Artikel 988 1 De beschikking der rechtbank is met redenen omkleed en wordt in het openbaar uitgesproken.
2 De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad zonder zekerheidstelling, voorzover de rechtbank niet anders beslist.
3 Ten aanzien van de proceskosten is het bepaalde in de artikelen 237, 239 en 245 van toepassing.

Artikel 989 1 De beschikking der rechtbank is niet vatbaar voor verzet.
2 Partijen kunnen tegen de beschikking hoger beroep instellen binnen een maand na de dag van de uitspraak. Het wordt gebracht voor het gerechtshof.
3 In geval van hoger beroep vinden de artikelen 986-988 en 989, eerste lid, overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat ook de oorspronkelijke verzoeker wordt verhoord, althans behoorlijk opgeroepen.

Artikel 990 Partijen kunnen tegen de beschikking van het gerechtshof beroep in cassatie instellen binnen een maand na de dag waarop zij is gegeven. De artikelen 988, eerste lid, en 989, eerste lid, vinden overeenkomstige toepassing.

Artikel 991 Vervallen

Artikel 992 De bepalingen van deze titel zijn slechts van toepassing, voor zover een verdrag of een bijzondere wet geen afwijkende voorzieningen inhoudt.

Tweede afdeling

Bijzondere bepalingen

Artikel 993 1 De bepalingen van de Eerste Afdeling van deze titel zijn van overeenkomstige toepassing, wanneer een in een vreemde Staat verleden authentieke akte in Nederland uitvoerbaar is krachtens verdrag of wet, met dien verstande dat de voorzieningenrechter der rechtbank treedt in de plaats van de rechtbank.
2 Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur te bepalen, dat onder dit artikel tevens zullen vallen niet eerder in deze titel bedoelde, in vreemde Staten tot stand gekomen executoriale titels, welke krachtens verdrag of wet in Nederland uitvoerbaar zijn.

Artikel 994 De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op uitspraken van internationale organen.

Tiende titel

Van rechtspleging in zaken van rechtspersonen

Artikel 995 1 In de zaken die ingevolge het bij of krachtens Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde met een verzoek worden ingeleid, is, tenzij anders is bepaald, bevoegd de rechter van de woonplaats van de rechtspersoon. Nadat de rechtspersoon is opgehouden te bestaan blijft deze rechter bevoegd in zaken betreffende de vereffening, de benoeming van bewaarders van boeken en bescheiden en het verlenen van machtiging tot inzage in boeken en bescheiden.
2 Het verzoekschrift vermeldt, onverminderd het in artikel 278 bepaalde, de naam en de woonplaats van de rechtspersoon.
3 De rechter gelast in ieder geval de oproeping van de rechtspersoon.

Artikel 996 Hoger beroep moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van de eindbeschikking in zaken.
a. tot ontbinding van een rechtspersoon of tot verkrijging van een verklaring dat en op welk tijdstip een rechtspersoon ingevolge haar statuten is ontbonden;
b. tot verkrijging van een machtiging tot omzetting van een rechtspersoon;
c. tot doorhaling, aanvulling of wijziging van hetgeen is ingeschreven in het in artikel 29 lid 1 of in artikel 289 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register;
d. tot wijziging van de statuten van een stichting;
e. tot nietigverklaring van een wijziging van de statuten van een stichting, en
f. tot wijziging van of voorziening in het bestuur van een stichting.

Artikel 997 1 Het verzet van een schuldeiser onderscheidenlijk een wederpartij overeenkomstig de artikelen 100 lid 3, 182 lid 3, 316 lid 2, 334l, of 404 lid 5 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt door de rechter met de meeste spoed behandeld. Indien verschillende verzoeken zijn ingediend, wordt op alle tezamen beschikt.
2 Van de dag waarop de mondelinge behandeling zal plaatsvinden, wordt door de griffier aankondiging gedaan in de Nederlandse Staatscourant en in een landelijk verspreid dagblad.
3 Voorts geeft de griffier kennis aan het kantoor van het handelsregister, waar de vennootschap is ingeschreven.
4 De rechtbank hoort de schuldeisers onderscheidenlijk de wederpartijen die zijn verschenen.
5 Hoger beroep moet binnen drie weken na de dagtekening van de eindbeschikking worden ingesteld bij de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De voorgaande leden vinden in hoger beroep overeenkomstige toepassing.

Artikel 997a 1 Een afschrift van het exploit van dagvaarding waarbij een vordering bij de rechtbank wordt ingesteld als bedoeld in de artikelen 336, 342 en 343 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt onverwijld door de eiser aan de vennootschap betekend.
2 Binnen twee weken na de betekening stelt de vennootschap de niet gedagvaarde aandeelhouders schriftelijk in kennis van de inhoud van de dagvaarding.
3 Van ieder vonnis wordt een afschrift door de griffier behalve aan partijen tevens aan de vennootschap toegezonden. Een afschrift van het vonnis als bedoeld in artikel 340 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt onverwijld door de eiser aan de gedaagden en de vennootschap betekend.
4 Tegen het vonnis is geen verzet van derden mogelijk als bedoeld in artikel 376 van dit wetboek.

Artikel 998 Vervallen

Elfde titel

Vervallen

Artikel 999 Vervallen

Artikel 1000 Vervallen

Artikel 1001 Vervallen

Artikel 1002 Vervallen

Twaalfde titel

Van rechtspleging in zaken betreffende onredelijk bezwarende bedingen in algemene voorwaarden

Artikel 1003 Bij vorderingen als bedoeld in de artikelen 240 en 242 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kan als volgt worden afgeweken van het bepaalde in artikel 111, tweede lid:
1°. Een exploit dat bestemd is zowel voor een vereniging die ten doel heeft de behartiging van belangen van personen die een beroep of bedrijf uitoefenen, alsook voor de leden van deze vereniging, alsmede een exploit dat bestemd is voor de gewezen leden van een in eerste aanleg medegedagvaarde, doch inmiddels ontbonden vereniging als hiervoor bedoeld, behoeft de naam en de woonplaats van deze leden of gewezen leden niet afzonderlijk te vermelden.
2°. Een exploit dat wordt uitgebracht zowel ten verzoeke van een vereniging die ten doel heeft de behartiging van belangen van personen die een beroep of bedrijf uitoefenen, alsook ten verzoeke van de leden van deze vereniging, alsmede een exploit dat wordt uitgebracht ten verzoeke van de gewezen leden van een in eerste aanleg mede-gedagvaarde, doch inmiddels ontbonden vereniging als hiervoor bedoeld, behoeft de voornaam, de naam en de woonplaats van deze leden of gewezen leden niet afzonderlijk te vermelden.


Artikel 1004 Een verzoekschrift als bedoeld in artikel 242, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, dat wordt ingediend namens of mede namens de leden van een vereniging die ten doel heeft de behartiging van belangen van personen die een beroep of bedrijf uitoefenen, dan wel namens of mede namens de gewezen leden van een in eerste aanleg mede-gedagvaarde, doch inmiddels ontbonden vereniging als hiervoor bedoeld, behoeft, in afwijking van het bepaalde in artikel 278, de voornamen, de naam en de woonplaats of het werkelijk verblijf van deze verzoekers niet afzonderlijk te vermelden.

Artikel 1005 In geval van een vordering als bedoeld in artikel 240 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek waarbij de in artikel 1003 onder 1° bedoelde gegevens niet in het exploot werden vermeld, kan het beroep in cassatie slechts worden ingesteld door degenen die in eerste aanleg verschenen zijn.

Artikel 1006 Bovendien gelden in geval van een vordering of verzoek als bedoeld in de artikelen 240 en 242 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, indien de in de artikelen 1003 en 1004 bedoelde gegevens niet in het exploit of in het verzoekschrift werden vermeld, de navolgende bijzondere voorzieningen:
1°. De artikelen 237, 239 en 289, worden toegepast als vormden de hiervoor bedoelde vereniging en haar leden, onderscheidenlijk de gewezen leden van een ontbonden vereniging, tezamen één partij. Niet verschenen of gewezen leden worden niet in de kosten van het geding verwezen.
2°. Op vordering onderscheidenlijk verzoek van ieder der partijen kan de rechter, indien gerede twijfel bestaat of de wederpartij voor de proceskosten voldoende verhaal zal bieden, in elk stadium van de procedure bevelen dat terzake van de betaling der proceskosten zekerheid wordt gesteld.


Titel 13

Van rechtspleging in zaken betreffende de teruggave van cultuurgoederen

Artikel 1008 Een lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte kan voor de naar de regels van dit Wetboek bevoegde rechtbank een rechtsvordering tot teruggave van een roerende zaak die een cultuurgoed is in de zin van artikel 2, onder 1, van Richtlijn 2014/60/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lid-staat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PbEU 2014, L 159), instellen tegen de bezitter of, bij ontstentenis van een bezitter, tegen de houder van die zaak, mits de zaak na 31 december 1992 op onrechtmatige wijze buiten zijn grondgebied is gebracht zonder dat deze onrechtmatigheid inmiddels is opgeheven, met dien verstande dat voor de Republiek Oostenrijk geldt dat de zaak na 30 juni 1994 buiten het grondgebied van deze staat dient te zijn gebracht, dat voor de Republiek Finland, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk Zweden geldt dat de zaak na 31 december 1994 buiten het grondgebied van de desbetreffende staat dient te zijn gebracht en dat voor het Vorstendom Liechtenstein geldt dat de zaak na 30 april 1995 buiten het grondgebied van deze staat dient te zijn gebracht.

Artikel 1009 Op straffe van nietigheid dienen te zamen met de dagvaarding te worden betekend:
a. een document waarin de roerende zaak waarvan de teruggave wordt gevorderd, wordt beschreven, en waarin wordt verklaard dat deze zaak een beschermd cultuurgoed is in de zin van de richtlijn, bedoeld in artikel 1008, en
b. een verklaring van de staat die de vordering heeft ingesteld, dat de roerende zaak waarop de vordering tot teruggave betrekking heeft, op onrechtmatige wijze buiten zijn grondgebied is gebracht.


Artikel 1010 De centrale autoriteit, aangewezen krachtens artikel 4 van de richtlijn, bedoeld in artikel 1008, kan ten behoeve van de lid-staat van de Europese Unie of ten behoeve van de andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte die aanspraak op teruggave van een cultuurgoed maakt, de nodige maatregelen nemen, zoals het doen leggen van conservatoir beslag, het in bewaring of onder bewind doen stellen van de zaak, en het vorderen van voorlopige voorzieningen in kort geding, zulks onverminderd de bevoegdheid te dier zake van de desbetreffende staat zelf.

Artikel 1011 De kosten die voortvloeien uit de uitvoering van een beslissing van een rechtbank tot teruggave van een roerende zaak ingevolge artikel 1008, komen ten laste van de staat die rechtsvordering heeft ingesteld. Dit geldt ook voor de kosten inzake de maatregelen die door de centrale autoriteit, aangewezen krachtens artikel 4 van de richtlijn, zijn genomen voor het materiële behoud van het cultuurgoed, bedoeld in artikel 5, onder 4, van de richtlijn. Hieronder vallen tevens de kosten, bedoeld in artikel 1010.

Artikel 1011a 1 Een rechtsvordering tot teruggave van een roerende zaak, gegrond op artikel 6.7 van de Erfgoedwet, wordt ingesteld tegen de bezitter of, bij ontstentenis van een bezitter, tegen de houder van het cultuurgoed voor de naar de regels van dit wetboek bevoegde rechter.
2 Op straffe van nietigheid dienen tezamen met de dagvaarding te worden betekend:
a. een document waarin de roerende zaak waarvan teruggave wordt gevorderd, wordt beschreven en waaruit blijkt dat deze zaak een cultuurgoed is in de zin van artikel 6.1, onder c, van de Erfgoedwet en derhalve van wezenlijk belang voor het cultureel erfgoed van de verdragsstaat waaruit het cultuurgoed afkomstig is;
b. een verklaring van de verdragsstaat waaruit het cultuurgoed afkomstig is, dat dit cultuurgoed buiten het grondgebied van die staat is geraakt met schending van de regels die door die staat in overeenstemming met de doelstellingen van het Unesco-verdrag 1970, bedoeld in artikel 6.1, onder a, van de Erfgoedwet zijn vastgesteld ter zake van de uitvoer en de eigendomsoverdracht van cultuurgoederen, dan wel dat dit cultuurgoed is ontvreemd in die verdragsstaat.

Artikel 1011b Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan ten behoeve van een verdragsstaat die aanspraak op teruggave van een cultuurgoed maakt, de nodige maatregelen als bedoeld in artikel 1010 nemen.

Artikel 1011c De kosten die voortvloeien uit de uitvoering van een rechterlijke beslissing tot teruggave van een roerende zaak ingevolge artikel 1011a, komen ten laste van de staat die de rechtsvordering heeft ingesteld. Indien de vordering is ingesteld door de rechthebbende op het cultuurgoed komen die kosten ten laste van die rechthebbende. Hetzelfde geldt voor de kosten, gemaakt voor het materiële behoud van het cultuurgoed en voor de kosten van eventuele voorlopige maatregelen, als bedoeld in artikel 1010.

Artikel 1011d Indien het cultuurgoed bij teruggave bloot komt te staan aan gevaar, kan de rechter de tenuitvoerlegging van een op grond van artikel 1011a verkregen uitspraak schorsen tot het moment waarop het cultuurgoed bij teruggave geen gevaar meer loopt.

Artikel 1012 De eigendom van een cultuurgoed waarvan ingevolge artikel 1008 door een lidstaat of ingevolge artikel 1011a door een verdragsstaat teruggave is gevorderd, wordt na de teruggave bepaald door het nationale recht van de staat die de rechtsvordering tot teruggave heeft ingesteld.

Titel 14

Van rechtspleging in zaken betreffende de verbindendverklaring van overeenkomsten strekkende tot collectieve schadeafwikkeling

Artikel 1013 1 Het verzoekschrift waarmee het verzoek, bedoeld in artikel 907, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt ingeleid, vermeldt:
a. de namen en de woonplaatsen van de verzoekers;
b. een omschrijving van de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de overeenkomst betrekking heeft;
c. een korte omschrijving van de overeenkomst;
d. een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust.
2 Aan het verzoekschrift wordt de overeenkomst als bijlage toegevoegd.
3 Het gerechtshof Amsterdam is bij uitsluiting bevoegd tot kennisneming van een verzoek in eerste aanleg als in dit artikel bedoeld.
4 In afwijking van artikel 282, tweede lid, behoeft geen afschrift van een verweerschrift en de overlegde bescheiden verzonden te worden aan de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten. De rechter kan, in afwijking van artikel 290, eerste en tweede lid, bevelen, dat het verzoekschrift, de verweerschriften, de op de zaak betrekking hebbende bescheiden en de processen-verbaal en zonodig een vertaling hiervan in één of meer andere talen dan de Nederlandse taal op één of meer door hem aan te wijzen internetadressen worden geplaatst, zodanig dat deze door de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten ten behoeve van latere kennisneming kunnen worden opgeslagen. Tevens kan de rechter bevelen dat de verzoekers desverlangd aan een persoon ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten afschriften verstrekken van de in de tweede zin genoemde stukken.
5 De oproeping van de aan de verzoekers bekende personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten geschiedt bij gewone brief, tenzij de rechter anders bepaalt. Bovendien geschiedt de oproeping door aankondiging daarvan in één of meer door de rechter aan te wijzen nieuwsbladen, waarbij tevens rechtspersonen als bedoeld in artikel 1014 worden opgeroepen. Hierbij wordt naast de plaats, de dag en het uur van de terechtzitting telkens op een door de rechter aan te geven wijze melding gemaakt van een korte omschrijving van de overeenkomst en van de gevolgen van toewijzing van het verzoek. Tevens wordt vermeld op welke wijze inzage en afschrift kan worden verkregen van de in het vierde lid genoemde stukken en wordt gewezen op de bevoegdheid om een verweerschrift in te dienen. Tenzij de rechter anders bepaalt, dragen de verzoekers zorg voor de oproeping ingevolge dit lid. De rechter kan gelasten dat de in dit lid bedoelde informatie ook op andere wijze wordt bekend gemaakt. Indien de curator in faillissement de overeenkomst heeft gesloten, gelast de rechter de verzoekers oproeping op een door hem te bepalen wijze van bekende en onbekende schuldeisers. Indien er personen zijn ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en een voor Nederland bindende internationale of Unie-regeling niet een wijze van oproeping voorschrijft, gelast de rechter oproeping op een door hem bepaalde wijze van deze personen, zonodig in één of meer andere talen dan de Nederlandse taal.
6 De rechter kan bevelen dat verzoekers de namen en woonplaatsen van de aan hen bekende personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, uiterlijk op een door de rechter te bepalen dag en op een door hem te bepalen wijze aan hem worden overgelegd. De verzoekers kunnen zich daarbij houden aan de laatste hun bekende woonplaatsen van de in de eerste zin bedoelde personen.
7 De rechter kan, indien hij de dag en het uur van de behandeling bepaalt, tevens bepalen dat verweerschriften in afwijking van artikel 282, eerste lid, uiterlijk voor een door hem vast te stellen tijdstip voor de behandeling moeten worden ingediend. Artikel 282, vierde lid, mist toepassing.
8 De rechter kan, op verzoek van partijen of van een van hen dan wel ambtshalve, in elke stand van de procedure een verschijning van partijen ter terechtzitting bevelen teneinde het verloop van de procedure te bespreken en daaromtrent aanwijzingen te verstrekken en bevelen te geven. Partijen verschijnen ter terechtzitting in persoon of bij advocaat. Van het verhandelde wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de rechter en de griffier wordt ondertekend. Tegen de beslissing om al dan niet een verschijning te bevelen, staat geen voorziening open.

Artikel 1014 Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die ingevolge haar statuten de belangen van personen behartigt ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, kan een verweerschrift indienen.

Artikel 1015 1 Procedures betreffende geschillen in de beëindiging waarvan de overeenkomst voorziet, worden door de indiening van het verzoek, bedoeld in artikel 907, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van rechtswege geschorst, ook indien reeds de dag is bepaald waarop het vonnis, het arrest of de beschikking zal worden uitgesproken.
2 Het geschorste geding wordt overeenkomstig artikel 227, eerste lid, hervat:
a. voor zover in de procedure om een beslissing wordt verzocht ter zake van een geschil in de beëindiging waarvan de overeenkomst niet voorziet;
b. indien de in artikel 908, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn is verstreken, nadat een gerechtigde onder de overeenkomst binnen die termijn de in dat lid bedoelde mededeling heeft gedaan;
c. indien onherroepelijk vaststaat dat het verzoek niet tot toewijzing zal leiden;
d. indien de overeenkomst overeenkomstig artikel 908, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt opgezegd;
e. indien de behandeling van het verzoek met het oog op de belangen van een gerechtigde onder de overeenkomst en alle omstandigheden in aanmerking genomen, onaanvaardbaar lang duurt en naar verwachting nog onaanvaardbaar lang zal duren;
f. indien de partijen in de geschorste procedure daarmee instemmen.
3 Artikel 907, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op hetgeen in een ingevolge het tweede lid hervat geding wordt gevorderd.
4 Behoudens de gevallen, bedoeld in het tweede lid, wordt na schorsing van een hangende procedure het geding op verzoek van de meest gerede partij van de rol afgevoerd indien de in artikel 908, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn is verstreken.
5 De artikelen 225, tweede lid, tweede zin, en derde lid en 227, tweede en derde lid, zijn van toepassing.

Artikel 1016 1 De rechter kan bevelen dat één of meer deskundigen zullen berichten over de voor het verzoek van belang zijnde punten.
2 Behoudens de toepassing van artikel 289 kan de rechter bepalen dat de kosten voortvloeiende uit de toepassing van de bepalingen van deze titel ten laste komen van één of meer verzoekers.

Artikel 1017 1 Een afschrift van de beschikking wordt door de griffier schriftelijk zo spoedig mogelijk verstrekt aan de verzoekers.
2 De beschikking en de overeenkomst die daarbij verbindend is verklaard liggen ter griffie ter inzage en afschrift van de gerechtigden onder de overeenkomst. De rechter kan, in plaats daarvan, bevelen dat de beschikking en de overeenkomst en zonodig een vertaling hiervan in één of meer andere talen dan de Nederlandse taal op één of meer door hem aan te wijzen internetadressen worden geplaatst, zodanig dat deze door de gerechtigden onder de overeenkomst ten behoeve van latere kennisneming kunnen worden opgeslagen. Tevens kan de rechter bevelen dat de verzoekers desverlangd aan een gerechtigde onder de overeenkomst afschriften verstrekken van de beschikking en de overeenkomst.
3 Aan de bekende gerechtigden onder de overeenkomst en aan de in de procedure verschenen rechtspersonen als bedoeld in artikel 1014, wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan van de beschikking tot verbindendverklaring, tenzij de rechter anders bepaalt. Bovendien wordt van de verbindendverklaring zo spoedig mogelijk aankondiging gedaan in één of meer door de rechter aan te wijzen nieuwsbladen. Hierbij wordt telkens op een door de rechter aan te geven wijze melding gemaakt van een korte omschrijving van de overeenkomst, in het bijzonder de wijze waarop vergoeding kan worden verkregen of anderszins een beroep op de overeenkomst kan worden gedaan en, indien de overeenkomst dat bepaalt, de termijn waarbinnen daarop aanspraak dient te worden gemaakt, alsmede van de gevolgen van de verbindendverklaring, en worden de termijn waarbinnen en de wijze waarop de gerechtigden onder de overeenkomst zich van de gevolgen van de verbindendverklaring kunnen bevrijden, vermeld. Tevens wordt vermeld op welke wijze inzage en afschrift kan worden verkregen van de beschikking en de overeenkomst die daarbij verbindend is verklaard. De rechter kan bevelen dat ook van andere dan de in dit lid genoemde gegevens melding wordt gemaakt. Tenzij de rechter anders bepaalt, dragen de verzoekers zorg voor de in dit lid bedoelde melding en aankondiging. De rechter kan gelasten dat de in dit lid bedoelde gegevens ook op andere wijze bekend worden gemaakt. Indien er gerechtigden onder de overeenkomst zijn die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en een voor Nederland bindende internationale of Unie-regeling niet een wijze van aankondiging voorschrijft, gelast de rechter aankondiging op een door hem te bepalen wijze ten behoeve van deze gerechtigden, zonodig in één of meer andere talen dan de Nederlandse taal.
4 Zo spoedig mogelijk nadat het verzoek tot verbindendverklaring onherroepelijk is afgewezen, dragen de verzoekers er zorg voor dat de personen ten behoeve van wie de overeenkomst is gesloten, daar op een door de rechter te bepalen wijze van op de hoogte worden gebracht.
5 De verzoekers kunnen het gerechtshof Amsterdam verzoeken om ter uitvoering van de in het derde en vierde lid bedoelde meldingen en aankondigingen nadere aanwijzingen te verstrekken.

Artikel 1018 1 Beroep in cassatie staat uitsluitend open indien het verzoek wordt afgewezen en kan uitsluitend door de verzoekers gezamenlijk worden ingesteld.
2 Herroeping staat uitsluitend open voor de in artikel 907, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde stichtingen of verenigingen gezamenlijk, en voor de overige verzoekers gezamenlijk. Indien de in de eerste zin bedoelde stichtingen of verenigingen zijn ontbonden, staat herroeping open voor een stichting of vereniging, bedoeld in artikel 1014. Herroeping van de beschikking op verzoek van stichtingen en verenigingen als bedoeld in de eerste of tweede zin, heeft geen gevolgen voor een gerechtigde onder de overeenkomst die zich tegen die gevolgen verzet.

Artikel 1018a 1 Indien een veelheid aan personen door een gebeurtenis of gelijksoortige gebeurtenissen is benadeeld, kan, voordat een zaak aanhangig is, de rechtbank, teneinde een overeenkomst, bedoeld in artikel 907, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, te beproeven, op verzoek van een stichting of vereniging, bedoeld in artikel 907, derde lid, onderdeel f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en van de persoon of personen die voor deze gebeurtenis of gebeurtenissen verantwoordelijk worden gehouden, dan wel op verzoek van een van hen, een verschijning ter zitting van deze partijen bevelen.
2 Het verzoekschrift vermeldt:
a. de naam en woonplaats van de verzoeker of verzoekers;
b. de naam en woonplaats van de in het eerste lid bedoelde partijen waarvan verschijning wordt verzocht;
c. een omschrijving van de gebeurtenis of gebeurtenissen waarop het verzoek betrekking heeft;
d. een omschrijving van het geschil of de geschillen die partijen verdeeld houdt;
e. een omschrijving van het verzoek.
3 Indien de rechter het verzoek toestaat, bepaalt hij de plaats, de dag en het uur waarop de verschijning zal plaatsvinden. Verzoekers en andere partijen, die daartoe zijn opgeroepen, zijn verplicht te verschijnen. Indien een verzoeker of partij als bedoeld in de tweede zin niet verschijnt, kan zij worden veroordeeld tot vergoeding van de vergeefs aangewende kosten van degenen die wel zijn verschenen.
4 Bij een verschijning ter zitting kan besproken worden hoe verzoekers en de opgeroepen partijen de totstandkoming van een in het eerste lid bedoelde overeenkomst zullen trachten te bereiken. Ook kan een andere wijze van beëindiging van geschillen ter zake van de in het eerste lid bedoelde gebeurtenis of gebeurtenissen worden besproken. Artikel 191, tweede lid, tweede en derde zin, is van toepassing.

Titel 14a

Van rechtspleging in zaken betreffende een collectieve actie en collectieve schadeafwikkeling

Artikel 1018b 1 Deze titel is van toepassing op procedures betreffende een vordering als bedoeld in artikel 305a en 305c van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Met uitzondering van artikel 1018c, eerste lid, is deze titel niet van toepassing op zaken als bedoeld in artikel 254.
2 De tweede titel van het Eerste Boek is van toepassing, tenzij in deze titel anders is bepaald.
3 Artikel 93 is niet van toepassing.

Artikel 1018c 1 Onverminderd artikel 111, tweede lid, vermeldt de dagvaarding waarmee de collectieve vordering bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt ingesteld:
a. een omschrijving van de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de collectieve vordering betrekking heeft;
b. een omschrijving van de personen tot bescherming van wier belangen de collectieve vordering strekt;
c. een omschrijving van de mate waarin de te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen gemeenschappelijk zijn;
d. een omschrijving van de wijze waarop voldaan is aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 305a, eerste tot en met derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of van de gronden waarop het zesde lid van dat artikel van toepassing is;
e. de gegevens die de rechter in staat stellen om voor deze collectieve vordering een Exclusieve Belangenbehartiger aan te wijzen, voor het geval andere collectieve vorderingen voor dezelfde gebeurtenis overeenkomstig artikel 1018d worden ingesteld;
f. de verplichting van de eiser om van de zaak aantekening te maken in het register, bedoeld in het tweede lid, en om te vermelden wat ingevolge dit artikel de gevolgen zijn van die aantekening.
2 Op straffe van niet ontvankelijkheid wordt in afwijking van artikel 125, tweede lid, het exploot van dagvaarding ter griffie ingediend binnen twee dagen na de dag van dagvaarding, onder gelijktijdige aantekening van de dagvaarding in het centraal register voor collectieve acties als bedoeld in artikel 305a, zevende lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. De aantekening gaat vergezeld van een afschrift van de dagvaarding.
3 Tenzij de rechter eiser aanstonds niet ontvankelijk verklaart overeenkomstig het tweede lid, houdt hij de zaak aan totdat een termijn van drie maanden na aantekening in het register, bedoeld in het tweede lid, is verstreken. Tenzij ingevolge artikel 1018d, tweede lid, deze termijn is verlengd of een andere collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen is ingesteld, wordt na het verstrijken van de termijn de behandeling van de zaak voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt.
4 De in artikel 128, tweede lid, bedoelde roldatum voor het nemen van de conclusie van antwoord wordt bepaald op een termijn van zes weken nadat de in het derde lid bedoelde termijn is verstreken.
5 Inhoudelijke behandeling van de collectieve vordering vindt slechts plaats indien en nadat de rechter heeft beslist:
a. dat eiser voldoet aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 305a, eerste tot en met derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of dat niet aan deze eisen behoeft te worden voldaan op grond van het zesde lid van dit artikel;
b. dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voeren van deze collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan het instellen van een individuele vordering doordat de te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen in voldoende mate gemeenschappelijk zijn, het aantal personen tot bescherming van wier belangen de vordering strekt, voldoende is en, indien de vordering strekt tot schadevergoeding, dat zij alleen dan wel gezamenlijk een voldoende groot financieel belang hebben;
c. dat niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de collectieve vordering blijkt op het moment waarop het geding aanhangig wordt.
In afwijking van artikel 128, derde lid, mag de verweerder volstaan met de verweren die betrekking hebben op het onder a tot en met c genoemde, totdat hierover is beslist.
6 Indien een collectieve vordering voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen wordt ingesteld na het aanhangig worden van de collectieve vordering bedoeld in het eerste lid maar voordat de termijn bedoeld in artikel 1018d is aangevangen, wordt de zaak, zo nodig na verwijzing, gevoegd met de reeds aanhangige collectieve vordering als bedoeld in het tweede lid, onder a.

Artikel 1018d 1 Binnen drie maanden na de aantekening in het register als bedoeld in artikel 1018c, tweede lid, kan een rechtspersoon als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een collectieve vordering instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarop de collectieve vordering bedoeld in artikel 1018c, eerste lid, betrekking heeft, over gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen, onder vermelding van de aantekening. De collectieve vordering wordt ingesteld bij dezelfde rechtbank als waar de eerder in het register aangetekende collectieve vordering is ingesteld. Artikel 1018c, eerste lid, is van toepassing.
2 De rechter kan de in het vorige lid bedoelde termijn met maximaal drie maanden verlengen indien binnen een maand na de aantekening een rechtspersoon als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek ter griffie heeft laten aantekenen dat hij een collectieve vordering wil instellen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen als waarop de collectieve vordering bedoeld in artikel 1018c, eerste lid, betrekking heeft, onder vermelding van de aantekening in het register, maar dat de termijn van drie maanden niet volstaat.
3 Voor de toepassing van het eerste Boek worden de overeenkomstig dit artikel ingestelde collectieve vorderingen na inschrijving op de rol gezamenlijk behandeld als een zaak. De in de dagvaarding vermelde roldatum ligt vier weken na het verstrijken van de termijn op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 1018e 1 De rechter wijst uit de eisers die overeenkomstig artikel 1018c of 1018d een collectieve vordering hebben ingesteld en voldoen aan de eisen voor ontvankelijkheid van artikel 305a, eerste tot en met derde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, de meest geschikte eiser aan als exclusieve belangenbehartiger, waarbij hij de volgende omstandigheden in aanmerking neemt:
a. de omvang van de groep personen voor wie de eiser opkomt;
b. de grootte van het door deze groep vertegenwoordigde financiële belang;
c. andere werkzaamheden die de eiser verricht voor de personen voor wie hij opkomt in of buiten rechte;
d. eerdere door de eiser verrichte werkzaamheden of ingestelde collectieve vorderingen.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
2 De rechter beoordeelt daarnaast wat de collectieve vordering precies inhoudt, voor welke nauw omschreven groep personen de exclusieve belangenbehartiger de belangen in deze collectieve vordering behartigt en of de aan een bepaalde plaats gebonden aard van de collectieve vordering aanleiding geeft voor behandeling van de zaak bij een ander gerecht.
3 De eiser die als exclusieve belangenbehartiger wordt aangewezen, treedt in deze procedure op voor de belangen van alle personen in de nauw omschreven groep, bedoeld in het tweede lid, en als vertegenwoordiger van de niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen eisers. De niet als exclusieve belangenbehartiger aangewezen eisers blijven partij in de procedure. De exclusieve belangenbehartiger verricht de proceshandelingen. De rechter kan bepalen dat ook de niet aangewezen eisers proceshandelingen mogen verrichten.
4 Als de aard van de collectieve vordering of van de eisers of de belangen van de personen voor wie zij opkomen daartoe aanleiding geven, kan de rechter ervoor kiezen om verschillende exclusieve belangenbehartigers in een collectieve actie aan te wijzen.
5 De uitspraak ingevolge dit artikel wordt door de exclusieve belangenbehartiger aangetekend in het in artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register.

Artikel 1018f 1 De procedure over een collectieve vordering heeft geen gevolg voor en leidt niet tot gebondenheid van personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden behartigd indien zij binnen een door de rechter te bepalen termijn van ten minste een maand na de in het derde lid bedoelde aankondiging van de uitspraak, bedoeld in artikel 1018e, eerste en tweede lid, door een schriftelijke mededeling aan de griffie hebben laten weten zich van de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering te willen bevrijden. Een eerdere collectieve stuiting van de verjaring van de vordering stuit de verjaring slechts ten aanzien van deze personen indien zij binnen zes maanden, nadat zij zich ingevolge dit artikel van de behartiging van hun belangen in de collectieve vordering hebben bevrijd, een individuele stuitingshandeling voor deze vordering verrichten. Is het aantal personen, dat zich ingevolge dit artikel van de behartiging van hun belangen in de collectieve vordering heeft bevrijd, te groot om de voorzetting van de procedure te rechtvaardigen, dan kan de rechter beslissen dat deze niet wordt voortgezet.
2 De uitspraak waarbij de exclusieve belangenbehartiger is aangewezen en waarbij de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen wier belangen de exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt, staan omschreven, ligt ter griffie ter inzage van deze personen. Tevens wordt hiervan aantekening gemaakt in het in artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register. De rechter kan bevelen dat de uitspraak en zo nodig een vertaling hiervan in één of meer andere talen dan de Nederlandse taal op één of meer door hem aan te wijzen internetadressen worden geplaatst, waaronder de internetpagina van de exclusieve belangenbehartiger als bedoeld in het tweede lid, onder d, van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, zodanig dat deze door de genoemde personen ten behoeve van latere kennisneming kunnen worden opgeslagen.
3 Bij gewone brief wordt aan de bekende personen wier belangen de exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt, zo spoedig mogelijk mededeling gedaan van de aanwijzing van de exclusieve belangenbehartiger en de collectieve vordering en de nauw omschreven groep personen wier belangen de exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt, tenzij de rechter anders bepaalt. Bovendien wordt hiervan zo spoedig mogelijk aankondiging gedaan in één of meer door de rechter aan te wijzen nieuwsbladen. Hierbij wordt telkens op een door de rechter aan te geven wijze melding gemaakt van de wijze waarop deze personen zich overeenkomstig het eerste lid van de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering kunnen bevrijden, of overeenkomstig het vijfde lid met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering instemmen. Tevens wordt vermeld op welke wijze inzage of afschrift kan worden verkregen van de uitspraak. De rechter kan bevelen dat ook van andere dan de in dit lid genoemde gegevens melding wordt gemaakt. Tenzij de rechter anders bepaalt, draagt de exclusieve belangenbehartiger zorg voor de in dit lid bedoelde melding en aankondiging. De rechter kan gelasten dat de in dit lid bedoelde gegevens ook op andere wijze bekend worden gemaakt. Indien er personen tot de nauw omschreven groep personen behoren wier belangen de exclusieve belangenbehartiger in deze collectieve vordering behartigt, die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en een voor Nederland bindende internationale of Unie-regeling niet een wijze van aankondiging voorschrijft, gelast de rechter aankondiging op een door hem te bepalen wijze ten behoeve van deze personen, zo nodig in één of meer andere talen dan de Nederlandse taal.
4 Voor personen die zich ingevolge dit artikel van de behartiging van hun belangen in de collectieve vordering hebben bevrijd, kan geen vordering als bedoeld in artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek worden ingesteld, gebaseerd op soortgelijke feitelijke en rechtsvragen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen.
5 Voor personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden behartigd en die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben, heeft de procedure over de collectieve vordering gevolg en leidt deze tot gebondenheid, indien zij binnen een door de rechter te bepalen termijn van ten minste een maand na de in het derde lid bedoelde aankondiging van de uitspraak, bedoeld in artikel 1018e, eerste en tweede lid, door een schriftelijke mededeling aan de griffie hebben laten weten in te stemmen met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering. Op verzoek van een partij kan de rechter bepalen dat, in afwijking van dit lid, het eerste lid van toepassing is op personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden behartigd en die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben.

Artikel 1018g Na aanwijzing van een exclusieve belangenbehartiger als bedoeld in artikel 1018e stelt de rechter een termijn voor het beproeven van een overeenkomst die in elk geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde bevat en, indien geen overeenkomst als in deze bepaling bedoeld wordt bereikt, voor het aanvullen van de gronden van de vordering en het verweer voor zover de gedaagde gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid bedoeld in artikel 1018c, vijfde lid, laatste zin.

Artikel 1018h 1 Indien partijen een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 907, tweede lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek sluiten, wordt deze ter goedkeuring aan de rechter voorgelegd.
2 Op de goedkeuring van de overeenkomst zijn de artikelen 1013, eerste en tweede lid, en vierde tot en met achtste lid, 1014, 1016 en artikel 907 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.
3 Op een goedgekeurde overeenkomst zijn de artikelen 1017, tweede tot en met vierde lid, en de artikelen 908, eerste, derde en vijfde lid, 909 en 910 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing. De rechter kan nadere aanwijzingen geven voor de in artikel 1017 bedoelde meldingen en aankondigingen.
4 De exclusieve belangenbehartiger draagt zorg voor aankondiging van de goedgekeurde overeenkomst op de internetpagina als bedoeld in het tweede lid, onder d, van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en voor aantekening in het in artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register.
5 Op de goedgekeurde overeenkomst is artikel 1018f, eerste tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
6 Uitsluitend tegen de weigering van de goedkeuring staat beroep in cassatie open, dat uitsluitend door partijen gezamenlijk kan worden ingesteld. Artikel 1018, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1018i 1 Betreft de collectieve vordering een vordering tot schadevergoeding in geld, dan kan de rechter alvorens een collectieve schadeafwikkeling vast te stellen, de overlegging door de exclusieve belangenbehartiger en de gedaagde bevelen van een voorstel voor een collectieve schadeafwikkeling. Dit voorstel bevat in ieder geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde voor:
a. de personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden behartigd die zich niet overeenkomstig artikel 1018f van de behartiging van hun belangen in de procedure en de uitspraak hebben bevrijd, en
b. de personen behorend tot de nauw omschreven groep personen wier belangen in deze collectieve vordering worden behartigd en die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en die overeenkomstig artikel 1018f met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering hebben ingestemd.
De rechter bepaalt de termijn waarbinnen partijen een voorstel dienen over te leggen. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
2 De rechter stelt, mede aan de hand van de in het eerste lid bedoelde voorstellen, een collectieve schadeafwikkeling vast die strekt tot vergoeding door gedaagde van de schade van de in het eerste lid, onder a en b, bedoelde personen. De rechter draagt er zorg voor dat hij voor de toepassing van de tiende afdeling van de eerste titel van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek de schadevergoeding voor deze personen waar mogelijk in categorieën vaststelt, dat de collectieve schadeafwikkeling in ieder geval het in artikel 907, tweede lid, onderdelen a tot en met f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, bevat, dat de hoogte van de daarbij toegekende vergoedingen redelijk is en dat de belangen van de personen voor wie de collectieve schadeafwikkeling wordt vastgesteld ook anderszins voldoende gewaarborgd zijn. Artikel 907, eerste lid, laatste zin, en zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Alvorens een in het tweede lid bedoelde collectieve schadeafwikkeling vast te stellen, kan de rechter bevelen dat één of meer deskundigen zullen berichten over de voor de inhoud van de collectieve schadeafwikkeling van belang zijnde punten.

Artikel 1018j 1 Bij gewone brief wordt aan de bekende personen ten behoeve van wie de collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld, zo spoedig mogelijk mededeling gedaan van de uitspraak waarbij deze is vastgesteld, tenzij de rechter anders bepaalt. Bovendien wordt van de uitspraak zo spoedig mogelijk aankondiging gedaan in één of meer door de rechter aan te wijzen nieuwsbladen. Hierbij wordt telkens op een door de rechter aan te geven wijze melding gemaakt van een korte omschrijving van de collectieve schadeafwikkeling, in het bijzonder de wijze waarop vergoeding van de gedaagde kan worden verkregen of anderszins een beroep op de collectieve schadeafwikkeling kan worden gedaan en, indien de collectieve schadeafwikkeling dat bepaalt, de termijn waarbinnen daarop aanspraak dient te worden gemaakt. Tevens wordt vermeld op welke wijze inzage en afschrift kan worden verkregen van de uitspraak waarbij de collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld. De rechter kan bevelen dat ook van andere dan de in dit lid genoemde gegevens melding wordt gemaakt. Tenzij de rechter anders bepaalt, draagt de gedaagde zorg voor de in dit lid bedoelde melding en aankondiging. De rechter kan gelasten dat de in dit lid bedoelde gegevens ook op andere wijze bekend worden gemaakt. Indien er personen ten behoeve van wie de collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld zijn die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en een voor Nederland bindende internationale of Unie-regeling niet een wijze van aankondiging voorschrijft, gelast de rechter aankondiging op een door hem te bepalen wijze ten behoeve van deze personen, zo nodig in één of meer andere talen dan de Nederlandse taal.
2 De exclusieve belangenbehartiger draagt zorg voor aankondiging van de in het vorige lid bedoelde uitspraak op de internetpagina als bedoeld in het tweede lid, onder d, van artikel 305a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en voor plaatsing in het in artikel 1018c, tweede lid, bedoelde register.

Artikel 1018k 1 Zodra een uitspraak ingevolge deze titel onherroepelijk is geworden, is deze voor ieder der partijen en voor de in artikel 1018i, eerste lid, onder a en b, bedoelde personen, verbindend. Tenzij de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, kunnen deze personen vanaf het tijdstip waarop de uitspraak onherroepelijk is geworden aanspraak maken op een vergoeding op de wijze en onder de voorwaarden vermeld in de uitspraak waarbij een collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld.
2 Voor een persoon als bedoeld in artikel 1018i, eerste lid, onder a, die bij de in artikel 1018f, derde lid, bedoelde aankondiging niet met zijn schade bekend kon zijn, heeft een uitspraak ingevolge deze titel geen gevolg indien hij na het bekend worden van zijn schade door een schriftelijke mededeling aan de gedaagde of, indien een collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld, aan de in artikel 907, tweede lid, onder g, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bedoelde persoon, heeft laten weten niet gebonden te willen zijn. De gedaagde kan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijk een termijn van ten minste zes maanden stellen waarbinnen deze kan laten weten niet gebonden te willen zijn. Bij een uitspraak ingevolge deze titel waarbij een collectieve schadeafwikkeling is vastgesteld overeenkomstig artikel 1018i moet de gedaagde daarbij ook mededeling doen van de persoon bedoeld in artikel 907, tweede lid, onder g.

Artikel 1018l 1 Indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering is gebleken, kan de rechter in zijn uitspraak voor de toepassing van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek de salarissen van de advocaat van de wederpartij ten laste van de in het ongelijk gestelde partij maximaal vervijfvoudigen, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
2 Een uitspraak ingevolge artikel 1018i houdt tevens een veroordeling in de kosten in waarbij de rechter voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd kan veroordelen in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.

Artikel 1018m 1 Procedures tussen degene of degenen tegen wie de collectieve vordering ingevolge deze titel zich richt, en een persoon tot bescherming van wier belangen de procedure over de collectieve vordering wordt gevoerd en die zich overeenkomstig artikel 1018f aan de behartiging van hun belangen in de procedure en de uitspraak heeft bevrijd, kunnen op verzoek van de meest gerede partij worden geschorst indien de procedure betrekking heeft op gelijksoortige feitelijke en rechtsvragen voor dezelfde gebeurtenis of gebeurtenissen, ook indien reeds de dag is bepaald waarop het vonnis, het arrest of de beschikking zal worden uitgesproken.
2 Het geschorste geding wordt overeenkomstig artikel 227, eerste lid, hervat:
a. indien de schorsing langer dan een jaar heeft geduurd en de meest gerede partij om opheffing van de schorsing heeft verzocht;
b. indien in de procedure over de collectieve vordering een uitspraak is gedaan en deze onherroepelijk is geworden.

Artikel 1018n Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Titel 15

Van rechtspleging in zaken betreffende rechten van intellectuele eigendom

Artikel 1019 Deze titel is van toepassing op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom ingevolge de Auteurswet, de Wet op de naburige rechten, de Databankenwet, de Rijksoctrooiwet 1995, het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), de Wet houdende regelen inzake de bescherming van oorspronkelijke topografieën van halfgeleiderprodukten, de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005, op procedures krachtens de artikelen 5 en 5a Handelsnaamwet, op procedures inzake geografische benamingen krachtens artikel 14 Landbouwkwaliteitswet en op handhaving van rechten van intellectuele eigendom ingevolge verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PbEG 1994, L11), verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PbEG L 227) en verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (PbEG 2002, L3).

Artikel 1019a 1 Een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a.
2 In de procedure op de voet van artikel 843a kan ook overlegging gevorderd worden van ander bewijsmateriaal dat zich in de macht van de wederpartij bevindt.
3 De rechter wijst de vordering af voor zover de bescherming van vertrouwelijke informatie niet is gewaarborgd. Artikel 843a, vierde lid, is niet van toepassing.

Artikel 1019b 1 De voorzieningenrechter kan verlof verlenen tot het treffen van voorlopige maatregelen ter bescherming van bewijs aan de verzoeker die voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er inbreuk op zijn recht van intellectuele eigendom is gemaakt of dreigt te worden gemaakt. Tot deze maatregelen ter bescherming van bewijs kunnen behoren, naast de reeds in de wet geregelde maatregelen, conservatoir bewijsbeslag, gedetailleerde beschrijving en monsterneming ter zake van vermeend inbreukmakende roerende zaken, bij de productie daarvan gebruikte materialen en werktuigen en op de inbreuk betrekking hebbende documenten.
2 De rechter bepaalt zo nodig de wijze waarop beschrijving plaatsvindt of monsters worden genomen en wat met de monsters dient te gebeuren.
3 Deze maatregelen worden genomen zo nodig zonder dat de wederpartij wordt gehoord, met name indien het aannemelijk is dat uitstel de verzoeker onherstelbare schade zal berokkenen, of indien er een aantoonbaar gevaar voor verduistering of verlies van bewijs bestaat.
4 Verlof tot het treffen van de gevraagde maatregel wordt niet gegeven voor zover de bescherming van vertrouwelijke informatie niet is gewaarborgd.

Artikel 1019c 1 Conservatoir beslag tot bescherming van bewijs wordt gelegd met overeenkomstige toepassing van de voorschriften betreffende middelen tot bewaring van zijn recht, met uitzondering van artikel 709, derde lid.
2 Zodra in de hoofdzaak is beslist en deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, vervalt het beslag van rechtswege. Zijn de beslagen zaken in gerechtelijke bewaring gegeven, dan is de bewaarder verplicht tot afgifte daarvan aan de beslagene, tenzij de rechter op vordering van eiser anders heeft bepaald. De rechter kan op verzoek van partijen of ambtshalve nadere aanwijzingen geven.

Artikel 1019d 1 Beschrijving geschiedt door een deurwaarder ter plaatse waar de zaken, bedoeld in artikel 1019b, eerste lid, zich bevinden. De deurwaarder zal de zaken op het door hem daarvan onverwijld op te maken proces-verbaal nauwkeurig beschrijven met opgave van hun beweerdelijk inbreukmakende kenmerken, getal, gewicht en maat overeenkomstig hun aard. Tot deze beschrijving kan ook behoren het op enigerlei wijze vastleggen van de zaken op beeld- of geluidsmateriaal dat wordt gevoegd bij het proces-verbaal en daarvan deel uitmaakt. Het proces-verbaal vermeldt het rechterlijk verlof. De artikelen 440, tweede lid, 443, 444, 444a en 444b zijn van overeenkomstige toepassing.
2 Monsterneming geschiedt door een deurwaarder ter plaatse waar de zaken, bedoeld in artikel 1019b, eerste lid, zich bevinden. De voorschriften betreffende middelen tot bewaring van zijn recht zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 709, derde lid. Hij zal van elk soort der zaken ten hoogste drie exemplaren aan een door de voorzieningenrechter aan te wijzen bewaarder in gerechtelijke bewaring geven, tenzij de rechter anders bepaalt.
3 Zodra in de hoofdzaak is beslist en deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, is de bewaarder verplicht tot afgifte van de monsters aan de beslagene, tenzij de rechter op vordering van eiser anders heeft bepaald. De rechter kan op verzoek van partijen of ambtshalve nadere aanwijzingen geven.

Artikel 1019e 1 In spoedeisende zaken, met name indien uitstel onherstelbare schade voor de houder van het recht van intellectuele eigendom zou veroorzaken, is de voorzieningenrechter bevoegd een onmiddellijke voorziening bij voorraad te geven op een verzoek om tegen de vermeende inbreukmaker een bevel uit te vaardigen teneinde een dreigende inbreuk op het recht van intellectuele eigendom van de houder te voorkomen, zonder de vermeende inbreukmaker op te roepen. Onder dezelfde voorwaarden kan een onmiddellijke voorziening bij voorraad worden gegeven tegen een tussenpersoon wiens diensten door een derde worden gebruikt om op een recht van intellectuele eigendom inbreuk te maken.
2 De voorzieningenrechter kan het verzoek toewijzen onder voorwaarde dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld.
3 De vermeende inbreukmaker en de tussenpersoon wiens diensten door een derde worden gebruikt om op een recht van intellectuele eigendom inbreuk te maken, kunnen vorderen dat de voorzieningenrechter die de beschikking inhoudende het bevel genoemd in het eerste lid heeft gegeven, de beschikking herziet, rechtdoende in kort geding.

Artikel 1019f 1 Indien de eiser informatie wenst te verkrijgen van een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten, kan de rechter op gerechtvaardigde en redelijke vordering van de eiser een getuigenverhoor bevelen over al hetgeen de derde bekend is over de herkomst en de distributiekanalen van de inbreukmakende goederen of diensten. Dit verhoor heeft enkel betrekking op het verkrijgen van de in dit lid bedoelde informatie.
2 Naast of in plaats van verhoor van een getuige ter zitting, kan ook overlegging gevraagd worden van de in het tweede lid bedoelde informatie in schriftelijke vorm door de getuige.

Artikel 1019g De rechter kan op vordering van degene die is getroffen door
a. een beslag dat is gelegd ingevolge artikel 28, derde lid, Auteurswet 1912, artikel 17, tweede lid, Wet op de naburige rechten, de artikelen 2.22, tweede lid, en 3.18, tweede lid, Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), artikel 70, negende lid, Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 en artikel 14, negende lid, Landbouwkwaliteitswet,
b. een maatregel als bedoeld in artikel 1019b, eerste lid,
c. een bevel als bedoeld in artikel 1019e, eerste lid, of
d. enige andere voorlopige maatregel die is opgelegd krachtens een in artikel 1019 bedoeld recht van intellectuele eigendom, tot voorkoming van een dreigende inbreuk of houdende een verbod op inbreukmakende handelingen of een verbod jegens een tussenpersoon,
gelasten dat degene die om deze maatregel heeft gevraagd de door deze maatregel toegebrachte schade op passende wijze vergoedt, indien het beslag ten onrechte is gelegd of het beslag is opgeheven dan wel voor zover de maatregel niet had behoren te worden getroffen of het bevel niet had behoren te worden gegeven of indien wordt vastgesteld dat er geen inbreuk was gemaakt of dreigde.

Artikel 1019h Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 843a, eerste lid, wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.

Artikel 1019i 1 Bij het treffen van een voorlopige voorziening bepaalt de voorzieningenrechter een redelijke termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak. De voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer een eis in de hoofdzaak niet binnen die termijn is ingesteld en de gedaagde een daartoe strekkende verklaring bij de griffie indient. Is de verklaring ingediend na het verstrijken van de gestelde termijn, dan verliest de voorlopige voorziening haar kracht met de indiening van de verklaring.
2 Heeft de voorzieningenrechter geen termijn als bedoeld in het eerste lid gesteld, dan verliest de voorlopige voorziening haar werking door een verklaring als bedoeld in het eerste lid, wanneer na ten minste 31 dagen, waarvan ten minste 20 werkdagen, geen eis in de hoofdzaak is ingesteld.
3 Bij een verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt een afschrift overgelegd van het vonnis. Is daartegen een rechtsmiddel ingesteld, dan wordt dit in de verklaring vermeld. De gedaagde zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van zijn verklaring aan de eiser.

Titel 15a

Van rechtspleging in zaken betreffende bescherming van bedrijfsgeheimen

Artikel 1019ia Deze titel is van toepassing op de gerechtelijke procedures tot bescherming van bedrijfsgeheimen ingevolge de Wet bescherming bedrijfsgeheimen.

Artikel 1019ib 1 Het is aan partijen, hun advocaten of andere vertegenwoordigers, getuigen, deskundigen en andere personen die deelnemen aan gerechtelijke procedures betreffende het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, of die toegang hebben tot de documenten die deel uitmaken van deze gerechtelijke procedures, verboden bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen te gebruiken of openbaar te maken die de rechter op verzoek van een partij als vertrouwelijk heeft aangemerkt en die hun ter kennis zijn gekomen als gevolg van een dergelijke deelname of toegang.
2 Het in het eerste lid bedoelde verbod blijft van kracht na beëindiging van de gerechtelijke procedures. De verplichting houdt op te bestaan indien:
a. bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis tussen partijen is vastgesteld dat het vermeende bedrijfsgeheim niet voldoet aan de in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen bepaalde voorwaarden, of
b. na verloop van tijd de desbetreffende informatie algemeen bekend wordt bij of gemakkelijk toegankelijk wordt voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende informatie.
De rechter kan het verbod op verzoek van een der partijen geheel of gedeeltelijk opheffen.
3 De rechter kan op verzoek, indien dat nodig is om de vertrouwelijkheid te bewaren van een bedrijfsgeheim of een vermeend bedrijfsgeheim dat tijdens de procedure wordt gebruikt of genoemd, ten minste de volgende maatregelen nemen:
a. de toegang tot door partijen of derden ingediende documenten die het bedrijfsgeheim of het vermeende bedrijfsgeheim bevatten geheel of gedeeltelijk beperken tot een gelimiteerd aantal personen;
b. de toegang tot zittingen waar het bedrijfsgeheim of het vermeende bedrijfsgeheim openbaar kan worden gemaakt, en de toegang tot het proces-verbaal van deze zittingen of de beeld- of geluidsopname en de schriftelijke weergave als bedoeld in artikel 30n, zevende lid, geheel of gedeeltelijk beperken tot een gelimiteerd aantal personen;
c. een niet-vertrouwelijke versie van de rechterlijke uitspraken ter beschikking stellen aan anderen dan degenen die tot het gelimiteerd aantal personen bedoeld onder a en b behoren, waarin de delen die het bedrijfsgeheim bevatten, zijn geschrapt of bewerkt.
4 De rechter neemt, bij de beslissing over de in het derde lid genoemde maatregelen en de beoordeling van de evenredigheid daarvan, de rechtmatige belangen van partijen en derden en de mogelijke schade voor een van partijen en derden als gevolg van het bevelen of afwijzen van de maatregelen in acht.
5 Het aantal personen, bedoeld in het derde lid, onder a en b, is niet groter dan nodig om te voldoen aan het recht van partijen op een doeltreffende voorziening en op een eerlijk proces en omvat ten minste één natuurlijk persoon van elke partij alsmede de advocaten of andere vertegenwoordigers van partijen bij de procedure.

Artikel 1019ic 1 De voorzieningenrechter kan een vordering of verzoek van een houder van een bedrijfsgeheim tot het gelasten van voorlopige maatregelen ter bescherming van bedrijfsgeheimen als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen toewijzen onder voorwaarde dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld voor schade die door de voorlopige maatregel kan worden geleden door verweerder en derden.
2 Een voorlopige voorziening verliest haar kracht wanneer de desbetreffende informatie niet meer als bedrijfsgeheim kan worden aangemerkt, op gronden die niet aan de verweerder kunnen worden toegerekend.
3 Op het treffen van een voorlopige voorziening is artikel 1019i van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1019id De rechter kan op vordering van degene die is getroffen door een voorlopige maatregel als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen gelasten dat degene die om deze maatregel heeft gevraagd de door deze maatregel toegebrachte schade op passende wijze vergoedt:
a. wanneer de maatregel zijn kracht verliest krachtens artikel 1019ic, derde lid;
b. wanneer de maatregel vervalt als gevolg van enig handelen of nalaten van eiser; of
c. indien wordt vastgesteld dat er geen sprake was van het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim of dreiging daarvan.

Artikel 1019ie 1 Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 843a, eerste lid, kan de rechter de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordelen in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld in welke gevallen de rechter de in het ongelijk gestelde partij kan veroordelen in de kosten, bedoeld in het eerste lid.

Titel 16

Van rechtspleging in pachtzaken

Artikel 1019j Door de pachtkamer van de rechtbank bedoeld in artikel 48 van de Wet op de rechterlijke organisatie, worden behandeld en beslist alle zaken betreffende
a. een pachtovereenkomst als bedoeld in de vijfde titel van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
b. een overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst;
c. een overeenkomst tot het aangaan van een pachtovereenkomst;
d. een overeenkomst waarbij persoonlijke zekerheid wordt gesteld voor de nakoming van een pachtovereenkomst;
e. een overeenkomst als bedoeld in de artikelen 399c of 399e van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
f. een overeenkomst tussen de afgaande en opkomende pachter, verband houdende met de overgang van het bedrijf;
g. vorderingen tot ontruiming van het gepachte door de pachter of de gewezen pachter en tot opeising van het verpachte van de pachter of gewezen pachter;
h. vorderingen tot schadevergoeding of betaling van het bedrag, bedoeld in de artikelen 373, eerste en derde lid, en 377, derde en vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
i. vorderingen tot terugbetaling van te veel betaalde pacht;
j. vorderingen tot vergoeding van schade wegens onrechtmatig gebruik van het gepachte, nadat de pachtovereenkomst is geëindigd.

Artikel 1019k 1 Indien een zaak niet behoort tot de bevoegdheid van de pachtkamer, verklaart deze zich zonodig ambtshalve onbevoegd. Behoort de zaak tot de bevoegdheid van de gewone rechter, dan verwijst de pachtkamer de zaak naar de gewone rechter die ingevolge de voor de betreffende zaak geldende bepalingen bevoegd is.
2 Indien een zaak behoort tot de bevoegdheid van de pachtkamer, maar bij een andere gewone rechter is ingediend, verklaart deze zich ambtshalve onbevoegd en verwijst hij de zaak naar de bevoegde pachtkamer.

Artikel 1019l 1 Indien een zaak meer vorderingen betreft en ten minste één daarvan een zaak als bedoeld in artikel 1019j onder a tot en met j, worden al deze vorderingen door de pachtkamer behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.
2 In het geval van een vordering in conventie en in reconventie, waarvan ten minste één een vordering betreft als bedoeld in artikel 1019j, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
3 In geval van een hoofdzaak en een zaak in vrijwaring waarvan er ten minste één een vordering betreft als bedoeld in artikel 1019j, worden deze vorderingen alle door de pachtkamer behandeld en beslist.

Artikel 1019m Voor de toepassing van de artikelen 1019j tot en met 1019l wordt mede gelet op een wijziging van eis.

Artikel 1019n Indien binnen de in de wet gestelde termijn een verzoek is ingediend bij de grondkamer en deze beslist, dat zij niet bevoegd is daarvan kennis te nemen, kan het verzoek, indien de pachtkamer van de rechtbank bevoegd is daarvan kennis te nemen en een wettelijke termijn, binnen welke het verzoek bij de pachtkamer moet worden ingediend of de vordering moet worden ingesteld, niet meer kan worden in acht genomen, niettemin nog binnen een maand na de beslissing van de grondkamer bij de pachtkamer worden ingediend of kan de vordering binnen dezelfde termijn worden ingesteld. Hetzelfde geldt, indien een dergelijke beslissing door de Centrale Grondkamer wordt bevestigd dan wel door haar de grondkamer alsnog niet bevoegd wordt verklaard van het verzoek kennis te nemen.

Artikel 1019o 1 Het hoger beroep van de vonnissen en beschikkingen van de pachtkamer van de rechtbanken wordt ingesteld bij de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, bedoeld in artikel 69 van de Wet op de rechterlijke organisatie
2 De termijn van hoger beroep bedraagt één maand na de dag van de uitspraak.

Artikel 1019p De pachtkamer van het gerechtshof neemt kennis van alle jurisdictie geschillen tussen de pachtkamers van de rechtbanken.

Artikel 1019q 1 Op zaken, bedoeld in artikel 1019j, zijn de gewone regels van procesrecht van toepassing, voor zover daarvan niet in deze titel wordt afgeweken.
2 De pachtkamer van de rechtbank treedt in de plaats van de kantonrechter behoudens in de gevallen voorzien bij de artikelen 117, 177, eerste lid, 180, vijfde lid, en 230, derde lid. De artikelen 96–97 zijn niet van toepassing.

Artikel 1019r 1 Onverminderd het in artikel 201 bepaalde is de pachtkamer bevoegd, zo vaak zulks haar nodig voorkomt, in elke stand van de procedure, de staat van de onroerende zaak door een of meer van haar leden te doen opnemen, mits de griffier hiervan ten minste twee dagen voor de opneming aan partijen heeft kennis gegeven. Van de opneming wordt proces-verbaal opgemaakt.
2 De pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kan de kosten van een plaatsopneming geheel of ten dele ten laste van de Staat brengen.

Artikel 1019s 1 De pachtkamer van een rechtbank kan bepalen dat de behandeling van de zaak geheel of gedeeltelijk zal geschieden door een uit haar midden aangewezen rechter-commissaris. De rechter-commissaris oefent daarbij de bevoegdheden uit, aan de pachtkamer toegekend.
2 De pachtkamer van het gerechtshof kan bepalen dat de behandeling geheel of gedeeltelijk zal geschieden door een uit haar midden aangewezen raadsheer-commissaris. De raadsheer-commissaris oefent daarbij de bevoegdheid uit, aan de pachtkamer van het gerechtshof toegekend.

Artikel 1019t 1 Met betrekking tot de schriftelijke vastlegging van pachtovereenkomsten of van overeenkomsten tot wijziging of beëindiging van pachtovereenkomsten gelden de volgende bepalingen.
2 De griffier van de pachtkamer van de rechtbank zendt binnen veertien dagen na de uitspraak van het vonnis, waarbij de overeenkomst schriftelijk wordt vastgelegd, drie gewaarmerkte afschriften van het vonnis aan de bevoegde grondkamer.
3 De griffier van de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geeft onverwijld aan de grondkamer kennis van een ingesteld beroep. De grondkamer houdt alsdan de behandeling aan, totdat omtrent de uitslag van het beroep bericht is ontvangen.
4 Indien de pachtkamer van het gerechtshof in afwijking van de beslissing van de pachtkamer van de rechtbank de overeenkomst niet vastlegt, dan wel niet tot een andere beslissing dan de eerste rechter komt, geeft de griffier daarvan onverwijld kennis aan de bevoegde grondkamer.
5 Indien de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, in afwijking van de beslissing van de pachtkamer van de rechtbank, de overeenkomst vastlegt, dan wel de overeenkomst anders vastlegt, zendt de griffier van de pachtkamer van het gerechtshof binnen veertien dagen na de uitspraak van het vonnis drie gewaarmerkte afschriften van het vonnis aan de bevoegde grondkamer.
6 De griffier van de Hoge Raad geeft onverwijld aan de grondkamer kennis van een ingesteld beroep in cassatie. De grondkamer houdt alsdan de behandeling aan, totdat omtrent de uitslag van beroep bericht is ontvangen. De griffier van de Hoge Raad geeft onverwijld aan de grondkamer kennis van die uitslag.

Artikel 1019u In zaken als bedoeld in artikel 1019j die met een verzoek moeten worden ingeleid, is de pachtkamer bevoegd van de rechtbank binnen welker rechtsgebied het gepachte of het grootste deel daarvan is gelegen. Indien het een hoeve betreft, is de pachtkamer bevoegd van de rechtbank binnen welker rechtsgebied het hoofdgebouw, tot de hoeve behorend, gelegen is.

Artikel 1019v De bepalingen betreffende wraking en verschoning van rechters zijn van overeenkomstige toepassing op de deskundige leden van de pachtkamers van de rechtbanken en de pachtkamer van het gerechtshof, bedoeld in de artikelen 48, derde lid, en 69, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en hun plaatsvervangers.

Titel 17

Van rechtspleging in deelgeschillen betreffende letsel- en overlijdensschade

Artikel 1019w 1 Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, kan ieder van hen of kunnen zij gezamenlijk, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering als bedoeld in artikel 1019x, derde lid, onder a.
2 Onder een persoon die schade door dood of letsel lijdt, wordt mede begrepen de persoon die een vordering ter zake van deze schade onder algemene titel heeft verkregen, alsmede de persoon die een vordering op grond van artikel 107 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek heeft.
3 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan ook worden gedaan in het geval dat een benadeelde ingevolge artikel 954 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel uit hoofde van een aan hem door de wet toegekend eigen recht op schadevergoeding, betaling van een verzekeraar verlangt.

Artikel 1019x 1 Het verzoek wordt gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak, indien deze ten principale aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen. Indien de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, wordt het verzoek gedaan aan de kantonrechter. De rechter beoordeelt summierlijk of hij absoluut bevoegd is en of de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist.
2 Indien een der partijen reeds eerder een verzoek als bedoeld in artikel 1019w, eerste lid, heeft gedaan, wordt het verzoek gedaan aan de rechter die het eerdere verzoek behandelt of laatstelijk behandeld heeft. Onverminderd artikel 71 is deze rechter tevens bevoegd kennis te nemen van de zaak ten principale indien deze wordt aangebracht. Indien de zaak ten principale reeds aanhangig is, wordt het verzoek gedaan aan de rechter voor wie de zaak ten principale aanhangig is.
3 Het verzoekschrift vermeldt naast de in artikel 278, eerste lid, bedoelde gegevens:
a. de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering;
b. een omschrijving van het deelgeschil;
c. een zakelijk overzicht van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de vordering;
d. de naam en de woonplaats van de wederpartij.
4 Indien over de vordering reeds eerder een verzoek als bedoeld in artikel 1019w, eerste lid, is gedaan, wordt daarvan melding gemaakt en worden de processtukken en, indien gegeven, de beschikking bij het verzoekschrift gevoegd.

Artikel 1019ij 1 De rechter kan, op verzoek van partijen of van een van hen dan wel ambtshalve, een verschijning van partijen voor een mondelinge behandeling bevelen.
2 Op de mondelinge behandeling kan ook de vraag hoe partijen verder zullen trachten een vaststellingsovereenkomst te bereiken, of de verdere wijze van behandeling van geschillen over de vordering, worden besproken. Artikel 191, tweede lid, tweede en derde zin, is van toepassing.

Artikel 1019z De rechter wijst het verzoek af voor zover de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

Artikel 1019aa 1 De rechter begroot de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt in de beschikking en neemt daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking.
2 De in het eerste lid bedoelde kosten gelden als kosten als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat in afwijking van het derde lid van die bepaling de regels betreffende de proceskosten niet van toepassing zijn in het geval de vordering ten principale aanhangig is gemaakt.
3 Artikel 289 is niet van toepassing.

Artikel 1019bb Tegen de beschikking op het verzoek staat geen voorziening open, onverminderd artikel 1019cc, derde lid.

Artikel 1019cc 1 Voor zover in de beschikking uitdrukkelijk en zonder voorbehoud is beslist op een of meer geschilpunten tussen partijen betreffende hun materiële rechtsverhouding, is de rechter daaraan in de procedure ten principale op dezelfde wijze gebonden als wanneer de beslissing zou zijn opgenomen in een tussenvonnis in die procedure.
2 Indien de beschikking tevens een veroordeling van een der partijen inhoudt, komt aan die veroordeling in de procedure ten principale geen verdergaande betekenis toe dan wanneer zij zou zijn opgenomen in een tussen partijen gewezen vonnis in kort geding.
3 In de procedure ten principale kan van de beschikking, voor zover zij beslissingen als bedoeld in het eerste lid bevat, bij het gerechtshof hoger beroep worden ingesteld als van een tussenvonnis:
a. binnen drie maanden, te rekenen van de eerste roldatum, dan wel, indien de beschikking nadien is gegeven, binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak van de beschikking, met dien verstande dat de appellant, binnen de grenzen van artikel 332, in het hoger beroep slechts ontvankelijk zal zijn, indien de rechter in eerste aanleg deze mogelijkheid heeft geopend op een daartoe binnen dezelfde termijn door een der partijen gedaan verzoek, waarover de wederpartij is gehoord;
b. tegelijk met het hoger beroep van het eindvonnis.

Titel 18

Van rechtspleging in zaken betreffende een arbeidsovereenkomst op grond waarvan de werknemer arbeid verricht op het continentaal plat

Artikel 1019dd 1 De kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland is mede bevoegd kennis te nemen van zaken betreffende een arbeidsovereenkomst, op grond waarvan de werknemer arbeid verricht op het continentaal plat.
2 De grossen als bedoeld in artikel 430, eerste lid, betreffende zaken als bedoeld in het eerste lid van dit artikel kunnen mede op het continentaal plat worden ten uitvoer gelegd.
3 Geschillen die in verband met de executie betreffende zaken als bedoeld in het eerste lid van dit artikel rijzen, kunnen mede worden gebracht voor de rechtbank Noord-Holland.
4 Het verlof vereist voor het leggen van conservatoir beslag op zaken die zich op het continentaal plat bevinden kan mede worden verzocht aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland.
5 Onder continentaal plat als bedoeld in deze titel wordt verstaan: de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de Rijkswet instelling exclusieve economische zone, voor zover deze grenst aan de territoriale zee van Nederland.