Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (geldt in geval van niet-digitaal procederen) (Rv)
Artikel 625 1 De rechtbank Rotterdam is in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd tot kennisneming van vorderingen en verzoeken betreffende:
a. het vervoer van goederen over zee of over de binnenwateren;
b. de exploitatie van een zee- of binnenschip, niet betreffende vorderingen en verzoeken over het vervoer van goederen of het vervoer van reizigers en al dan niet hun bagage;
c. het slepen of duwen van schepen;
d. hulp verleend aan een in bevaarbaar water of in welk ander water dan ook in gevaar verkerend schip of andere zaak;
e. aanvaring of schade veroorzaakt door een schip zonder dat een aanvaring plaats had;
f. schade veroorzaakt aan boord van een schip of door zaken afkomstig van een schip;
g. scheepshuurkoop;
h. avarij-grosse.
2 In afwijking van het eerste lid is de rechtbank Rotterdam mede bevoegd tot kennisneming van de in dat lid bedoelde vorderingen en verzoeken in gevallen waarbij een of meerdere binnenschepen zijn betrokken en geen van deze schepen wordt gebruikt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
3 In zaken betreffende het gecombineerd goederenvervoer waarbij een deel van het vervoer over zee of over de binnenwateren plaatsvindt, is de rechtbank Rotterdam mede bevoegd.
4 Indien de vorderingen en verzoeken genoemd in het eerste lid spoedeisende zaken betreffen als bedoeld in artikel 254, is de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam mede bevoegd.
5 Betreft een zaak meerdere vorderingen of verzoeken, waarvan er ten minste één een vordering of verzoek is waarvoor de rechtbank Rotterdam bij uitsluiting bevoegd is kennis te nemen, dan worden deze vorderingen of verzoeken alle door de rechtbank Rotterdam behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen en verzoeken zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.
6 In het geval van zaken in conventie en reconventie waarvan er ten minste één een vordering betreft als bedoeld in het eerste lid, is het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.
7 In het geval van een hoofdzaak en een zaak in vrijwaring, waarvan er tenminste één een vordering betreft als bedoeld in het eerste lid, kunnen deze vorderingen alle door de rechtbank Rotterdam worden behandeld en beslist.
8 De artikelen 110, tweede lid en derde lid, en artikel 270, eerste lid, eerste en tweede volzin, en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-03-2017 | nieuwe-regeling | Stb 2016 289 (pdf) | 34138 | MvT (web) MvT (pdf) |