Faillissementswet (FW)


Titel I

Van faillissement

Eerste afdeling

Van de faillietverklaring

Artikel 1 1 De schuldenaar, die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt, hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer zijner schuldeisers, bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard.
2 De faillietverklaring kan ook worden uitgesproken, om redenen van openbaar belang, op verzoek van het Openbaar Ministerie.

Artikel 2 1 De faillietverklaring geschiedt door de rechtbank van de woonplaats des schuldenaars.
2 Indien de schuldenaar zich buiten het Rijk in Europa heeft begeven, is de rechtbank zijner laatste woonplaats bevoegd.
3 Ten aanzien van vennoten onder ene firma is de rechtbank, binnen welker gebied het kantoor der vennootschap is gevestigd, mede bevoegd.
4 Indien de schuldenaar binnen het Rijk in Europa geen woonplaats heeft, doch aldaar een beroep of bedrijf uitoefent, is de rechtbank, binnen welker gebied hij een kantoor heeft, bevoegd.
5 Wordt in het geval van het derde of vierde lid door meer dan één daartoe bevoegde rechtbank op verschillende dagen de faillietverklaring uitgesproken, dan heeft alleen de eerst gedane uitspraak rechtsgevolgen. Heeft de uitspraak van verschillende rechtbanken op dezelfde dag plaats, dan heeft alleen de uitspraak van de rechtbank, die in de wet van 10 augustus 1951, Stb. 347 het eerst genoemd wordt, rechtsgevolgen.

Artikel 3 1 Indien een verzoek tot faillietverklaring een natuurlijke persoon betreft en hij geen verzoek heeft ingediend tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III, geeft de griffier de schuldenaar terstond bij brief kennis dat hij binnen veertien dagen na de dag van de verzending van die brief alsnog een verzoek als bedoeld in artikel 284 kan indienen.
2 De behandeling van het verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst totdat de in het eerste lid bedoelde termijn is verstreken.

Artikel 3a 1 Indien een verzoek tot faillietverklaring en een verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst het laatste in behandeling.
2 De behandeling van het verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist op het verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
3 Het verzoek tot faillietverklaring vervalt van rechtswege door de uitspraak tot de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Artikel 3b De artikelen 3 en 3a blijven buiten toepassing indien een verzoek tot faillietverklaring een schuldenaar betreft ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is.

Artikel 3d 1 Als een eigen aangifte of een verzoek tot faillietverklaring en een verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 gelijktijdig aanhangig zijn, komt eerst het laatste in behandeling.
2 De behandeling van de eigen aangifte of het verzoek tot faillietverklaring wordt in ieder geval geschorst totdat de rechtbank heeft beslist op het verzoek tot aanwijzing van de herstructureringsdeskundige. Wijst de rechtbank het verzoek toe, dan kondigt zij daarbij tevens overeenkomstig artikel 376 een afkoelingsperiode af en blijft de schorsing tijdens die periode van kracht.

Artikel 4 1 De aangifte tot faillietverklaring wordt gedaan en het verzoek daartoe ingediend ter griffie en met de meeste spoed in raadkamer behandeld. Het Openbaar Ministerie wordt daarop gehoord. Indien de aangifte tot faillietverklaring wordt gedaan door een natuurlijk persoon, stelt de griffier deze terstond ervan in kennis dat hij, onverminderd artikel 15b, eerste lid, een verzoek als bedoeld in artikel 284 kan indienen.
2 Een schuldenaar die gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan kan slechts aangifte doen met medewerking van zijn echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner tenzij iedere gemeenschap tussen echtgenoten onderscheidenlijk geregistreerde partners, is uitgesloten.
3 Ten aanzien ener vennootschap onder ene firma, moet de aangifte inhouden de naam en de woonplaats van elk der hoofdelijk voor het geheel verbonden vennoten.
4 De aangifte of het verzoek tot faillietverklaring bevat zodanige gegevens dat de rechter kan beoordelen of hem rechtsmacht toekomt op grond van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid.
5 Het vonnis van faillietverklaring wordt ter openbare zitting uitgesproken en is bij voorraad, op de minuut uitvoerbaar, niettegenstaande enige daartegen gerichte voorziening.

Artikel 5 1 De verzoeken, bedoeld in het vorige artikel en in de artikelen 5a, 8, 9, 10, 11, 15c, tweede lid, 42a, 67, 155, 166, 198, 206, 371, eerste lid, 376, eerste lid, 378, eerste lid, 379, eerste lid, en 383, eerste lid, worden ingediend door een advocaat.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op een hoger beroep dat wordt ingesteld tegen een beschikking van de rechter-commissaris, houdende machtiging aan de curator tot opzegging van een arbeidsovereenkomst.
3 Verzoeken op de voet van de artikelen 46, 72, tweede lid, onder e, en 77, vierde lid, van de verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PbEU 2015, L 141) worden ingediend door een advocaat.

Artikel 5a 1 Een verzoek tot opening van een groepscoördinatieprocedure als bedoeld in artikel 61 van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening kan worden gedaan door een insolventiefunctionaris bij de rechtbank, aangewezen in artikel 2.
2 Tegen een beslissing van de rechtbank als bedoeld in artikel 77, vierde lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, kan een bij de groepscoördinatieprocedure betrokken insolventiefunctionaris gedurende acht dagen, na de dag waarop die beslissing is genomen, in hoger beroep komen.
3 Het hoger beroep wordt ingesteld bij verzoek, in te dienen ter griffie van het rechtscollege dat bevoegd is van de zaak kennis te nemen.
4 De rechter beveelt in geval van een mondelinge behandeling de oproeping van de verzoeker in hoger beroep, de bij de groepscoördinatieprocedure betrokken coördinator en de in eerste aanleg in de procedure verschenen belanghebbenden.
5 De griffier zendt onverwijld een afschrift van de beslissing op het verzoek, bedoeld in het derde lid, aan de rechtbank.

Artikel 6 1 De rechtbank kan bevelen, dat de schuldenaar worde opgeroepen, om in persoon of bij gemachtigde gehoord te worden. De griffier doet de oproeping op de wijze, bij algemene maatregel van bestuur te bepalen. Is buiten Nederland een hoofdinsolventieprocedure geopend op de voet van artikel 3, eerste lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan stelt de griffier de insolventiefunctionaris of de schuldenaar als bedoeld in artikel 2, onder 3, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening in de hoofdinsolventieprocedure onverwijld schriftelijk in kennis van de aanvraag onder mededeling dat deze zijn zienswijze binnen een daartoe door de rechter bepaalde termijn kenbaar kan maken.
2 Indien de schuldenaar, die is opgeroepen om gehoord te worden, gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, is zijn echtgenoot onderscheidenlijk geregistreerde partner mede bevoegd om in persoon of bij gemachtigde te verschijnen.
3 De faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten of omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en, zo een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze.
4 Ontleent de Nederlandse rechter zijn rechtsmacht aan de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, dan wordt in het vonnis van faillietverklaring vermeld of het een hoofdinsolventieprocedure dan wel een territoriale insolventieprocedure in de zin van de verordening betreft.

Artikel 7 1 Hangende het onderzoek kan de rechtbank de verzoeker desverlangd verlof verlenen de boedel te doen verzegelen. Zij kan daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling tot een door haar te bepalen bedrag, verbinden.
2 De verzegeling geschiedt door een bij dit verlof aan te wijzen notaris. Buiten de verzegeling blijven zaken die onder artikel 21 vallen; in het proces-verbaal wordt een korte beschrijving daarvan opgenomen.

Artikel 8 1 De schuldenaar, die in staat van faillissement is verklaard, nadat hij op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, heeft gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, recht van hoger beroep.
2 Zo hij niet is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen, na de dag der uitspraak, recht van verzet. Indien hij tijdens de uitspraak zich niet binnen het Rijk in Europa bevindt, wordt die termijn verlengd tot een maand.
3 Van het vonnis, op het verzet gewezen, kan hij gedurende acht dagen, na de dag der uitspraak, in hoger beroep komen.
4 Het verzet of hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het rechtscollege, dat van de zaak kennis moet nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.
5 De schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft verzocht, en, in geval van verzet, de curator, worden opgeroepen op de wijze bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
6 De behandeling geschiedt op de wijze bij artikel 4 voorgeschreven.

Artikel 9 1 Bij afwijzing van de aangifte of aanvraag tot faillietverklaring bestaat recht van hoger beroep, gedurende acht dagen na de dag der afwijzing.
2 Hetzelfde geldt bij vernietiging der faillietverklaring ten gevolge van verzet, in welk geval van het hoger beroep door de griffier van het gerechtshof, waarbij het is aangebracht, onverwijld wordt kennis gegeven aan de griffier van de rechtbank die de vernietiging heeft uitgesproken.
3 De instelling en behandeling van het hoger beroep geschiedt op de wijze in de artikelen 4 en 6 voorgeschreven.

Artikel 10 1 Elk schuldeiser, met uitzondering van hem die de faillietverklaring heeft verzocht, en elk belanghebbende heeft tegen de faillietverklaring recht van verzet gedurende acht dagen na de dag der uitspraak.
2 Het verzet wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het rechtscollege, dat de faillietverklaring heeft uitgesproken.
3 De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling.
4 De schuldenaar, de schuldeiser die het faillissement heeft verzocht, de curator en de schuldeiser of belanghebbende die het verzet heeft ingesteld, worden opgeroepen op de wijze bepaald in de artikelen 271 tot en met 277 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5 De behandeling geschiedt op de wijze bij artikel 4 voorgeschreven.

Artikel 11 1 De schuldeiser of de belanghebbende, wiens in het vorige artikel bedoeld verzet door de rechtbank is afgewezen, heeft recht van hoger beroep, gedurende acht dagen na de dag der afwijzing.
2 Hetzelfde geldt, bij vernietiging der faillietverklaring door de rechtbank ten gevolge van dat verzet, voor de schuldenaar, de schuldeiser, die de faillietverklaring verzocht heeft, en het Openbaar Ministerie, in welk geval tevens het tweede lid van artikel 9 van toepassing is.
3 De instelling en behandeling van het hoger beroep geschiedt op de wijze in de artikelen 4 en 6 voorgeschreven.
4 Is het verzet bij het gerechtshof gedaan, dan is hoger beroep uitgesloten.

Artikel 12 1 Van het arrest, door het gerechtshof gewezen, kunnen de schuldenaar, de schuldeiser die de faillietverklaring verzocht, de in art. 10 bedoelde schuldeiser of belanghebbende en het Openbaar Ministerie, gedurende acht dagen na de dag der uitspraak, in cassatie komen.
2 Het beroep in cassatie wordt aangebracht en behandeld op de wijze bepaald in de artikelen 426 tot en met 429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3 Indien de cassatie is gericht tegen een arrest, houdende vernietiging van het vonnis van faillietverklaring, geeft de griffier van de Hoge Raad van het verzoek tot cassatie onverwijld kennis aan de griffier van het gerechtshof dat de vernietiging heeft uitgesproken.

Artikel 13 1 Indien ten gevolge van verzet, hoger beroep of cassatie de faillietverklaring wordt vernietigd, blijven niettemin geldig en verbindend voor de schuldenaar de handelingen, door de curator verricht vóór of op de dag, waarop aan het voorschrift tot aankondiging overeenkomstig artikel 15 is voldaan.
2 Hangende het verzet, het hoger beroep of de cassatie kan geen raadpleging over een akkoord plaats hebben, noch tot de vereffening van de boedel buiten toestemming van de schuldenaar worden overgegaan.

Artikel 13a Indien de faillietverklaring wordt vernietigd wordt de opzegging van een arbeidsovereenkomst door een curator, in afwijking van artikel 13, eerste lid, met terugwerkende kracht beheerst door de wettelijke of overeengekomen regels die van toepassing zijn buiten faillissement, met dien verstande dat de termijnen, bedoeld in artikel 686a, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, aanvangen op het tijdstip waarop het faillissement wordt vernietigd.

Artikel 14 1 Het vonnis van faillietverklaring houdt in de benoeming van een of meer leden van de rechtbank tot rechter-commissaris in het faillissement, en de aanstelling van een of meer curators. De rechter die de faillietverklaring uitspreekt, geeft in de uitspraak tevens last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen. De rechtbank vermeldt op het vonnis het tijdstip van de faillietverklaring tot op de minuut nauwkeurig.
2 Van de faillietverklaring wordt door de griffier onverwijld kennis gegeven aan het postvervoerbedrijf of de postvervoerbedrijven die zijn aangewezen als verlener van de universele postdienst, alsmede de andere geregistreerde postvervoerbedrijven, bedoeld in de Postwet 2009. In de kennisgeving wordt melding gemaakt van de in het vorige lid bedoelde last.
3 Een uittreksel uit het vonnis van faillietverklaring, houdende vermelding van de naam, de woonplaats of het kantoor en het beroep van de gefailleerde, van de naam van de rechter-commissaris, van de naam en de woonplaats of het kantoor des curators, van de dag der uitspraak, alsmede van de naam, het beroep en de woonplaats of het kantoor van ieder lid der voorlopige commissie uit de schuldeisers, zo er een benoemd is, wordt door de curator onverwijld geplaatst in de Nederlandsche Staatscourant.
4 Op verzoek van een insolventiefunctionaris of een schuldenaar als bedoeld in artikel 2, onder 3 en 5, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening geeft de griffier van de rechtbank Den Haag onverwijld in de Staatscourant kennis van de in artikel 28 van die verordening bedoelde gegevens. Een zodanige kennisgeving vindt in elk geval plaats wanneer de schuldenaar in Nederland een vestiging heeft in de zin van artikel 2, onder 10, van de in de eerste zin bedoelde verordening. De gegevens, bedoeld in de eerste zin, worden aan de griffier verstrekt in de Nederlandse, Engelse, Duitse of Franse taal.
5 De rechtbank stelt op grond van het eerste lid een curator aan die adequaat is opgeleid en over de voor zijn taken vereiste deskundigheid beschikt. Bij de aanstelling:
a. houdt de rechtbank rekening met de specifieke kenmerken van de zaak, waaronder eventuele grensoverschrijdende elementen, en de ervaring en deskundigheid van de curator; en
b. hanteert de rechtbank een procedure en voorwaarden die duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn.

Artikel 14b Benoemt de rechtbank meerdere rechters-commissarissen, dan zijn zij zowel afzonderlijk als tezamen bevoegd om de in deze wet genoemde bevoegdheden uit te oefenen.

Artikel 15 1 Zodra een vonnis van faillietverklaring ten gevolge van verzet, hoger beroep of cassatie is vernietigd, en in de twee eerste gevallen de termijn, om in hoger beroep of in cassatie te komen, verstreken is zonder dat daarvan gebruik is gemaakt, wordt door de griffier van het rechtscollege, dat de vernietiging heeft uitgesproken, van die uitspraak kennis gegeven aan de curator en aan het postvervoerbedrijf of de postvervoerbedrijven die zijn aangewezen als verlener van de universele postdienst, alsmede de andere geregistreerde postvervoerbedrijven, bedoeld in de Postwet 2009.
2 Gelijke kennisgeving geschiedt, in geval van vernietiging van een vonnis van faillietverklaring in hoger beroep of cassatie, aan de griffier van de rechtbank, die het vonnis heeft gewezen.
3 De rechter, die de vernietiging van een vonnis van faillietverklaring uitspreekt, stelt tevens het bedrag vast van de faillissementskosten en van het salaris des curators. Hij brengt dit bedrag ten laste van degene, die de faillietverklaring heeft aangevraagd, van de schuldenaar, of van beide in de door de rechter te bepalen verhouding. Artikel 71, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van de curator.

Artikel 15a Wordt faillietverklaring in hoger beroep of in cassatie uitgesproken met vernietiging van een vonnis of arrest, waarbij de aangifte of aanvrage tot faillietverklaring werd afgewezen, dan geeft de griffier van het rechtscollege, dat de faillietverklaring uitspreekt, van die uitspraak kennis aan de griffier van de rechtbank, waarbij de aangifte of aanvrage is ingediend.

Artikel 15b 1 Indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de gefailleerde wegens hem toe te rekenen omstandigheden binnen de termijn bedoeld in artikel 3, eerste lid, geen verzoek tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend of indien het faillissement is uitgesproken op eigen aangifte van de schuldenaar, kan de rechtbank, totdat de verificatievergadering is gehouden of, indien de verificatievergadering achterwege blijft, totdat de rechter-commissaris de beschikkingen als bedoeld in artikel 137a, eerste lid, heeft gegeven, op verzoek van de gefailleerde diens faillissement opheffen onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bedoeld in titel III.
2 De gefailleerde dient daartoe een verzoek als bedoeld in artikel 284 in bij de rechtbank waar de aangifte of het verzoek tot faillietverklaring werd ingediend. Het derde lid van artikel 284 is niet van toepassing.
3 Het eerste lid is niet van toepassing:
a. indien het faillissement is uitgesproken terwijl de schuldsaneringsregeling ten aanzien van de schuldenaar van toepassing was;
b. indien de schuldenaar in staat van faillissement verkeert door beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
c. indien het faillissement is uitgesproken op grond van artikel 340, vierde lid.
4 Alvorens te beslissen kan de rechtbank de gefailleerde, de rechter-commissaris en de curator oproepen om te worden gehoord. Artikel 6, tweede lid, is van toepassing.
5 Bij toewijzing van het verzoek, spreekt de rechtbank de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit.
6 Van de opheffing van het faillissement wordt door de griffier kennis gegeven in de aankondiging die is voorgeschreven in artikel 293. Indien in het faillissement overeenkomstig artikel 108 reeds het tijdstip voor de verificatievergadering was bepaald, zal in die aankondiging tevens mededeling worden gedaan dat die verificatievergadering niet zal worden gehouden.

Artikel 15c 1 Tegen het vonnis, houdende uitspraak tot de opheffing van het faillissement en tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, kunnen noch door schuldeisers noch door andere belanghebbenden rechtsmiddelen worden ingesteld.
2 Indien de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, heeft de gefailleerde gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak het recht van hoger beroep. Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak kennis moet nemen. De griffier van het gerechtshof geeft van die indiening onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
3 De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaatshebben binnen twintig dagen na de dag van de indiening van het verzoek. De uitspraak vindt niet later plaats dan op de achtste dag na die van de behandeling van het verzoek ter zitting. Van het arrest van het gerechtshof wordt door de griffier onverwijld mededeling gedaan aan de griffier van de rechtbank.
4 Indien het gerechtshof het faillissement handhaaft, kan de schuldenaar gedurende acht dagen na die van de uitspraak in cassatie komen. Het beroep in cassatie wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling. De griffier van de Hoge Raad geeft van het beroep in cassatie en van de uitspraak van de Hoge Raad onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank.
5 Zolang niet op het verzoek bedoeld in artikel 15b, tweede lid, is beslist en, indien de schuldsaneringsregeling niet is uitgesproken, hangende het hoger beroep of de cassatie, kan in het faillissement geen raadpleging over een akkoord plaatshebben, noch tot uitdeling aan de schuldeisers worden overgegaan.

Artikel 15d 1 Indien het faillissement wordt opgeheven onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling, gelden de volgende regelen:
a. handelingen door de curator tijdens het faillissement verricht, blijven geldend en verbindend;
b. boedelschulden, gedurende het faillissement ontstaan, gelden ook in de schuldsaneringsregeling als boedelschulden;
c. in het faillissement ingediende vorderingen gelden als ingediend in de schuldsaneringsregeling.
2 Het tijdstip, waarop de termijnen vermeld in de artikelen 43 en 45 aanvangen, wordt berekend met ingang van de dag van de faillietverklaring.

Artikel 16 1 Indien niet voldoende baten beschikbaar zijn voor de voldoening van de faillissementskosten en de overige boedelschulden, kan de rechtbank, op voordracht van de rechter-commissaris en na de schuldeiserscommissie, zo die er is, gehoord te hebben, bevelen, hetzij de kosteloze behandeling, hetzij, na verhoor of behoorlijke oproeping van de gefailleerde, en in dit geval bij beschikking in het openbaar uit te spreken, de opheffing van het faillissement.
2 De rechter, die de opheffing van het faillissement beveelt, stelt tevens het bedrag van de faillissementskosten vast en - zo daartoe gronden aanwezig zijn - van het salaris van de curator. Hij brengt deze bedragen ten laste van de schuldenaar. Zij worden bij voorrang boven alle andere schulden voldaan. Artikel 71, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Tegen deze vaststelling staat geen rechtsmiddel open. Een bevelschrift van tenuitvoerlegging zal daarvan worden uitgegeven ten behoeve van de curator.
4 In afwijking van hetgeen in het tweede lid is bepaald, komen de kosten van de in deze titel bevolen publicaties, voorzover deze niet uit de boedel kunnen worden voldaan, ten laste van de Staat. De griffier van het rechtscollege dat de opheffing heeft bevolen, draagt zorg voor de voldoening van het door de rechtbank vast te stellen bedrag dat ten laste van de Staat komt.

Artikel 17 Het bevel tot kosteloze behandeling van het faillissement heeft ten gevolge vrijstelling van griffiekosten.

Artikel 18 De beschikking, bevelende de opheffing van het faillissement, wordt op dezelfde wijze openbaar gemaakt als het vonnis van faillietverklaring en daartegen kunnen de schuldenaar en de schuldeisers op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijnen opkomen, als bepaald is ten aanzien van het vonnis, waarbij een faillietverklaring wordt geweigerd. Indien na een dergelijke opheffing opnieuw aangifte of – binnen drie jaar – aanvraag tot faillietverklaring wordt gedaan, is de schuldenaar of de aanvrager verplicht aan te tonen, dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden.

Artikel 19 1 Er wordt een centraal openbaar register bijgehouden, ten behoeve waarvan de griffier van de rechtbank, voor ieder faillissement afzonderlijk, met vermelding van de dagtekening, de volgende gegevens inschrijft:
1°. een uittreksel van de rechterlijke beslissingen, waarbij de faillietverklaring uitgesproken of de uitgesprokene weder opgeheven is;
2°. de summiere inhoud en de homologatie van het akkoord;
3°. de ontbinding van het akkoord;
4°. het bedrag van de uitdelingen bij vereffening;
5°. de opheffing van het faillissement ingevolge artikel 15b of artikel 16;
6°. de rehabilitatie;
7°. de vereisten vermeld in artikel 24, tweede lid, van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening;
8°. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen stukken.
2 Omtrent vorm en inhoud van het centrale register worden door Ons bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven.
3 De griffier is verplicht aan ieder kosteloze inzage van het centrale register en tegen betaling een uittreksel daaruit te verstrekken.
4 De griffier geeft de in het eerste lid genoemde gegevens door aan Onze Minister van Justitie of een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander orgaan ten behoeve van het centrale register.

Artikel 19a Door Onze Minister van Justitie of, indien ingevolge artikel 19, vierde lid, een ander orgaan is aangewezen, door dat orgaan, wordt het centrale register gehouden, waarin de in artikel 19, eerste lid, genoemde gegevens worden ingeschreven.

Artikel 19b In het geval, bedoeld in artikel 14, vierde lid, worden de gegevens met betrekking tot de daar bedoelde insolventieprocedure door de griffier van de rechtbank Den Haag ingeschreven in het register.

Tweede afdeling

Van de gevolgen der faillietverklaring

Artikel 20 Het faillissement omvat het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft.

Artikel 21 Niettemin blijven buiten het faillissement:
1°. de niet-bovenmatige roerende zaken en gezelschapsdieren vermeld in artikel 447 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, tenzij in het faillissement schuldeisers opkomen wegens vorderingen vermeld in artikel 448 van genoemd Wetboek, alsmede het auteursrecht in de gevallen waarin het niet vatbaar is voor beslag;
2°. hetgeen de gefailleerde door persoonlijke werkzaamheid, of als bezoldiging wegens een ambt of bediening, of als soldij, gagement, pensioen of onderstand, gedurende het faillissement verkrijgt, indien en voorzover de rechter-commissaris zulks bepaalt;
3°. de gelden, die aan de gefailleerde verstrekt worden ter voldoening aan een wettelijke onderhoudsplicht;
4°. een door de rechter-commissaris te bepalen bedrag uit de opbrengst van het in artikel 253l, eerste en tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vruchtgenot, ter bestrijding van de in artikel 253l, derde lid van Boek 1 van dat wetboek vermelde lasten en van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind.
5°. het ingevolge artikel 642c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de kas der gerechtelijke consignaties gestorte bedrag;
6°. de goederen bedoeld in artikel 60a, derde lid;
7°. een aanspraak op het tegoed van een lijfrenterekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor zover de ter zake ingelegde bedragen voor de heffing van de inkomstenbelasting in aanmerking konden worden genomen voor de bepaling van het belastbare inkomen uit werk en woning.

Artikel 22 In het vorige artikel wordt onder «gefailleerde» mede begrepen de echtgenoot of de geregistreerde partner van de in enige gemeenschap van goederen gehuwde onderscheidenlijk als partner geregistreerde.

Artikel 22a 1 Ten aanzien van een overeenkomst van levensverzekering vallen voorts buiten de boedel:
a. het recht op het doen afkopen van een levensverzekering voorzover de begunstigde of de verzekeringnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt;
b. het recht om de begunstiging te wijzigen, tenzij de wijziging geschiedt ten behoeve van de boedel en de begunstigde of de verzekeringnemer daardoor niet onredelijk benadeeld wordt;
c. het recht om de verzekering te belenen.
2 Voor de uitoefening van het recht op het doen afkopen en het recht om de begunstiging te wijzigen, behoeft de curator de toestemming van de rechter-commissaris, die daarbij zonodig vaststelt tot welk bedrag deze rechten mogen worden uitgeoefend. Slechts met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer is de curator bevoegd tot overdracht van de verzekering.
3 Indien de curator de begunstiging heeft gewijzigd, vervalt deze wijziging met de beëindiging van het faillissement.
4 Indien de begunstiging na de faillietverklaring onherroepelijk wordt, kan deze onherroepelijkheid niet aan de boedel worden tegengeworpen. De verzekeraar is verplicht een uitkering, waarop de begunstiging betrekking heeft, onder zich te houden. Voor zover vaststaat dat de begunstiging niet zal worden gewijzigd, blijven de eerste en de tweede volzin buiten toepassing. Ten aanzien van de begunstigde is artikel 69 van overeenkomstige toepassing.
5 In afwijking van het vierde lid, tweede zin, kan de verzekeraar een betaling aan de begunstigde tegenwerpen aan de boedel, voorzover de curator niet bewijst dat de verzekeraar op het tijdstip van betaling op de hoogte was van het faillissement of van een daaraan voorafgegaan beslag ten laste van de verzekeringnemer. In dat geval heeft de curator verhaal op de begunstigde.

Artikel 23 Door de faillietverklaring verliest de schuldenaar van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behorend vermogen, te rekenen van de dag waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag daaronder begrepen.

Artikel 24 Voor verbintenissen van de schuldenaar, na de faillietverklaring ontstaan, is de boedel niet aansprakelijk dan voorzover deze ten gevolge daarvan is gebaat.

Artikel 25 1 Rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen tot de failliete boedel behorende ten onderwerp hebben, worden zowel tegen als door de curator ingesteld.
2 Indien zij, door of tegen de gefailleerde ingesteld of voortgezet, een veroordeling van de gefailleerde ten gevolge hebben, heeft die veroordeling tegenover de failliete boedel geen rechtskracht.

Artikel 26 Rechtsvorderingen, die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, kunnen gedurende het faillissement ook tegen de gefailleerde op geen andere dan een in artikel 110 bepaalde wijze worden ingesteld.

Artikel 27 1 Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en door de schuldenaar ingesteld is, wordt het geding ten verzoeke van de verweerder geschorst, ten einde deze gelegenheid te geven, binnen een door de rechter te bepalen termijn, de curator tot overneming van het geding op te roepen.
2 Zo deze aan die oproeping geen gevolg geeft, heeft de verweerder het recht ontslag van de instantie te vragen; bij gebreke daarvan kan het geding tussen de gefailleerde en de verweerder worden voortgezet, buiten bezwaar van de boedel.
3 Ook zonder opgeroepen te zijn, is de curator bevoegd het proces te allen tijde over te nemen en de gefailleerde buiten het geding te doen stellen.

Artikel 28 1 Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en tegen de schuldenaar ingesteld is, is de eiser bevoegd schorsing te verzoeken, ten einde, binnen een door de rechter te bepalen termijn, de curator in het geding te roepen.
2 Door zijn verschijning neemt deze het proces over en is de gefailleerde van rechtswege buiten het geding.
3 Indien de curator verschijnende dadelijk in de eis toestemt, zijn de proceskosten van de tegenpartij geen boedelschuld.
4 Zo de curator niet verschijnt, is op het tegen de gefailleerde te verkrijgen vonnis de bepaling van het tweede lid van artikel 25 niet toepasselijk.

Artikel 29 Voorzover tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening ener verbintenis uit de boedel ten doel hebben, wordt het geding na de faillietverklaring geschorst, om alleen dan voortgezet te worden, indien de verificatie der vordering betwist wordt. In dit geval wordt hij, die de betwisting doet, in de plaats van de gefailleerde, partij in het geding.

Artikel 30 1 Indien vóór de faillietverklaring de stukken van het geding tot het geven van een beslissing aan de rechter zijn overgelegd, zijn het tweede lid van artikel 25 en de artikelen 27-29 niet toepasselijk.
2 De artikelen 27-29 worden weer toepasselijk, indien het geding voor de rechter, bij wie het aanhangig is, ten gevolge van zijn beslissing wordt voortgezet.

Artikel 31 Indien een geding door of tegen de curator, of ook in het geval van artikel 29 tegen een schuldeiser wordt voortgezet, kan door de curator of door die schuldeiser de nietigheid worden ingeroepen van handelingen, door de schuldenaar vóór zijn faillietverklaring in het geding verricht, zo bewezen wordt dat deze door die handelingen de schuldeisers desbewust heeft benadeeld en dat dit aan zijn tegenpartij bekend was.

Artikel 32 De artikelen 27 tot en met 31 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot rechtsvorderingen betreffende een goed of recht waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking heeft verloren door de opening van een in Nederland op grond van artikel 19 van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid, te erkennen insolventieprocedure.

Artikel 33 1 Het vonnis van faillietverklaring heeft ten gevolge, dat alle gerechtelijke tenuitvoerlegging op enig deel van het vermogen van de schuldenaar, vóór het faillissement aangevangen, dadelijk een einde neemt, en dat, ook van hetzelfde ogenblik af, geen vonnis bij lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd.
2 Gelegde beslagen vervallen; de inschrijving van een desbetreffende verklaring van de rechter-commissaris machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling. Het beslag herleeft, zodra het faillissement een einde neemt ten gevolge van vernietiging of opheffing van het faillissement, mits het goed dan nog tot de boedel behoort. Indien de inschrijving van het beslag in de openbare registers is doorgehaald, vervalt de herleving, indien niet binnen veertien dagen na de herleving een exploot is ingeschreven, waarbij van de herleving mededeling aan de schuldenaar is gedaan.
3 Indien de schuldenaar zich in gijzeling bevindt, wordt hij ontslagen, zodra het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, behoudens toepassing van artikel 87.
4 Het bepaalde bij dit artikel geldt niet voor lijfsdwang bij vonnissen, beschikkingen en authentieke akten, waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens het Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige en voor levensonderhoud en studie van een meerderjarige die de leeftijd van een en twintig jaren niet heeft bereikt, is bevolen of toegezegd, alsmede beschikkingen, waarbij een uitkering, krachtens artikel 85 lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door de ene partner aan de andere partner verschuldigd, is bevolen, alsmede besluiten op grond van paragraaf 6.5 van de Participatiewet.

Artikel 33a Vervallen

Artikel 34 Indien vóór het faillissement van de schuldenaar de uitwinning zijner goederen zo ver was gevorderd, dat de dag van de verkoop reeds was bepaald, kan de curator, op machtiging van de rechter-commissaris, de verkoop voor rekening van de boedel laten voortgaan.

Artikel 35 1 Indien op de dag van de faillietverklaring nog niet alle handelingen die voor een levering door de schuldenaar nodig zijn, hebben plaatsgevonden, kan de levering niet geldig meer geschieden.
2 Heeft de schuldenaar voor de dag van de faillietverklaring een toekomstig goed bij voorbaat geleverd, dan valt dit goed, indien het eerst na de aanvang van die dag door hem is verkregen, in de boedel, tenzij het gaat om nog te velde staande vruchten of beplantingen die reeds voor de faillietverklaring uit hoofde van een zakelijk recht of een huur- of pachtovereenkomst aan de schuldenaar toekwamen.
3 Voor de toepassing van de artikelen 86 en 238 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt degene die van de schuldenaar heeft verkregen, geacht na de bekendmaking van de faillietverklaring, bedoeld in artikel 14, derde lid, diens onbevoegdheid te hebben gekend.

Artikel 35a Indien een beding als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek op de dag van de faillietverklaring nog niet in de openbare registers was ingeschreven, kan de curator het registergoed ten aanzien waarvan het is gemaakt, vrij van het beding overeenkomstig de artikelen 101 of 176 verkopen.

Artikel 35b Aan een gift, door de schuldenaar gedaan onder een opschortende voorwaarde of een opschortende tijdsbepaling, die op de dag van de faillietverklaring nog niet was vervuld of verschenen, kan de begiftigde generlei recht tegen de boedel ontlenen.

Artikel 36 1 Wanneer een verjaringstermijn betreffende een rechtsvordering, als bedoeld in artikel 26, zou aflopen gedurende het faillissement of binnen zes maanden na het einde daarvan, loopt de termijn voort totdat zes maanden na het einde van het faillissement zijn verstreken.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op van rechtswege aanvangende vervaltermijnen.

Artikel 36a Wanneer een termijn die vóór de faillietverklaring uit hoofde van artikel 55, tweede lid, van Boek 3 of artikel 88 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aan de schuldenaar was gesteld, ten tijde van de faillietverklaring nog niet was verstreken, loopt de termijn voort voorzover dit redelijkerwijze noodzakelijk is om de curator in staat te stellen zijn standpunt te bepalen. De wederpartij kan de curator daartoe een nieuwe redelijke termijn stellen.

Artikel 37 1 Indien een wederkerige overeenkomst ten tijde van de faillietverklaring zowel door de schuldenaar als door zijn wederpartij in het geheel niet of slechts gedeeltelijk is nagekomen en de curator zich niet binnen een hem daartoe schriftelijk door de wederpartij gestelde redelijke termijn bereid verklaart de overeenkomst gestand te doen, verliest de curator het recht zijnerzijds nakoming van de overeenkomst te vorderen.
2 Indien de curator zich wel tot nakoming van de overeenkomst bereid verklaart, is hij verplicht bij die verklaring voor deze nakoming zekerheid te stellen.
3 De vorige leden zijn niet van toepassing op overeenkomsten waarbij de gefailleerde slechts verbintenissen op zich heeft genomen tot door hem persoonlijk te verrichten handelingen.

Artikel 37a Voor vorderingen die de wederpartij uit hoofde van ontbinding of vernietiging van een vóór de faillietverklaring met de schuldenaar gesloten overeenkomst op deze heeft verkregen, of die strekken tot schadevergoeding ter zake van tekortschieten in de nakoming van een vóór de faillietverklaring op deze verkregen vordering, kan zij als concurrent schuldeiser in het faillissement opkomen.

Artikel 37b 1 Een wederpartij is niet bevoegd de nakoming van zijn verbintenis die voortvloeit uit een overeenkomst tot het geregeld afleveren van gas, water, elektriciteit of verwarming, benodigd voor de eerste levensbehoeften of voor het voortzetten van de door de schuldenaar gedreven onderneming, jegens de schuldenaar op te schorten wegens het door de schuldenaar niet nakomen van een vóór de faillietverklaring ontstane verbintenis tot betaling van een geldsom.
2 Een tekortkoming door de schuldenaar in de nakoming van een verbintenis als in het eerste lid bedoeld, die plaatsvond vóór de faillietverklaring, levert geen grond op voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.
3 Een beroep door de wederpartij op een beding dat het faillissement, de aanvraag van het faillissement of het leggen van beslag door een derde grond oplevert voor ontbinding van een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, dan wel dat die overeenkomst daardoor van rechtswege zal zijn ontbonden, is slechts toegelaten met goedvinden van de curator.

Artikel 38 Indien in het geval van artikel 37 de levering van waren, die ter beurze op termijn worden verhandeld, bedongen is tegen een vastgesteld tijdstip of binnen een bepaalde termijn, en dit tijdstip invalt of die termijn verstrijkt na de faillietverklaring, wordt de overeenkomst door de faillietverklaring ontbonden en kan de wederpartij van de gefailleerde zonder meer voor schadevergoeding als concurrent schuldeiser opkomen. Lijdt de boedel door de ontbinding schade, dan is de wederpartij verplicht deze te vergoeden.

Artikel 38a 1 Indien de gefailleerde huurkoper is, kan zowel de curator als de verkoper de huurkoop dan wel scheepshuurkoop ontbonden verklaren.
2 Deze ontbinding heeft dezelfde gevolgen als ontbinding der overeenkomst wegens het niet nakomen door de koper van zijn verplichtingen.
3 De verkoper kan voor het hem verschuldigde bedrag als concurrent schuldeiser opkomen.

Artikel 39 1 Indien de gefailleerde huurder is, kan zowel de curator als de verhuurder de huur tussentijds doen eindigen, mits de opzegging geschiede tegen een tijdstip, waarop dergelijke overeenkomsten naar plaatselijk gebruik eindigen. Bovendien moet bij de opzegging de daarvoor overeengekomen of gebruikelijke termijn in acht genomen worden, met dien verstande echter, dat een termijn van drie maanden in elk geval voldoende zal zijn. Zijn er huurpenningen vooruitbetaald, dan kan de huur niet eerder opgezegd worden, dan tegen de dag, waarop de termijn, waarvoor vooruitbetaling heeft plaats gehad, eindigt. Van de dag der faillietverklaring af is de huurprijs boedelschuld.
2 Indien de gefailleerde pachter is, vindt het bovenstaande overeenkomstige toepassing.

Artikel 40 1 Werknemers in dienst van de gefailleerde kunnen de arbeidsovereenkomst opzeggen en hun kan wederkerig door de curator de arbeidsovereenkomst worden opgezegd, en wel met inachtneming van de overeengekomen of wettelijke termijnen, met dien verstande echter dat in elk geval de arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd met een termijn van zes weken.
2 Van de dag der faillietverklaring af zijn het loon en de met de arbeidsovereenkomst samenhangende premieschulden boedelschuld.
3 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op agentuurovereenkomsten.

Artikel 41 1 Erfenissen, gedurende het faillissement aan de gefailleerde opkomende, worden door de curator niet anders aanvaard dan onder voorrecht van boedelbeschrijving.
2 Tot het verwerpen ener nalatenschap behoeft de curator machtiging van de rechter-commissaris.

Artikel 42 1 De curator kan ten behoeve van de boedel elke rechtshandeling die de schuldenaar vóór de faillietverklaring onverplicht heeft verricht en waarvan deze bij dit verrichten wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, door een buitengerechtelijke verklaring vernietigen. Artikel 50, tweede lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
2 Een rechtshandeling anders dan om niet, die hetzij meerzijdig is, hetzij eenzijdig en tot een of meer bepaalde personen gericht, kan wegens benadeling slechts worden vernietigd, indien ook degenen met of jegens wie de schuldenaar de rechtshandeling verrichtte, wisten of behoorden te weten dat daarvan benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn.
3 Wordt een rechtshandeling om niet wegens benadeling vernietigd, dan heeft de vernietiging ten aanzien van de bevoordeelde, die wist noch behoorde te weten dat van de rechtshandeling benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn, geen werking, voorzover hij aantoont dat hij ten tijde van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.

Artikel 42a 1 Een rechtshandeling die is verricht nadat de schuldenaar ter griffie van de rechtbank een verklaring heeft gedeponeerd als bedoeld in artikel 370, derde lid, of nadat er overeenkomstig artikel 371 door de rechtbank een herstructureringsdeskundige is aangewezen, kan niet met een beroep op het vorige artikel worden vernietigd, als de rechter op verzoek van de schuldenaar voor die rechtshandeling een machtiging heeft afgegeven. De rechter honoreert dit verzoek als op het moment dat de machtiging wordt verstrekt redelijkerwijs valt aan te nemen dat:
a. het verrichten van de rechtshandeling noodzakelijk is om:
1° de door de schuldenaar gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van een akkoord als bedoeld in de artikelen genoemd in de aanhef te kunnen blijven voortzetten, of
2° een akkoord als bedoeld in de artikelen genoemd in de aanhef te kunnen voorbereiden, in stemming te kunnen brengen of overeenkomstig artikel 384 door de rechtbank te kunnen laten homologeren, en
b. de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van de schuldenaar bij deze rechtshandeling gediend zijn, terwijl geen van de individuele schuldeisers daardoor wezenlijk in zijn belangen wordt geschaad.
2 De artikelen 369, zevende tot en met tiende lid, en 371, tweede lid, eerste, tweede en vijfde zin, en veertiende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 43 1 Indien de rechtshandeling waardoor de schuldeisers zijn benadeeld, is verricht binnen een jaar voor de faillietverklaring en de schuldenaar zich niet reeds voor de aanvang van die termijn daartoe had verplicht, wordt de aan het slot van artikel 42, eerste lid, eerste zin, bedoelde wetenschap, behoudens tegenbewijs, vermoed aan beide zijden te bestaan:
1°. bij overeenkomsten, waarbij de waarde der verbintenis aan de zijde van de schuldenaar aanmerkelijk die der verbintenis aan de andere zijde overtreft;
2°. bij rechtshandelingen ter voldoening van of zekerheidstelling voor een niet opeisbare schuld;
3°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die een natuurlijk persoon is, verricht met of jegens:
a. zijn echtgenoot, zijn pleegkind of een bloed- of aanverwant tot in de derde graad;
b. een rechtspersoon waarin hij, zijn echtgenoot, zijn pleegkind of een bloed- of aanverwant tot in de derde graad bestuurder of commissaris is, dan wel waarin deze personen, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelnemen;
4°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een natuurlijk persoon,
a. die bestuurder of commissaris van de rechtspersoon is, dan wel met of jegens diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad:
b. die al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn pleegkinderen en zijn bloed- of aanverwanten tot in de derde graad, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelneemt;
c. wiens echtgenoot, pleegkinderen of bloed- of aanverwanten tot in de derde graad, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor tenminste de helft van het geplaatste kapitaal deelnemen;
5°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een andere rechtspersoon, indien
a. een van deze rechtspersonen bestuurder is van de andere;
b. een bestuurder, natuurlijk persoon, van een van deze rechtspersonen, of diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad, bestuurder is van de andere;
c. een bestuurder, natuurlijk persoon, of een commissaris van een van deze rechtspersonen, of diens echtgenoot, pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de derde graad, afzonderlijk of tezamen, als aandeelhouder rechtstreeks of middellijk voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal deelneemt in de andere;
d. in beide rechtspersonen voor ten minste de helft van het geplaatste kapitaal rechtstreeks of middellijk wordt deelgenomen door dezelfde rechtspersoon, dan wel dezelfde natuurlijke persoon, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn pleegkinderen en zijn bloed- of aanverwanten tot in de derde graad;
6°. bij rechtshandelingen, door de schuldenaar die rechtspersoon is, verricht met of jegens een groepsmaatschappij.
2 Met een echtgenoot wordt een geregistreerde partner of een andere levensgezel gelijkgesteld.
3 Onder pleegkind wordt verstaan hij die duurzaam als eigen kind is verzorgd en opgevoed.
4 Onder bestuurder, commissaris of aandeelhouder wordt mede verstaan hij die minder dan een jaar vóór de rechtshandeling bestuurder, commissaris of aandeelhouder is geweest.
5 Indien de bestuurder van een rechtspersoon-bestuurder zelf een rechtspersoon is, wordt deze rechtspersoon met de rechtspersoon-bestuurder gelijkgesteld.
6 Artikel 138, tiende lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing ingeval de schuldenaar een rechtspersoon is.

Artikel 45 In geval van benadeling door een rechtshandeling om niet, die de schuldenaar heeft verricht binnen één jaar vóór de faillietverklaring, wordt vermoed dat hij wist of behoorde te weten dat benadeling van de schuldeisers het gevolg van de rechtshandeling zou zijn.

Artikel 47 De voldoening door de schuldenaar aan een opeisbare schuld kan alleen dan worden vernietigd, wanneer wordt aangetoond, hetzij dat hij die de betaling ontving, wist dat het faillissement van de schuldenaar reeds aangevraagd was, en er geen sprake was van een schorsing van de behandeling van die aanvraag overeenkomstig de artikelen 3d, tweede lid, en 376, tweede lid, onder c hetzij dat de betaling het gevolg was van overleg tussen de schuldenaar en de schuldeiser, dat ten doel had laatstgenoemde door die betaling boven andere schuldeisers te begunstigen.

Artikel 48 1 Krachtens het vorige artikel kan geen terugvordering geschieden van hem, die als houder van een papier aan order of toonder, uit hoofde zijner rechtsverhouding tot vroegere houders, tot aanneming der betaling verplicht was.
2 In dit geval is hij, te wiens bate het papier is uitgegeven, verplicht de door de schuldenaar betaalde som aan de boedel terug te geven, wanneer wordt aangetoond, hetzij dat hij bij de uitgifte van het papier de in het vorige artikel genoemde wetenschap bezat, hetzij dat de uitgifte het gevolg was van een overleg als in dat artikel bedoeld.

Artikel 49 1 Rechtsvorderingen, gegrond op de bepalingen der artikelen 42-48, worden ingesteld door de curator.
2 Niettemin kunnen de schuldeisers op gronden, aan die bepalingen ontleend, de toelating ener vordering bestrijden.

Artikel 50 Beëindiging van het faillissement door de homologatie van een akkoord doet de rechtsvorderingen in het vorige artikel bedoeld vervallen, tenzij het akkoord boedelafstand inhoudt, in welk geval zij ten behoeve van de schuldeisers vervolgd of ingesteld kunnen worden door de vereffenaars.

Artikel 51 1 Hetgeen door de vernietigde rechtshandeling uit het vermogen van de schuldenaar gegaan is, moet door hen jegens wie de vernietiging werkt, aan de curator worden teruggegeven met inachtneming van afdeling 2 van titel 4 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet op de terug te geven goederen verkregen, worden geëerbiedigd. Tegen een derde te goeder trouw die om niet heeft verkregen, heeft geen terugvordering plaats voorzover hij aantoont dat hij ten tijde van de faillietverklaring niet ten gevolge van de rechtshandeling gebaat was.
3 Het door de schuldenaar uit hoofde van de vernietigde rechtshandeling ontvangene of de waarde daarvan, wordt door de curator teruggegeven, voorzover de boedel erdoor is gebaat. Voor het tekortkomende kunnen zij jegens wie de vernietiging werkt, als concurrent schuldeiser opkomen.

Artikel 52 1 Voldoening na de faillietverklaring doch vóór de bekendmaking daarvan, aan de gefailleerde gedaan, tot nakoming van verbintenissen jegens deze vóór de faillietverklaring ontstaan, bevrijdt hem, die haar deed, tegenover de boedel, zolang zijn bekendheid met de faillietverklaring niet bewezen wordt.
2 Voldoening, als in het vorig lid bedoeld, na de bekendmaking der faillietverklaring aan de gefailleerde gedaan, bevrijdt tegenover de boedel alleen dan, wanneer hij, die haar deed, bewijst dat de faillietverklaring te zijner woonplaats langs de weg der wettelijke aankondiging nog niet bekend kon zijn, behoudens het recht van de curator om aan te tonen, dat zij hem toch bekend was.
3 In elk geval bevrijdt voldoening aan de gefailleerde de schuldenaar tegenover de boedel, voorzover hetgeen door hem voldaan werd ten bate van de boedel is gekomen.

Artikel 53 1 Hij die zowel schuldenaar als schuldeiser van de gefailleerde is, kan zijn schuld met zijn vordering op de gefailleerde verrekenen, indien beide zijn ontstaan vóór de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen, vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht.
2 De vordering op de gefailleerde wordt zonodig berekend naar de regels in de artikelen 130 en 131 gesteld.
3 De curator kan geen beroep doen op artikel 136 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 54 1 Niettemin is degene die een schuld aan de gefailleerde of een vordering op de gefailleerde vóór de faillietverklaring van een derde heeft overgenomen, niet bevoegd tot verrekening, indien hij bij de overneming niet te goeder trouw heeft gehandeld.
2 Na de faillietverklaring overgenomen vorderingen of schulden kunnen niet worden verrekend.
3 Degene die een verrekening verricht, is te goeder trouw als bedoeld in het eerste lid als deze verrekening:
a. geschiedt nadat de schuldenaar ter griffie van de rechtbank een verklaring heeft gedeponeerd als bedoeld in artikel 370, derde lid, of er overeenkomstig artikel 371 door de rechtbank een herstructureringsdeskundige is aangewezen, en
b. wordt verricht in het kader van de financiering van de voortzetting van de door de schuldenaar gedreven onderneming en niet strekt tot inperking van die financiering.

Artikel 55 De schuldenaar van de gefailleerde die zijn schuld wil verrekenen met een vordering aan order of toonder, is gehouden te bewijzen dat hij het papier reeds op het ogenblik der faillietverklaring te goeder trouw had verkregen.

Artikel 56 Hij die met de gefailleerde deelgenoot is in een gemeenschap waarvan tijdens het faillissement een verdeling plaatsvindt, kan toepassing van artikel 184, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek verlangen, ook als de schuld van de gefailleerde aan de gemeenschap er een is onder een nog niet vervulde opschortende voorwaarde. De artikelen 130 en 131 zijn van toepassing.

Artikel 57 1 Pand- en hypotheekhouders kunnen hun recht uitoefenen, alsof er geen faillissement was.
2 Bij de verdeling kunnen uit eigen hoofde mede de beperkt gerechtigden opkomen, wier recht vóór de faillietverklaring was gevestigd, maar door de executie door een pand- of hypotheekhouder is vervallen, voor hun recht op schadevergoeding, bedoeld in artikel 282 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
3 Bij de verdeling van de opbrengst oefent de curator ten behoeve van de boedel mede de rechten uit, die de wet aan beslagleggers op het goed toekent. Hij is gehouden mede de belangen te behartigen van de bevoorrechte schuldeisers die in rang boven de voormelde pand- en hypotheekhouders en beperkt gerechtigden gaan.
4 Zo een rangregeling nodig is, wordt deze verzocht aan de voorzieningenrechter van de rechtbank waarvan de rechter-commissaris in het faillissement lid is. De verdeling geschiedt ten overstaan van deze rechter-commissaris op de wijze voorgeschreven in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 58 1 De curator kan de pand- en hypotheekhouders een redelijke termijn stellen om tot uitoefening van hun rechten overeenkomstig het vorige artikel over te gaan. Heeft de pand- of hypotheekhouder het onderpand niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de curator de goederen opeisen en met toepassing van de artikelen 101 of 176 verkopen, onverminderd het recht van de pand- en hypotheekhouders op de opbrengst. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de pand- of hypotheekhouder een of meer malen te verlengen.
2 De curator kan een met pand of hypotheek bezwaard goed tot op het tijdstip van de verkoop lossen tegen voldoening van hetgeen waarvoor het pand- of hypotheekrecht tot zekerheid strekt, alsmede van de reeds gemaakte kosten van executie.

Artikel 59 Indien de opbrengst niet toereikend is om een pand- of hypotheekhouder of een dergenen wier beperkt recht door de executie is vervallen, te voldoen, kan hij voor het ontbrekende als concurrent schuldeiser in de boedel opkomen.

Artikel 59a 1 De artikelen 57-59 zijn niet van toepassing wanneer de hypotheek rust op een luchtvaartuig dat te boek staat in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, of in een verdragsregister als bedoeld in artikel 1300 onder d van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
2 Hypotheekhouders wier rechten rusten op luchtvaartuigen als bedoeld in het vorige lid, en andere schuldeisers die op grond van artikel 1317 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek een voorrecht op het luchtvaartuig hebben, kunnen hun recht uitoefenen, alsof er geen faillissement was. Artikel 57, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 De curator kan deze schuldeisers een redelijke termijn stellen om tot uitoefening van hun rechten overeenkomstig het vorige lid over te gaan. Heeft de schuldeiser het luchtvaartuig niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de curator het luchtvaartuig verkopen. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de schuldeiser een of meer malen te verlengen.
4 Op verkoop door de curator zijn de artikelen 584d en 584f-584q van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de curator wordt aangemerkt als beslaglegger uit hoofde van een vordering die niet van enige voorrang is voorzien, en dat met het vonnis van faillietverklaring wordt gehandeld als voorgeschreven voor het proces-verbaal van beslag.
5 De rechter-commissaris in het faillissement kan in dat geval bepalen dat een door hem vast te stellen gedeelte van de algemene faillissementskosten als kosten van de executie in de zin van artikel 584n van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal gelden.
6 De curator kan het luchtvaartuig tot op het tijdstip van de verkoop lossen tegen voldoening van het daarop verschuldigde, alsmede van de reeds gemaakte kosten van executie.
7 Artikel 59 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 60 1 De schuldeiser die retentierecht heeft op een aan de schuldenaar toebehorende zaak, verliest dit recht niet door de faillietverklaring.
2 De zaak kan door de curator worden opgeëist en met toepassing van artikel 101 of 176 worden verkocht, onverminderd de voorrang, aan de schuldeiser in artikel 292 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek toegekend. De curator kan ook, voorzover dit in het belang is van de boedel, de zaak in de boedel terugbrengen door voldoening van de vordering waarvoor het retentierecht kan worden uitgeoefend.
3 De schuldeiser kan de curator een redelijke termijn stellen om tot toepassing van het vorige lid over te gaan. Heeft de curator de zaak niet binnen deze termijn verkocht, dan kan de schuldeiser haar verkopen met overeenkomstige toepassing van de bepalingen betreffende parate executie door een pandhouder of, als het een registergoed betreft, die betreffende parate executie door een hypotheekhouder. De rechter-commissaris is bevoegd de termijn op verzoek van de curator een of meer malen te verlengen.
4 Betreft het een registergoed, dan dient de schuldeiser, op straffe van verval van het recht van parate executie, binnen veertien dagen na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn, aan de curator bij exploot aan te zeggen dat hij tot executie overgaat, en dit exploot in de openbare registers te doen inschrijven.

Artikel 60a 1 Indien tot het vermogen van de gefailleerde onder bewind staande goederen behoren en zich schuldeisers ter verificatie hebben aangemeld, die deze goederen onbelast met het bewind kunnen uitwinnen, zal de curator deze goederen van de bewindvoerder opeisen, onder zijn beheer nemen en te gelde maken, voorzover dit voor de voldoening van deze schuldeisers uit de opbrengst nodig is. Door de opeising eindigt het bewind over het goed. De opbrengst wordt overeenkomstig deze wet onder deze schuldeisers verdeeld, voorzover zij zijn geverifieerd. De curator draagt hetgeen na deze verdeling van de opbrengst over is, aan de bewindvoerder af, tenzij de andere schuldeisers de onder bewind staande goederen onder de last van het bewind kunnen uitwinnen in welk geval het restant overeenkomstig deze wet onder deze laatste schuldeisers verdeeld wordt.
2 Indien zich slechts schuldeisers ter verificatie hebben aangemeld die de goederen onder de last van het bewind kunnen uitwinnen, worden deze goederen door de curator overeenkomstig de artikelen 101 of 176 onder die last verkocht.
3 Buiten de gevallen, bedoeld in de vorige leden, blijven de onder bewind staande goederen buiten het faillissement en wordt slechts aan de curator uitgekeerd wat de goederen netto aan vruchten hebben opgebracht.
4 De bewindvoerder is te allen tijde, zodra de curator dit verlangt, verplicht aan deze rekening en verantwoording af te leggen.

Artikel 60b 1 Zijn krachtens het vorige artikel goederen buiten het faillissement gebleven en heeft de bewindvoerder opgehouden de schuldeisers te betalen die deze goederen onbelast met bewind kunnen uitwinnen, dan kan de rechtbank die de faillietverklaring heeft uitgesproken op verzoek van ieder van deze schuldeisers die niet in het faillissement kan opkomen, de curator opdragen ook het beheer van deze goederen op zich te nemen en voor de vereffening te hunnen behoeve zorg te dragen.
2 De bepalingen betreffende faillietverklaring en faillissement zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 61 De echtgenoot of geregistreerde partner van de schuldenaar neemt alle goederen die hem toebehoren en niet in de huwelijksgemeenschap onderscheidenlijk de gemeenschap van het geregistreerd partnerschap vallen, terug.


Artikel 62 Vervallen

Artikel 63 1 Het faillissement van de persoon die in enige gemeenschap van goederen gehuwd is of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, wordt als faillissement van die gemeenschap behandeld. Het omvat, behoudens de uitzonderingen van artikel 21, alle goederen, die in de gemeenschap vallen, en strekt ten behoeve van alle schuldeisers, die op de goederen der gemeenschap verhaal hebben. Goederen die de gefailleerde buiten de gemeenschap heeft, strekken slechts tot verhaal van schulden die daarop verhaald zouden kunnen worden, indien er generlei gemeenschap was.
2 Bij het faillissement van een schuldenaar die in gemeenschap van goederen gehuwd is of die in gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, zijn de bepalingen van deze wet omtrent handelingen door de schuldenaar verricht, toepasselijk op de handelingen waardoor de gemeenschap wettig verbonden is, onverschillig wie van de echtgenoten onderscheidenlijk van de geregistreerde partners deze verrichtte.

Artikel 63a 1 De rechter-commissaris kan op verzoek van elke belanghebbende of ambtshalve bij schriftelijke beschikking een afkoelingsperiode afkondigen, waarin elke bevoegdheid van derden, met uitzondering van boedelschuldeisers, tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot de opeising van goederen die zich in de macht van de gefailleerde of de curator bevinden, voor een periode van ten hoogste twee maanden niet dan met zijn machtiging kan worden uitgeoefend. De rechter-commissaris kan deze periode eenmaal verlengen met een periode van ten hoogste twee maanden.
2 De rechter-commissaris kan zijn beschikking beperken tot bepaalde derden en voorwaarden verbinden zowel aan zijn beschikking als aan de machtiging van een derde tot uitoefening van een aan deze toekomende bevoegdheid.
3 Indien een derde ter zake van zijn bevoegdheid een redelijke termijn aan de curator stelt, wordt deze termijn geschorst tijdens de afkoelingsperiode.
4 De afkoelingsperiode kan ook op verlangen van de aanvrager van het faillissement of van de schuldenaar worden afgekondigd door de rechter die de faillietverklaring uitspreekt. De afkoelingsperiode die tegelijkertijd wordt afgekondigd met de faillietverklaring heeft gevolgen vanaf de dag waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag daaronder begrepen.

Artikel 63b 1 Ingeval de schuldenaar overeenkomstig artikel 239, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek een pandrecht heeft gevestigd op een vordering op naam of op het vruchtgebruik van een zodanige vordering, blijft de pandhouder tijdens de afkoelingsperiode bevoegd de mededeling, bedoeld in artikel 239, derde lid, van dat Boek te doen en betalingen in ontvangst te nemen.
2 Artikel 490b, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de pandhouder het volledige bedrag bij de bewaarder stort.

Artikel 63c 1 Tijdens de afkoelingsperiode kan de ontvanger die een beslag heeft gelegd als bedoeld in artikel 22, derde lid, Invorderingswet 1990, niet tot uitwinning overgaan, tenzij de rechter-commissaris anders beslist.
2 Een beslag als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Invorderingswet 1990 dat tijdens de afkoelingsperiode wordt gelegd op een zaak die zich op de bodem van de gefailleerde bevindt en die niet aan hem toebehoort, kan niet worden tegengeworpen aan de eigenaar van de zaak of, als daarop een pandrecht van een ander rust, aan die ander, indien deze voordat het beslag was gelegd bij deurwaardersexploot aanspraak heeft gemaakt op afgifte van de zaak.

Artikel 63d Van de goederen als bedoeld in artikel 63a, eerste lid, zijn uitgezonderd de goederen die uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn verpand.

Artikel 63e 1 In afwijking van de artikelen 23 en 35 werkt de faillietverklaring van een schuldenaar uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet terug tot aan het begin van de dag waarop zij wordt uitgesproken, ten aanzien van een door de schuldenaar voor het tijdstip van faillietverklaring gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst of een overdracht, vestiging van een pandrecht of een opdracht tot verrekening op grond daarvan.
2 De artikelen 23, 24, 35, 53, eerste lid, 54, tweede lid, van deze wet, alsmede artikel 72, aanhef en onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen niet aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een schuldenaar na het tijdstip van faillietverklaring gesloten financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 51 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, een overdracht of vestiging van een pandrecht op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst, alsmede elke rechtshandeling op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst vanwege verbintenissen van de schuldenaar die na het tijdstip van faillietverklaring zijn ontstaan, mits de betreffende rechtshandeling plaatsvindt op de dag van faillietverklaring en de wederpartij kan aantonen dat deze ten tijde van de rechtshandeling de faillietverklaring niet kende of behoorde te kennen.

Derde afdeling

Van het bestuur over de failliete boedel

§ 1

Van de rechter-commissaris

Artikel 64 De rechter-commissaris houdt toezicht op het beheer en de vereffening van de failliete boedel.

Artikel 65 Alvorens in enige zaak, het beheer of de vereffening des faillieten boedels betreffende, een beslissing te geven, is de rechtbank verplicht de rechter-commissaris te horen.

Artikel 66 1 De rechter-commissaris is bevoegd ter opheldering van alle omstandigheden, het faillissement betreffende, getuigen te horen of een onderzoek van deskundigen te bevelen. Voorts kan de rechter-commissaris een deskundige benoemen voor zover dit nodig is voor de goede en effectieve vervulling van het toezicht op het beheer en de vereffening van de failliete boedel. De kosten in verband met de benoeming van de deskundige komen ten laste van de boedel.
2 De getuigen worden bij exploot opgeroepen namens de rechter-commissaris. Artikel 177 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
3 Bij niet-verschijning of weigering om de eed of getuigenis af te leggen, zijn de artikelen 171, 172, 173, eerste lid, eerste volzin, tweede en derde lid, 174 en 175 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toepasselijk.
4 De echtgenoot of gewezen echtgenoot van de gefailleerde of degene met wie de gefailleerde een geregistreerd partnerschap is of was aangegaan, de kinderen en verdere afkomelingen en de ouders en grootouders van de gefailleerde kunnen zich van het geven van getuigenis verschonen.

Artikel 67 1 Van alle beschikkingen van de rechter-commissaris is gedurende vijf dagen hoger beroep op de rechtbank mogelijk, te rekenen vanaf de dag waarop de beschikking is gegeven. De rechtbank beslist na verhoor of behoorlijke oproeping van de belanghebbenden.
Niettemin staat geen hoger beroep open van de beschikkingen, vermeld in de artikelen 21, 2° en 4°, 34, 58, eerste lid, 59a, derde lid, 60, derde lid, 68, tweede lid, 73a, tweede lid, 75a, 79, 93a, 94, 98, 100, 102, 125, 127, eerste en tweede lid, 137a, eerste lid, 174, 175, tweede lid, 176, eerste en tweede lid, 177, 179 en 180.
2 In afwijking van het eerste lid vangt in het geval van hoger beroep tegen een machtiging van de rechter-commissaris aan de curator tot opzegging van een arbeidsovereenkomst de termijn van vijf dagen aan op de dag dat de werknemer die het beroep instelt van de machtiging kennis heeft kunnen nemen. Op straffe van vernietigbaarheid wijst de curator de werknemer bij de opzegging op de mogelijkheid van beroep en op de termijn daarvan. Het beroep op de vernietigbaarheid geschiedt door een buitengerechtelijke verklaring aan de curator, en kan worden gedaan gedurende veertien dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is opgezegd.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen beschikkingen van de rechter-commissaris en van de rechtbank worden aangewezen die uiterlijk de werkdag volgend op de dag van de uitspraak worden ingeschreven in het centraal openbaar register, bedoeld in artikel 19. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke informatie van de aangewezen beschikking langs de hiervoor genoemde weg wordt ingeschreven.

§ 2

Van de curator

Artikel 68 1 De curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel.
2 De curator:
a. beziet bij het beheer en de vereffening van de failliete boedel of er sprake is van onregelmatigheden die het faillissement, althans mede, hebben veroorzaakt, de vereffening van de failliete boedel bemoeilijken of het tekort in het faillissement hebben vergroot;
b. informeert hierover de rechter-commissaris vertrouwelijk; en
c. doet, zo hij of de rechter-commissaris dit nodig acht, melding of aangifte van onregelmatigheden bij de bevoegde instanties.
3 Alvorens in rechte op te treden, behalve waar het verificatiegeschillen betreft, alsmede in de gevallen van de artikelen 37, 39, 40, 58, tweede lid, 60, tweede en derde lid, en 60a, eerste lid, behoeft de curator machtiging van de rechter-commissaris.
4 Ingeval in Nederland geen secundaire insolventieprocedure is geopend, wordt de machtiging tot beëindiging van arbeidsovereenkomsten, bedoeld in artikel 13 van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening op verzoek van de insolventiefunctionaris in de hoofdinsolventieprocedure verleend door de rechter-commissaris van de rechtbank, aangewezen in artikel 2. De rechtbank benoemt de rechter-commissaris binnen vijf werkdagen na ontvangst van dit machtigingsverzoek.

Artikel 69 1 Iedere schuldeiser, de schuldeiserscommissie en ook de gefailleerde kunnen door het indienen van een verzoek tegen elke handeling van de curator bij de rechter-commissaris opkomen, of van deze een bevel uitlokken, dat de curator een bepaalde handeling verrichte of een voorgenomen handeling nalate. Niettemin staat geen beroep open tegen de beslissing van de curator om al dan niet melding of aangifte van onregelmatigheden te doen, als bedoeld in artikel 68, tweede lid, onder c.
2 De rechter-commissaris beslist, na de curator gehoord te hebben, binnen drie dagen.

Artikel 70 1 Indien meer dan één curator benoemd is, wordt voor de geldigheid hunner handelingen toestemming der meerderheid of bij staking van stemmen een beslissing van de rechter-commissaris vereist.
2 De curator, aan wie bij het vonnis van faillietverklaring een bepaalde werkkring is aangewezen, is binnen de grenzen daarvan zelfstandig tot handelen bevoegd.

Artikel 71 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 15, derde lid, wordt het salaris van de curator in elk faillissement door de rechtbank vastgesteld.
2 In geval van akkoord wordt het salaris bij het vonnis van homologatie bepaald.
3 De rechtbank stelt het salaris van de curator vast aan de hand van uitgangspunten waarin het belang van een efficiënte behandeling van het faillissement tot uitdrukking komt. Overweegt de rechtbank om af te wijken van een voorstel van de curator tot vaststelling van zijn salaris of stemt de rechter-commissaris niet met een dergelijk voorstel in, dan neemt de rechtbank geen beslissing als bedoeld in het eerste en tweede lid dan nadat zij de curator op een door haar nader te bepalen wijze en binnen een door haar te bepalen termijn in de gelegenheid heeft gesteld een zienswijze te geven.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de financiering van de werkzaamheden van de curator, bedoeld in artikel 68, tweede lid.

Artikel 72 1 Het ontbreken van de machtiging van de rechter-commissaris, waar die vereist is, of de niet-inachtneming van de bepalingen vervat in de artikelen 78 en 79, heeft, voor zoveel derden betreft, geen invloed op de geldigheid van de door de curator verrichte handeling. De curator is deswege alleen jegens de gefailleerde en de schuldeisers aansprakelijk.
2 In afwijking van het eerste lid is de opzegging van een arbeidsovereenkomst door de curator zonder dat de rechter-commissaris daarvoor de machtiging, bedoeld in artikel 68, derde lid, heeft gegeven, vernietigbaar. Daarnaast is de curator jegens de gefailleerde en de werknemer aansprakelijk. Het beroep op de vernietigbaarheid geschiedt door een buitengerechtelijke verklaring aan de curator, en kan worden gedaan gedurende vijf dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is opgezegd.

Artikel 73 1 De rechtbank heeft de bevoegdheid de curator te allen tijde, na hem gehoord of behoorlijk opgeroepen te hebben, te ontslaan en door een ander te vervangen, of hem een of meer medecurators toe te voegen, een en ander hetzij op voordracht van de rechter-commissaris, hetzij op een met redenen omkleed verzoek van een of meer schuldeisers, de schuldeiserscommissie, of de gefailleerde.
2 De ontslagen curator legt rekening en verantwoording van zijn beheer af aan de in zijn plaats benoemde curator.

Artikel 73a 1 De curator brengt, telkens na verloop van drie maanden, een verslag uit over de toestand van de boedel. De curator legt zijn verslag neder ter griffie van de rechtbank, ter kosteloze inzage van een ieder. De neerlegging geschiedt kosteloos.
2 De termijn, bedoeld in het vorige lid, kan door de rechter-commissaris worden verlengd.
3 In zijn verslag geeft de curator aan hoe hij zich heeft gekweten van zijn taak, bedoeld in artikel 68, tweede lid, onder a en c.

§ 3

Van de schuldeiserscommissie

Artikel 74 1 Bij het vonnis tot faillietverklaring of bij een latere beschikking kan de rechtbank, gelet op de omvang of de aard van het faillissement, een voorlopige schuldeiserscommissie instellen die de curator van advies dient, zolang niet tot de benoeming van een definitieve schuldeiserscommissie is beslist. De commissie bestaat uit een oneven aantal leden en vertegenwoordigt belangrijke groepen van schuldeisers.
2 Indien een lid van de voorlopige commissie zijn benoeming niet aanneemt, bedankt of overlijdt, voorziet de rechtbank, uit een voordracht van een dubbeltal door de rechter-commissaris, in de daardoor ontstane vacature.

Artikel 75 1 Hetzij al of niet een voorlopige schuldeiserscommissie is benoemd, raadpleegt de rechter-commissaris op de verificatievergadering de schuldeisers, na afloop der verificatie, over de benoeming van een definitieve commissie. Zo de vergadering deze wenselijk acht, gaat hij dadelijk tot de benoeming over. Deze commissie bestaat uit een oneven aantal leden en vertegenwoordigt belangrijke groepen van schuldeisers.
2 Een verslag van het hieromtrent verhandelde wordt in het proces-verbaal der vergadering opgenomen.
3 Indien een lid van de definitieve commissie zijn benoeming niet aanneemt, bedankt of overlijdt, voorziet de rechter-commissaris in de daardoor ontstane vacature.

Artikel 75a 1 De rechtbank dan wel de rechter-commissaris kan bij het instellen van de voorlopige of definitieve schuldeiserscommissie een reglement vaststellen over de werkwijze van de schuldeiserscommissie. Dit reglement wordt op passende wijze bekend gemaakt.
2 Na het instellen van de voorlopige of definitieve schuldeiserscommissie beslist de rechtbank dan wel de rechter-commissaris over het ontslag van leden van de schuldeiserscommissie.

Artikel 76 De commissie kan te allen tijde raadpleging van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, op het faillissement betrekking hebbende, vorderen. De curator is verplicht aan de commissie alle van hem verlangde inlichtingen te verstrekken.

Artikel 77 Tot het inwinnen van het advies der commissie vergadert de curator met haar, zo dikwijls hij het nodig acht. In deze vergaderingen zit hij voor en voert hij de pen.

Artikel 78 1 De curator is verplicht het advies der commissie in te winnen, alvorens een rechtsvordering in te stellen of een aanhangige voort te zetten of zich tegen een ingestelde of aanhangige rechtsvordering te verdedigen, behalve waar het geldt verificatiegeschillen; omtrent het al of niet voortzetten van het bedrijf des gefailleerden; alsmede in de gevallen van de artikelen 37, 39, 40, 58, tweede lid, 73, tweede lid, 100, 101, 175, laatste lid en 177, en in het algemeen omtrent de wijze van vereffening en tegeldemaking van de boedel en het tijdstip en het bedrag der te houden uitdelingen.
2 Dit advies wordt niet vereist, wanneer de curator de commissie tot het uitbrengen daarvan, met inachtneming van een bekwamen termijn, ter vergadering heeft opgeroepen en er geen advies wordt uitgebracht.

Artikel 79 De curator is niet gebonden aan het advies der commissie. Zo hij zich daarmede niet verenigt, geeft hij hiervan onmiddellijk kennis aan de commissie, die de beslissing van de rechter-commissaris kan inroepen. Zo zij verklaart dit te doen, is de curator verplicht de uitvoering van de voorgenomen, met het advies der commissie strijdige, handeling gedurende drie dagen op te schorten.

§ 4

Van de vergaderingen der schuldeisers

Artikel 80 1 In de vergaderingen der schuldeisers is de rechter-commissaris voorzitter.
2 De tegenwoordigheid van de curator of van iemand, die hem met goedvinden van de rechter-commissaris vervangt, is verplicht.

Artikel 80a De rechter-commissaris bepaalt of een vergadering van schuldeisers fysiek, dan wel schriftelijk of met gebruikmaking van een elektronisch communicatiemiddel plaatsvindt.

Artikel 81 1 Op de vergaderingen van schuldeisers worden de besluiten genomen met volstrekte meerderheid van stemmen der aanwezige schuldeisers. Voor elke € 45 brengt ieder schuldeiser één stem uit. Voor vorderingen of overschietende gedeelten van vorderingen, beneden € 45, wordt mede één stem uitgebracht.
2 Splitsing van vorderingen, na de faillietverklaring gedaan, doet geen stemrecht verwerven.

Artikel 82 Stemgerechtigd zijn de erkende en de voorwaardelijk toegelaten schuldeisers, alsmede de toonder ener ten name van "toonder" geverifieerde schuldvordering.

Artikel 83 1 De schuldeisers kunnen ter vergadering verschijnen in persoon, bij schriftelijk gevolmachtigde of bij advocaat.
2 Ten behoeve van de schuldeisers, die zich op een vergadering hebben doen vertegenwoordigen, worden alle oproepingen voor latere vergaderingen en alle kennisgevingen aan de gevolmachtigde gedaan, ten ware zij de curator schriftelijk verzoeken, dat die oproepingen en kennisgevingen aan hen zelve of aan een anderen gevolmachtigde geschieden.

Artikel 84 1 Behalve de door deze wet voorgeschreven vergaderingen, wordt er een vergadering van schuldeisers gehouden, zo dikwijls de rechter-commissaris dit nodig oordeelt of hem daartoe door de schuldeiserscommissie of door ten minste vijf schuldeisers, vertegenwoordigende één vijfde deel der erkende en der voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen, een met redenen omkleed verzoek wordt gedaan.
2 In elk geval bepaalt de rechter-commissaris dag, uur en plaats der vergadering, waartoe de stemgerechtigde schuldeisers ten minste tien dagen van te voren door de curator schriftelijk worden opgeroepen, vermeldende het in de vergadering te behandelen onderwerp.

§ 5

Van de rechterlijke beschikkingen

Artikel 85 Alle beschikkingen in zaken, het beheer of de vereffening des faillieten boedels betreffende, worden door de rechtbank in het hoogste ressort gewezen, behalve in de gevallen waarin het tegendeel is bepaald.

Artikel 86 Alle beschikkingen in zaken, het beheer of de vereffening des faillieten boedels betreffende, ook die welke niet uitgaan van de rechtbank, zijn uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, tenzij het tegendeel is bepaald.

Vierde afdeling

Van de voorzieningen na de faillietverklaring en van het beheer des curators

Artikel 87 1 De rechtbank kan bij het vonnis van faillietverklaring of te allen tijde daarna, doch in het laatste geval niet dan op voordracht van de rechter-commissaris, of op verzoek van de curator of van een of meer der schuldeisers en na de rechter-commissaris gehoord te hebben, bevelen, dat de gefailleerde, wegens het niet nakomen van verplichtingen welke de wet hem in verband met zijn faillissement oplegt, dan wel wegens gegronde vrees voor het niet nakomen van zodanige verplichtingen, in verzekerde bewaring worde gesteld, hetzij in een huis van bewaring, hetzij in zijn eigen woning onder het opzicht van een ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, of een andere ambtenaar, voorzover die ambtenaar behoort tot een categorie die daartoe door Onze Minister van Justitie is aangewezen.
2 Het bevel hiertoe wordt door het Openbaar Ministerie ten uitvoer gelegd.
3 Dit bevel is voor niet langer dan dertig dagen geldig, te rekenen van de dag waarop het ten uitvoer is gelegd. Aan het einde van die termijn kan de rechtbank, op voordracht van de rechter-commissaris of op een verzoek en na verhoor als in het eerste lid bedoeld, het bevel voor ten hoogste dertig dagen verlengen. Daarna kan hetzelfde telkens op dezelfde wijze voor ten hoogste dertig dagen geschieden.
4 De in het eerste lid bedoelde ambtenaar die door het Openbaar Ministerie is aangewezen om zijn medewerking te verlenen aan de tenuitvoerlegging van het bevel, is bevoegd elke plaats te betreden, voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel 88 1 De rechtbank heeft de bevoegdheid, op voordracht van de rechter-commissaris, of op verzoek van de gefailleerde, deze uit de verzekerde bewaring te ontslaan, met of zonder zekerheidstelling, dat hij te allen tijde op de eerste oproeping zal verschijnen.
2 Het bedrag der zekerheidstelling wordt door de rechtbank bepaald en komt bij niet-verschijning des gefailleerden ten voordele des boedels.

Artikel 89 Vervallen

Artikel 90 1 In alle gevallen, waarin de tegenwoordigheid van de gefailleerde bij deze of gene bepaalde werkzaamheid, de boedel betreffende, vereist wordt, zal hij, zo hij zich in verzekerde bewaring bevindt, op last van de rechter-commissaris uit de bewaarplaats kunnen worden overgebracht.
2 De last hiertoe wordt door het Openbaar Ministerie ten uitvoer gelegd.

Artikel 91 Gedurende het faillissement mag de gefailleerde zonder toestemming van de rechter-commissaris zijn woonplaats niet verlaten.

Artikel 92 De curator zorgt, dadelijk na de aanvaarding zijner betrekking, door alle nodige en gepaste middelen voor de bewaring des boedels. Hij neemt onmiddellijk de bescheiden en andere gegevensdragers, gelden, kleinodiën, effecten en andere papieren van waarde tegen ontvangbewijs onder zich. Hij is bevoegd de gelden aan de ontvanger voor de gerechtelijke consignatiën in bewaring te geven.

Artikel 93 1 De curator doet, zo hij of de rechter-commissaris dit nodig acht, dadelijk de boedel verzegelen door een notaris.
2 Buiten de verzegeling blijven, doch worden in het proces-verbaal kortelijk beschreven, de goederen vermeld in de artikelen 21, nr. 1 en 92, alsmede de voorwerpen tot het bedrijf van de gefailleerde vereist, indien dit wordt voortgezet.

Artikel 93a De curator heeft toegang tot elke plaats, voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. De rechter-commissaris is bevoegd tot het geven van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.

Artikel 94 1 De curator gaat zo spoedig mogelijk over tot het opmaken van een beschrijving des faillieten boedels.
2 De boedelbeschrijving kan ondershands worden opgemaakt en de waardering door de curator geschieden, een en ander onder goedkeuring van de rechter-commissaris.
3 De leden der voorlopige schuldeiserscommissie zijn bevoegd bij de beschrijving tegenwoordig te zijn.

Artikel 95 Van de goederen, vermeld in artikel 21, nr. 1, wordt een staat aan de beschrijving gehecht; die, vermeld in artikel 92, worden in de beschrijving opgenomen.

Artikel 96 De curator gaat dadelijk na de beschrijving van de boedel over tot het opmaken van een staat, waaruit de aard en het bedrag van de baten en schulden des boedels, de namen en woonplaatsen der schuldeisers, alsmede het bedrag der vorderingen van ieder hunner blijken.

Artikel 97 1 Door de curator gewaarmerkte afschriften van de boedelbeschrijving en van de staat, vermeld in het voorgaande artikel, worden ter kosteloze inzage van een ieder neergelegd ter griffie van de rechtbank van het arrondissement waarin zich de woonplaats, het kantoor of het verblijf van de gefailleerde bevindt, naar gelang de faillietverklaring is uitgesproken door het rechterlijk college van de woonplaats, het kantoor of het verblijf van de gefailleerde.
2 De neerlegging geschiedt kosteloos.

Artikel 98 De curator is bevoegd het bedrijf van de gefailleerde voort te zetten. Indien er geen schuldeiserscommissie is benoemd, heeft hij daartoe de machtiging van de rechter-commissaris nodig.

Artikel 99 1 De curator opent krachtens de last bedoeld in artikel 14, de brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht. Die, welke niet op de boedel betrekking hebben, stelt hij terstond aan de gefailleerde ter hand. Het postvervoerbedrijf of de postvervoerbedrijven die zijn aangewezen als verlener van de universele postdienst, alsmede de andere geregistreerde postvervoerbedrijven, bedoeld in de Postwet 2009 is, na van de griffier ontvangen kennisgeving, verplicht de curator de brieven en telegrammen, voor de gefailleerde bestemd, af te geven, totdat de curator of de rechter-commissaris haar van die verplichting ontslaat of zij de kennisgeving ontvangt, bedoeld in artikel 15. De rechterlijke last tot het openen van brieven en telegrammen verliest zijn kracht op het in de vorige zin bedoelde tijdstip waarop de verplichting van de administratie tot afgifte van brieven en telegrammen eindigt.
2 Protesten, exploten, verklaringen en termijnstellingen betreffende de boedel geschieden door en aan de curator.

Artikel 100 De curator is bevoegd naar omstandigheden een door de rechter-commissaris vast te stellen som ter voorziening in het levensonderhoud van de gefailleerde en zijn huisgezin uit te keren.

Artikel 101 1 De curator is bevoegd om goederen te vervreemden.
2 De bepaling van artikel 176 is toepasselijk.

Artikel 102 1 De curator houdt alle gelden, kleinodiën, effecten en andere papieren van waarde onder zijn onmiddellijke bewaring, tenzij door de rechter-commissaris een andere wijze van bewaring wordt bepaald.
2 Gerede gelden, die voor het beheer niet nodig zijn, worden door de curator belegd ten name van de boedel op de wijze door de rechter-commissaris goed te keuren.

Artikel 103 Over gelden, kleinodiën, effecten en andere papieren van waarde, die, volgens bepaling van de rechter-commissaris, door een derde worden bewaard, en over belegde gelden mag de curator niet anders beschikken dan door middel van door de rechter-commissaris voor gezien getekende stukken.

Artikel 104 De curator is, na ingewonnen advies van de schuldeiserscommissie, zo die er is, en onder goedkeuring van de rechter-commissaris, bevoegd vaststellingsovereenkomsten of schikkingen aan te gaan.

Artikel 105 1 De gefailleerde is verplicht de curator, de schuldeiserscommissie en de rechter-commissaris alle inlichtingen te verschaffen als dit van hem wordt verlangd, op de wijze als daarbij is bepaald. De gefailleerde licht de curator eigener beweging in over feiten en omstandigheden waarvan hij weet of behoort te weten dat deze voor de omvang, het beheer of de vereffening van de boedel van belang zijn.
2 De gefailleerde die in het buitenland vermogensbestanddelen heeft, zoals banktegoeden of onroerend goed, is verplicht:
a. de curator daarover in te lichten; en
b. alle medewerking te verlenen, waaronder zo nodig de verschaffing van een volmacht, om de curator de beschikking te geven over die buitenlandse vermogensbestanddelen.
3 Indien de gefailleerde in enige gemeenschap van goederen is gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, rust de plicht om inlichtingen te geven op ieder van de echtgenoten onderscheidenlijk van de geregistreerde partners voor zover het faillissement de gemeenschap betreft.

Artikel 105a 1 De gefailleerde verleent de curator alle medewerking aan het beheer en de vereffening van de boedel.
2 De gefailleerde draagt terstond de administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers volledig en ongeschonden aan de curator over. Zo nodig stelt de gefailleerde de curator alle middelen ter beschikking om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken.
3 Indien de gefailleerde in enige gemeenschap van goederen is gehuwd of in enige gemeenschap van goederen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, rust de plicht om medewerking te verlenen op ieder van de echtgenoten onderscheidenlijk van de geregistreerde partners voor zover het faillissement de gemeenschap betreft.

Artikel 105b 1 Derden met inbegrip van accountantsorganisaties en een externe accountant, die in de uitoefening van hun beroep of bedrijf, op welke wijze dan ook, de administratie van de gefailleerde geheel of gedeeltelijk onder zich hebben, stellen die administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers desgevraagd volledig en ongeschonden aan de curator ter beschikking, zo nodig met inbegrip van de middelen om de inhoud binnen redelijke tijd leesbaar te maken.
2 In afwijking van artikel 60 kunnen derden geen beroep op een retentierecht doen ten aanzien van de administratie van de gefailleerde die zij in de uitoefening van hun beroep of bedrijf, op welke wijze dan ook, onder zich hebben als de curator die administratie op grond van het eerste lid heeft opgevraagd.
3 Elk beding dat strijdig is met het bepaalde in het eerste of tweede lid is nietig.

Artikel 106 1 Bij het faillissement van een rechtspersoon zijn de bepalingen van de artikelen 87 tot en met 92, 105, eerste en tweede lid, alsmede 105a, eerste en tweede lid, op bestuurders en commissarissen toepasselijk alsmede op eenieder die in de drie jaar voorafgaande aan het faillissement bestuurder of commissaris was.
2 Met een bestuurder wordt voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld:
a. degene die het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald als ware hij bestuurder;
b. de bestuurder van een of meer rechtspersonen alsmede de vennoot van een of meer vennootschappen onder firma of commanditaire vennootschappen die bestuurder is of zijn van de failliete rechtspersoon.
3 Bij het faillissement van een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap zijn de eerste twee leden van overeenkomstige toepassing.

Artikel 106a 1 Op vordering van de curator of op verzoek van het openbaar ministerie kan de rechtbank een bestuursverbod opleggen aan de bestuurder van een in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek genoemde rechtspersoon, de gewezen bestuurder daaronder begrepen, als tijdens of in de drie jaren voorafgaand aan het uitspreken van het faillissement van die rechtspersoon:
a. door de rechter bij onherroepelijk geworden uitspraak is geoordeeld dat hij voor zijn handelen of nalaten bij die rechtspersoon aansprakelijk is, als bedoeld in de artikelen 138 of 248 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
b. de bestuurder doelbewust namens de rechtspersoon rechtshandelingen heeft verricht, toegelaten of mogelijk gemaakt waardoor schuldeisers aanmerkelijk zijn benadeeld en die overeenkomstig de artikelen 42 of 47 bij onherroepelijk geworden uitspraak door de rechter zijn vernietigd;
c. de bestuurder, ondanks een verzoek van de curator, in ernstige mate is tekortgeschoten in de nakoming van zijn informatie- of medewerkingsverplichtingen, bedoeld in deze wet, jegens de curator;
d. de bestuurder, hetzij als zodanig, hetzij als natuurlijke persoon handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, ten minste tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement van een rechtspersoon of bij een beëindiging van een rechtspersoon op een wijze als bedoeld in artikel 19c lid 1, aanhef, en hem daarvan een persoonlijk verwijt treft; of
e. aan de rechtspersoon of de bestuurder ervan een boete wegens een vergrijp als bedoeld in de artikelen 67d, 67e of 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is opgelegd en deze beschikking onherroepelijk is.
2 Een bestuursverbod kan mede worden uitgesproken jegens de bestuurder van een of meer rechtspersonen die bestuurder is of zijn als bedoeld in het eerste lid.
3 De rijksbelastingdienst verstrekt op verzoek aan het openbaar ministerie of de curator de voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel e, benodigde gegevens.
4 Met uitzondering van het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing op een natuurlijke persoon die handelt of heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

Artikel 106b 1 Een bestuurder aan wie een bestuursverbod is opgelegd, kan gedurende vijf jaar nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, of zoveel korter als in de uitspraak is bepaald, niet tot bestuurder of commissaris van een in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek genoemde rechtspersoon worden benoemd. Een benoeming tot bestuurder of commissaris in weerwil van een onherroepelijk opgelegd bestuursverbod is nietig.
2 Tenzij in de uitspraak anders is bepaald, vormt het bestuursverbod voor betrokkene tevens een beletsel voor de uitoefening van zijn functie als bestuurder of commissaris bij alle op grond van artikel 106c, tweede lid, in de procedure betrokken rechtspersonen.
3 De griffier van de rechtbank, of in geval van hoger beroep, van het gerechtshof, biedt de onherroepelijke uitspraak waarin een bestuursverbod is opgelegd met bekwame spoed aan de Kamer van Koophandel aan, die terstond tot uitschrijving van de betrokken bestuurder uit het Handelsregister overgaat. Tevens wordt het bestuursverbod, voor de duur waarvoor het is opgelegd, geregistreerd bij het Handelsregister.
4 De rechtbank regelt zo nodig alle overige gevolgen van het door haar uitgesproken bestuursverbod.
5 De rechtbank kan ter verzekering van de naleving van haar uitspraak een dwangsom opleggen. Wordt de dwangsom verbeurd, dan komt deze toe aan de boedel of, als daarvan geen sprake is, aan de staat. De Minister van Veiligheid en Justitie kan de ontvangen gelden besteden aan nader door hem te bepalen doeleinden van faillissementsfraudebestrijding.
6 Een uitspraak houdende oplegging van een bestuursverbod kan niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

Artikel 106c 1 Bij een verzoek of vordering tot het opleggen van een bestuursverbod wordt een uittreksel uit het Handelsregister overgelegd van de overige rechtspersonen, bedoeld in artikel 3 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de betrokkene bestuurder of commissaris is. De Kamer van Koophandel verstrekt dit uittreksel op verzoek van de curator of het openbaar ministerie.
2 De rechtbank stelt de in het vorige lid bedoelde rechtspersonen in de gelegenheid om hun zienswijze over het gevraagde bestuursverbod en de mogelijke gevolgen daarvan naar voren te brengen. Daarbij kunnen zij niet worden vertegenwoordigd door de bestuurder jegens wie een bestuursverbod is gevorderd of verzocht, tenzij deze de enige bestuurder van de betrokken rechtspersoon is.
3 Indien een bestuursverbod ertoe leidt dat een rechtspersoon zonder bestuurder of commissaris komt te verkeren, kan de rechtbank overgaan tot de tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders of commissarissen wier bezoldiging door de rechtbank wordt vastgesteld en voor rekening van de rechtspersoon komt.
4 De rechtbank bij wie een verzoek of vordering tot het opleggen van een bestuursverbod aanhangig is, kan de desbetreffende bestuurder of commissaris op verzoek van het openbaar ministerie of op vordering van de curator schorsen en zo nodig voorzien in de tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders of commissarissen.
5 De schorsing en de tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders of commissarissen kan in elke stand van het geding worden verzocht of gevorderd. Zij gelden voor ten hoogste de duur van het geding.
6 De schorsing of de tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders of commissarissen wordt, voor de duur van de schorsing of tijdelijke aanstelling, ingeschreven bij het Handelsregister.

Artikel 106d 1 Voor de toepassing van de artikelen 106a tot en met 106c wordt als bestuurder tevens aangemerkt degene die het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald als ware hij bestuurder.
2 Voor de toepassing van de artikelen 106a tot en met 106c wordt met bestuurder gelijk gesteld de uitvoerende bestuurder en met de commissaris de niet uitvoerende bestuurder, indien de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders.

Artikel 106e De artikelen 106a tot en met 106d zijn van overeenkomstige toepassing op bestuurders, gewezen bestuurders, commissarissen en feitelijk leidinggevenden bij een Europees Economisch samenwerkingsverband, een Europese vennootschap en een Europese coöperatieve vennootschap met statutaire zetel in Nederland.

Artikel 107 1 De griffier is verplicht aan elke schuldeiser op diens verzoek en op diens kosten afschrift te geven van de stukken, die ingevolge enige bepaling dezer wet ter griffie worden neergelegd of zich aldaar bevinden.
2 Evenzo is de griffier verplicht aan een ieder op diens verzoek en op diens kosten afschrift af te geven van de stukken waarvan een ieder ingevolge enige bepaling van deze wet ter griffie inzage kan verkrijgen.

Vijfde afdeling

Van de verificatie der schuldvorderingen

Artikel 108 De rechter-commissaris bepaalt na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis van faillietverklaring zo nodig dag, uur en plaats van een of meer verificatievergaderingen, alsmede de wijze waarop wordt vergaderd overeenkomstig artikel 80a.

Artikel 109 1 De curator geeft van de beschikking, bedoeld in artikel 108, onmiddellijk schriftelijk kennis aan alle bekende schuldeisers.
2 De curator stelt alle bekende schuldeisers zo spoedig mogelijk nadat het vonnis tot faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan schriftelijk op de hoogte van de dag waarop uiterlijk de schuldvorderingen moeten worden ingediend, alsmede dat de vordering niet voor verificatie in aanmerking komt, wanneer niet aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Artikel 110 1 De indiening der schuldvorderingen geschiedt door of bij de curator door de overlegging ener rekening of andere schriftelijke verklaring, aangevende de aard en het bedrag der vordering, vergezeld van de bewijsstukken of een afschrift daarvan, en van een opgave, of op voorrecht, pand, hypotheek of retentierecht aanspraak wordt gemaakt.
2 De schuldeisers zijn bevoegd van de curator een ontvangbewijs te vorderen.
3 Indien de curator een overeenkomst als bedoeld in artikel 907, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten die door de rechter verbindend is verklaard, kunnen de gerechtigden onder de overeenkomst die niet de in artikel 908, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde mededeling hebben gedaan, hun vordering krachtens de overeenkomst uitsluitend indienen op de wijze als in deze overeenkomst is bepaald. De overeenkomst als bedoeld in de eerste zin voorziet in ieder geval in de mogelijkheid tot indiening van vorderingen met behulp van een elektronisch communicatiemiddel. In afwijking van artikel 907, zesde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan de overeenkomst als bedoeld in de eerste zin, bepalen dat een vordering vervalt indien een gerechtigde onder de overeenkomst deze vordering niet indient binnen een termijn van ten minste drie maanden na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de in artikel 908, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn is verstreken. Op de vorderingen als bedoeld in de eerste zin, zijn de artikelen 128, 133 en 136 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 110a Indien sprake is van een onvolledig ingevuld standaardformulier als bedoeld in artikel 55 van de in artikel 5, derde lid, genoemde verordening, wordt de schuldeiser door de curator in de gelegenheid gesteld het standaardformulier aan te vullen.

Artikel 111 De curator toetst de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van de gefailleerde, treedt, als hij tegen de toelating ener vordering bezwaar heeft, met de schuldeiser in overleg, en is bevoegd van deze overlegging van ontbrekende stukken alsook inzage van zijn administratie en van de oorspronkelijke bewijsstukken te vorderen.

Artikel 112 De curator brengt de vorderingen, die hij goedkeurt, op een lijst van voorlopig erkende schuldvorderingen, en de vorderingen, die hij betwist, op een afzonderlijke lijst, vermeldende de gronden der betwisting.

Artikel 113 In de lijsten, bedoeld in het vorige artikel, wordt elke vordering omschreven, en aangegeven of zij naar de mening van de curator bevoorrecht of door pand of hypotheek gedekt is, of wel ter zake der vordering retentierecht kan worden uitgeoefend. Betwist de curator alleen de voorrang, of het retentierecht, zo wordt de vordering op de lijst der voorlopig erkende schuldvorderingen gebracht met aantekening van deze betwisting en de gronden daarvan.

Artikel 114 1 Van ieder der lijsten, in artikel 112 bedoeld, wordt een afschrift door de curator ter griffie van de rechtbank neergelegd, om aldaar gedurende de zeven aan de verificatievergadering voorafgaande dagen kosteloos ter inzage te liggen van een ieder.
2 De neerlegging geschiedt kosteloos.

Artikel 115 Van de krachtens artikel 114 gedane neerlegging der lijsten geeft de curator aan alle bekende schuldeisers schriftelijk bericht, waarbij hij een nadere oproeping tot de verificatievergadering voegt en tevens vermeldt of een ontwerp-akkoord door de gefailleerde ter griffie is neergelegd.

Artikel 116 De gefailleerde neemt op een door de rechter-commissaris te bepalen wijze aan de verificatievergadering deel, ten einde aldaar alle inlichtingen over de oorzaken van het faillissement en de staat van de boedel te geven, die hem door de rechter-commissaris gevraagd worden. De schuldeisers kunnen de rechter-commissaris verzoeken omtrent bepaalde door hen op te geven punten inlichtingen aan de gefailleerde te vragen. De vragen aan de gefailleerde gesteld en de door hem gegeven antwoorden worden in het proces-verbaal opgetekend.

Artikel 117 1 De in artikel 116 bedoelde verplichtingen van de gefailleerde rusten bij het faillissement van een rechtspersoon op elk van de in artikel 106, eerste en tweede lid, bedoelde personen als zij door de curator worden opgeroepen tot bijwoning van de verificatievergadering.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een vennootschap onder firma en een commanditaire vennootschap.

Artikel 118 Vervallen

Artikel 119 1 Tijdens de verificatievergadering, dan wel, nadere verificatievergadering, worden de schuldeisers door of namens de rechter-commissaris behoorlijk geïnformeerd over de lijsten van voorlopig erkende en voorlopig betwiste schuldvorderingen. Heeft reeds publicatie van een lijst plaatsgevonden, dan kan de rechter-commissaris volstaan met verwijzing daarnaar. Ieder der op die lijsten voorkomende schuldeisers is bevoegd de curator omtrent elke vordering en haar plaatsing op een der lijsten inlichtingen te vragen, of wel haar juistheid, de beweerde voorrang of het beweerde retentierecht te betwisten, of te verklaren, dat hij zich bij de betwisting van de curator aansluit.
2 De curator is bevoegd op de door hem gedane voorlopige erkenning of betwisting terug te komen, of wel te vorderen, dat de schuldeiser de deugdelijkheid zijner noch door de curator, noch door een der schuldeisers betwiste schuldvordering onder ede bevestige; indien de oorspronkelijke schuldeiser overleden is, zullen de rechthebbenden onder ede moeten verklaren, dat zij te goeder trouw geloven dat de schuld bestaat en onvoldaan is.
3 De rechter-commissaris kan bepalen dat er een nadere verificatievergadering wordt gehouden. De rechter-commissaris stelt dag, uur, plaats en wijze waarop wordt vergaderd vast. De curator stelt de bekende schuldeisers hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 120 1 De eed, bedoeld in het tweede lid van het vorige artikel, wordt in persoon of door een daartoe bijzonder gevolmachtigde afgelegd in handen van de rechter-commissaris, hetzij onmiddellijk op de vergadering, hetzij op een latere door de rechter-commissaris te bepalen dag. De volmacht kan ondershands worden verleend.
2 Indien de schuldeiser, aan wie de eed is opgedragen, niet ter vergadering aanwezig is, geeft de griffier hem onmiddellijk kennis van de eedsopdracht en van de voor de eedsaflegging bepaalde dag.
3 De rechter-commissaris geeft de schuldeiser een verklaring van de eedsaflegging, tenzij de eed wordt afgelegd in een vergadering van schuldeisers, in welk geval van de aflegging aantekening wordt gehouden in het proces-verbaal dier vergadering.

Artikel 121 1 De vorderingen, welke niet betwist worden, worden overgebracht op een in het proces-verbaal op te nemen lijst van erkende schuldeisers. Op het papier aan order en aan toonder wordt door de curator de erkenning aangetekend.
2 De schuldvorderingen, van welke de curator de beëdiging heeft gevorderd, worden voorwaardelijk toegelaten, totdat door het al of niet afleggen van de eed, op de bij het eerste lid van artikel 120 bedoelden tijd, over haar toelating definitief zal zijn beslist.
3 Het proces-verbaal der vergadering wordt ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier.
4 De in het proces-verbaal der vergadering opgetekende erkenning ener vordering heeft in het faillissement kracht van gewijsde zaak. Alleen op grond van bedrog kan de curator vernietiging daarvan vorderen.

Artikel 122 1 In geval van betwisting beproeft de rechter-commissaris een schikking. Indien hij partijen niet kan verenigen, en voorzover het geschil niet reeds aanhangig is, verwijst hij partijen naar een door hem te bepalen zitting van de rechtbank, zonder dat daartoe een dagvaarding wordt vereist.
2 De advocaten, die voor partijen optreden, verklaren dit bij de oproeping der zaak ter zitting.
3 Verschijnt de schuldeiser, die de verificatie vraagt, op de bepaalde zitting niet of heeft hij het griffierecht niet tijdig voldaan, dan wordt hij geacht zijn aanvraag te hebben ingetrokken; verschijnt hij die de betwisting doet niet of heeft hij het griffierecht niet tijdig voldaan, dan wordt hij geacht zijn betwisting te laten varen en erkent de rechter de vordering. Artikel 127a, derde en vierde lid, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.
4 Schuldeisers, die ter verificatievergadering geen betwisting hebben gedaan, kunnen in het geding zich niet voegen noch tussenkomen.

Artikel 122a 1 Wanneer de betwisting door de curator is gedaan, wordt de loop van het rechtsgeding van rechtswege geschorst door het in kracht van gewijsde gaan van de homologatie van een akkoord in het faillissement, tenzij de stukken van het geding reeds tot het geven van een beslissing aan de rechter zijn overgelegd, in welk geval de vordering, indien zij wordt erkend, geacht wordt in het faillissement erkend te zijn, terwijl ten aanzien van de beslissing omtrent de kosten van het geding de schuldenaar in de plaats treedt van de curator.
2 Het geding wordt hervat in de stand waarin dit zich bij de schorsing bevond doordat een der partijen, met instemming van de andere partij, een daartoe strekkende akte ter rolle neemt, dan wel bij exploot verklaart dat het geding wordt hervat.
3 De partij die bij het in het tweede lid bedoelde exploot verklaart dat het geding wordt hervat, roept daarbij de andere partij op tegen de dag waarop zij de zaak ter rolle wil doen dienen. Voor deze oproeping moeten de voor de dagvaarding voorgeschreven termijnen in acht worden genomen. Partijen stellen opnieuw advocaat.
4 Wanneer de betwisting is gedaan door een mede-schuldeiser, kan het geding, nadat de homologatie van een akkoord in het faillissement in kracht van gewijsde is gegaan, door partijen worden voortgezet uitsluitend ten einde de rechter te doen beslissen over de proceskosten.

Artikel 123 De schuldeiser, wiens vordering betwist wordt, is tot staving daarvan tot geen nader of meerder bewijs gehouden, dan hij tegen de gefailleerde zelf zoude moeten leveren.

Artikel 124 1 Indien de schuldeiser, wiens vordering betwist wordt, niet ter vergadering aanwezig is, geeft de griffier hem onmiddellijk kennis van de gedane betwisting en verwijzing.
2 De schuldeiser kan zich in het geding op het ontbreken dier kennisgeving niet beroepen.

Artikel 125 Vorderingen, die betwist worden, kunnen door de rechter-commissaris voorwaardelijk worden toegelaten tot een bedrag door hem te bepalen. Wanneer de voorrang betwist wordt, kan deze door de rechter-commissaris voorwaardelijk worden erkend.

Artikel 126 1 Ook de gefailleerde is bevoegd, onder summiere opgaaf zijner gronden, tegen de toelating ener vordering, hetzij voor het geheel, hetzij voor een gedeelte, of tegen de erkenning van de beweerde voorrang, zich te verzetten. In dit geval geschiedt in het proces-verbaal aantekening van de betwisting en van haar gronden, zonder verwijzing van partijen naar de rechtbank, en zonder dat daardoor de erkenning der vordering in het faillissement wordt verhinderd.
2 Betwisting, waarvoor geen gronden worden opgegeven, of welke niet de gehele vordering omvat en toch niet uitdrukkelijk aanwijst, welk deel wordt erkend, en welk betwist, wordt niet als betwisting aangemerkt.

Artikel 127 1 Vorderingen worden uiterlijk veertien dagen voor de dag van de eerste verificatievergadering, bedoeld in artikel 108, ingediend bij de curator, tenzij de rechter-commissaris anders bepaalt.
2 De rechter-commissaris kan, na raadpleging van de curator en na afweging van de gerechtvaardigde belangen van de gezamenlijke schuldeisers, bepalen dat de in het eerste lid bedoelde termijn wordt aangepast. Artikel 109 is van overeenkomstige toepassing op deze beschikking.
3 Een vordering ingediend na de dag, bedoeld in het eerste lid, wordt niet voor verificatie in behandeling genomen.
4 De uiterste dag waarop de vorderingen worden ingediend, wordt door de griffier ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19.

Artikel 128 Interesten, na de faillietverklaring lopende, kunnen niet geverifieerd worden, tenzij door pand of hypotheek gedekt. In dit geval worden zij pro memorie geverifieerd. Voorzover de interesten op de opbrengst van het onderpand niet batig gerangschikt worden, kan de schuldeiser uit deze verificatie geen rechten ontlenen.

Artikel 129 Een vordering onder een ontbindende voorwaarde wordt voor het gehele bedrag geverifieerd, onverminderd de werking der voorwaarde, wanneer zij vervuld wordt.

Artikel 130 1 Een vordering onder een opschortende voorwaarde kan geverifieerd worden voor haar waarde op het ogenblik der faillietverklaring.
2 Indien de curator en de schuldeisers het niet eens kunnen worden over deze wijze van verificatie, wordt zodanige vordering voor het volle bedrag voorwaardelijk toegelaten.

Artikel 131 1 Een vordering, waarvan het tijdstip der opeisbaarheid onzeker is, of welke recht geeft op periodieke uitkeringen, wordt geverifieerd voor haar waarde op de dag der faillietverklaring.
2 Alle schuldvorderingen, vervallende binnen één jaar na de dag, waarop het faillissement is aangevangen, worden behandeld, alsof zij op dat tijdstip opeisbaar waren. Alle later dan één jaar daarna vervallende schuldvorderingen worden geverifieerd voor de waarde, die zij hebben na verloop van een jaar sedert de aanvang van het faillissement.
3 Bij de berekening wordt uitsluitend gelet op het tijdstip en de wijze van aflossing, het kansgenot, waar dit bestaat, en, indien de vordering rentedragend is, op de bedongen rentevoet.

Artikel 132 1 Schuldeisers, wier vorderingen door pand, hypotheek of retentierecht gedekt of op een bepaald voorwerp bevoorrecht zijn, maar die kunnen aantonen dat een deel hunner vordering vermoedelijk niet batig gerangschikt zal kunnen worden op de opbrengst der verbonden goederen, kunnen verlangen dat hun voor dat deel de rechten van concurrente schuldeisers worden toegekend met behoud van hun recht van voorrang.
2 Het bedrag waarvoor pand- en hypotheekhouders batig gerangschikt kunnen worden, wordt bepaald met inachtneming van artikel 483e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met dien verstande dat voor het tijdstip van het opmaken van de staat in de plaats treedt de aanvang van de dag waarop de faillietverklaring werd uitgesproken.

Artikel 133 Vorderingen, waarvan de waarde onbepaald, onzeker, niet in Nederlands geld of in het geheel niet in geld is uitgedrukt, worden geverifieerd voor hun geschatte waarde in Nederlands geld.

Artikel 134 Schuldvorderingen aan toonder kunnen ten name van «toonder» geverifieerd worden. Iedere ten name van «toonder» geverifieerde vordering wordt als de vordering van een afzonderlijk schuldeiser beschouwd.

Artikel 135 Vervallen

Artikel 136 1 Indien van hoofdelijke schuldenaren een of meer in staat van faillissement verkeren, kan de schuldeiser in het faillissement van die schuldenaar, onderscheidenlijk in het faillissement van ieder dier schuldenaren opkomen voor en betaling ontvangen over het gehele bedrag, hem ten tijde der faillietverklaring nog verschuldigd, totdat zijn vordering ten volle zal zijn gekweten.
2 Een hoofdelijke schuldenaar kan, zo nodig voorwaardelijk, worden toegelaten voor de bedragen waarvoor hij op de gefailleerde, krachtens hun onderlinge rechtsverhouding als hoofdelijke medeschuldenaren, een vordering heeft verkregen of zal verkrijgen. De toelating geschiedt echter slechts:
a. voorzover de schuldeiser daarvoor zelf niet kan opkomen of, hoewel hij het kan, niet opkomt;
b. voor het geval de schuldeiser gedurende het faillissement voor het gehele bedrag waarvoor hij is opgekomen, wordt voldaan;
c. voorzover om een andere reden de toelating geen voor de concurrente schuldeisers nadelige invloed heeft op de aan hen uit te keren percenten.

Artikel 137 1 Na afloop der verificatie brengt de curator verslag uit over de stand van de boedel, en geeft hij daaromtrent alle door de schuldeisers verlangde inlichtingen. Het verslag wordt, met het proces-verbaal der verificatievergadering, na afloop dier vergadering ter griffie nedergelegd ter kosteloze inzage van een ieder. De neerlegging geschiedt kosteloos.
2 Zowel de curator, als de schuldeisers en de gefailleerde kunnen na de neerlegging van het proces-verbaal, aan de rechtbank verbetering daarvan verzoeken, indien uit de stukken zelve blijkt dat in het proces-verbaal een vergissing is geslopen.

Vijfde afdeling A

Vereenvoudigde afwikkeling van faillissement

Artikel 137a 1 Indien aannemelijk is dat de beschikbare baten niet voldoende zijn om daaruit de concurrente vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, kan de rechter-commissaris op verzoek van de curator dan wel ambtshalve bepalen dat afhandeling van concurrente vorderingen achterwege blijft en dat geen verificatievergadering wordt gehouden.
2 De curator geeft van de in het eerste lid bedoelde beschikking onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis en doet daarvan aankondiging in de Staatscourant.
3 Ingeval de in het eerste lid bedoelde beschikking is gegeven, is deze afdeling van toepassing. De vijfde afdeling vindt geen toepassing. Op niet-concurrente vorderingen zijn de artikelen 128 tot en met 136 van de vijfde afdeling van overeenkomstige toepassing. De zesde en de zevende afdeling vinden geen toepassing, tenzij hierna anders is bepaald.

Artikel 137b 1 De curator gaat na welke vorderingen bevoorrecht zijn of door pand, hypotheek of retentierecht gedekt zijn.
2 Indien de curator een vordering dan wel de aan een vordering verbonden voorrang betwist, geeft hij de desbetreffende schuldeiser daarvan bericht en treedt hij met hem in overleg ter regeling van dit geschil.
3 Indien de curator geen overeenstemming bereikt met de in het vorige lid bedoelde schuldeiser, legt hij het geschil aan de rechter-commissaris voor. Artikel 122, eerste, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4 De gefailleerde is bevoegd zijn bezwaren tegen een vordering dan wel tegen de aan een vordering verbonden voorrang aan de curator kenbaar te maken, die, als hij de bezwaren niet kan wegnemen, deze aan de rechter-commissaris voorlegt. Artikel 126 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 137c 1 De curator gaat over tot tegeldemaking van de boedel. De artikelen 175 , tweede lid, 176 en 177 zijn van overeenkomstige toepassing.
2 De curator maakt een uitdelingslijst op. De lijst houdt in een staat van de ontvangsten en uitgaven (daaronder begrepen het salaris van de curator), de namen van de schuldeisers die een bevoorrechte of door pand, hypotheek of retentierecht gedekte vordering hebben, het bedrag van ieders vordering en de daarop te ontvangen uitkering.
3 Voor de vorderingen waarover een geschil als bedoeld in artikel 122 aanhangig is, trekt de curator op de lijst percenten over het volle bedrag uit, alsmede percenten voor in verband daarmee nog aan te wenden kosten. Artikel 194 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 137d 1 De curator legt de uitdelingslijst ter goedkeuring aan de rechter-commissaris voor.
2 De curator legt een afschrift van de door de rechter-commissaris goedgekeurde lijst alsmede een verslag over de toestand van de boedel ter griffie van de rechtbank neder om aldaar gedurende tien dagen kosteloos ter inzage te liggen voor een ieder.
3 Van de neerlegging doet de curator aankondiging in de Staatscourant.
4 De curator geeft daarvan schriftelijk bericht aan alle bekende schuldeisers, met mededeling dat de uitdelingslijst geen betrekking heeft op concurrente vorderingen.
5 Artikel 182 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 137e 1 Gedurende de in artikel 137d, tweede lid, genoemde termijn kan iedere schuldeiser in verzet komen tegen de ter griffie nedergelegde uitdelingslijst door inlevering van een met redenen omkleed bezwaarschrift ter griffie; hem wordt door de griffier een bewijs van ontvangst gegeven.
2 Het bezwaarschrift wordt als bijlage bij de uitdelingslijst gevoegd.
3 Het verzet door een concurrente schuldeiser kan niet worden gegrond op het enkele feit dat zijn vordering niet op de ter griffie nedergelegde uitdelingslijst is geplaatst.
4 De artikelen 185 en 187 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 137f 1 Na afloop van de termijn, genoemd in artikel 137d, tweede lid, of, indien verzet is gedaan, nadat de beschikking op het verzet in kracht van gewijsde is gegaan, verkeert de boedel van rechtswege in staat van insolventie en gaat de curator over tot het doen van de vastgestelde uitkering.
2 De artikelen 188, 189, 190, 192 en 193 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 137g 1 Indien tijdens de vereffening baten opkomen die van zodanige omvang zijn dat uit de opbrengst daarvan ook concurrente vorderingen geheel of gedeeltelijk kunnen worden voldaan, bepaalt de rechter-commissaris dat alsnog een verificatievergadering wordt gehouden en stelt daartoe dag, uur, plaats en wijze waarop wordt vergaderd, overeenkomstig artikel 80a, vast, alsmede de dag waarop uiterlijk de vorderingen ingediend moeten worden. Artikel 108 is van toepassing.
2 De curator geeft van de in het vorige lid genoemde beschikking onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers kennis en doet daarvan aankondiging in de Staatscourant.
3 De vijfde, zesde en zevende afdeling zijn van toepassing.

Zesde afdeling

Van het akkoord

Artikel 138 De gefailleerde is bevoegd aan zijn gezamenlijke schuldeisers een akkoord aan te bieden. De gefailleerde mist deze bevoegdheid indien de curator een overeenkomst als bedoeld in artikel 907, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten en bij de rechter een verzoek als bedoeld in dit lid is ingediend, tenzij onherroepelijk vaststaat dat dit verzoek niet tot toewijzing zal leiden. Indien de gefailleerde overeenkomstig artikel 139 een ontwerp van een akkoord ter griffie van de rechtbank heeft neergelegd, kan geen verzoek als bedoeld in artikel 907, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek worden ingediend, tenzij het akkoord is verworpen, de homologatie van het akkoord onherroepelijk is geweigerd of door de rechter de ontbinding van het akkoord is uitgesproken.

Artikel 139 1 Indien de gefailleerde een ontwerp van akkoord, ten minste acht dagen vóór de vergadering tot verificatie der schuldvorderingen, ter griffie van de rechtbank heeft nedergelegd, ter kosteloze inzage van een ieder, wordt daarover in die vergadering na afloop der verificatie dadelijk geraadpleegd en beslist, behoudens de bepaling van artikel 141.
2 Een afschrift van het ontwerp van akkoord moet, gelijktijdig met de nederlegging ter griffie, worden toegezonden aan de curator en aan ieder der leden van de voorlopige schuldeiserscommissie.

Artikel 140 De curator en de schuldeiserscommissie brengen ieder afzonderlijk ter vergadering of zo spoedig mogelijk daarna een schriftelijk advies uit over het aangeboden akkoord.

Artikel 141 De raadpleging en beslissing worden tot een volgende door de rechter-commissaris op ten hoogste drie weken later te bepalen vergadering uitgesteld:
1°. indien staande de vergadering een definitieve schuldeiserscommissie is benoemd, niet bestaande uit dezelfde personen als de voorlopige, en de meerderheid der verschenen schuldeisers van haar een schriftelijk advies over het aangeboden akkoord verlangt;
2°. indien het ontwerp van akkoord niet tijdig ter griffie is neergelegd en de meerderheid der verschenen schuldeisers zich voor uitstel verklaart.

Artikel 142 Wanneer de raadpleging en stemming over het akkoord, ingevolge de bepalingen van het voorgaande artikel, worden uitgesteld tot een nadere vergadering, wordt daarvan door de curator onverwijld aan de niet op de verificatievergadering verschenen, erkende of voorwaardelijk toegelaten schuldeisers schriftelijk kennis gegeven onder vermelding van de summiere inhoud van het akkoord.

Artikel 143 1 Van de stemming over het akkoord zijn uitgesloten de schuldeisers aan wier vordering voorrang verbonden is daaronder begrepen diegenen, wier voorrang betwist wordt, tenzij zij, vóór de aanvang der stemming, van hun voorrang ten behoeve van de boedel afstand mochten doen.
2 Deze afstand maakt hen tot concurrente schuldeisers, ook voor het geval het akkoord niet mocht worden aangenomen.

Artikel 144 De gefailleerde is bevoegd tot toelichting en verdediging van het akkoord op te treden en het, staande de raadpleging, te wijzigen.

Artikel 145 Tot het aannemen van het akkoord wordt vereist de toestemming van de gewone meerderheid van de ter vergadering verschenen erkende en voorwaardelijk toegelaten concurrente schuldeisers, die tezamen ten minste de helft van het bedrag van de door geen voorrang gedekte erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen vertegenwoordigen.

Artikel 146 In afwijking van artikel 145 kan de rechter-commissaris op verzoek van de schuldenaar of de curator bij gemotiveerde beschikking een aangeboden akkoord vaststellen als ware het aangenomen, indien
a. drie vierde van de ter vergadering verschenen erkende en voorwaardelijk toegelaten concurrente schuldeisers voor het akkoord hebben gestemd; en
b. de verwerping van het akkoord het gevolg is van het tegenstemmen van een of meer schuldeisers die, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder het percentage dat die schuldeisers, zou de boedel worden vereffend, naar verwachting aan betaling op hun vordering zullen ontvangen, in redelijkheid niet tot dit stemgedrag hebben kunnen komen.

Artikel 147 Latere veranderingen, in het getal der schuldeisers of in het bedrag der vorderingen, hebben geen invloed op de geldigheid van de aanneming, vaststelling of verwerping van het akkoord.

Artikel 148 1 Het proces-verbaal der vergadering vermeldt de inhoud van het akkoord, de namen der verschenen stemgerechtigde schuldeisers, de door ieder hunner uitgebrachte stem, de uitslag der stemming en al wat verder op de vergadering is voorgevallen. Het wordt ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier.
2 Gedurende acht dagen kan een ieder ter griffie kosteloze inzage van het proces-verbaal verkrijgen.

Artikel 149 Zowel de schuldeisers, die vóór gestemd hebben, als de gefailleerde, kunnen gedurende acht dagen na afloop der vergadering aan de rechtbank verbetering van het proces-verbaal verzoeken, indien uit de stukken zelve blijkt dat het akkoord door de rechter-commissaris ten onrechte als verworpen is beschouwd.

Artikel 150 1 Indien het akkoord is aangenomen of vastgesteld, bepaalt de rechter-commissaris vóór het sluiten der vergadering de zitting, waarop de rechtbank de homologatie zal behandelen.
2 Bij toepassing van artikel 149 geschiedt de bepaling van de zitting door de rechtbank in haar beschikking. Van deze beschikking geeft de curator aan de schuldeisers schriftelijk kennis.
3 De zitting zal gehouden worden ten minste acht en ten hoogste veertien dagen na de stemming over het akkoord of, bij toepassing van artikel 149, na de beschikking van de rechtbank.

Artikel 151 Gedurende die tijd kunnen de schuldeisers aan de rechter-commissaris schriftelijk de redenen opgeven, waarom zij weigering der homologatie wenselijk achten.

Artikel 152 1 Op de bepaalde dag wordt ter openbare zitting door de rechter-commissaris een schriftelijk rapport uitgebracht, en kan ieder der schuldeisers in persoon, bij schriftelijk gemachtigde of bij advocaat de gronden uiteenzetten, waarop hij de homologatie wenst of haar bestrijdt.
2 De gefailleerde is mede bevoegd, tot verdediging zijner belangen op te treden.

Artikel 153 1 Op dezelfde dag, of anders zo spoedig mogelijk, geeft de rechtbank haar met redenen omklede beschikking.
2 Zij zal de homologatie weigeren:
1°. indien de baten des boedels, de som, bij het akkoord bedongen, aanmerkelijk te boven gaan;
2°. indien de nakoming van het akkoord niet voldoende is gewaarborgd;
3°. indien het akkoord door bedrog, door begunstiging van een of meer schuldeisers of met behulp van andere oneerlijke middelen is tot stand gekomen, onverschillig of de gefailleerde dan wel een ander daartoe heeft medegewerkt.
3 Zij kan ook op andere gronden en ook ambtshalve de homologatie weigeren.

Artikel 154 Binnen acht dagen na de beschikking van de rechtbank kunnen, zo de homologatie is geweigerd, zowel de schuldeisers, die vóór het akkoord stemden, als de gefailleerde; zo de homologatie is toegestaan, de schuldeisers, die tegenstemden of bij de stemming afwezig waren, tegen die beschikking in hoger beroep komen. In het laatste geval hebben ook de schuldeisers, die vóór stemden, ditzelfde recht, doch alleen op grond van het ontdekken na de homologatie van handelingen als in artikel 153 onder 3°. genoemd.

Artikel 155 1 Het hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van het gerechtshof, dat van de zaak moet kennis nemen. De voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaats hebben binnen twintig dagen. Van het hoger beroep wordt door de griffier van het rechtscollege, waarbij het is aangebracht, onverwijld kennis gegeven aan de griffier van de rechtbank, die de beschikking omtrent de homologatie heeft gegeven.
2 Op de behandeling van het hoger beroep zijn, met uitzondering van het bepaalde omtrent de rechter-commissaris, artikel 152 en artikel 153, eerste lid, toepasselijk.

Artikel 156 Cassatie wordt binnen dezelfde termijnen en op dezelfde wijze aangetekend en behandeld.

Artikel 157 Het gehomologeerde akkoord is verbindend voor alle geen voorrang hebbende schuldeisers, zonder uitzondering, onverschillig of zij al dan niet in het faillissement opgekomen zijn.

Artikel 158 Na verwerping of weigering van de homologatie van het akkoord kan de gefailleerde in hetzelfde faillissement geen akkoord meer aanbieden.

Artikel 159 Het in kracht van gewijsde gegane vonnis van homologatie levert, in verband met het proces-verbaal der verificatie, ten behoeve der erkende vorderingen, voorzover zij niet door de gefailleerde overeenkomstig artikel 126 betwist zijn, een voor tenuitvoerlegging vatbare titel op tegen de schuldenaar en de tot het akkoord als borgen toegetreden personen.

Artikel 160 Niettegenstaande het akkoord behouden de schuldeisers al hun rechten tegen de borgen en andere medeschuldenaren van de schuldenaar. De rechten, welke zij op goederen van derden kunnen uitoefenen, blijven bestaan als ware geen akkoord tot stand gekomen.

Artikel 161 Zodra de homologatie van het akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, eindigt het faillissement. De curator draagt zorg voor de bekendmaking daarvan in de Staatscourant.

Artikel 161a Na beëindiging van het faillissement overeenkomstig artikel 161 zijn verifieerbare vorderingen die niet binnen de termijn van artikel 127 zijn ingediend ter verificatie niet langer afdwingbaar, tenzij de schuldeiser redelijkerwijs niet in staat was de vordering binnen de bedoelde termijn voor verificatie in te dienen.

Artikel 162 1 Nadat de homologatie in kracht van gewijsde is gegaan, is de curator verplicht, ten overstaan van de rechter-commissaris rekening en verantwoording aan de schuldenaar te doen.
2 Indien bij het akkoord geen andere bepalingen deswege zijn gemaakt, geeft de curator aan de schuldenaar tegen behoorlijke kwijting af alle goederen, gelden, boeken en papieren tot de boedel behorende.

Artikel 163 1 Het bedrag, waarop geverifieerde schuldeisers, krachtens een erkend voorrecht, aanspraak kunnen maken, alsmede de kosten van het faillissement, moeten in handen van de curator worden gestort, tenzij deswege door de schuldenaar zekerheid wordt gesteld. Zolang hieraan niet is voldaan, is de curator verplicht alle goederen en gelden tot de boedel behorende onder zich te houden, totdat dit bedrag en de bedoelde kosten aan de daarop rechthebbenden zijn voldaan.
2 Wanneer één maand na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis van homologatie is verlopen, zonder dat vanwege de schuldenaar de voldoening van een en ander is geschied, zal de curator daartoe overgaan uit de voorhanden baten van de boedel.
3 Het bedrag in het eerste lid bedoeld, en het deel daarvan, aan ieder schuldeiser krachtens zijn recht van voorrang toe te kennen, wordt desnodig door de rechter-commissaris begroot.

Artikel 164 Voor zoveel betreft vorderingen, waarvan het voorrecht voorwaardelijk erkend is, bepaalt de in het vorige artikel bedoelde verplichting van de schuldenaar zich tot het stellen van zekerheid en is de curator bij gebreke daarvan slechts gehouden tot het reserveren uit de baten des boedels van het bedrag waarop het voorrecht aanspraak geeft.

Artikel 165 1 Ontbinding van het gehomologeerde akkoord kan door elke schuldeiser gevorderd worden, jegens wie de schuldenaar in gebreke blijft aan de inhoud daarvan te voldoen.
2 Op de schuldenaar rust het bewijs, dat aan het akkoord is voldaan.
3 De rechter kan, ook ambtshalve, de schuldenaar uitstel van ten hoogste één maand verlenen, om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

Artikel 166 De vordering tot ontbinding van het akkoord wordt op dezelfde wijze aangebracht en beslist, als ten aanzien van het verzoek tot faillietverklaring in de artikelen 4, 6-9 en 12 is voorgeschreven.

Artikel 167 1 In het vonnis, waarbij de ontbinding van het akkoord wordt uitgesproken, wordt tevens heropening van het faillissement bevolen met benoeming van een rechter-commissaris en curator, alsmede van een schuldeiserscommissie, indien er in het faillissement reeds een geweest is.
2 Bij voorkeur zullen daartoe de personen gekozen worden, die vroeger in het faillissement die betrekkingen hebben waargenomen.
3 De curator draagt zorg voor de bekendmaking van het vonnis op de wijze in artikel 14, derde lid, voorgeschreven.

Artikel 168 1 De artikelen 13, eerste lid, 15-18 en die, welke vervat zijn in de tweede, derde en vierde afdeling van deze titel, zijn bij heropening van het faillissement toepasselijk.
2 Evenzo zijn toepasselijk de bepalingen van de afdeling over de verificatie der schuldvorderingen, met dien verstande dat afdwingbaarheid van de vorderingen, bedoeld in artikel 161a, herleeft en zij ter verificatie ingediend kunnen worden, en de verificatie overigens beperkt blijft tot de schuldvorderingen die niet reeds vroeger geverifieerd zijn.
3 Niettemin worden ook de reeds geverifieerde schuldeisers tot bijwoning der verificatievergadering opgeroepen en hebben zij het recht de vorderingen, waarvoor toelating verzocht wordt, te betwisten.

Artikel 169 De handelingen, door de schuldenaar in de tijd tussen de homologatie van het akkoord en de heropening van het faillissement verricht, zijn voor de boedel verbindend, behoudens de toepassing van artikel 42 en volgende zo daartoe gronden zijn.

Artikel 170 1 Na de heropening van het faillissement kan niet opnieuw een akkoord aangeboden worden.
2 De curator gaat zonder verwijl tot de vereffening over.

Artikel 171 1 Indien tijdens de heropening jegens enige schuldeisers reeds geheel of gedeeltelijk aan het akkoord is voldaan, worden bij de verdeling aan de nieuwe schuldeisers en diegene onder de oude, die nog geen voldoening ontvingen, de bij het akkoord toegezegde percenten, en wordt aan hen, die gedeeltelijke betaling ontvingen, hetgeen aan het toegezegde bedrag nog ontbreekt, vooruitbetaald.
2 In hetgeen alsdan nog overschiet, wordt door alle schuldeisers, zo oude als nieuwe, gelijkelijk gedeeld.

Artikel 172 Het vorige artikel is eveneens toepasselijk, indien de boedel van de schuldenaar, terwijl door hem aan het akkoord nog niet volledig is voldaan, opnieuw in staat van faillissement wordt verklaard.

Artikel 172a De bepalingen van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing in het geval dat een akkoord wordt aangeboden op de voet van artikel 47, eerste lid, van de verordening, genoemd in artikel 5, derde lid.

Zevende afdeling

Van de vereffening des boedels

Artikel 173 1 Indien geen nadere verificatievergadering is bepaald of op de verificatievergadering geen akkoord is aangeboden of indien het aangeboden akkoord verworpen of de homologatie definitief geweigerd is, verkeert de boedel van rechtswege in staat van insolventie.
2 De artikelen 98 en 100 houden op van toepassing te zijn, wanneer vaststaat, dat het bedrijf van de gefailleerde niet overeenkomstig de volgende artikelen zal worden voortgezet of wanneer de voortzetting wordt gestaakt.

Artikel 173a 1 Indien ter verificatievergadering geen akkoord is aangeboden of indien het aangeboden akkoord is verworpen, kan de curator of een ter vergadering aanwezige schuldeiser voorstellen, dat het bedrijf van de gefailleerde worde voortgezet.
2 De schuldeiserscommissie, indien deze er is, en, zo het voorstel is gedaan door een schuldeiser, de curator geven hun advies over dit voorstel.
3 Op verlangen van de curator of van een der aanwezige schuldeisers, stelt de rechter-commissaris de beraadslaging en beslissing over het voorstel uit, tot een op ten hoogste veertien dagen later te bepalen vergadering.
4 De curator geeft onverwijld aan de schuldeisers, die niet ter vergadering aanwezig waren, schriftelijk kennis van deze nadere vergadering, waarin het ingediend voorstel wordt vermeld en hun tevens de bepaling van artikel 114 wordt herinnerd.

Artikel 173b 1 Het voorstel is aangenomen, indien schuldeisers, vertegenwoordigende meer dan de helft der erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen, welke niet door pand, hypotheek of retentierecht zijn gedekt, zich daarvóór verklaren.
2 In dit geval vindt, indien een schuldeiserscommissie niet bestaat, artikel 75 overeenkomstige toepassing.
3 Het proces-verbaal der vergadering vermeldt de namen der verschenen schuldeisers, de door ieder hunner uitgebrachte stem, de uitslag der stemming en al wat verder ter vergadering is voorgevallen.
4 Gedurende acht dagen kan een ieder ter griffie kosteloos inzage van het proces-verbaal vragen.

Artikel 173c 1 Indien binnen acht dagen, nadat de homologatie van een akkoord definitief is geweigerd, de curator of een schuldeiser bij de rechter-commissaris een voorstel indient tot voortzetting van het bedrijf van de gefailleerde, zal de rechter-commissaris op door hem terstond te bepalen dag, uur, plaats en, overeenkomstig artikel 80a, wijze waarop een vergadering van schuldeisers beleggen ten einde over het voorstel te doen beraadslagen en beslissen.
2 De curator roept de schuldeisers schriftelijk en ten minste tien dagen vóór de vergadering op. De oproeping bevat het ingediende voorstel en wijst de schuldeisers op het bepaalde in artikel 114.
3 Artikel 173a, tweede lid, alsmede artikel 173b zijn van toepassing.

Artikel 173d De curator en de schuldeisers kunnen gedurende acht dagen na afloop der vergadering aan de rechtbank vragen, alsnog te verklaren, dat het voorstel is aangenomen of verworpen, indien uit de stukken zelve blijkt, dat de rechter-commissaris dit ten onrechte als verworpen of aangenomen heeft beschouwd.

Artikel 174 1 De rechter-commissaris kan op verzoek van een schuldeiser of van de curator gelasten, dat de voortzetting van het bedrijf worde gestaakt. Op dit verzoek worden gehoord de schuldeiserscommissie, indien deze er is, alsmede de curator, als het verzoek niet door hem is gedaan.
2 Bovendien kan de rechter-commissaris ieder schuldeiser en de schuldenaar horen.

Artikel 175 1 Indien een voorstel tot voortzetting van het bedrijf niet of niet tijdig wordt gedaan of indien het wordt verworpen, of de voortzetting wordt gestaakt, gaat de curator onmiddellijk over tot vereffening en tegeldemaking van alle baten des boedels, zonder dat daartoe de toestemming of medewerking des gefailleerden nodig is.
2 Niettemin kan de gefailleerde enig huisraad, door de rechter-commissaris aan te wijzen, worden gelaten.
3 Ook in geval van voortzetting van het bedrijf kunnen baten van de boedel, welke voor de voortzetting niet nodig zijn, worden te gelde gemaakt.

Artikel 176 1 De goederen worden in het openbaar of met toestemming van de rechter-commissaris ondershands verkocht. Geen toestemming van de rechter-commissaris is vereist voor zover blijkens de boedelbeschrijving de waarde van te verkopen goederen gezamenlijk niet meer bedraagt dan € 2.000, eerder door de curator verkochte goederen daarbij in aanmerking nemend.
2 Over alle niet spoedig of in het geheel niet voor vereffening vatbare baten beschikt de curator op de wijze door de rechter-commissaris goed te keuren.

Artikel 177 De curator kan ten behoeve der vereffening van de diensten des gefailleerden gebruik maken, tegen een door de rechter-commissaris vast te stellen vergoeding.

Artikel 178 Nadat de boedel insolvent is geworden, kan de rechter-commissaris, op door hem te bepalen dag, uur, plaats en, overeenkomstig artikel 80a, bepaalde wijze, een vergadering van schuldeisers beleggen om hen zo nodig te raadplegen over de wijze van vereffening van de boedel.

Artikel 179 Zo dikwijls er, naar het oordeel van de rechter-commissaris, voldoende gerede penningen aanwezig zijn, beveelt deze een uitdeling aan de geverifieerde schuldeisers en aan de schuldeisers, bedoeld in het derde lid van artikel 110, ten aanzien van wie een beslissing is genomen over hetgeen hun krachtens de in dat lid bedoelde overeenkomst toekomt.

Artikel 180 1 De curator maakt telkens de uitdelingslijst op en onderwerpt die aan de goedkeuring van de rechter-commissaris. De lijst houdt in een staat der ontvangsten en uitgaven (daaronder begrepen het salaris van de curator), de namen der schuldeisers, het geverifieerde bedrag van hun vorderingen dan wel het bedrag van de vorderingen waarop zij als gerechtigden onder de in artikel 110, derde lid, bedoelde overeenkomst aanspraak maken, benevens de daarop te ontvangen uitkering.
2 Voor de concurrente schuldeisers worden de door de rechter-commissaris te bepalen percenten uitgetrokken. Voor de schuldeisers die voorrang hebben, ongeacht of deze betwist wordt, en die niet reeds overeenkomstig artikel 57 of 60 lid 3 voldaan zijn wordt het bedrag uitgetrokken waarvoor zij batig gerangschikt kunnen worden op de opbrengst der goederen waarop hun voorrang betrekking heeft. Zo dit minder is dan het gehele bedrag van hun vorderingen, worden voor het ontbrekende - zo de goederen waarop hun vordering betrekking heeft nog niet verkocht zijn, voor hun hele vordering - gelijke percenten als voor de concurrente schuldeisers uitgetrokken.

Artikel 181 Voor de voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen worden op de uitdelingslijst de percenten over het volle bedrag uitgetrokken.

Artikel 182 1 De algemene faillissementskosten worden omgeslagen over ieder deel van de boedel, met uitzondering van hetgeen na een executie overeenkomstig artikel 57 of artikel 60, derde lid, tweede zin, toekomt aan de pand- of hypotheekhouders, aan de schuldeisers met retentierecht en aan de beperkt gerechtigden, huurders en pachters wier recht door de executie is vervallen of verloren gegaan, maar met inbegrip van hetgeen krachtens een zodanige executie aan de curator is uitgekeerd ten behoeve van een schuldeiser die boven een of meer van voormelde personen bevoorrecht was.
2 De in het vorige lid genoemde uitzondering geldt eveneens ten aanzien van luchtvaartuigen, welke overeenkomstig de bepaling van artikel 59a door een schuldeiser zelf zijn verkocht.

Artikel 183 1 De door de rechter-commissaris goedgekeurde uitdelingslijst ligt gedurende tien dagen ter griffie van de rechtbank ter kosteloze inzage van de schuldeisers.
2 Van de neerlegging wordt door de zorg van de curator aan ieder van de erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldeisers, alsmede aan de schuldeisers als bedoeld in artikel 110, derde lid, schriftelijk kennis gegeven, met vermelding van het voor hem uitgetrokken bedrag.
3 Van de neerlegging wordt door zorg van de curator aankondiging gedaan in het nieuwsblad of de nieuwsbladen bedoeld in artikel 14, terwijl daarvan bovendien aan ieder der erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldeisers, alsmede aan de schuldeisers als bedoeld in artikel 110, derde lid, schriftelijk kennis wordt gegeven, met vermelding van het voor hem uitgetrokken bedrag.

Artikel 184 1 Gedurende de in het vorige artikel genoemde termijn kan ieder schuldeiser in verzet komen tegen de uitdelingslijst, door inlevering van een met redenen omkleed bezwaarschrift ter griffie; hem wordt door de griffier een bewijs van ontvangst afgegeven.
2 Het bezwaarschrift wordt als bijlage bij de lijst gevoegd.

Artikel 185 1 Zo er verzet gedaan is, bepaalt de rechter-commissaris, onmiddellijk na afloop van de termijn van inzage, de dag, waarop het ter openbare zitting behandeld zal worden. Deze beschikking ligt ter griffie ter kosteloze inzage van een ieder. Bovendien doet de griffier daarvan aan de opposanten en de curator schriftelijk mededeling. De dag van behandeling mag niet later gesteld worden dan veertien dagen na afloop van de termijn van artikel 183.
2 Op de bepaalde dag wordt ter openbare zitting door de rechter-commissaris een schriftelijk rapport uitgebracht, en kan de curator en ieder der schuldeisers in persoon, bij schriftelijk gemachtigde of bij advocaat de gronden uiteenzetten ter verdediging of bestrijding van de uitdelingslijst.
3 Op dezelfde dag, of anders zo spoedig mogelijk, geeft de rechtbank haar met redenen omklede beschikking.

Artikel 186 Vervallen

Artikel 187 1 Van de beschikking der rechtbank kan binnen acht dagen, nadat zij is gegeven, beroep in cassatie worden ingesteld door de curator en door iedere schuldeiser.
2 Het beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoek ter griffie van de Hoge Raad. De Voorzitter bepaalt terstond dag en uur voor de behandeling, welke zal moeten plaats hebben binnen twintig dagen. De griffier geeft van het beroep onverwijld kennis aan de griffier van de rechtbank, welke de beschikking op het verzet heeft gegeven.
3 Het beroep wordt ter openbare zitting behandeld. De curator en alle schuldeisers kunnen aan de behandeling deelnemen.
4 Door verloop van de termijn van artikel 183, of, zo verzet is gedaan, doordat de beschikking op het verzet in kracht van gewijsde is gegaan, wordt de uitdelingslijst verbindend.

Artikel 188 1 Door levering ingevolge verkoop door de curator en de voldoening van de koopprijs gaan alle op het verkochte goed rustende hypotheken teniet en vervallen de beperkte rechten die niet tegen alle geverifieerde schuldeisers ingeroepen kunnen worden.
2 De rechter-commissaris geeft desverlangd aan de koper een verklaring af van dit tenietgaan en vervallen. De verklaring kan bij of na de levering in de registers worden ingeschreven. Zij machtigt dan de bewaarder der registers tot doorhaling van de betrokken inschrijvingen.
3 Op verkoop, door de curator, van tot de boedel behorende schepen, is artikel 578 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toepasselijk.

Artikel 189 1 De uitdeling, uitgetrokken voor een voorwaardelijk toegelaten schuldeiser, wordt niet uitgekeerd, zolang niet omtrent zijn vordering beslist zal zijn. Blijkt het ten slotte dat hij niets of minder te vorderen heeft, dan komen de voor hem bestemde gelden geheel of ten dele ten bate van de andere schuldeisers.
2 Uitdelingen bestemd voor vorderingen, welker voorrang betwist wordt, worden, voorzover zij meer bedragen dan de percenten over de concurrente vorderingen uit te keren, gereserveerd tot na de uitspraak over de voorrang.

Artikel 190 Indien enig goed met betrekking waartoe een schuldeiser voorrang heeft, wordt verkocht nadat hem ingevolge artikel 179 in verband met het slot van artikel 180, reeds een uitkering is gedaan, wordt hem bij een volgende uitdeling het bedrag waarvoor hij op de opbrengst van goed batig gerangschikt is, niet anders uitgekeerd dan onder aftrek van de percenten die hij reeds tevoren over dit bedrag ontving.

Artikel 191 Vervallen

Artikel 192 Na afloop van de termijn van inzage, bedoeld bij artikel 183, of na uitspraak van het vonnis op het verzet, is de curator verplicht de vastgestelde uitkering onverwijld te doen. De uitkeringen, waarover niet binnen één maand daarna is beschikt of welke ingevolge artikel 189 gereserveerd zijn, worden door hem in de kas der gerechtelijke consignatiën gestort.

Artikel 193 1 Zodra aan de geverifieerde schuldeisers het volle bedrag hunner vorderingen is uitgekeerd, of zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, neemt het faillissement een einde, behoudens de bepaling van artikel 194. Door de curator geschiedt daarvan aankondiging op de wijze bij artikel 14 bepaald.
2 Na verloop van een maand doet de curator rekening en verantwoording van zijn beheer aan de rechter-commissaris.
3 De boeken en papieren, door de curator in de boedel gevonden, worden door hem tegen behoorlijk bewijs aan de schuldenaar afgegeven.

Artikel 194 Indien na de slotuitdeling ingevolge artikel 189 gereserveerde uitdelingen aan de boedel terugvallen, of mocht blijken dat er nog baten van de boedel aanwezig zijn, welke ten tijde der vereffening niet bekend waren, gaat de curator, op bevel van de rechtbank, tot vereffening en verdeling daarvan over op de grondslag van de vroegere uitdelingslijsten.

Achtste afdeling

Van de rechtstoestand des schuldenaars na afloop van de vereffening

Artikel 195 Door het verbindend worden der slotuitdelingslijst herkrijgen de schuldeisers voor hun vorderingen, in zover deze onvoldaan zijn gebleven, hun rechten van executie op de goederen van de schuldenaar.

Artikel 196 De in het vierde lid van artikel 121 bedoelde erkenning ener vordering heeft kracht van gewijsde zaak tegen de schuldenaar; het proces-verbaal der verificatievergadering levert voor de daarin als erkend vermelde vorderingen de voor tenuitvoerlegging vatbare titel op tegen de schuldenaar.

Artikel 197 De bepaling van het vorige artikel geldt niet voorzover de vordering door de gefailleerde overeenkomstig artikel 126 betwist is.

Negende afdeeling

Vervallen

Artikel 198 Vervallen

Artikel 199 Vervallen

Artikel 200 Vervallen

Artikel 201 Vervallen

Artikel 202 Vervallen

Tiende afdeling

Bepalingen van internationaal recht

Artikel 203 Schuldeisers, die na de faillietverklaring hun vordering geheel of gedeeltelijk afzonderlijk verhaald hebben op in het buitenland zich bevindende, aan hen niet bij voorrang verbonden, goederen van de in Nederland gefailleerde schuldenaar, zijn verplicht het aldus verhaalde aan de boedel te vergoeden.

Artikel 204 1 De schuldeiser, die zijn vordering tegen de gefailleerde, geheel of gedeeltelijk, aan een derde overdraagt, ten einde deze in de gelegenheid te stellen die vordering, geheel of gedeeltelijk, afzonderlijk of bij voorrang te verhalen op in het buitenland zich bevindende goederen van de gefailleerde, is verplicht het aldus verhaalde aan de boedel te vergoeden.
2 De overdracht wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed met dit doel te zijn geschied, als zij is gedaan met de wetenschap, dat de faillietverklaring reeds was aangevraagd of aangevraagd zou worden.

Artikel 205 1 Gelijke verplichting tot vergoeding jegens de boedel rust op hem die zijn vordering of zijn schuld geheel of gedeeltelijk aan een derde overdraagt, die daardoor in staat wordt gesteld in het buitenland een door deze wet niet toegelaten verrekening in te roepen.
2 Het tweede lid van het vorige artikel is hier toepasselijk.

Elfde afdeling

Van rehabilitatie

Artikel 206 Nadat het faillissement overeenkomstig de artikelen 161 of 193 geëindigd is, is de schuldenaar of zijn zijn erfgenamen bevoegd een verzoek van rehabilitatie in te leveren bij de rechtbank, die het faillissement heeft berecht.

Artikel 207 De schuldenaar of zijn erfgenamen zijn tot dit verzoek niet ontvankelijk, tenzij bij het verzoekschrift zij overgelegd het bewijs, waaruit blijkt, dat alle erkende schuldeisers, ten genoegen van elk hunner, zijn voldaan.

Artikel 208 Van het verzoek wordt aankondiging gedaan in de Staatscourant.

Artikel 209 1 Ieder erkend schuldeiser is bevoegd om binnen de tijd van twee maanden na voorschreven aankondiging verzet tegen het verzoek te doen, door inlevering van een met redenen omkleed bezwaarschrift ter griffie; hem wordt door de griffier een bewijs van ontvangst afgegeven.
2 Dit verzet zal alleen daarop kunnen gegrond zijn, dat door de verzoeker niet behoorlijk aan het voorschrift van artikel 207 is voldaan.

Artikel 210 Na verloop van de voormelde twee maanden zal de rechtbank, om het even of er verzet of geen verzet is gedaan, op de conclusie van het Openbaar Ministerie het verzoek toestaan of weigeren.

Artikel 211 Van de beslissing der rechtbank wordt noch hoger beroep, noch cassatie toegelaten.

Artikel 212 Het vonnis, waarbij de rehabilitatie wordt toegestaan, wordt ter openbare zitting uitgesproken, terwijl mede daarvan aantekening geschiedt in het in artikel 19 bedoelde register.

Afdeling 11A

Van het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen

Artikel 212a Voor de toepassing van deze afdeling en afdeling 11AA wordt verstaan onder:
a. instelling:
1°. een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
2°. een financiële instelling die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht heeft;
3°. een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
4°. een centrale tegenpartij, indien deze in het kader van deelname aan het systeem op grond van een overboekingsopdracht tegoeden in financiële instrumenten verkrijgt;
5°. een overheidsinstantie of onderneming met overheidsgarantie;
6°. een ieder, bedoeld in artikel 3:4 van de Wet op het financieel toezicht, die een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2:11 van die wet;
7°. een clearinginstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
8°. degene die een vergunning heeft verkregen ingevolge artikel 3:4 van de Wet op het financieel toezicht;
b. systeem:
1°. een door de Minister van Financiën op grond van artikel 212d aangewezen systeem;
2°. een formele overeenkomst waarop het recht van een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is en die door een andere lidstaat van de Europese Unie als systeem in de zin van richtlijn nr. 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 mei 1998 (PbEG L 166) is aangemeld bij de Europese Autoriteit voor effecten en markten; of
3°. een formele overeenkomst tussen twee of meer deelnemers, de systeemexploitant, een afwikkelende instantie, een centrale tegenpartij, een verrekeningsinstituut of een indirecte deelnemer niet meegerekend, met gemeenschappelijke regels en standaardprocedures voor de clearing of het uitvoeren van overboekingsopdrachten tussen de deelnemers, waarop het recht van een staat die geen lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is van toepassing is, indien op het systeem toezicht wordt uitgeoefend door een toezichthouder die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden;
c. centrale tegenpartij: een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201);
d. afwikkelende instantie: een lichaam dat aan instellingen of centrale tegenpartijen die deelnemen aan systemen, afwikkelingsrekeningen beschikbaar stelt via welke overboekingsopdrachten binnen die systemen worden afgewikkeld;
e. verrekeningsinstituut: een lichaam dat verantwoordelijk is voor de berekening van de netto posities van de instellingen, een eventuele centrale tegenpartij of een eventuele afwikkelende instantie;
f. deelnemer: een instelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, een clearinginstelling, een systeemexploitant of een clearinglid van een centrale tegenpartij waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 17 van de Verordening (EU) Nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201);
g. centrale bank: een centrale bank van een lidstaat van de Europese Unie, de centrale bank van een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan wel de Europese Centrale Bank;
h. bijkantoor: een duurzaam in een andere staat dan de staat van de zetel aanwezig onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid van een instelling;
i. financieel instrument: een financieel instrument als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
j. overboekingsopdracht: een opdracht door een deelnemer om door middel van een boeking op de rekeningen van een bank, een centrale bank, een centrale tegenpartij of een afwikkelende instantie een geldsom ter beschikking van een ontvanger te stellen, of iedere opdracht die resulteert in het op zich nemen of het nakomen van een betalingsverplichting zoals gedefinieerd in de regels van het systeem of in een andere overeenkomst, dan wel een opdracht door een deelnemer om door middel van een boeking in een register of anderszins, de rechten op of de rechten ten aanzien van één of meer financiële instrumenten over te boeken;
k. insolventieprocedure: elke collectieve maatregel waarin de wetgeving van een lidstaat of van een derde land voorziet, met het oog op de liquidatie of de sanering van de deelnemer indien een dergelijke maatregel gepaard gaat met opschorting van, of oplegging van beperkingen aan overboekingen en betalingen;
l. verrekening: het in één nettovordering of nettoverplichting omzetten van vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit overboekingsopdrachten die een deelnemer geeft aan of ontvangt van, dan wel die deelnemers geven aan of ontvangen van, één of meer andere deelnemers, met als gevolg dat er alleen een nettovordering of een nettoverplichting ontstaat;
m. afwikkelingsrekening: een rekening bij een centrale bank, een afwikkelende instantie of een centrale tegenpartij, die gebruikt wordt voor het houden van geld of financiële instrumenten en waarmee ook transacties tussen deelnemers aan een systeem worden afgewikkeld;
n. werkdag: de periode voor afwikkeling zowel overdag als ’s nachts, en die alle gebeurtenissen omvat die tijdens de bedrijfscyclus van een systeem plaatsvinden;
o. interoperabele systemen: twee of meer systemen waarvan de systeemexploitanten een onderlinge regeling hebben getroffen voor de uitvoering tussen de systemen van overboekingsopdrachten;
p. systeemexploitant: een entiteit die wettelijk aansprakelijk is voor de werking van een systeem.

Artikel 212b 1 Het tijdstip waarop de faillietverklaring is uitgesproken is, in afwijking van de artikelen 23 en 35, tevens het tijdstip van waaraf de faillietverklaring van een deelnemer werkt ten aanzien van een door die deelnemer gegeven overboekingsopdracht, opdracht tot verrekening of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig in het systeem of op grond van een andere overeenkomst uit te voeren of rechten en verplichtingen die voor een deelnemer zijn ontstaan ingevolge of in verband met zijn deelname aan het systeem of het zijn van partij bij een andere overeenkomst waarop het recht van een staat die geen lidstaat van de Europese Unie of partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is van toepassing is, indien op de overeenkomst toezicht wordt uitgeoefend door een toezichthouder die voldoet aan bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voorwaarden. De rechtbank vermeldt dit tijdstip tot op de minuut nauwkeurig op het vonnis.
2 In afwijking van artikel 63a, geldt de afkoelingsperiode niet voor een bevoegdheid tot verhaal op tot de boedel behorende goederen of tot opeising van goederen die zich in de macht van de gefailleerde of de curator bevinden, noch voor de goederen waarop een dergelijke bevoegdheid betrekking heeft, indien die bevoegdheid is toegekend aan een centrale bank of, in verband met deelname aan het systeem of het zijn van partij bij een andere overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, aan een andere deelnemer aan het systeem of partij bij een andere overeenkomst als bedoeld in het eerste lid.
3 De artikelen 23, 24, 35, 53, eerste lid, en 54, tweede lid, van deze wet, alsmede artikel 72, aanhef en onder a, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen niet aan derden worden tegengeworpen ten aanzien van een door een deelnemer na het tijdstip van faillietverklaring van die deelnemer gegeven overboekingsopdracht, opdracht tot verrekening of enige uit een dergelijke opdracht voortvloeiende betaling, levering, verrekening of andere rechtshandeling die benodigd is om de opdracht volledig uit te voeren, indien de opdracht in het systeem of op grond van een andere overeenkomst als bedoeld in het eerste lid wordt uitgevoerd binnen een werkdag als omschreven in de regels van het systeem of in de andere overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, gedurende welke de faillietverklaring heeft plaatsgevonden en de systeemexploitant kan aantonen dat deze op het tijdstip waarop deze opdrachten onherroepelijk worden de faillietverklaring niet kende of behoorde te kennen.
4 Het eerste en het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de toekenning en op de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in het tweede lid alsmede in geval van een faillietverklaring van een systeemexploitant van een interoperabel systeem die geen deelnemer is.
5 Bij interoperabele systemen stelt elk door de minister van Financiën aangewezen systeem in zijn eigen regels het tijdstip van invoering en het tijdstip van onherroepelijkheid in dat systeem zodanig vast dat er zoveel mogelijk voor wordt gezorgd dat de regels van alle betrokken interoperabele systemen in dit opzicht gecoördineerd worden. Tenzij zulks in de regels van de systemen die van de operabele systemen deel uitmaken uitdrukkelijk is bepaald, laten de regels van de andere systemen waarmee een systeem interoperabel is, de in dat systeem gehanteerde regels over het tijdstip van invoering en onherroepelijkheid onverlet.

Artikel 212c 1 De griffier van de rechtbank stelt De Nederlandsche Bank N.V. terstond in kennis van de faillietverklaring van een deelnemer.
2 De Nederlandsche Bank N.V. stelt daarna terstond de door de Minister van Financiën op grond van artikel 212d aangewezen systemen, alsmede de bevoegde autoriteiten van de overige lidstaten van de Europese Unie en van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsmede het Europees Comité voor systeemrisico’s en de Europese autoriteit voor effecten en markten, in kennis van de faillietverklaring.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden tevens regels gesteld met betrekking tot de inkennisstelling door De Nederlandsche Bank N.V. van de faillietverklaring aan een systeem als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, onder 3°. Die regels kunnen bepalen dat deelnemers gegevens aan De Nederlandsche Bank N.V. verstrekken die De Nederlandsche Bank N.V. in staat stellen aan deze verplichting van inkennisstelling te voldoen.

Artikel 212d 1 De Minister van Financiën kan, De Nederlandsche Bank N.V. gehoord, als systeem aanwijzen een formele overeenkomst tussen drie of meer deelnemers, de systeemexploitant, een afwikkelende instantie, een centrale tegenpartij, een verrekeningsinstituut of een indirecte deelnemer niet meegerekend, met gemeenschappelijke regels en standaardprocedures voor de clearing of het uitvoeren van overboekingsopdrachten tussen de deelnemers, mits:
a. de deelnemers het Nederlandse recht hebben gekozen als het recht dat op die overeenkomst van toepassing is; en
b. ten minste een van de deelnemers zijn hoofdvestiging in Nederland heeft.
2 Indien dit noodzakelijk is met het oog op het vermijden van systeemrisico's, kan de Minister van Financiën, De Nederlandsche Bank N.V. gehoord, als systeem aanwijzen een formele overeenkomst tussen twee deelnemers, een afwikkelende instantie, een centrale tegenpartij, een verrekeningsinstituut of een indirecte deelnemer niet meegerekend, met gemeenschappelijke regels en standaardprocedures voor het uitvoeren van overboekingsopdrachten tussen de deelnemers, mits:
a. de deelnemers het Nederlandse recht hebben gekozen als het recht dat op die overeenkomst van toepassing is; en
b. ten minste een van de deelnemers zijn hoofdvestiging in Nederland heeft.

3 Een tussen interoperabele systemen gesloten overeenkomst vormt geen systeem.
4 Aan de beschikking tot aanwijzing als systeem en aan de beschikking tot aanwijzing als systeemexploitant kan de Minister van Financiën voorschriften verbinden.
5 De systeemexploitant stelt De Nederlandsche Bank N.V. in kennis van de instellingen die direct of indirect deelnemen aan het systeem, alsmede van elke aanvang of beëindiging van deelname door een instelling aan het systeem. De Nederlandsche Bank N.V. ontvangt de informatie namens de Minister van Financiën.
6 Van een beschikking als bedoeld in het eerste lid wordt in de Staatscourant mededeling gedaan.
7 De Minister van Financiën meldt de aangewezen systemen aan bij de Europese autoriteit voor effecten en markten.
8 Een instelling deelt desgevraagd een ieder die een gerechtvaardigd belang heeft mee aan welke systemen de instelling deelneemt en verstrekt informatie over de belangrijkste regels die gelden voor de werking van die systemen.

Artikel 212e Ingeval een insolventieprocedure wordt geopend tegen een deelnemer, worden de rechten en de verplichtingen die zij uit of in verband met deelname aan een systeem heeft, bepaald door het recht waardoor dat systeem wordt beheerst.

Artikel 212f Vervallen

Afdeling 11AA

Van het faillissement van een bank

§ 1

In Nederland gevestigde bank en buiten de Europese Economische Ruimte gevestigde bank met bijkantoor in Nederland

Artikel 212g 1 Voor de toepassing van deze afdeling en afdeling 11AB wordt verstaan onder:
a. bank: bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
b. liquidatieprocedure: een collectieve procedure, het faillissement daaronder begrepen, geopend in een lidstaat, die het te gelde maken van de activa van een bank en het op toepasselijke wijze verdelen van de opbrengst onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden behelst, en die noodzakelijkerwijs een optreden van administratieve of rechterlijke instanties behelst, daaronder begrepen de collectieve procedure die wordt afgesloten met een gerechtelijk akkoord of een andere maatregel van dezelfde strekking;
c. lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);
d. lidstaat van herkomst: de lidstaat waar aan een bank de vergunning voor de uitoefening van haar bedrijf is verleend;
e. bevoegde instanties: de administratieve of rechterlijke instanties die bevoegd zijn ter zake van liquidatieprocedures;
f. bevoegde autoriteit:
1°. een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 40, van de verordening kapitaalvereisten; of
2°. een afwikkelingsautoriteit in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel 18, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, met betrekking tot uit hoofde van die richtlijn genomen maatregelen;
g. curator: de curator of elke andere persoon of ander orgaan, aangewezen door de bevoegde instanties van een andere lidstaat dan Nederland of door een bestuursorgaan van de bank om de liquidatieprocedure uit te voeren;
h. financiële instrumenten: instrumenten, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
i. deposito: een deposito als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
j. gegarandeerd deposito: een deposito voor zover dit voor vergoeding ingevolge het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 3:259, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht in aanmerking komt;
k. deposito-overeenkomst: de overeenkomst op grond waarvan een depositohouder een deposito houdt bij een bank;
l. overnemer: degene die deposito-overeenkomsten, activa of passiva anders dan uit hoofde van deposito-overeenkomsten overneemt, degene die bereid is zulks te doen en degene die onderzoekt of hij daartoe bereid is;
m. in aanmerking komend deposito: deposito dat valt onder de werking van het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 3:259, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;
n. kleine, middelgrote en micro-ondernemingen: kleine, middelgrote en mirco-ondernemingen als met betrekking tot het criterium jaaromzet gedefinieerd in de aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, (PbEU 2003, L 124/16);
o. verordening kapitaalvereisten: Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176);
p. verordening bankentoezicht: Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287);
q. richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsafbmondernemingen: Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU,2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173);
r. richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014: Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PbEU 2014, L 173);
s. verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme: Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225);
t. richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen: Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PbEU 2019, L 314);
u. richtlijn gedekte obligaties: Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (PbEU 2019, L 328).
2 Voor de toepassing van deze afdeling is een bank gevestigd in:
a. de staat waar de statutaire zetel is, indien het een rechtspersoon betreft die overeenkomstig het toepasselijke recht een statutaire zetel heeft; en
b. de staat waar haar zij haar hoofdbestuur heeft en zij feitelijk werkzaam is, indien het een andere bank betreft dan de bank, bedoeld in onderdeel a.

Artikel 212h 1 In afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt de faillietverklaring van een in Nederland gevestigde bank door de rechtbank Amsterdam.
2 Een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde bank die daar een vergunning heeft verkregen kan in Nederland niet in staat van faillissement worden verklaard.
3 Het eerste lid is, in afwijking van artikel 2, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing op de faillietverklaring van:
a. een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde bank die in die lidstaat geen vergunning heeft verkregen, en die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor; en
b. een in een staat die geen lidstaat is gevestigde bank die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.

Artikel 212ha 1 Indien De Nederlandsche Bank N.V. of de Afwikkelingsraad, genoemd in artikel 42 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, naar gelang welke autoriteit bevoegd is, oordeelt ten aanzien van een bank dat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme is voldaan, maar dat een afwikkelingsmaatregel niet in het algemeen belang, bedoeld in onderdeel c van dat artikel, is, verzoekt De Nederlandsche Bank N.V. binnen een redelijke termijn de rechtbank Amsterdam het faillissement van de bank uit te spreken.
2 Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. kan niet het faillissement van een bank die een door de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft aanvragen.
3 Een bank die een door de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft kan aangifte doen van haar eigen faillissement. In dat geval stelt de rechtbank de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V., al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, in staat te worden gehoord alvorens te beslissen op de aangifte.

Artikel 212hb Indien het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van een bank met zetel in Nederland die niet een door de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft een bijzondere voorziening behoeft kan de rechtbank Amsterdam op verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement uitspreken.

Artikel 212hc Vervallen

Artikel 212hd De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van het verzoekschrift aan de bank en geeft kennis van de inhoud van het verzoekschrift aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar een bijkantoor van de bank is gelegen of waarnaar zij diensten verricht vanuit haar vestigingen in een andere lidstaat.

Artikel 212he De rechtbank behandelt het verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. tot het uitspreken van het faillissement of een aangifte door de bank met de meeste spoed op een niet openbare zitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voorzover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.

Artikel 212hf 1 De bank kan, na in gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen het oordeel van de Nederlandsche Bank N.V. dat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 212ha, eerste lid.
2 Ingeval een bank zich heeft verweerd tegen een oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien De Nederlandsche Bank N.V. in redelijkheid niet tot dat oordeel heeft kunnen komen.

Artikel 212hg De rechtbank spreekt het faillissement uit indien summierlijk blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme.

Artikel 212hga 1 De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement, of daarna op verzoek van de curator aan de curator een machtiging verlenen die strekt tot het doen overgaan aan een derde van het geheel of een gedeelte van de verbintenissen van de bank, welke zij in de uitoefening van het bedrijf van bank tot het ter beschikking krijgen van gelden is aangegaan.
2 De toestemming of medewerking van een ander dan de derde is niet vereist.

Artikel 212hgb 1 De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement, of daarna op verzoek van de curator, aan de curator een machtiging verlenen die strekt tot wijziging, bij de overgang van verbintenissen die de bank met zetel in Nederland in de uitoefening van haar bedrijf als bank tot het ter beschikking verkrijgen van gelden is aangegaan, van die verbintenissen, met dien verstande dat de bedingen in overeenkomsten waaruit de volgende vorderingen voortvloeien daarbij niet kunnen worden gewijzigd:
a. vorderingen die door pand of hypotheek op goederen van de bank zijn gedekt;
b. termijnen van huurkoop;
c. vorderingen tot nakoming van financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn financiëlezekerheidsovereenkomsten; of
d. de verplichtingen die voortvloeien uit corresponderende posities en daarmee samenhangende cliëntposities als bedoeld in hoofdstuk 3b van de Wet giraal effectenverkeer, alsmede de verplichtingen met betrekking tot het stellen van zekerheid in verband met de betreffende derivatenposities, voor wat betreft de verplichtingen jegens cliënten beperkt tot de verplichtingen die kunnen worden voldaan uit het derivatenvermogen, bedoeld in artikel 49g, eerste lid, van die wet.
2 De verbintenissen kunnen overgaan met uitsluiting van enig met deze rechten en verplichtingen samenhangend recht op schadevergoeding.
3 Indien de curator na het uitspreken van het faillissement het verzoek doet, behandelt de rechtbank het verzoek met de meeste spoed op een niet openbare zitting op de voet van rechtspleging in burgerlijke zaken. De Nederlandsche Bank N.V. wordt gehoord.
4 Indien de rechtbank de machtiging verleent, bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. De curator kan verlenging van de geldigheidsduur voor telkens ten hoogste anderhalf jaar verzoeken. Zolang bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de machtiging op een verzoek tot verlenging niet is beschikt, wordt de machtiging gehandhaafd.
5 Indien een curator voornemens is over te gaan tot overdracht van verbintenissen die een bank met zetel in Nederland in de uitoefening van haar bedrijf als bank tot het ter beschikking verkrijgen van gelden heeft aangegaan, vraagt hij daaromtrent advies van De Nederlandsche Bank N.V.. Indien de curator toestemming als bedoeld in artikel 176 vraagt, legt hij daarbij dit advies over.

Artikel 212hgc 1 Zodra de overgang van rechten en verplichtingen heeft plaatsgevonden, maakt de curator de overgang en, ingeval de overeenkomst is gewijzigd, de wijzigingen bekend door plaatsing in de Staatscourant en in ten minste drie dagbladen die door de rechtbank kunnen zijn aangewezen. Ingeval de rechtbank geen dagbladen heeft aangewezen, kan de curator de overgang en de wijzigingen ook op andere wijze bekendmaken.
2 De overdracht en de wijzigingen worden ten aanzien van alle andere belanghebbenden dan de bank en de derde van kracht met ingang van de tweede dag, volgende op die van de dagtekening van de Staatscourant waarin de bekendmaking is geplaatst.
3 De Nederlandsche Bank N.V. deelt de overdracht en de wijzigingen mede aan de toezichthoudende instanties waar een bijkantoor van de bank is gelegen of waarnaar hij diensten verricht vanuit zijn vestigingen in lidstaten.

Artikel 212hgd* 1 Bij het uitspreken van het faillissement benoemt de rechtbank een van haar leden tot rechter-commissaris en benoemt zij een of meer curatoren. De Nederlandsche Bank N.V. kan voor de benoeming van de curator of curatoren voordrachten doen.
2 Indien het verzoek wordt toegewezen, wordt de beschikking op een openbare zitting uitgesproken en wordt een uittreksel ervan onverwijld door de curator bekendgemaakt in de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen Nederlandse dagbladen en ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar een bijkantoor van de bank is gelegen of waarnaar zij diensten verricht. De uittreksels vermelden naam en zetel van de bank, de woonplaats of het kantoor van de curator alsmede de datum van de beschikking. De publicatie in de landelijke dagbladen geschiedt in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaat. In de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en de landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar de bank een bijkantoor heeft of waarnaar zij diensten verricht wordt daarenboven vermeld dat op het faillissement, behoudens uitzonderingen, Nederlands recht van toepassing is, de rechtsgrondslag, of de Europese Centrale Bank dan wel De Nederlandsche Bank N.V. de bevoegde toezichthouder is, alsmede de uiterste datum waarop tegen de beschikking beroep in cassatie kan worden ingesteld met vermelding van het volledige adres van de Hoge Raad en het onderwerp van de beschikking.

Artikel 212hgd 1 De Nederlandsche Bank N.V. kan de bank die in staat van faillissement is verklaard, de rechtspersonen die met de bank een groep vormen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de verkrijger verplichten tot het aan elkaar verstrekken van gegevens en verlenen van bijstand.
2 De Nederlandsche Bank N.V. kan de bank die in staat van faillissement is verklaard en de rechtspersonen die met de bank een groep vormen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplichten tot het verschaffen van diensten en faciliteiten die nodig zijn om de overnemer in staat te stellen de op hem overgegane bedrijfsactiviteiten effectief uit te oefenen.

Artikel 212hi 1 Een beschikking als bedoeld in artikel 212hb, 212hga, eerste lid, of 212hgb, eerste lid, is uitvoerbaar bij voorraad.
2 Artikel 10 is niet van toepassing.

Artikel 212hj Vervallen

Artikel 212hk Vervallen

Artikel 212hl Vervallen

Artikel 212hm Vervallen

Artikel 212hn Vervallen

Artikel 212ho Vervallen

Artikel 212hp Vervallen

Artikel 212hq Vervallen

Artikel 212hr Vervallen

Artikel 212i De Nederlandsche Bank N.V. kan een verzoek om een bank in staat van faillissement te verklaren zonder tussenkomst van een advocaat indienen.

Artikel 212j De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van haar verzoekschrift aan de bank en geeft van de inhoud daarvan kennis aan:
a. de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar de bank een bijkantoor heeft of waarheen zij diensten verricht vanuit de vestigingen in de Europese Unie, indien het een in Nederland gevestigde bank betreft;
b. de bevoegde autoriteiten van de andere Lidstaten waarheen zij diensten verricht vanuit een bijkantoor in Nederland indien het een buiten de Europese Unie gevestigde bank betreft.

Artikel 212k De Nederlandsche Bank N.V. stelt een ontwerpbesluit als bedoeld in artikel 1:104, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht op of trekt de vergunning van de bank in, indien deze op het tijdstip van de faillietverklaring nog een vergunning heeft.

Artikel 212l Indien op een bank een maatregel als bedoeld in de afdeling 3A.1.5 van de Wet op het financiële toezicht van toepassing is tegelijkertijd met een eigen aangifte door de bank, vervalt de eigen aangifte van rechtswege.

Artikel 212m Vervallen

Artikel 212ma Vervallen

Artikel 212n Na de inkennisstelling, bedoeld in artikel 212c, stelt De Nederlandsche Bank N.V. onverwijld de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten in kennis van het vonnis tot faillietverklaring, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval.

Artikel 212o 1 Onverminderd artikel 14, derde lid, plaatst de curator het uittreksel van het vonnis van faillietverklaring in het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee landelijke dagbladen van iedere andere lidstaat dan Nederland waar de bank een bijkantoor heeft of waarheen zij diensten verricht.
2 In aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 14, vermeldt de curator dat het Nederlandse recht, behoudens uitzonderingen, van toepassing is.
3 De curator kan verzoeken dat het faillissement wordt ingeschreven in een openbaar register in een andere lidstaat.
4 De kosten van inschrijving op de voet van het derde lid zijn boedelschuld.

Artikel 212p 1 De curator geeft van het vonnis tot faillietverklaring onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis.
2 De curator die op de voet van artikel 109 aan alle bekende schuldeisers kennis geeft van de in dat artikel bedoelde beschikkingen, deelt daarbij tevens mede wat de gevolgen zijn van het indienen van een vordering na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 109, eerste lid, alsmede artikel 127, eerste en tweede lid, en dat schuldeisers, daaronder begrepen de schuldeisers met een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht, hun vorderingen bij de curator moeten indienen, met, in het voorkomende geval, de opgave dat op een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht aanspraak wordt gemaakt.
3 De curator stelt alle bekende schuldeisers regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de procedure.

Artikel 212q 1 De kennisgeving, bedoeld in artikel 212p, eerste lid, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat, geschiedt in het Nederlands met een formulier dat in alle officiële talen van de Europese Unie het opschrift draagt «Oproep tot indiening van opmerkingen betreffende schuldvorderingen. Termijnen».
2 Elke schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat kan zijn vordering en schriftelijke opmerkingen betreffende zijn vordering indienen in een officiële taal van die lidstaat met een verklaring met als opschrift in de Nederlandse taal «Indiening van een vordering» onderscheidenlijk «Indiening van opmerkingen betreffende een vordering».
3 De curator kan een vertaling in het Nederlands van het stuk waarbij de vordering wordt ingediend en van de opmerkingen betreffende de vordering verlangen.

Artikel 212r In afwijking van artikel 52, tweede lid, bevrijdt voldoening na de bekendmaking van de faillietverklaring van een bank die geen natuurlijk persoon is tegenover de boedel indien degene die haar deed, bewijst dat hij niet bekend was met de faillietverklaring.

Artikel 212ra 1 De volgende vorderingen worden verhaald op de boedel na de vorderingen, genoemd in artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en voor de vorderingen van concurrente schuldeisers, in de volgende volgorde:
a. vorderingen ter zake van gegarandeerde deposito’s, met inbegrip van vorderingen van het Depositogarantiefonds die op grond van artikel 3:261, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht in de rechten van de depositohouder ter zake van een vordering op de betalingsonmachtige bank is getreden, alsmede vorderingen van het Depositogarantiefonds als bedoeld in artikel 3:265e, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht;
b. vorderingen ter zake van het gedeelte van in aanmerking komende deposito’s dat groter is dan het bedrag van de vergoeding dat krachtens artikel 3:259, derde lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht is vastgesteld, welke deposito’s worden aangehouden door natuurlijke personen en door micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, alsmede van deposito’s, aangehouden door natuurlijke personen en door micro-, kleine en middelgrote ondernemingen die in aanmerking komende deposito’s zouden zijn indien zij niet waren aangehouden in buiten de Europese Unie gelegen bijkantoren van banken met zetel in de Europese Unie.
2 Zowel binnen onderdeel a als binnen onderdeel b van het eerste lid hebben de vorderingen onderling een gelijke rang.

Artikel 212rb 1 Onmiddellijk na de vorderingen van concurrente schuldeisers en voor vorderingen die op enige grond zijn achtergesteld op concurrente schuldeisers, worden vorderingen uit schuldinstrumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 48, onder ii, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, die voldoen aan de criteria, genoemd in artikel 108, tweede lid, van die richtlijn, verhaald op de boedel.
2 De vorderingen uit schuldinstrumenten, bedoeld in het eerste lid, hebben onderling een gelijke rang.
3 Dit artikel is van toepassing op een gefailleerde die ten tijde van de uitgifte van de schuldinstrumenten een entiteit was als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.

Artikel 212rc 1 De indiening op de voet van artikel 110 van een vordering houdt tevens in de indiening van een vordering met betrekking tot de interesten over die vordering die vanaf de faillietverklaring lopen.
2 In afwijking van artikel 128 wordt ook de vordering met betrekking tot de andere interesten dan die welke door pand of hypotheek zijn gedekt, pro memorie geverifieerd.

Artikel 212rd 1 De curator kan een tussentijdse uitkering doen op bepaalde vorderingen, indien de rechter-commissaris daarvoor op verzoek van de curator toestemming geeft.
2 De rechter-commissaris kan toestemming verlenen indien:
a. voldoende waarschijnlijk is voor welke bedragen de desbetreffende vorderingen geheel of ten minste zullen worden geverifieerd;
b. een tussentijdse uitkering wenselijk is om te bewerkstelligen dat de periode na de faillietverklaring waarover de interesten lopen, wordt bekort; en
c. de tussentijdse uitkeringen niet ten koste gaan van andere schuldeisers.

Artikel 212re De faillietverklaring van een bank die een gedekte obligatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel 1, van de richtlijn gedekte obligaties heeft uitgegeven, leidt niet tot wijziging van de rechten van de houder van een gedekte obligatie jegens een derde in verband met die gedekte obligatie.

Artikel 212rf 1 Voor zover dat niet reeds uit de wet volgt, worden vorderingen die voortvloeien uit bestanddelen van het eigen vermogen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 38, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, op de boedel verhaald na de vorderingen die niet voortvloeien uit een bestanddeel van het eigen vermogen, bedoeld in dat artikel, in de volgende volgorde:
a. vorderingen uit hoofde van kapitaalinstrumenten of achtergestelde schuldinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 63 van de verordening kapitaalvereisten;
b. vorderingen uit hoofde van kapitaalinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 52, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten;
c. vorderingen uit hoofde van kapitaalinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 28, eerste tot en met vierde lid, artikel 29, eerste tot en met vijfde lid, of artikel 31, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten.
2 Vorderingen die niet langer voortvloeien uit bestanddelen van het eigen vermogen als bedoeld in het eerste lid worden op de boedel verhaald onmiddellijk voor de vorderingen, bedoeld in het eerste lid, tenzij een andere wijziging in de achterstelling is overeengekomen die in overeenstemming is met de verordening kapitaalvereisten.
3 Indien een achterstelling van een vordering volgt uit een verwijzing naar een andere achtergestelde vordering en de achterstelling van een van die twee vordering wordt gewijzigd doordat zij niet langer voortvloeit uit bestanddelen van het eigen vermogen is die wijziging niet van invloed op de achterstelling van de andere vordering.
4 Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor zover een instrument slechts gedeeltelijk als een eigenvermogensbestanddeel wordt erkend, het gehele instrument behandeld als een uit een eigenvermogensbestanddeel voortvloeiende vordering met een lagere rang dan vorderingen die niet voortvloeien uit een eigenvermogensbestanddeel.

§ 2

Bepalingen van internationaal privaatrecht

Artikel 212s 1 Een in een andere lidstaat van herkomst dan Nederland genomen beslissing tot opening van een liquidatieprocedure met betrekking tot een bank wordt van rechtswege erkend.
2 De beslissing heeft rechtsgevolgen binnen Nederland vanaf het tijdstip dat zij rechtsgevolgen heeft in de lidstaat van herkomst.

Artikel 212t De beslissing tot opening van een liquidatieprocedure, de liquidatieprocedure zelf en de rechtsgevolgen van de liquidatieprocedure worden beheerst door het recht van de lidstaat waar de liquidatieprocedure is geopend, tenzij de wet anders bepaalt.

Artikel 212u 1 De beslissing tot opening van een liquidatieprocedure laat onverlet het goederenrechtelijke recht van een schuldeiser of een derde op een goed of goederen, zowel bepaalde goederen als gehelen van onbepaalde goederen met een wisselende samenstelling, die toebehoren aan de bank en die zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevinden op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder goederenrechtelijk recht in ieder geval verstaan:
a. het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit het goed, in het bijzonder op grond van een recht van pand of recht van hypotheek;
b. het uitsluitende recht een vordering te innen, in het bijzonder op grond van een pandrecht op de vordering of op grond van een cessie tot zekerheid van de vordering;
c. het recht om een goed van een ieder die het zonder recht houdt op te eisen, van dat goed afgifte te verlangen of van dat goed een ongestoord genot te verlangen;
d. het goederenrechtelijke recht om van een goed de vruchten te trekken.
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt met een goederenrechtelijk recht gelijk gesteld met in een openbaar register ingeschreven recht tot verkrijging van een goederenrechtelijk recht als bedoeld in het eerste lid dat aan derden kan worden tegengeworpen.
4 Voor de toepassing van dit artikel is de lidstaat waar een goed zich bevindt:
a. met betrekking tot registergoederen en rechten op registergoederen: de lidstaat onder het gezag waarvan het desbetreffende register wordt gehouden;
b. met betrekking tot zaken, voor zover niet vallend onder onderdeel a: de lidstaat op het grondgebied waarvan de zaak zich bevindt;
c. met betrekking tot schuldvorderingen, de lidstaat op het grondgebied waarvan de derde-schuldenaar is gevestigd.

Artikel 212v 1 Ingeval de bank een zaak heeft gekocht, laat de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure onverlet de op een eigendomsvoorbehoud berustende rechten van de verkoper, indien de zaak waarop het eigendomsvoorbehoud betrekking heeft zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
2 Ingeval de bank een zaak heeft verkocht, is de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure geen grond voor ontbinding of beëindiging van de overeenkomst tot verkoop, en belet de liquidatieprocedure de koper niet de eigendom van de gekochte zaak te verkrijgen, indien de zaak zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
3 Artikel 212u, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 212w Indien degene die zowel schuldeiser als schuldenaar is van de bank bevoegd is zijn schuld te verrekenen met de vordering op de bank op grond van het recht dat van toepassing is op de vordering van de bank, laat de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure de bedoelde bevoegdheid onverlet.

Artikel 212x De artikelen 212u tot en met 212w staan er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers welke van die rechtshandeling het gevolg is.

Artikel 212ij In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor arbeidsovereenkomsten en andere rechtsverhoudingen ter zake van het verrichten van arbeid uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op die overeenkomst of rechtsverhouding van toepassing is.

Artikel 212z In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor een overeenkomst die het recht geeft op het genot of de verkrijging van een onroerende zaak uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de onroerende zaak is gelegen. Dit recht bepaalt of een zaak roerend dan wel onroerend is.

Artikel 212aa In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor de rechten van de bank op een registergoed beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.

Artikel 212bb In afwijking van artikel 212t worden, onverminderd artikel 212hh, de gevolgen van een liquidatieprocedure voor de rechten en verplichtingen van deelnemers aan een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 21, van richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 uitsluitend beheerst door het recht dat op die markt van toepassing is.

Artikel 212cc In afwijking van artikel 212t wordt de rechtsgeldigheid van een rechtshandeling, onder bezwarende titel aangegaan door de bank na het tijdstip van opening van een liquidatieprocedure, waarmee zij beschikt over een registergoed of effecten of andere waardepapieren waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register of op een wettelijk voorgeschreven rekening veronderstelt, of die zijn geplaatst in een door het recht van een lidstaat beheerst gecentraliseerd effectendepot, beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register, de rekening of het depot wordt gehouden dan wel, indien het een onroerende zaak betreft, door het recht van de lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen.

Artikel 212dd In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van de liquidatieprocedure voor een aanhangige rechtsvordering betreffende een goed waarover de bank het beheer en de beschikking heeft verloren, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het rechtsgeding aanhangig is.

Artikel 212ee Artikel 212t is niet van toepassing op regels betreffende de nietigheid, de vernietigbaarheid van voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandelingen en evenmin op de regels die bepalen of dergelijke rechtshandelingen kunnen worden tegengeworpen, indien degene die voordeel heeft gehad bij die rechtshandeling bewijst dat:
a. die rechtshandeling wordt beheerst door het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst; en
b. dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid dat die rechtshandeling wordt aangetast onderscheidenlijk niet kan worden tegengeworpen.

Artikel 212ff In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor een overeenkomst tot verrekening als bedoeld in artikel 212a, onderdeel m, uitsluitend beheerst door het recht dat van toepassing is op die overeenkomst.

Artikel 212gg In afwijking van artikel 212t worden, onverminderd artikel 212hh, de gevolgen van een liquidatieprocedure voor een overeenkomst waarbij de ene partij, de koper, zich verbindt tot een latere overdracht van een gelijke hoeveelheid activa van dezelfde soort aan de verkoper, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat van toepassing is op die overeenkomst.

Artikel 212hh In afwijking van artikel 212t worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor het uitoefenen van het rechten op financiële instrumenten waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een register, op een rekening of in een in een lidstaat bijgehouden of gesitueerd gecentraliseerd effectendepot veronderstelt, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het register, de rekening of het gecentraliseerde effectendepot waar deze rechten zijn ingeschreven, wordt bijgehouden of is gesitueerd.

Artikel 212ii 1 Behoudens de bevoegdheid tot het aanwenden van een dwangmaatregel en de bevoegdheid tot het doen van een uitspraak in een geding of een geschil heeft de curator uit een andere lidstaat van herkomst dan Nederland in Nederland de bevoegdheden die hij in de lidstaat van herkomst heeft. De wijze van uitoefenen van deze bevoegdheden in Nederland wordt beheerst door het Nederlandse recht.
2 De curator kan personen aanwijzen om hem te vertegenwoordigen of anderszins bij te staan.
3 Indien op grond van het recht van de lidstaat van herkomst personen zijn aangewezen om de curator te vertegenwoordigen of anderszins bij te staan, kunnen zij de bevoegdheden die zij hebben op grond van het recht van die lidstaat uitoefenen op het grondgebied van Nederland.

Artikel 212jj 1 Voor het bewijs van aanwijzing van de curator uit een andere lidstaat dan Nederland volstaat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde instanties van de lidstaat gegeven schriftelijke verklaring.
2 De curator uit een andere lidstaat dan Nederland toont op verlangen van een ieder tegenover wie hij zijn bevoegdheden wenst uit te oefenen een vertaling in de Nederlandse taal van het afschrift.

Artikel 212kk Op verzoek van een curator uit een andere lidstaat dan Nederland worden de gegevens met betrekking tot een liquidatieprocedure, geopend in een andere lidstaat dan Nederland, door de griffier van de rechtbank Den Haag ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19, eerste lid.

Artikel 212ll Indien het faillissement is uitgesproken van een bank die niet is gevestigd in een staat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en een bijkantoor in Nederland heeft, stelt de griffier van de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. onverwijld in kennis van de inhoud van de beschikking, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval. De Nederlandsche Bank N.V. stelt daarna onverwijld de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie en van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in kennis van de beschikking, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval. De Nederlandsche Bank N.V. stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten van de Europese Unie en van de andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in kennis van de beschikking en van de beëindiging van de faillietverklaring.

Artikel 212mm 1 Indien een bank die niet is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en een bijkantoor heeft in Nederland en een of meer bijkantoren in andere lidstaten, trachten zowel de rechtbank als de Nederlandsche Bank hun optreden te coördineren met de bevoegde instanties onderscheidenlijk de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaten.
2 In het in het eerste lid bedoelde geval tracht de in Nederland benoemde curator zijn optreden te coördineren met de curatoren in de andere lidstaten waarin aan de financiële onderneming een vergunning is verleend.

Artikel 212nn De curator kan in de verslagen, bedoeld in artikel 73a, geen gegevens of inlichtingen opnemen die betrekking hebben op derden die betrokken zijn of zijn geweest bij pogingen de bank in staat te stellen zijn bedrijf voort te zetten.

Artikel 212nna Indien De Nederlandsche Bank N.V. gebruik heeft gemaakt van een bevoegdheid op grond van afdeling 3A.1.5 van de Wet op het financieel toezicht ten aanzien van een entiteit als bedoeld in artikel 3A:2, onderdelen c tot en met g, van die wet, is afdeling 11AA, met uitzondering van de artikelen 212k en 212r, van overeenkomstige toepassing op het faillissement van die entiteit.

Afdeling 11AB

Van het faillissement van een beleggingsonderneming

Artikel 212oo Afdeling 11AA met uitzondering van de artikelen 212k, 212ra, 212rc tot en met 212rf en 212nna is van overeenkomstige toepassing op een beleggingsonderneming met zetel in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht is verleend en, waar van toepassing, haar bijkantoor in een andere lidstaat. De artikelen 212rc, 212rd en 212rf zijn van overeenkomstige toepassing op beleggingsondernemingen in de zin van artikel 4, eerste lid, onderdeel 1, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 waarop artikel 9, eerste lid, van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen van toepassing is.

Afdeling 11B

Van het faillissement van een verzekeraar

§ 1

Definities

Artikel 213 Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a. verzekeraar: een schadeverzekeraar of levensverzekeraar als bedoeld in onderdeel d, onderdeel e, onderscheidenlijk onderdeel f;
b. overeenkomst van schadeverzekering: een overeenkomst van schadeverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
c. overeenkomst van levensverzekering: een overeenkomst van levensverzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
d. schadeverzekeraar: een schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die onder het toepassingsgebied van de richtlijn solvabiliteit II valt;
e. levensverzekeraar: een levensverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die onder het toepassingsgebied van de richtlijn solvabiliteit II valt;
f. herverzekeraar: een herverzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht die onder het toepassingsgebied van de richtlijn solvabiliteit II valt;
g. zetel: de plaats waar een verzekeraar of een moedermaatschappij van een verzekeraar volgens zijn of haar statuten of reglementen is gevestigd of, indien deze geen rechtspersoon is, de plaats waar die verzekeraar of die moedermaatschappij zijn of haar hoofdvestiging heeft;
h. bijkantoor: een duurzame aanwezigheid van een verzekeraar, met uitzondering van de zetel, beheerd door eigen personeel van de verzekeraar of door een zelfstandig persoon die is gemachtigd duurzaam voor de verzekeraar op te treden;
i. liquidatieprocedure: een collectieve procedure, het faillissement daaronder begrepen, geopend in een lidstaat van de Europese Unie, die het te gelde maken van de activa van een verzekeraar en het op toepasselijke wijze verdelen van de opbrengst onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden behelst, en die noodzakelijkerwijs een optreden van de administratieve of rechterlijke instanties van die lidstaat behelst, daaronder begrepen de collectieve procedure die wordt afgesloten met een gerechtelijk akkoord of een andere maatregel van dezelfde strekking, ongeacht of de procedure op insolventie berust en ongeacht of de procedure op eigen aangifte van de verzekeraar dan wel op verzoek van een ander is geopend;
j. lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie of een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de op 2 mei 1992 tot stand gekomen overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);
k. lidstaat van herkomst: de lidstaat waar de verzekeraar zijn zetel heeft;
l. bevoegde instanties: de administratieve of rechterlijke instanties die bevoegd zijn ter zake van liquidatieprocedures;
m. toezichthoudende autoriteit: de instantie die in een lidstaat bij of krachtens de wet met het toezicht op het verzekeringsbedrijf is belast;
n. curator: de curator of elke andere persoon of ander orgaan, aangewezen door de bevoegde instanties van een andere lidstaat dan Nederland of door een bestuursorgaan van de verzekeraar om de liquidatieprocedure uit te voeren;
o. vordering uit hoofde van verzekering: de rechtstreekse vordering op de verzekeraar uit hoofde van een overeenkomst van verzekering of een overeenkomst tot kapitalisatieverrichtingen of beheer over collectieve pensioenfondsen als bedoeld onder punten 6 en 7 van de opsomming betreffende het bedrijf van levensverzekeraar in de Bijlage branches bij de Wet op het financieel toezicht;
p. overnemer: degene die activa of passiva overneemt, degene die bereid is zulks te doen en degene die onderzoekt of hij daartoe bereid is;
q. richtlijn solvabiliteit II: richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (herschikking) (PbEU 2009, L 335);
r. moedermaatschappij: een moedermaatschappij als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

§ 2

Verzekeraars met zetel in Nederland, verzekeraars zonder vergunning met zetel in een andere lidstaat dan Nederland en verzekeraars met zetel buiten de Europese Unie met bijkantoor in Nederland

Artikel 213a 1 In afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt de faillietverklaring van een verzekeraar met zetel in Nederland door de rechtbank Amsterdam.
2 Een verzekeraar met zetel in een in een andere lidstaat dan Nederland die daar een vergunning heeft verkregen kan in Nederland niet in staat van faillissement worden verklaard.
3 Het eerste lid is, in afwijking van artikel 2, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing op de faillietverklaring van:
a. een verzekeraar met zetel in een andere lidstaat dan Nederland die in die lidstaat geen vergunning heeft verkregen, en die zijn bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor; en
b. een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, en die zijn bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.

Artikel 213abis 1 De Nederlandsche Bank N.V. kan de rechtbank Amsterdam verzoeken ten aanzien van een verzekeraar het faillissement uit te spreken indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3A:85, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet op het financieel toezicht.
2 De omstandigheid dat De Nederlandsche Bank N.V. de vergunning van een verzekeraar heeft ingetrokken, staat niet eraan in de weg dat ten aanzien van die verzekeraar toepassing wordt gegeven aan deze afdeling.
3 Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. kan niet het faillissement van een verzekeraar die een door De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft of heeft gehad aanvragen.
4 De Nederlandsche Bank N.V. overlegt bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, een advies over de uitvoering van het faillissement door de curator.

Artikel 213ab Indien het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van het bedrijf van een verzekeraar die niet een door De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft een bijzondere voorziening behoeft, kan de rechtbank Amsterdam, onverminderd artikel 1, eerste lid, op verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement uitspreken.

Artikel 213ac Vervallen

Artikel 213ad Vervallen

Artikel 213ad1 1 De rechtbank is bevoegd inzage te nemen of te doen nemen, door daartoe door haar aangewezen deskundigen, van zakelijke gegevens en bescheiden van de betrokken verzekeraar.
2 Degene die de gegevens onder zich heeft, verstrekt de gegevens en bescheiden binnen een door de rechtbank te bepalen termijn.

Artikel 213ae De rechtbank behandelt het verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. tot het uitspreken van het faillissement of een aangifte door de verzekeraar met de meeste spoed op een niet openbare zitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voor zover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.

Artikel 213af 1 De verzekeraar kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. dat zich een situatie als bedoeld in artikel 213a bis voordoet.
2 Ingeval een verzekeraar zich heeft verweerd tegen een beslissing of oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien De Nederlandsche Bank N.V. in redelijkheid niet tot die beslissing of dat oordeel heeft kunnen komen.

Artikel 213ag 1 De rechtbank spreekt het faillissement uit indien summierlijk blijkt dat zich een situatie, als bedoeld in artikel 213a bis, eerste lid, voordoet.
2 Bij het uitspreken van het faillissement benoemt de rechtbank een van haar leden tot rechter-commissaris en benoemt zij een of meer curatoren. De Nederlandsche Bank N.V. kan voor de benoeming van curatoren voordrachten doen.
3 Indien het verzoek wordt toegewezen, wordt de beschikking op een openbare zitting uitgesproken en wordt een uittreksel ervan onverwijld door de curator bekendgemaakt in de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen Nederlandse dagbladen en ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar een bijkantoor van de verzekeraar is gelegen of waarnaar hij diensten verricht. De uittreksels vermelden naam en zetel van de desbetreffende verzekeraar, de woonplaats of het kantoor van de curator alsmede de datum van de beschikking. De publicatie in de landelijke dagbladen geschiedt in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaat. In de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en de landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar de verzekeraar een bijkantoor heeft of waarnaar hij diensten verricht wordt daarenboven vermeld dat op het faillissement, behoudens uitzonderingen, Nederlands recht van toepassing is, de rechtsgrondslag, dat De Nederlandsche Bank N.V. de bevoegde toezichthouder is, alsmede de uiterste datum waarop tegen de beschikking beroep in cassatie kan worden ingesteld met vermelding van het volledige adres van de Hoge Raad en het onderwerp van de beschikking.

Artikel 213aga 1 De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement, of daarna op verzoek van de curator aan de curator een machtiging verlenen die strekt tot het doen overgaan aan een derde van rechten en verplichtingen krachtens overeenkomst van verzekering die de verzekeraar heeft gesloten.
2 De toestemming of medewerking van een ander dan de derde is niet vereist.
3 Ingeval de curator na het uitspreken van het faillissement het verzoek doet, behandelt de rechtbank het verzoek met de meeste spoed op een niet openbare zitting op de voet van rechtspleging in burgerlijke zaken. De Nederlandsche Bank N.V. wordt gehoord.
4 Indien de rechtbank de machtiging verleent, bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. Voor het verstrijken van de termijn kan de curator verlenging van de geldigheidsduur voor telkens ten hoogste anderhalf jaar verzoeken. Zolang bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de machtiging op een verzoek tot verlenging niet is beschikt, wordt de machtiging gehandhaafd.
5 Indien een curator voornemens is over te gaan tot overgang van rechten en verplichtingen krachtens overeenkomst van verzekering, vraagt hij daaromtrent advies van De Nederlandsche Bank N.V.. Indien de curator toestemming als bedoeld in artikel 176 vraagt, legt hij daarbij dit advies over.

Artikel 213agb 1 De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement, of daarna op verzoek van de curator, aan de curator een machtiging verlenen die strekt bij de overgang op een derde van rechten en verplichtingen krachtens overeenkomst van verzekering die de verzekeraar heeft gesloten, tot wijziging van die overeenkomst van verzekering.
2 De rechten en verplichtingen kunnen overgaan met uitsluiting van enig met de rechten en verplichtingen samenhangend recht op schadevergoeding.
3 Een wijziging als bedoeld in het eerste lid die betrekking heeft op een levensverzekering kan niet tot gevolg hebben dat aan verzekeringnemers meer verplichtingen worden opgelegd.
4 Ingeval de curator na het uitspreken van het faillissement het verzoek doet, behandelt de rechtbank het verzoek met de meeste spoed op een niet openbare terechtzitting op de voet van rechtspleging in burgerlijke zaken. De Nederlandsche Bank N.V. wordt gehoord.
5 Indien de rechtbank de machtiging verleent, bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. Voor het verstrijken van de termijn kan de curator verlenging van de geldigheidsduur voor telkens ten hoogste anderhalf jaar verzoeken. Zolang bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de machtiging op een verzoek tot verlenging niet is beschikt, wordt de machtiging gehandhaafd.

Artikel 213agc 1 Zodra de overgang van rechten en verplichtingen heeft plaatsgevonden, maakt de curator de overgang en, ingeval de overeenkomst is gewijzigd, de wijzigingen bekend door plaatsing in de Staatscourant en in ten minste drie dagbladen, die door de rechtbank kunnen zijn aangewezen.
2 De overgang en de wijzigingen worden ten aanzien van alle andere belanghebbenden dan de verzekeraar en de derde van kracht met ingang van de tweede dag, volgende op die van de dagtekening van de Staatscourant waarin de bekendmaking is geplaatst.
3 De Nederlandsche Bank N.V. deelt de overgang en de wijzigingen mede aan de toezichthoudende instanties waar een bijkantoor van de verzekeraar is gelegen of waarnaar hij diensten verricht vanuit zijn vestigingen in lidstaten.

Artikel 213ah Een beschikking als bedoeld in de artikelen 213agb en 213aga, eerste lid, is uitvoerbaar bij voorraad.

Artikel 213ai Vervallen

Artikel 213aj Vervallen

Artikel 213ak Vervallen

Artikel 213al Vervallen

Artikel 213am Vervallen

Artikel 213an Vervallen

Artikel 213ao Vervallen

Artikel 213ap Vervallen

Artikel 213aq Vervallen

Artikel 213ar 1 Onverminderd artikel 1 kan De Nederlandsche Bank N.V. de rechtbank Amsterdam verzoeken het faillissement uit te spreken ten aanzien van een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, indien zich ten aanzien van die verzekeraar een situatie als bedoeld in dat artikel voordoet en De Nederlandsche Bank N.V. oordeelt dat:
a. er ten aanzien van de moedermaatschappij tekenen zijn van een gevaarlijke ontwikkeling met betrekking tot het eigen vermogen, de solvabiliteit of de liquiditeit, onderscheidenlijk de technische voorzieningen, en redelijkerwijs is te voorzien dat die ontwikkeling niet voldoende of niet tijdig ten goede zal keren; en
b. het faillissement voor de afwikkeling van die verzekeraar of de groep, bedoeld in artikel 3a:77 van de Wet op het financieel toezicht, waartoe de verzekeraar behoort nodig is.
2 Indien ten aanzien van een verzekeraar en diens moedermaatschappij de situaties, bedoeld in het eerste lid, zich voordoen, kan een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement van de moedermaatschappij niet aanvragen.
3 In afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt de faillietverklaring van een moedermaatschappij op een verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. als bedoeld in het eerste lid door de rechtbank Amsterdam.
4 Indien een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement verzoekt van een moedermaatschappij met zetel in Nederland van een verzekeraar als bedoeld in artikel 213abis, eerste lid, stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens te beslissen op de aangifte of het verzoek tot faillietverklaring.
5 De artikelen 213ac tot en met 213ah zijn van overeenkomstige toepassing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat voor de toepassing van de artikelen 213af en 213ag voor «artikel 213abis, eerste lid,» wordt gelezen: «artikel 213ar, eerste lid,».

Artikel 213b De Nederlandsche Bank N.V. kan een verzoek om een verzekeraar in staat van faillissement te verklaren zonder tussenkomst van een advocaat indienen.

Artikel 213c De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van haar verzoekschrift aan de verzekeraar en geeft van de inhoud daarvan kennis aan:
a. indien het een verzekeraar met zetel in Nederland betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten waar de verzekeraar een bijkantoor heeft of waarheen hij diensten verricht vanuit de vestigingen in de Europese Unie;
b. indien het een verzekeraar met zetel buiten de Europese Unie betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten waarheen hij diensten verricht vanuit een bijkantoor in Nederland en, indien een andere toezichthoudende autoriteit in de Europese Unie is belast met het toezicht op de solvabiliteitsmarge van de betrokken verzekeraar, die toezichthoudende autoriteit.

Artikel 213d De Nederlandsche Bank N.V. trekt de vergunning van de verzekeraar in, indien deze op het tijdstip van faillietverklaring nog een vergunning heeft.

Artikel 213e Vervallen

Artikel 213f Vervallen

Artikel 213g 1 De griffier stelt de Nederlandsche Bank N.V. onverwijld in kennis van het vonnis tot faillietverklaring en van de machtigingen, bedoeld in artikel 213aga, eerste lid, en artikel 213agb, eerste lid.
2 De Nederlandsche Bank N.V. stelt onverwijld daarna de toezichthoudende autoriteiten van alle andere lidstaten in kennis van het vonnis tot faillietverklaring en van de machtigingen, bedoeld in artikel 213aga, eerste lid en artikel 213agb, eerste lid alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval.

Artikel 213h Vervallen

Artikel 213i 1 De curator geeft van het vonnis tot faillietverklaring, van de overgang, bedoeld in artikel 213aga en van de wijziging bedoeld in artikel 213agb, onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis.
2 De curator die op de voet van artikel 109 aan alle bekende schuldeisers kennis geeft van de in dat artikel bedoelde beschikkingen, deelt daarbij tevens mede wat de gevolgen zijn van het indienen van een vordering na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 109, eerste lid, alsmede artikel 127, eerste en tweede lid, en dat schuldeisers, daaronder begrepen de schuldeisers met een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht, hun vorderingen bij de curator moeten indienen, met, in het voorkomende geval, de opgave dat op een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht aanspraak wordt gemaakt. Aan schuldeisers met een vordering uit hoofde van verzekering vermeldt de kennisgeving voorts welke de belangrijkste gevolgen van de faillietverklaring voor de overeenkomsten uit hoofde van verzekering zijn, en de rechten en verplichtingen van de verzekerde en anderen in verband met de overeenkomst van verzekering.

Artikel 213j 1 De kennisgeving, bedoeld in artikel 213i, eerste lid, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat, die een vordering uit hoofde van verzekering heeft, geschiedt in een officiële taal van die lidstaat.
2 De kennisgeving, bedoeld in artikel 213i, eerste lid, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat , die een andere vordering heeft dan de vordering, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in het Nederlands met een formulier dat in alle officiële talen van de Unie het opschrift draagt «Oproep tot indiening van schuldvorderingen. Termijnen».
3 Elke schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat kan zijn vordering en schriftelijke opmerkingen betreffende zijn vordering indienen in een officiële taal van die lidstaat met een verklaring met als opschrift in de Nederlandse taal «Indiening van een vordering», onderscheidenlijk «Indiening van opmerkingen betreffende een vordering».

Artikel 213k 1 De curator stelt alle bekende schuldeisers regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de procedure.
2 de Nederlandsche Bank N.V. stelt de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten die zulks verzoeken in kennis van het verloop van de procedure.

Artikel 213ka 1 Indien de wederpartij van de verzekeraar zich heeft verbonden tot het betalen van premie in termijnen en zij op het tijdstip van faillietverklaring de laatste termijn nog niet heeft voldaan en indien tevens een onzeker voorval waarop de overeenkomst van verzekering betrekking heeft zich op dat tijdstip nog kan voordoen, kan de curator eigener beweging of op schriftelijk verzoek van de wederpartij met toestemming van de rechter-commissaris verklaren of de overeenkomst wordt nagekomen, en, zo ja, of de wederpartij de voldoening van premies kan opschorten dan wel dat zij dient door te gaan met de voldoening van de premies. Artikel 37 is niet van toepassing.
2 Indien de voldoening van de premies wordt opgeschort, wordt, ingeval de verzekering een spaarelement bevat, de verhoging van het gespaarde bedrag dienovereenkomstig opgeschort.
3 Indien de curator verklaart dat de overeenkomst wordt nagekomen en de rechten en verplichtingen krachtens de overeenkomst van verzekering nadien niet overgaan op een derde, en indien tevens de wederpartij na de verklaring premies heeft voldaan, heeft, ingeval de verzekering een spaarelement bevat, de wederpartij een vordering tot teruggave van de na de verklaring voldane premies, voor zover deze premies niet hebben geleid tot een evenredige verhoging van het gespaarde bedrag na de verklaring. Ingeval de premies zijn voldaan aan de boedel, is de verplichting tot teruggave van de premies boedelschuld. Ingeval de na de verklaring voldane premies hebben geleid tot een evenredige verhoging van het gespaarde bedrag, is deze verhoging boedelschuld.
4 De rechter-commissaris kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, zowel per overeenkomst als voor een groep overeenkomsten geven.

Artikel 213kaa 1 De curator kan eigener beweging of op schriftelijk verzoek van de wederpartij met toestemming van de rechter-commissaris de verzekering beëindigen met inachtneming van een termijn van drie maanden, indien:
a. de wederpartij van de verzekeraar op het tijdstip van de faillietverklaring aan haar verplichting tot het betalen van premie volledig heeft voldaan;
b. het een verzekering betreft op grond waarvan alleen dan een uitkering wordt gedaan indien zich een onzeker voorval voordoet voorafgaand aan een in de overeenkomst bepaald tijdstip; en
c. een onzeker voorval waarop de verzekering betrekking heeft zich nog kan voordoen.
2 Artikel 213ka, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 213l 1 In afwijking van artikel 131, tweede lid, worden vorderingen uit hoofde van een verzekering, vervallende na de dag waarop het faillissement is aangevangen, geverifieerd voor de waarde die zij hebben op de dag van de aanvang van het faillissement.
2 In afwijking van het eerste lid worden vorderingen uit hoofde van een verzekering, vervallende na de dag waarop het faillissement is aangevangen, op grond een overeenkomst waarbij de wederpartij van de verzekeraar zich heeft verbonden tot het betalen van premie in termijnen en de wederpartij op het tijdstip van de faillietverklaring de laatste termijn nog niet heeft voldaan, geverifieerd voor de waarde die zij hebben op de dag van de verificatie.
3 Een vordering ter zake van de verwezenlijking na de faillietverklaring van een risico dat is verzekerd krachtens een overeenkomst van verzekering wordt geverifieerd voor haar waarde op de dag dat het risico zich verwezenlijkt.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de waardering van activa en passiva in geval van een faillietverklaring op grond van deze afdeling.

Artikel 213m 1 In geval van een faillietverklaring op grond van deze afdeling worden de boedelschulden, al naar gelang de aard van de betrokken boedelschuld hetzij omgeslagen over ieder deel van de boedel, hetzij uitsluitend van een bepaalde bate van de boedel afgetrokken. Onder boedelschulden vallen in ieder geval de kosten van inschrijving in een openbaar register in een andere lidstaat dan Nederland.
2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en behoudens vorderingen door pand of hypotheek gedekt, worden in geval van faillissement van een schadeverzekeraar de volgende vorderingen verhaald op de boedel in de volgende volgorde:
a. de vorderingen uit hoofde van verzekering betreffende periodieke uitkeringen ter zake van ziekte, letsel of overlijden van natuurlijke personen, ontstaan uit of krachtens overeenkomsten van schadeverzekering, met uitzondering evenwel van uitkeringen, krachtens overeenkomst van herverzekering aan een andere verzekeraar verschuldigd, en van uitkeringen ter zake van pensioenen, toegezegd aan werknemers of gewezen werknemers van de verzekeraar of aan hun nabestaanden;
b. de vorderingen van werknemers en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot reeds vervallen termijnen van pensioen voorzover de vordering niet ouder is dan een jaar;
c. de vorderingen van werknemers, niet zijnde bestuurders van de verzekeraar bij wie zij in dienst zijn, en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot in de toekomst tot uitkering komende termijnen van toegezegd pensioen;
d. de vorderingen van werknemers met betrekking tot het loon over het voorafgaande jaar en hetgeen over het lopende jaar is verschuldigd, benevens het bedrag van de verhoging van dat loon ingevolge artikel 625 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede het bedrag van de uitgaven, door de werknemer voor de verzekeraar als werkgever gedaan, en de bedragen, door de verzekeraar aan de werknemer krachtens titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd;
e. de vorderingen uit hoofde van verzekering betreffende niet-periodieke uitkeringen ter zake van ziekte, letsel of overlijden van natuurlijke personen, ontstaan uit of krachtens overeenkomsten van schadeverzekering, met uitzondering evenwel van uitkeringen, krachtens overeenkomst van herverzekering aan een andere verzekeraar verschuldigd;
f. de vorderingen uit hoofde van verzekering betreffende uitkeringen ter zake van andere dan in de onderdelen a en e bedoelde schaden, ontstaan uit overeenkomsten van schadeverzekering;
g. de vorderingen tot teruggave van bedragen die zonder rechtsgrond zijn betaald of aan de betaling waarvan de rechtsgrond is komen te ontvallen, welke betaling heeft plaatsgevonden in de veronderstelling dat daarmee premies zijn betaald;
h. de vorderingen tot vergoeding van de schade die schuldeisers met een vordering als bedoeld in de onderdelen a en e lijden doordat de bedragen die zij hebben ontvangen uit hoofde van die vorderingen niet toereikend zijn om hen te brengen in de toestand waarin zij zouden hebben verkeerd indien de verzekeraar niet in staat van faillissement was verklaard.
3 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en behoudens vorderingen door pand of hypotheek gedekt, worden ingeval het faillissement van een levensverzekeraar de volgende vorderingen verhaald op de boedel in de volgende volgorde:
a. de vorderingen van werknemers en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot reeds vervallen termijnen van pensioen, voorzover de vordering niet ouder is dan een jaar;
b. de vorderingen van werknemers, niet zijnde bestuurders van de verzekeraar waarbij zij in dienst zijn, en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot in de toekomst tot uitkering komende termijnen van toegezegd pensioen;
c. de vorderingen van werknemers met betrekking tot het loon over het voorafgaande jaar en hetgeen over het lopende jaar verschuldigd is, benevens het bedrag van de verhoging van dat loon ingevolge artikel 625 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede het bedrag van de uitgaven, door de werknemer voor de verzekeraar gedaan, en de bedragen, door de verzekeraar aan de werknemer krachtens titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd;
d. de vorderingen uit hoofde van verzekering en rechten betreffende uitkeringen, die zijn ontstaan of nog zullen ontstaan uit overeenkomsten van levensverzekering;
e. de vorderingen tot teruggave van bedragen die zonder rechtsgrond zijn betaald of aan de betaling waarvan de rechtsgrond is komen te ontvallen, welke betaling heeft plaatsgevonden in de veronderstelling dat daarmee premies dan wel vergoedingen voor verrichtingen zijn betaald;
f. de vorderingen tot vergoeding van de schade die schuldeisers met een vordering als bedoeld in de onderdeel d lijden doordat de bedragen die zij hebben ontvangen uit hoofde van die vorderingen niet toereikend zijn om hen te brengen in de toestand waarin zij zouden hebben verkeerd indien de verzekeraar niet in staat van faillissement was verklaard.
4 Vorderingen die niet worden genoemd in het tweede en derde lid, worden eerst dan voldaan indien de vorderingen, bedoeld in het tweede en derde lid zijn voldaan en indien vaststaat dat in de toekomst zodanige vorderingen niet meer zullen ontstaan, naar evenredigheid van elke vordering, behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang.
5 De in het vierde lid bedoelde redenen van voorrang gelden zowel voor vorderingen van schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel in Nederland als voor soortgelijke vorderingen van schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of statutaire zetel in een andere lidstaat dan Nederland.

Artikel 213ma 1 De curator vraagt de rechter-commissaris toestemming voor het doen van tussentijdse periodieke uitkeringen onderscheidenlijk een eenmalige uitkering voorafgaand aan de slotuitdeling, op opeisbare vorderingen:
a. betreffende uitkeringen, ontstaan krachtens overeenkomsten van levensverzekering;
b. ontstaan krachtens overeenkomsten van schadeverzekering betreffende uitkeringen ter zake van letsel, ziekte of overlijden van natuurlijke personen;
c. betreffende reeds vervallen termijnen ter zake van pensioenen, toegezegd aan werknemers of gewezen werknemers van de verzekeraar of aan hun nabestaanden;
d. ontstaan krachtens overeenkomsten van verzekering anders dan die, bedoeld in de onderdelen a tot en met c, indien deze het bedrag van € 12.500 te boven gaan, en indien het verzekerde risico zich heeft verwezenlijkt voorafgaand aan de negentigste dag na de faillietverklaring.
2 Onder een vordering als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een vordering die een begunstigde heeft doordat hij voorafgaand aan de faillietverklaring gebruik heeft gemaakt van zijn recht de verzekering of het pensioen geheel of gedeeltelijk door de verzekeraar te doen afkopen.
3 De curator doet het verzoek, bedoeld in het eerste lid, met betrekking tot vorderingen die reeds voor de dag van de faillietverklaring opeisbaar zijn geworden, uiterlijk op de negentigste dag na de faillietverklaring.
4 De curator vraagt de rechter-commissaris op verzoek van de begunstigde of de verzekeringnemer tevens toestemming voor het doen van een tussentijdse uitkering voorafgaand aan de slotuitdeling op een vordering die een schuldeiser heeft doordat degene die het recht heeft de verzekering of het pensioen geheel of gedeeltelijk door de verzekeraar af te doen kopen van dat recht na de faillietverklaring gebruik heeft gemaakt, indien het eerst na de verificatievergadering doen van een uitkering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare gevolgen zou hebben.
5 Indien het risico zich na de faillietverklaring heeft verwezenlijkt, vraagt de curator slechts toestemming indien de vordering ter verificatie is ingediend.
6 De curator vraagt tevens toestemming met betrekking tot de hoogte, en, in geval van periodieke uitkeringen, de frequentie daarvan.

Artikel 213mb In afwijking van artikel 213ma vraagt de curator geen toestemming voor het doen van een tussentijdse uitkering als bedoeld in artikel 213ma voorafgaand aan de slotuitdeling op:
a. vorderingen die het Zorginstituut ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet gehouden is te voldoen aan de verzekerde;
b. vorderingen van het Zorginstituut waarin dat instituut op grond van artikel 31, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet is gesubrogeerd;
c. vorderingen van een benadeelde als bedoeld in artikel 1 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen die ter zake van dezelfde schade ingevolge artikel 26a, eerste en tweede lid, van die wet een recht op schadevergoeding geldend kan maken tegen het Waarborgfonds Motorverkeer;
d. vorderingen tot verhaal die het Waarborgfonds Motorverkeer op grond van artikel 27, eerste lid, tweede alinea, tweede zin, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen heeft;
e. vorderingen die ontstaan, dan wel opeisbaar of onvoorwaardelijk zijn geworden louter door of in verband met het aanvragen van het faillissement of de faillietverklaring dan wel door een handelen of nalaten van de curator; en
f. vorderingen waarbij voor het ontstaan dan wel het opeisbaar of onvoorwaardelijk worden wilsovereenstemming met de verzekeraar of een wilsuiting van een derde is vereist, en die wilsovereenstemming of wilsuiting eerst na de faillietverklaring plaatsvindt.

Artikel 213mc 1 In zijn verzoek maakt de curator aannemelijk dat het percentage dat de desbetreffende schuldeisers op hun vordering ontvangen als gevolg van de tussentijdse uitkering of de wijziging is gebaseerd op een prudente schatting van het percentage dat de schuldeisers op hun vordering zouden hebben ontvangen na de verificatievergadering indien geen tussentijdse uitkeringen waren gedaan onderscheidenlijk deze niet waren gewijzigd.
2 De rechter-commissaris geeft toestemming tenzij hij oordeelt dat de curator het bepaalde in het eerste lid niet aannemelijk heeft gemaakt.

Artikel 213md 1 De curator doet de tussentijdse uitkeringen waarvoor de rechter-commissaris toestemming heeft gegeven.
2 In afwijking van het eerste lid doet de curator, indien tot aan de faillietverklaring op vorderingen, bedoeld in artikel 213ma, eerste lid, aanhef en onderdeel a tot en met d, een of meer periodieke uitkeringen zijn gedaan, zonder toestemming van de rechter-commissaris tussentijdse uitkeringen totdat de rechter-commissaris heeft beslist op een verzoek om toestemming dat is gedaan gedurende de eerste negentig dagen na de dag van de faillietverklaring, per periode voor hetzelfde bedrag als het bedrag dat de schuldeiser voorafgaand aan de faillietverklaring in eenzelfde periode ontving.

Artikel 213me 1 De curator vraagt toestemming voor het doen van een uitkering als bedoeld in artikel 213ma aan ten behoeve van:
a. natuurlijke personen; en
b. rechtspersonen die op het tijdstip dat de vordering opeisbaar wordt een micro-onderneming of kleine onderneming drijven als bedoeld in artikel 3, eerste onderscheidenlijk tweede lid van de richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad.
2 De curator doet aan een schuldeiser die niet een persoon is als bedoeld in het eerste lid een uitkering indien de rechter-commissaris op verzoek van die schuldeiser of een belanghebbende daartoe beslist. De rechter-commissaris beslist daartoe indien het eerst na de verificatievergadering doen van een uitkering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbare gevolgen zou hebben.

Artikel 213mf 1 Een belanghebbende die van oordeel is dat de curator in strijd met artikel 213ma of 213me, eerste lid, geen toestemming aan de rechter-commissaris vraagt voor het doen van een tussentijdse uitkering, kan de rechter-commissaris verzoeken de curator te bevelen een tussentijdse uitkering te doen.
2 De rechter-commissaris beslist, na de curator te hebben gehoord, binnen drie dagen.
3 Wanneer de rechter-commissaris het verzoek toewijst, bepaalt hij tevens de hoogte van de tussentijdse uitkering, en, in geval van periodieke uitkeringen, de frequentie daarvan.

Artikel 213mg Artikel 213ma is niet van toepassing indien een schuldeiser een vordering heeft als bedoeld in artikel 213ma op zowel de verzekeraar die in staat van faillissement is verklaard als een andere verzekeraar ter zake van dezelfde schade.

Artikel 213mh 1 Indien het bedrag dat een schuldeiser aan tussentijdse periodieke uitkeringen heeft ontvangen groter is dan het bedrag waarvoor zijn vordering wordt geverifieerd, en voorafgaand aan de verificatievergadering vorderingen uit hoofde van verzekering zijn overgedragen aan een overnemer, heeft de curator, indien hij niet anders is overeengekomen met de overnemer, ter zake van het bedrag dat hij niet meer kan verrekenen doordat de vorderingen uit hoofde van verzekering en activa zijn overgedragen, een vordering op de overnemer.
2 De overnemer kan het bedrag dat hij op de vordering, bedoeld in het eerste lid, heeft voldaan aan de curator, in termijnen in mindering brengen op de uitkeringen die hij is verschuldigd uit hoofde van de op hem overgegane overeenkomst van verzekering met de desbetreffende schuldeiser.

Artikel 213mi Voor zover de boedel een vordering heeft op een schuldeiser omdat deze aan tussentijdse uitkeringen meer heeft ontvangen dan het bedrag waarvoor zijn vordering wordt geverifieerd, is deze vordering nihil, tenzij een schuldeiser meer aan tussentijdse uitkeringen heeft ontvangen dan het bedrag waarvoor zijn vordering wordt geverifieerd doordat hij niet te goeder trouw is.

Artikel 213mj De curator kan met toestemming van de rechter-commissaris een tussentijdse periodieke uitkering beëindigen of de hoogte of de frequentie daarvan wijzigen.

Artikel 213mk In afwijking van artikel 67:
a. kan beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris waarbij toestemming voor het doen van een tussentijdse uitkering wordt gegeven of geweigerd of waarbij een bevel als bedoeld in artikel 213mf wordt gegeven worden ingesteld door de belanghebbende wiens vordering het betreft, de curator en De Nederlandsche Bank N.V..
b. beslist de rechtbank na verhoor of behoorlijke oproeping van de belanghebbende, de curator en De Nederlandsche Bank N.V.; en
c. wordt de beschikking door de rechtbank in hoogste ressort gewezen.

§ 3

Bepalingen van internationaal privaatrecht

Artikel 213n 1 Een in een andere lidstaat van herkomst dan Nederland genomen beslissing tot opening van een liquidatieprocedure met betrekking tot een verzekeraar wordt van rechtswege erkend.
2 De beslissing heeft rechtsgevolgen binnen Nederland vanaf het tijdstip dat zij rechtsgevolgen heeft in de lidstaat van herkomst.

Artikel 213o De beslissing tot opening van een liquidatieprocedure, de liquidatieprocedure zelf en de rechtsgevolgen van de liquidatieprocedure worden beheerst door het recht van de lidstaat van herkomst, tenzij de wet anders bepaalt.

Artikel 213p 1 De beslissing tot opening van een liquidatieprocedure laat onverlet het goederenrechtelijke recht van een schuldeiser of een derde op een goed of goederen, zowel bepaalde goederen als gehelen met een wisselende samenstelling van onbepaalde goederen, die toebehoren aan de verzekeraar en die zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevinden op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder goederenrechtelijk recht in ieder geval verstaan:
a. het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit het goed, in het bijzonder op grond van een recht van pand of recht van hypotheek;
b. het uitsluitende recht een vordering te innen, in het bijzonder op grond van een pandrecht op de vordering of op grond van een cessie tot zekerheid van de vordering;
c. het recht om een goed van een ieder die het zonder recht houdt op te eisen, van dat goed afgifte te verlangen of van dat goed een ongestoord genot te verlangen;
d. het goederenrechtelijke recht om van een goed de vruchten te trekken.
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt met een goederenrechtelijk recht gelijk gesteld het in een openbaar register ingeschreven recht tot verkrijging van een goederenrechtelijk recht als bedoeld in het eerste lid, dat aan derden kan worden tegengeworpen.
4 Voor de toepassing van dit artikel is de lidstaat waar een goed zich bevindt:
a. met betrekking tot registergoederen en rechten op registergoederen: de lidstaat onder het gezag waarvan het desbetreffende register wordt gehouden;
b. met betrekking tot zaken, voorzover niet vallend onder onderdeel a: de lidstaat op het grondgebied waarvan de zaak zich bevindt;
c. met betrekking tot schuldvorderingen, de lidstaat op het grondgebied waarvan de derde-schuldenaar zijn statutaire zetel heeft.

Artikel 213q 1 Ingeval de verzekeraar een zaak heeft gekocht, laat de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure onverlet de op een eigendomsvoorbehoud berustende rechten van de verkoper, indien de zaak waarop het eigendomsvoorbehoud betrekking heeft zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
2 Ingeval de verzekeraar een zaak heeft verkocht, is de beslissing tot opening van een liquidatieprocedure geen grond voor ontbinding of beëindiging van de overeenkomst tot verkoop, en belet de liquidatieprocedure de koper niet de eigendom van de gekochte zaak te verkrijgen, indien de zaak zich op het tijdstip waarop de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure rechtsgevolgen heeft, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst.
3 Artikel 3:241, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 213r Indien degene die zowel schuldeiser als schuldenaar is van de verzekeraar bevoegd is zijn schuld te verrekenen met de vordering op de verzekeraar op grond van het recht dat van toepassing is op de vordering van de verzekeraar, laat de beslissing tot opening van de liquidatieprocedure de bedoelde bevoegdheid onverlet.

Artikel 213s De artikelen 213p tot en met 213r staan er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers welke van die rechtshandeling het gevolg is.

Artikel 213t In afwijking van artikel 213o worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor arbeidsovereenkomsten en andere rechtsverhoudingen ter zake van het verrichten van arbeid uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op die overeenkomst of rechtsverhouding van toepassing is.

Artikel 213u In afwijking van artikel 213o worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor een overeenkomst die het recht geeft op het genot of de verkrijging van een onroerende zaak uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de onroerende zaak is gelegen.

Artikel 213v In afwijking van artikel 213o worden de gevolgen van een liquidatieprocedure voor de rechten van de verzekeraar op een registergoed beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.

Artikel 213w 1 In afwijking van artikel 213o worden, onverminderd artikel 213p, de gevolgen van een liquidatieprocedure voor de rechten en verplichtingen van deelnemers aan een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 21, van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PbEU 2014, L 173) uitsluitend beheerst door het recht dat op die markt van toepassing is.
2 Het eerste lid staat er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers die van die rechtshandeling het gevolg is.
3 Voor de toepassing van het eerste lid op een liquidatieprocedure met betrekking tot een verzekeraar, wordt onder gereglementeerde markt mede verstaan een in een staat die geen lidstaat is gelegen financiële markt die aan de volgende voorwaarden voldoet:
a. de markt is, in geval van een verzekeraar met zetel in Nederland of een verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is met een bijkantoor in Nederland, aangewezen door de Minister van Financiën of is, in geval van een verzekeraar met zetel in een andere lidstaat, erkend door een daartoe bevoegde autoriteit van die lidstaat en voldoet voorts aan vereisten die vergelijkbaar zijn met die van richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PbEU 2014, L 173); en
b. de financiële instrumenten die op de markt worden verhandeld, zijn van een kwaliteit die vergelijkbaar is met die van de instrumenten die worden verhandeld op de gereglementeerde markten van Nederland, onderscheidenlijk de markten van de andere lidstaat.

Artikel 213x In afwijking van artikel 213o wordt de rechtsgeldigheid van een rechtshandeling, onder bezwarende titel aangegaan door de verzekeraar na het tijdstip van opening van een liquidatieprocedure, waarmee hij beschikt over een registergoed of effecten of andere waardepapieren waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register of op een wettelijk voorgeschreven rekening veronderstelt, of die zijn geplaatst in een door het recht van een lidstaat beheerst gecentraliseerd effectendepot, beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register, de rekening of het depot wordt gehouden dan wel, indien het een onroerende zaak betreft, door het recht van de lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen.

Artikel 213ij In afwijking van artikel 213o worden de gevolgen van de liquidatieprocedure voor een aanhangige rechtsvordering betreffende een goed waarover de verzekeraar het beheer en de beschikking heeft verloren, uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar het rechtsgeding aanhangig is.

Artikel 213z Artikel 213o is niet van toepassing op regels betreffende de nietigheid, de vernietigbaarheid van voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandelingen en evenmin op de regels die bepalen of dergelijke rechtshandelingen kunnen worden tegengeworpen, indien degene die voordeel heeft gehad bij die rechtshandeling bewijst dat:
a. die rechtshandeling wordt beheerst door het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst; en
b. dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid dat die rechtshandeling wordt aangetast respectievelijk niet kan worden tegengeworpen.

Artikel 213aa 1 Behoudens de bevoegdheid tot het aanwenden van een dwangmaatregel en de bevoegdheid tot het doen van een uitspraak in een geding of een geschil heeft de curator uit een andere lidstaat van herkomst dan Nederland in Nederland de bevoegdheden die hij in de lidstaat van herkomst heeft. De wijze van uitoefenen van deze bevoegdheden in Nederland wordt beheerst door het Nederlandse recht.
2 Indien op grond van het recht van de lidstaat van herkomst personen zijn aangewezen om de curator te vertegenwoordigen of anderszins bij te staan, kunnen zij de bevoegdheden die zij hebben op grond van het recht van die lidstaat uitoefenen op het grondgebied van Nederland.

Artikel 213bb 1 Voor het bewijs van aanwijzing van de curator uit een andere lidstaat dan Nederland volstaat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst gegeven schriftelijke verklaring.
2 De curator uit een andere lidstaat dan Nederland toont op verlangen van een ieder tegenover wie hij zijn bevoegdheden wenst uit te oefenen een vertaling in de Nederlandse taal van het afschrift.

Artikel 213cc Op verzoek van een curator uit een andere lidstaat dan Nederland worden de gegevens met betrekking tot een liquidatieprocedure, geopend in een andere lidstaat dan Nederland, door de griffier van de rechtbank Den Haag ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 19, eerste lid.

Artikel 213dd 1 Indien een verzekeraar met zetel buiten de Europese Unie een bijkantoor heeft in Nederland en een of meer bijkantoren in andere lidstaten, trachten zowel de rechtbank als de Nederlandsche Bank N.V. hun optreden te coördineren met de bevoegde instanties onderscheidenlijk de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten waarin aan de verzekeraar een vergunning is verleend.
2 In het in het eerste lid bedoelde geval tracht de in Nederland benoemde curator zijn optreden te coördineren met de curatoren in die andere lidstaten.

Artikel 213ee De curator kan in de verslagen, bedoeld in artikel 73a, geen gegevens of inlichtingen opnemen die betrekking hebben op derden die betrokken zijn of zijn geweest bij pogingen de verzekeraar in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten.

§ 4

Verzekeraars met beperkte risico-omvang

Artikel 213ff Deze paragraaf is van toepassing op verzekeraars met beperkte risico-omvang als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

Artikel 213gg De artikelen 213a, eerste lid, 213abis, derde lid, 213b, 213i en 213k, eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing op verzekeraars met beperkte risico-omvang.

Artikel 213hh De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van haar verzoekschrift, bedoeld in artikel 213b, aan de verzekeraar met beperkte risico-omvang en geeft van de inhoud daarvan kennis aan:
a. indien het een verzekeraar met beperkte risico-omvang met zetel in Nederland betreft, de toezichthoudende autoriteiten van de staten die zijn aangewezen op grond van artikel 2:50, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht waar de verzekeraar met beperkte risico-omvang een bijkantoor heeft of waarheen hij diensten verricht vanuit vestigingen in op grond van dat artikel aangewezen staten;
b. indien het een verzekeraar met beperkte risico-omvang met zetel in een andere staat betreft, de toezichthoudende autoriteiten van andere staten die zijn aangewezen op grond van artikel 2:50 van de Wet op het financiële toezicht waarheen hij diensten verricht vanuit een bijkantoor in Nederland.

Artikel 213ii 1 De griffier stelt de Nederlandsche Bank N.V. onverwijld in kennis van de beslissing tot faillietverklaring.
2 De Nederlandsche Bank N.V. stelt onverwijld daarna de toezichthoudende autoriteiten van de andere staten die zijn aangewezen op grond van artikel 2:50 van de Wet op het financiële toezicht in kennis van het vonnis tot faillietverklaring, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval.

Artikel 213jj De Nederlandsche Bank N.V. stelt de toezichthoudende autoriteiten van de staten die zijn aangewezen op grond van artikel 2:50 van de Wet op het financiële toezicht die zulks verzoeken in kennis van het verloop van de procedure.

Artikel 213kk 1 In geval van faillietverklaring van een natura-uitvaartverzekeraar op grond van deze paragraaf worden de boedelschulden, al naar gelang de aard van de betrokken boedelschuld hetzij over ieder deel van de boedel omgeslagen, hetzij uitsluitend van een bepaalde bate van de boedel afgetrokken.
2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en behoudens vorderingen door pand en hypotheek gedekt, worden de volgende vorderingen verhaald op de boedel in de volgende volgorde:
a. de vorderingen van werknemers en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot reeds vervallen termijnen van pensioenen, voorzover de vordering niet ouder is dan een jaar;
b. de vorderingen van werknemers, niet zijnde bestuurders van de natura-uitvaartverzekeraar waarbij zij in dienst zijn, en gewezen werknemers alsmede de vorderingen van hun nabestaanden met betrekking tot in de toekomst tot uitkering komende termijnen van toegezegd pensioen;
c. de vorderingen van werknemers met betrekking tot het loon over het voorafgaande jaar en hetgeen over het lopende jaar verschuldigd is, benevens het bedrag van de verhoging van dat loon ingevolge artikel 625 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alsmede het bedrag van de uitgaven, door de werknemer voor de natura-uitvaartverzekeraar als werkgever gedaan, en de bedragen, door de natura-uitvaartverzekeraar aan de werknemer krachtens artikel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd;
d. de vorderingen en rechten betreffende prestaties, die zijn ontstaan of nog zullen ontstaan uit een natura-uitvaartverzekering, gesloten vanuit een vestiging in Nederland;
e. de vorderingen tot vergoeding van schade die schuldeisers met een vordering als bedoeld in onderdeel d lijden doordat de bedragen die zij hebben ontvangen uit hoofde van die vorderingen niet toereikend zijn om hen te brengen in de toestand waarin zij zouden hebben verkeerd indien de verzekeraar niet in staat van faillissement was verklaard.
3 Artikel 213m, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4 In geval van faillietverklaring van een levensverzekeraar met beperkte risico-omvang op grond van deze paragraaf is artikel 213m, eerste, derde tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
5 In geval van faillietverklaring van een schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang op grond van deze paragraaf is artikel 213m, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 213kka De artikelen 213ma tot en met 213mk zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 11C

Van het faillissement van een centrale tegenpartij

Artikel 213ll 1 Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a. verordening centrale tegenpartijen: Verordening (EU) 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201);
b. centrale tegenpartij: een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de verordening centrale tegenpartijen;
c. lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);
d. verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen: Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22);
e. afwikkelingsmaatregel: een overeenkomstig artikel 22 van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen genomen besluit om een centrale tegenpartij af te wikkelen, de toepassing van een afwikkelingsinstrument als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van die verordening of de uitoefening van een of meer afwikkelingsbevoegdheden als bedoeld in de artikelen 48 tot en met 58 van die verordening;
f. afwikkelingscollege: een college als bedoeld in artikel 4 van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen;
g. toezichtscollege: een college als bedoeld in artikel 18 van verordening centrale tegenpartijen.

Artikel 213mm 1 In afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt de faillietverklaring van een in Nederland gevestigde centrale tegenpartij door de rechtbank Amsterdam.
2 Een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde centrale tegenpartij die daar een vergunning heeft verkregen kan in Nederland niet in staat van faillissement worden verklaard.

Artikel 213nn 1 De Nederlandsche Bank N.V. kan de rechtbank Amsterdam verzoeken ten aanzien van een centrale tegenpartij het faillissement uit te spreken indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen, maar een afwikkelingsmaatregel niet in het algemeen belang, bedoeld in onderdeel c van dat artikel, is.
2 De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van het verzoekschrift aan de centrale tegenpartij, de leden van het toezichtscollege en de leden van het afwikkelingscollege.
3 Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. kan niet het faillissement van een centrale tegenpartij aanvragen.
4 Een centrale tegenpartij kan aangifte doen van haar eigen faillissement. In dat geval stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens te beslissen op de aangifte. De rechtbank spreekt het faillissement pas uit nadat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 75, derde lid, van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen.

Artikel 213oo 1 De centrale tegenpartij kan, na in gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. dat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 213nn, eerste lid.
2 Ingeval een centrale tegenpartij zich heeft verweerd tegen een oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien De Nederlandsche Bank N.V. in redelijkheid niet tot dat oordeel heeft kunnen komen.

Artikel 213pp De rechtbank spreekt het faillissement uit indien summierlijk blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdelen a en b van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen.

Artikel 213qq De artikelen 212he, 212hga, eerste lid, en 212i zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «bank» gelezen moet worden «centrale tegenpartij».

Artikel 213rr Artikel 10 is niet van toepassing.