Faillissementswet (FW)


Titel I

Van faillissement

Afdeling 11AA

Van het faillissement van een bank

§ 1

In Nederland gevestigde bank en buiten de Europese Economische Ruimte gevestigde bank met bijkantoor in Nederland

Artikel 212g 1 Voor de toepassing van deze afdeling en afdeling 11AB wordt verstaan onder:
a. bank: bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
b. liquidatieprocedure: een collectieve procedure, het faillissement daaronder begrepen, geopend in een lidstaat, die het te gelde maken van de activa van een bank en het op toepasselijke wijze verdelen van de opbrengst onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden behelst, en die noodzakelijkerwijs een optreden van administratieve of rechterlijke instanties behelst, daaronder begrepen de collectieve procedure die wordt afgesloten met een gerechtelijk akkoord of een andere maatregel van dezelfde strekking;
c. lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);
d. lidstaat van herkomst: de lidstaat waar aan een bank de vergunning voor de uitoefening van haar bedrijf is verleend;
e. bevoegde instanties: de administratieve of rechterlijke instanties die bevoegd zijn ter zake van liquidatieprocedures;
f. bevoegde autoriteit:
1°. een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 40, van de verordening kapitaalvereisten; of
2°. een afwikkelingsautoriteit in de zin van artikel 2, eerste lid, onderdeel 18, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, met betrekking tot uit hoofde van die richtlijn genomen maatregelen;
g. curator: de curator of elke andere persoon of ander orgaan, aangewezen door de bevoegde instanties van een andere lidstaat dan Nederland of door een bestuursorgaan van de bank om de liquidatieprocedure uit te voeren;
h. financiële instrumenten: instrumenten, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
i. deposito: een deposito als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
j. gegarandeerd deposito: een deposito voor zover dit voor vergoeding ingevolge het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 3:259, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht in aanmerking komt;
k. deposito-overeenkomst: de overeenkomst op grond waarvan een depositohouder een deposito houdt bij een bank;
l. overnemer: degene die deposito-overeenkomsten, activa of passiva anders dan uit hoofde van deposito-overeenkomsten overneemt, degene die bereid is zulks te doen en degene die onderzoekt of hij daartoe bereid is;
m. in aanmerking komend deposito: deposito dat valt onder de werking van het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 3:259, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;
n. kleine, middelgrote en micro-ondernemingen: kleine, middelgrote en mirco-ondernemingen als met betrekking tot het criterium jaaromzet gedefinieerd in de aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, (PbEU 2003, L 124/16);
o. verordening kapitaalvereisten: Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176);
p. verordening bankentoezicht: Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287);
q. richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsafbmondernemingen: Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU,2012/30/EU en 2013/36/EU en Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 173);
r. richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014: Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PbEU 2014, L 173);
s. verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme: Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 225);
t. richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen: Richtlijn (EU) 2019/2034 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende het prudentiële toezicht op beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijnen 2002/87/EG, 2009/65/EG, 2011/61/EU, 2013/36/EU, 2014/59/EU en 2014/65/EU (PbEU 2019, L 314);
u. richtlijn gedekte obligaties: Richtlijn (EU) 2019/2162 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november betreffende de uitgifte van gedekte obligaties en het overheidstoezicht op gedekte obligaties en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2014/59/EU (PbEU 2019, L 328).
2 Voor de toepassing van deze afdeling is een bank gevestigd in:
a. de staat waar de statutaire zetel is, indien het een rechtspersoon betreft die overeenkomstig het toepasselijke recht een statutaire zetel heeft; en
b. de staat waar haar zij haar hoofdbestuur heeft en zij feitelijk werkzaam is, indien het een andere bank betreft dan de bank, bedoeld in onderdeel a.

Artikel 212h 1 In afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt de faillietverklaring van een in Nederland gevestigde bank door de rechtbank Amsterdam.
2 Een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde bank die daar een vergunning heeft verkregen kan in Nederland niet in staat van faillissement worden verklaard.
3 Het eerste lid is, in afwijking van artikel 2, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing op de faillietverklaring van:
a. een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde bank die in die lidstaat geen vergunning heeft verkregen, en die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor; en
b. een in een staat die geen lidstaat is gevestigde bank die haar bedrijf uitoefent vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor.

Artikel 212ha 1 Indien De Nederlandsche Bank N.V. of de Afwikkelingsraad, genoemd in artikel 42 van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, naar gelang welke autoriteit bevoegd is, oordeelt ten aanzien van een bank dat aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme is voldaan, maar dat een afwikkelingsmaatregel niet in het algemeen belang, bedoeld in onderdeel c van dat artikel, is, verzoekt De Nederlandsche Bank N.V. binnen een redelijke termijn de rechtbank Amsterdam het faillissement van de bank uit te spreken.
2 Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. kan niet het faillissement van een bank die een door de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft aanvragen.
3 Een bank die een door de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft kan aangifte doen van haar eigen faillissement. In dat geval stelt de rechtbank de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V., al naar gelang de bevoegdheidsverdeling op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, in staat te worden gehoord alvorens te beslissen op de aangifte.

Artikel 212hb Indien het belang van de gezamenlijke schuldeisers bij de afwikkeling van een bank met zetel in Nederland die niet een door de Europese Centrale Bank of De Nederlandsche Bank N.V. verleende vergunning heeft een bijzondere voorziening behoeft kan de rechtbank Amsterdam op verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. het faillissement uitspreken.

Artikel 212hc Vervallen

Artikel 212hd De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van het verzoekschrift aan de bank en geeft kennis van de inhoud van het verzoekschrift aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar een bijkantoor van de bank is gelegen of waarnaar zij diensten verricht vanuit haar vestigingen in een andere lidstaat.

Artikel 212he De rechtbank behandelt het verzoek van De Nederlandsche Bank N.V. tot het uitspreken van het faillissement of een aangifte door de bank met de meeste spoed op een niet openbare zitting op de voet van de rechtspleging in burgerlijke zaken, voorzover daarvan bij deze wet niet is afgeweken.

Artikel 212hf 1 De bank kan, na in gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen het oordeel van de Nederlandsche Bank N.V. dat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 212ha, eerste lid.
2 Ingeval een bank zich heeft verweerd tegen een oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien De Nederlandsche Bank N.V. in redelijkheid niet tot dat oordeel heeft kunnen komen.

Artikel 212hg De rechtbank spreekt het faillissement uit indien summierlijk blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme.

Artikel 212hga 1 De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement, of daarna op verzoek van de curator aan de curator een machtiging verlenen die strekt tot het doen overgaan aan een derde van het geheel of een gedeelte van de verbintenissen van de bank, welke zij in de uitoefening van het bedrijf van bank tot het ter beschikking krijgen van gelden is aangegaan.
2 De toestemming of medewerking van een ander dan de derde is niet vereist.

Artikel 212hgb 1 De rechtbank kan tegelijk met het uitspreken van het faillissement, of daarna op verzoek van de curator, aan de curator een machtiging verlenen die strekt tot wijziging, bij de overgang van verbintenissen die de bank met zetel in Nederland in de uitoefening van haar bedrijf als bank tot het ter beschikking verkrijgen van gelden is aangegaan, van die verbintenissen, met dien verstande dat de bedingen in overeenkomsten waaruit de volgende vorderingen voortvloeien daarbij niet kunnen worden gewijzigd:
a. vorderingen die door pand of hypotheek op goederen van de bank zijn gedekt;
b. termijnen van huurkoop;
c. vorderingen tot nakoming van financiëlezekerheidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn financiëlezekerheidsovereenkomsten; of
d. de verplichtingen die voortvloeien uit corresponderende posities en daarmee samenhangende cliëntposities als bedoeld in hoofdstuk 3b van de Wet giraal effectenverkeer, alsmede de verplichtingen met betrekking tot het stellen van zekerheid in verband met de betreffende derivatenposities, voor wat betreft de verplichtingen jegens cliënten beperkt tot de verplichtingen die kunnen worden voldaan uit het derivatenvermogen, bedoeld in artikel 49g, eerste lid, van die wet.
2 De verbintenissen kunnen overgaan met uitsluiting van enig met deze rechten en verplichtingen samenhangend recht op schadevergoeding.
3 Indien de curator na het uitspreken van het faillissement het verzoek doet, behandelt de rechtbank het verzoek met de meeste spoed op een niet openbare zitting op de voet van rechtspleging in burgerlijke zaken. De Nederlandsche Bank N.V. wordt gehoord.
4 Indien de rechtbank de machtiging verleent, bepaalt de rechtbank de duur van de machtiging op ten hoogste anderhalf jaar. De curator kan verlenging van de geldigheidsduur voor telkens ten hoogste anderhalf jaar verzoeken. Zolang bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de machtiging op een verzoek tot verlenging niet is beschikt, wordt de machtiging gehandhaafd.
5 Indien een curator voornemens is over te gaan tot overdracht van verbintenissen die een bank met zetel in Nederland in de uitoefening van haar bedrijf als bank tot het ter beschikking verkrijgen van gelden heeft aangegaan, vraagt hij daaromtrent advies van De Nederlandsche Bank N.V.. Indien de curator toestemming als bedoeld in artikel 176 vraagt, legt hij daarbij dit advies over.

Artikel 212hgc 1 Zodra de overgang van rechten en verplichtingen heeft plaatsgevonden, maakt de curator de overgang en, ingeval de overeenkomst is gewijzigd, de wijzigingen bekend door plaatsing in de Staatscourant en in ten minste drie dagbladen die door de rechtbank kunnen zijn aangewezen. Ingeval de rechtbank geen dagbladen heeft aangewezen, kan de curator de overgang en de wijzigingen ook op andere wijze bekendmaken.
2 De overdracht en de wijzigingen worden ten aanzien van alle andere belanghebbenden dan de bank en de derde van kracht met ingang van de tweede dag, volgende op die van de dagtekening van de Staatscourant waarin de bekendmaking is geplaatst.
3 De Nederlandsche Bank N.V. deelt de overdracht en de wijzigingen mede aan de toezichthoudende instanties waar een bijkantoor van de bank is gelegen of waarnaar hij diensten verricht vanuit zijn vestigingen in lidstaten.

Artikel 212hgd* 1 Bij het uitspreken van het faillissement benoemt de rechtbank een van haar leden tot rechter-commissaris en benoemt zij een of meer curatoren. De Nederlandsche Bank N.V. kan voor de benoeming van de curator of curatoren voordrachten doen.
2 Indien het verzoek wordt toegewezen, wordt de beschikking op een openbare zitting uitgesproken en wordt een uittreksel ervan onverwijld door de curator bekendgemaakt in de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen Nederlandse dagbladen en ten minste twee door de rechtbank aan te wijzen landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar een bijkantoor van de bank is gelegen of waarnaar zij diensten verricht. De uittreksels vermelden naam en zetel van de bank, de woonplaats of het kantoor van de curator alsmede de datum van de beschikking. De publicatie in de landelijke dagbladen geschiedt in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaat. In de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en de landelijke dagbladen van iedere lidstaat waar de bank een bijkantoor heeft of waarnaar zij diensten verricht wordt daarenboven vermeld dat op het faillissement, behoudens uitzonderingen, Nederlands recht van toepassing is, de rechtsgrondslag, of de Europese Centrale Bank dan wel De Nederlandsche Bank N.V. de bevoegde toezichthouder is, alsmede de uiterste datum waarop tegen de beschikking beroep in cassatie kan worden ingesteld met vermelding van het volledige adres van de Hoge Raad en het onderwerp van de beschikking.

Artikel 212hgd 1 De Nederlandsche Bank N.V. kan de bank die in staat van faillissement is verklaard, de rechtspersonen die met de bank een groep vormen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de verkrijger verplichten tot het aan elkaar verstrekken van gegevens en verlenen van bijstand.
2 De Nederlandsche Bank N.V. kan de bank die in staat van faillissement is verklaard en de rechtspersonen die met de bank een groep vormen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplichten tot het verschaffen van diensten en faciliteiten die nodig zijn om de overnemer in staat te stellen de op hem overgegane bedrijfsactiviteiten effectief uit te oefenen.

Artikel 212hi 1 Een beschikking als bedoeld in artikel 212hb, 212hga, eerste lid, of 212hgb, eerste lid, is uitvoerbaar bij voorraad.
2 Artikel 10 is niet van toepassing.

Artikel 212hj Vervallen

Artikel 212hk Vervallen

Artikel 212hl Vervallen

Artikel 212hm Vervallen

Artikel 212hn Vervallen

Artikel 212ho Vervallen

Artikel 212hp Vervallen

Artikel 212hq Vervallen

Artikel 212hr Vervallen

Artikel 212i De Nederlandsche Bank N.V. kan een verzoek om een bank in staat van faillissement te verklaren zonder tussenkomst van een advocaat indienen.

Artikel 212j De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van haar verzoekschrift aan de bank en geeft van de inhoud daarvan kennis aan:
a. de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar de bank een bijkantoor heeft of waarheen zij diensten verricht vanuit de vestigingen in de Europese Unie, indien het een in Nederland gevestigde bank betreft;
b. de bevoegde autoriteiten van de andere Lidstaten waarheen zij diensten verricht vanuit een bijkantoor in Nederland indien het een buiten de Europese Unie gevestigde bank betreft.

Artikel 212k De Nederlandsche Bank N.V. stelt een ontwerpbesluit als bedoeld in artikel 1:104, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht op of trekt de vergunning van de bank in, indien deze op het tijdstip van de faillietverklaring nog een vergunning heeft.

Artikel 212l Indien op een bank een maatregel als bedoeld in de afdeling 3A.1.5 van de Wet op het financiële toezicht van toepassing is tegelijkertijd met een eigen aangifte door de bank, vervalt de eigen aangifte van rechtswege.

Artikel 212m Vervallen

Artikel 212ma Vervallen

Artikel 212n Na de inkennisstelling, bedoeld in artikel 212c, stelt De Nederlandsche Bank N.V. onverwijld de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten in kennis van het vonnis tot faillietverklaring, alsmede van de mogelijke gevolgen daarvan in het desbetreffende geval.

Artikel 212o 1 Onverminderd artikel 14, derde lid, plaatst de curator het uittreksel van het vonnis van faillietverklaring in het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in ten minste twee landelijke dagbladen van iedere andere lidstaat dan Nederland waar de bank een bijkantoor heeft of waarheen zij diensten verricht.
2 In aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 14, vermeldt de curator dat het Nederlandse recht, behoudens uitzonderingen, van toepassing is.
3 De curator kan verzoeken dat het faillissement wordt ingeschreven in een openbaar register in een andere lidstaat.
4 De kosten van inschrijving op de voet van het derde lid zijn boedelschuld.

Artikel 212p 1 De curator geeft van het vonnis tot faillietverklaring onmiddellijk aan alle bekende schuldeisers schriftelijk kennis.
2 De curator die op de voet van artikel 109 aan alle bekende schuldeisers kennis geeft van de in dat artikel bedoelde beschikkingen, deelt daarbij tevens mede wat de gevolgen zijn van het indienen van een vordering na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 109, eerste lid, alsmede artikel 127, eerste en tweede lid, en dat schuldeisers, daaronder begrepen de schuldeisers met een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht, hun vorderingen bij de curator moeten indienen, met, in het voorkomende geval, de opgave dat op een voorrecht of zakelijk zekerheidsrecht aanspraak wordt gemaakt.
3 De curator stelt alle bekende schuldeisers regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de procedure.

Artikel 212q 1 De kennisgeving, bedoeld in artikel 212p, eerste lid, aan een bekende schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat, geschiedt in het Nederlands met een formulier dat in alle officiële talen van de Europese Unie het opschrift draagt «Oproep tot indiening van opmerkingen betreffende schuldvorderingen. Termijnen».
2 Elke schuldeiser met gewone verblijfplaats of woonplaats in een lidstaat kan zijn vordering en schriftelijke opmerkingen betreffende zijn vordering indienen in een officiële taal van die lidstaat met een verklaring met als opschrift in de Nederlandse taal «Indiening van een vordering» onderscheidenlijk «Indiening van opmerkingen betreffende een vordering».
3 De curator kan een vertaling in het Nederlands van het stuk waarbij de vordering wordt ingediend en van de opmerkingen betreffende de vordering verlangen.

Artikel 212r In afwijking van artikel 52, tweede lid, bevrijdt voldoening na de bekendmaking van de faillietverklaring van een bank die geen natuurlijk persoon is tegenover de boedel indien degene die haar deed, bewijst dat hij niet bekend was met de faillietverklaring.

Artikel 212ra 1 De volgende vorderingen worden verhaald op de boedel na de vorderingen, genoemd in artikel 288 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en voor de vorderingen van concurrente schuldeisers, in de volgende volgorde:
a. vorderingen ter zake van gegarandeerde deposito’s, met inbegrip van vorderingen van het Depositogarantiefonds die op grond van artikel 3:261, vijfde lid, van de Wet op het financieel toezicht in de rechten van de depositohouder ter zake van een vordering op de betalingsonmachtige bank is getreden, alsmede vorderingen van het Depositogarantiefonds als bedoeld in artikel 3:265e, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht;
b. vorderingen ter zake van het gedeelte van in aanmerking komende deposito’s dat groter is dan het bedrag van de vergoeding dat krachtens artikel 3:259, derde lid, onderdeel b, van de Wet op het financieel toezicht is vastgesteld, welke deposito’s worden aangehouden door natuurlijke personen en door micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, alsmede van deposito’s, aangehouden door natuurlijke personen en door micro-, kleine en middelgrote ondernemingen die in aanmerking komende deposito’s zouden zijn indien zij niet waren aangehouden in buiten de Europese Unie gelegen bijkantoren van banken met zetel in de Europese Unie.
2 Zowel binnen onderdeel a als binnen onderdeel b van het eerste lid hebben de vorderingen onderling een gelijke rang.

Artikel 212rb 1 Onmiddellijk na de vorderingen van concurrente schuldeisers en voor vorderingen die op enige grond zijn achtergesteld op concurrente schuldeisers, worden vorderingen uit schuldinstrumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 48, onder ii, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, die voldoen aan de criteria, genoemd in artikel 108, tweede lid, van die richtlijn, verhaald op de boedel.
2 De vorderingen uit schuldinstrumenten, bedoeld in het eerste lid, hebben onderling een gelijke rang.
3 Dit artikel is van toepassing op een gefailleerde die ten tijde van de uitgifte van de schuldinstrumenten een entiteit was als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.

Artikel 212rc 1 De indiening op de voet van artikel 110 van een vordering houdt tevens in de indiening van een vordering met betrekking tot de interesten over die vordering die vanaf de faillietverklaring lopen.
2 In afwijking van artikel 128 wordt ook de vordering met betrekking tot de andere interesten dan die welke door pand of hypotheek zijn gedekt, pro memorie geverifieerd.

Artikel 212rd 1 De curator kan een tussentijdse uitkering doen op bepaalde vorderingen, indien de rechter-commissaris daarvoor op verzoek van de curator toestemming geeft.
2 De rechter-commissaris kan toestemming verlenen indien:
a. voldoende waarschijnlijk is voor welke bedragen de desbetreffende vorderingen geheel of ten minste zullen worden geverifieerd;
b. een tussentijdse uitkering wenselijk is om te bewerkstelligen dat de periode na de faillietverklaring waarover de interesten lopen, wordt bekort; en
c. de tussentijdse uitkeringen niet ten koste gaan van andere schuldeisers.

Artikel 212re De faillietverklaring van een bank die een gedekte obligatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel 1, van de richtlijn gedekte obligaties heeft uitgegeven, leidt niet tot wijziging van de rechten van de houder van een gedekte obligatie jegens een derde in verband met die gedekte obligatie.

Artikel 212rf 1 Voor zover dat niet reeds uit de wet volgt, worden vorderingen die voortvloeien uit bestanddelen van het eigen vermogen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 38, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen, op de boedel verhaald na de vorderingen die niet voortvloeien uit een bestanddeel van het eigen vermogen, bedoeld in dat artikel, in de volgende volgorde:
a. vorderingen uit hoofde van kapitaalinstrumenten of achtergestelde schuldinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 63 van de verordening kapitaalvereisten;
b. vorderingen uit hoofde van kapitaalinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 52, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten;
c. vorderingen uit hoofde van kapitaalinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 28, eerste tot en met vierde lid, artikel 29, eerste tot en met vijfde lid, of artikel 31, eerste lid, van de verordening kapitaalvereisten.
2 Vorderingen die niet langer voortvloeien uit bestanddelen van het eigen vermogen als bedoeld in het eerste lid worden op de boedel verhaald onmiddellijk voor de vorderingen, bedoeld in het eerste lid, tenzij een andere wijziging in de achterstelling is overeengekomen die in overeenstemming is met de verordening kapitaalvereisten.
3 Indien een achterstelling van een vordering volgt uit een verwijzing naar een andere achtergestelde vordering en de achterstelling van een van die twee vordering wordt gewijzigd doordat zij niet langer voortvloeit uit bestanddelen van het eigen vermogen is die wijziging niet van invloed op de achterstelling van de andere vordering.
4 Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor zover een instrument slechts gedeeltelijk als een eigenvermogensbestanddeel wordt erkend, het gehele instrument behandeld als een uit een eigenvermogensbestanddeel voortvloeiende vordering met een lagere rang dan vorderingen die niet voortvloeien uit een eigenvermogensbestanddeel.