Wetboek van Koophandel (WvK)


Algemeene bepaling

Artikel 1 Het Burgerlijk Wetboek is, voor zoo verre daarvan bij dit Wetboek niet bijzonderlijk is afgeweken, ook op de in dit Wetboek behandelde onderwerpen toepasselijk.

Eerste Boek

Van den koophandel in het algemeen

Eerste titel

Van kooplieden en van daden van koophandel

Artikel 2 Vervallen

Artikel 3 Vervallen

Artikel 4 Vervallen

Artikel 5 Vervallen

Tweede titel

Vervallen.

Artikel 6 Vervallen

Artikel 7 Vervallen

Artikel 8 Vervallen

Artikel 9 Vervallen

Artikel 10 Vervallen

Artikel 11 Vervallen

Artikel 12 Vervallen

Artikel 13 Vervallen

Derde titel

Van de vennootschap onder ene firma en van die bij wijze van geldschieting of "en commandite" genaamd

Artikel 14 Vervallen

Artikel 15 De in dezen titel genoemde vennootschappen worden geregeerd door de overeenkomsten van partijen, door dit Wetboek en door het Burgerlijk Regt.

Artikel 16 De vennootschap onder eene firma is de maatschap, tot de uitoefening van een bedrijf onder eenen gemeenschappelijken naam aangegaan.

Artikel 17 1 Elk der vennooten, die daarvan niet is uitgesloten, is bevoegd ten name der vennootschap te handelen, gelden uit te geven en te ontvangen, en de vennootschap aan derden, en derden aan de vennootschap te verbinden.
2 Handelingen welke niet tot de vennootschap betrekkelijk zijn, of tot welke de vennooten volgens de overeenkomst onbevoegd zijn, worden onder deze bepaling niet begrepen.

Artikel 18 In vennootschappen onder eene firma is elk der vennooten, wegens de verbindtenissen der vennootschap, hoofdelijk verbonden.

Artikel 19 1 De vennootschap bij wijze van geldschieting, anders en commandite genaamd, wordt aangegaan tusschen eenen persoon, of tusschen meerdere hoofdelijk verbonden vennoten, en eenen of meer andere personen als geldschieters.
2 Eene vennootschap kan alzoo te gelijker tijd zijn eene vennootschap onder eene firma, ten aanzien van de vennooten onder de firma, en eene vennootschap bij wijze van geldschieting, ten aanzien van den geldschieter.
3 De vennootschap bij wijze van geldschieting heeft geen in aandelen verdeeld kapitaal.

Artikel 20 1 Behoudens de uitzondering, in het tweede lid van art. 30 voorkomende, mag de naam van den vennoot bij wijze van geldschieting in de firma niet worden gebezigd.
2 Deze vennoot mag geene daad van beheer verrigten of in de zaken van de vennootschap werkzaam zijn, zelfs niet uit kracht eener volmagt.
3 Hij draagt niet verder in de schade dan ten beloope der gelden, welke hij in de vennootschap heeft ingebragt of heeft moeten inbrengen, zonder dat hij immer tot teruggave van genotene winsten verpligt zij.

Artikel 21 De vennoot bij wijze van geldschieting, die de bepalingen van het eerste of van het tweede lid van het vorige artikel overtreedt, is wegens alle de schulden en verbindtenissen van de vennootschap hoofdelijk verbonden.

Artikel 22 De vennootschappen onder eene firma moeten worden aangegaan bij authentieke of bij onderhandsche akte, zonder dat het gemis eener akte aan derden kan worden tegengeworpen.

Artikel 23 De vennooten onder eene firma zijn verpligt de vennootschap te doen inschrijven in het handelsregister, overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke bepalingen.

Artikel 24 Vervallen

Artikel 25 Vervallen

Artikel 26 Vervallen

Artikel 27 Vervallen

Artikel 28 Vervallen

Artikel 29 Zoolang de inschrijving in het handelsregister niet is geschied, zal de vennootschap onder eene firma, ten aanzien van derden, worden aangemerkt als algemeen voor alle zaken, als aangegaan voor eenen onbepaalden tijd, en als geenen der vennooten uitsluitende van het regt om voor de firma te handelen en te teekenen.

Artikel 30 1 De firma van eene ontbondene vennootschap kan, het zij uit kracht der overeenkomst, het zij indien de gewezen vennoot, wiens naam in de firma voorkwam, daarin uitdrukkelijk toestemt, of, bij overlijden, deszelfs erfgenamen zich niet daartegen verzetten, door eenen of meer personen worden aangehouden, welke, ten blijke daarvan, eene akte moeten uitbrengen, en dezelve doen inschrijven in het handelsregister, overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke bepalingen.
2 De bepaling van het eerste lid van art. 20 is niet toepasselijk, indien de afgetredene, van vennoot onder eene firma, vennoot bij wijze van geldschieting is geworden.

Artikel 31 De ontbinding eener vennootschap onder eene firma vóór den tijd bij de overeenkomst bepaald, of door afstand of opzegging tot stand gebragt, derzelver verlenging na verloop van het bepaalde tijdstip, mitsgaders alle veranderingen in de oorspronkelijke overeenkomst gemaakt, welke derden aangaan, zijn aan de voormelde inschrijving onderworpen.

Artikel 32 1 Bij de ontbinding der vennootschap zullen de vennooten, die het regt van beheer hebben gehad, de zaken der gewezen vennootschap moeten vereffenen in naam van dezelfde firma, ten zij bij de overeenkomst anders ware bepaald, of de gezamenlijke vennooten (die bij wijze van geldschieting niet daaronder begrepen), hoofdelijk en bij meerderheid van stemmen, eenen anderen vereffenaar hadden benoemd.
2 Indien de stemmen staken beschikt de rechtbank, zoodanig als zij in het belang der ontbondene vennootschap meest geraden zal achten.

Artikel 33 Indien de staat der kas van de ontbondene vennootschap niet toereikt om de opeischbare schulden te betalen, zullen zij, die met de vereffening belast zijn, de benoodigde penningen kunnen vorderen, welke door elk der vennooten, voor zijn aandeel in de vennootschap, zullen moeten worden ingebragt.

Artikel 34 De gelden die gedurende de vereffening uit de kas der vennootschap kunnen gemist worden, zullen voorloopig worden verdeeld.

Artikel 35 Vervallen

Artikel 36 Vervallen

Artikel 37 Vervallen

Artikel 38 Vervallen

Artikel 39 Vervallen

Artikel 40 Vervallen

Artikel 41 Vervallen

Artikel 42 Vervallen

Artikel 43 Vervallen

Artikel 44 Vervallen

Artikel 45 Vervallen

Artikel 46 Vervallen

Artikel 47 Vervallen

Artikel 48 Vervallen

Artikel 49 Vervallen

Artikel 50 Vervallen

Artikel 51 Vervallen

Artikel 52 Vervallen

Artikel 53 Vervallen

Artikel 54 Vervallen

Artikel 55 Vervallen

Artikel 56 Vervallen

Artikel 57 Vervallen

Artikel 58 Vervallen

Vierde titel

Van beurzen van koophandel en tussenpersonen

Eerste afdeeling

Van beurzen van koophandel

Artikel 59 De beurs van koophandel is de zamenkomst van kooplieden, schippers, tussenpersonen, kassiers en andere personen tot den koophandel in betrekking staande. Zij heeft plaats op gezag van het plaatselijk bestuur.

Artikel 60 1 Uit de handelingen en afspraken, ter beurze gesloten, worden opgemaakt de bepaling van den wisselkoers, de prijs der koopmanschappen, der assurantien, der zeevrachten, der kosten van vervoer te water en te lande, der binnen- en buitenlandsche obligatien, fondsen en andere papieren, die voor bepaling van koers vatbaar zijn.
2 Deze onderscheidene koersen of prijzen worden volgens plaatselijke reglementen of gebruiken opgemaakt.

Artikel 61 Het uur van het aangaan en afloopen der beurs, en alles wat de goede orde aldaar betreft, wordt door plaatselijke reglementen bepaald.

Tweede afdeeling

Van tussenpersonen

Artikel 62 1 Onder tussenpersoon wordt verstaan degene die:
a. zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het totstandbrengen en het sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in een vaste dienstbetrekking staat,
b. beherend vennoot van een vennootschap of bestuurder van een rechtspersoon is die haar bedrijf maakt van het verrichten van de in onderdeel a genoemde handelingen, of
c. in arbeidsovereenkomst staande tot een persoon, vennootschap of rechtspersoon als bedoeld in dit artikel, namens zijn werkgever de in onderdeel a genoemde handelingen verricht.
2 Het in het eerste lid bedoelde bedrijf kan mede omvatten het bemonsteren en waarderen van goederen en het uitbrengen van deskundigenberichten.

Artikel 63 Vervallen

Artikel 63a Vervallen

Artikel 63b Vervallen

Artikel 63c Vervallen

Artikel 63cc Vervallen

Artikel 63d Vervallen

Artikel 63e Vervallen

Artikel 64 Vervallen

Artikel 65 Vervallen

Artikel 65a Vervallen

Artikel 65b Vervallen

Artikel 65c Vervallen

Artikel 66 Vervallen

Artikel 66a Vervallen

Artikel 66b Vervallen

Artikel 67 Vervallen

Artikel 67a Vervallen

Artikel 68 De tussenpersoon is verplicht van iedere door hem gesloten overeenkomst aantekening te houden; hij doet van de aantekening aan ieder der partijen terstond een door hem gewaarmerkt afschrift toekomen.

Artikel 68a Vervallen

Artikel 68b 1 Tenzij hij daarvan door partijen is ontslagen, is de tussenpersoon verplicht van elke door hem op monster verkochte partij goederen het monster, voorzien van een duidelijk herkenningsteken, te bewaren gedurende een redelijke termijn overeenkomstig de gebruiken in de handel.
2 De rechter kan aan een tussenpersoon de overlegging van het door hem bewaarde monster in rechte bevelen teneinde dit te bezichtigen en hij kan daaromtrent zijn toelichting vorderen.

Artikel 69 De tussenpersoon die een door hem verhandelde wisselbrief of ander handelspapier aan de koper ter hand stelt, staat in voor de echtheid van de zich daarop bevindende handtekening van de verkoper.

Artikel 70 De artikelen 68, 68b en 69 zijn van overeenkomstige toepassing op de vennootschap en de rechtspersoon die bemiddeling door middel van tussenpersonen tot bedrijf hebben.

Artikel 71 Vervallen

Artikel 72 Vervallen

Artikel 73 Vervallen

Derde afdeling

Van de agentuurovereenkomst

Artikel 74 Vervallen

Artikel 74a Vervallen

Artikel 74b Vervallen

Artikel 74c Vervallen

Artikel 74d Vervallen

Artikel 74e Vervallen

Artikel 74f Vervallen

Artikel 74g Vervallen

Artikel 74h Vervallen

Artikel 74i Vervallen

Artikel 74j Vervallen

Artikel 74k Vervallen

Artikel 74l Vervallen

Artikel 74m Vervallen

Artikel 74n Vervallen

Artikel 74o Vervallen

Artikel 74p Vervallen

Artikel 74q Vervallen

Artikel 74r Vervallen

Artikel 74s Vervallen

Vierde afdeling

Van de handelsreizigersovereenkomst

Artikel 75 Vervallen

Artikel 75a Vervallen

Artikel 75b Vervallen

Artikel 75c Vervallen

Vijfde titel

Van commissionairs

Artikel 76 Vervallen

Artikel 77 Vervallen

Artikel 78 Vervallen

Artikel 79 Vervallen

Artikel 80 Vervallen

Artikel 81 Vervallen

Artikel 82 Vervallen

Artikel 83 Vervallen

Artikel 84 Vervallen

Artikel 85 Vervallen

Artikel 85a Vervallen

Artikel 86 Vervallen

Artikel 87 Vervallen

Artikel 88 Vervallen

Artikel 89 Vervallen

Artikel 90 Vervallen

Artikel 91 Vervallen

Artikel 92 Vervallen

Artikel 93 Vervallen

Artikel 94 Vervallen

Artikel 95 Vervallen

Artikel 96 Vervallen

Artikel 97 Vervallen

Artikel 98 Vervallen

Artikel 99 Vervallen

Artikel 99a Vervallen

Zesde titel

Van wisselbrieven en orderbriefjes

Eerste afdeeling

Van de uitgifte en den vorm van den wisselbrief

Artikel 100 De wisselbrief behelst:
1°. de benaming "wisselbrief", opgenomen in den tekst zelf en uitgedrukt in de taal, waarin de titel is gesteld;
2°. de onvoorwaardelijke opdracht tot betaling van een bepaalde som;
3°. den naam van dengene, die betalen moet (betrokkene);
4°. de aanwijzing van den vervaldag;
5°. die van de plaats, waar de betaling moet geschieden;
6°. den naam van dengene, aan wien of aan wiens order de betaling moet worden gedaan;
7°. de vermelding van de dagteekening, alsmede van de plaats, waar de wisselbrief is getrokken;
8°. de handteekening van dengene, die den wisselbrief uitgeeft (trekker).


Artikel 101 1 De titel, waarin ééne der vermeldingen, in het voorgaande artikel aangegeven, ontbreekt, geldt niet als wisselbrief, behoudens in de hieronder genoemde gevallen:
2 De wisselbrief, waarvan de vervaldag niet is aangewezen, wordt beschouwd als betaalbaar op zicht.
3 Bij gebreke van een bijzondere aanwijzing wordt de plaats, aangegeven naast den naam van den betrokkene, geacht te zijn de plaats van betaling en tevens de plaats van het domicilie des betrokkenen.
4 De wisselbrief, welke niet de plaats aanwijst, waar hij is getrokken, wordt geacht te zijn onderteekend in de plaats, aangegeven naast den naam des trekkers.

Artikel 102 1 De wisselbrief kan aan de order van den trekker luiden.
2 Hij kan worden getrokken op den trekker zelf.
3 Hij kan worden getrokken voor rekening van eenen derde. De trekker wordt geacht voor zijne eigene rekening te hebben getrokken, indien uit den wisselbrief of uit den adviesbrief niet blijkt, voor wiens rekening zulks is geschied.

Artikel 102a 1 Wanneer de trekker op den wisselbrief de vermelding "waarde ter incasseering", "ter incasso", "in lastgeving", of eenige andere vermelding met zich brengend een bloote opdracht tot inning, heeft geplaatst, kan de nemer alle uit den wisselbrief voortvloeiende rechten uitoefenen, maar hij kan dezen niet anders endosseeren dan bijwege van lastgeving.
2 Bij een zoodanigen wisselbrief kunnen de wisselschuldenaren aan den houder slechts de verweermiddelen tegenwerpen, welke aan den trekker zouden kunnen worden tegengeworpen.
3 De opdracht, vervat in een incasso-wisselbrief, eindigt niet door den dood of de latere onbekwaamheid van den lastgever.

Artikel 103 Een wisselbrief kan betaalbaar zijn aan de woonplaats van eenen derde, hetzij in de plaats, waar de betrokkene zijn domicilie heeft, hetzij in een andere plaats.

Artikel 104 1 In eenen wisselbrief, betaalbaar op zicht of een zekeren tijd na zicht, kan de trekker bepalen, dat de som rente draagt. In elken anderen wisselbrief wordt deze clausule voor niet geschreven gehouden.
2 De rentevoet moet in den wisselbrief worden aangegeven. Bij gebreke hiervan wordt de renteclausule voor niet geschreven gehouden.
3 De rente loopt te rekenen van de dagteekening van den wisselbrief, tenzij een andere dag is aangegeven.

Artikel 105 1 De wisselbrief, waarvan het bedrag voluit in letters en tevens in cijfers is geschreven, geldt, in geval van verschil, ten beloope van de som, voluit in letters geschreven.
2 De wisselbrief, waarvan het bedrag meermalen is geschreven, hetzij voluit in letters, hetzij in cijfers, geldt, in geval van verschil, slechts ten beloope van de kleinste som.

Artikel 106 Indien de wisselbrief handteekeningen bevat van personen, die onbekwaam zijn zich door middel van eenen wisselbrief te verbinden, valsche handteekeningen, of handteekeningen van verdichte personen, of handteekeningen, welke, onverschillig om welke andere reden, de personen, die die handteekeningen hebben geplaatst of in wier naam zulks is geschied, niet kunnen verbinden, zijn de verbintenissen der andere personen, wier handteekeningen op den wisselbrief voorkomen, desniettemin geldig.

Artikel 107 Ieder, die zijne handteekening op eenen wisselbrief plaatst als vertegenwoordiger van eenen persoon, voor wien hij niet de bevoegdheid had te handelen, is zelf krachtens den wisselbrief verbonden, en heeft, betaald hebbende, dezelfde rechten, als de beweerde vertegenwoordigde zou hebben gehad. Hetzelfde geldt ten aanzien van den vertegenwoordiger, die zijne bevoegdheid heeft overschreden.

Artikel 108 1 De trekker staat in voor de acceptatie en voor de betaling.
2 Hij kan zijne verplichting, voor de acceptatie in te staan, uitsluiten; elke clausule, waarbij hij de verplichting, voor de betaling in te staan, uitsluit, wordt voor niet-geschreven gehouden.

Artikel 109 Indien een wisselbrief, onvolledig ten tijde der uitgifte, is volledig gemaakt in strijd met de aangegane overeenkomsten, kan de niet-naleving van die overeenkomsten niet worden tegengeworpen aan den houder, die de wissel te goeder trouw heeft verkregen.

Artikel 109a De trekker is verplicht, ter keuze van den nemer, den wisselbrief te stellen betaalbaar aan den nemer zelven, of aan eenigen anderen persoon, in beide gevallen aan order of zonder bijvoeging van order dan wel met bijvoeging van eene uitdrukking, als bedoeld in artikel 110, tweede lid.

Artikel 109b De trekker, of degene voor wiens rekening de wisselbrief is getrokken, is verplicht zorg te dragen, dat de betrokkene, ten vervaldage, in handen hebbe het noodige fonds tot betaling, zelfs indien de wisselbrief bij eenen derde is betaalbaar gesteld, met dien verstande echter, dat de trekker zelf in alle gevallen aan den houder en de vroegere endossanten persoonlijk verantwoordelijk blijft.

Artikel 109c De betrokkene wordt geacht, het noodige fonds in handen te hebben, indien hij bij het vervallen van den wisselbrief of op het tijdstip, waarop ingevolge het derde lid van artikel 142 de houder regres kan nemen, aan den trekker of aan dengene voor wiens rekening is getrokken, eene opeischbare som schuldig is, ten minste gelijkstaande met het beloop van den wisselbrief.

Tweede afdeeling

Van het endossement

Artikel 110 1 Elke wisselbrief, ook die welke niet uitdrukkelijk aan order luidt, kan door middel van endossement worden overgedragen.
2 Indien de trekker in den wisselbrief de woorden: "niet aan order" of een soortgelijke uitdrukking heeft opgenomen, kan het stuk slechts worden overgedragen in den vorm en met de gevolgen van een gewone cessie. Een op zulk een wisselbrief geplaatst endossement geldt als een gewone cessie.
3 Het endossement kan worden gesteld zelfs ten voordeele van den betrokkene, al of niet acceptant, van den trekker, of van elken anderen wisselschuldenaar. Deze personen kunnen den wisselbrief opnieuw endosseeren.

Artikel 111 1 Het endossement moet onvoorwaardelijk zijn. Elke daarin opgenomen voorwaarde wordt voor niet-geschreven gehouden.
2 Het gedeeltelijke endossement is nietig.
3 Het endossement aan toonder geldt als endossement in blanco.

Artikel 112 1 Het endossement moet worden gesteld op den wisselbrief of op een daaraan vastgehecht blad (verlengstuk). Het moet worden onderteekend door den endossant.
2 Het endossement kan den geëndosseerde onvermeld laten of bestaan uit de enkele handteekening van den endossant (endossement in blanco). In het laatste geval moet het endossement, om geldig te zijn, op de rugzijde van den wisselbrief of op het verlengstuk worden gesteld.

Artikel 113 1 Door het endossement worden alle uit den wisselbrief voortvloeiende rechten overgedragen.
2 Indien het endossement in blanco is, kan de houder:
1°. het blanco invullen, hetzij met zijn eigen naam, hetzij met den naam van een anderen persoon;
2°. den wisselbrief wederom in blanco of aan een anderen persoon endosseeren;
3°. den wisselbrief aan eenen derde overgeven, zonder het blanco in te vullen en zonder hem te endosseeren.


Artikel 114 1 Tenzij het tegendeel bedongen is, staat de endossant in voor de acceptatie en voor de betaling.
2 Hij kan een nieuw endossement verbieden; in dat geval staat hij tegenover de personen, aan wie de wisselbrief later is geëndosseerd, niet in voor de acceptatie en voor de betaling.

Artikel 115 1 Hij, die eenen wisselbrief onder zich heeft, wordt beschouwd als de rechtmatige houder, indien hij van zijn recht doet blijken door een ononderbroken reeks van endossementen, zelfs indien het laatste endossement in blanco is gesteld. De doorgehaalde endossementen worden te dien aanzien voor niet geschreven gehouden. Wanneer een endossement in blanco door een ander endossement is gevolgd, wordt de onderteekenaar van dit laatste geacht den wisselbrief door een endossement in blanco verkregen te hebben.
2 Indien iemand, op welke wijze dan ook, het bezit van den wisselbrief heeft verloren, is de houder, die van zijn recht doet blijken op de wijze, bij het voorgaande lid aangegeven, niet verplicht den wisselbrief af te geven, indien hij deze te goeder trouw heeft verkregen.

Artikel 116 Zij, die uit hoofde van den wisselbrief worden aangesproken, kunnen de verweermiddelen, gegrond op hun persoonlijke verhouding tot den trekker of tot vroegere houders, niet aan den houder tegenwerpen, tenzij deze bij de verkrijging van den wisselbrief desbewust ten nadeele van den schuldenaar heeft gehandeld.

Artikel 117 1 Wanneer het endossement de vermelding bevat: "waarde ter incasseering", "ter incasso", "in lastgeving", of eenige andere vermelding, met zich brengend een bloote opdracht tot inning, kan de houder alle uit den wisselbrief voortvloeiende rechten uitoefenen, maar hij kan dezen niet anders endosseeren dan bij wege van lastgeving.
2 De wisselschuldenaren kunnen in dat geval aan den houder slechts de verweermiddelen tegenwerpen, welke aan den endossant zouden kunnen worden tegengeworpen.
3 De opdracht, vervat in een incasso-endossement, eindigt niet door den dood of door de latere onbekwaamheid van den lastgever.

Artikel 118 1 Wanneer een endossement de vermelding bevat: "waarde tot zekerheid", "waarde tot pand", of eenige andere vermelding, welke inpandgeving met zich brengt, kan de houder alle uit den wisselbrief voortvloeiende rechten uitoefenen, maar een door hem gesteld endossement geldt slechts als endossement bij wege van lastgeving.
2 De wisselschuldenaren kunnen den houder de verweermiddelen, gegrond op hun persoonlijke verhouding tot den endossant, niet tegenwerpen, tenzij de houder bij de ontvangst van den wisselbrief desbewust ten nadeele van den schuldenaar heeft gehandeld.

Artikel 119 1 Een endossement, gesteld na den vervaldag, heeft dezelfde gevolgen als een endossement, gesteld vóór den vervaldag. Echter heeft het endossement, gesteld na het protest van non-betaling of na het verstrijken van den termijn, voor het opmaken van het protest bepaald, slechts de gevolgen eener gewone cessie.
2 Behoudens tegenbewijs wordt het endossement zonder dagteekening geacht te zijn gesteld vóór het verstrijken van den termijn, voor het opmaken van het protest bepaald.

Derde afdeeling

Van de acceptatie

Artikel 120 De wisselbrief kan tot den vervaldag door den houder of door iemand, die hem enkel onder zich heeft, aan den betrokkene te zijner woonplaats ter acceptatie worden aangeboden.

Artikel 121 1 In elken wisselbrief kan de trekker, al dan niet met vaststelling van een termijn, bepalen, dat deze ter acceptatie moet worden aangeboden.
2 Hij kan in den wisselbrief de aanbieding ter acceptatie verbieden, behoudens in wisselbrieven, betaalbaar bij eenen derde, of betaalbaar in een andere plaats dan die van het domicilie des betrokkenen of betaalbaar een zekeren tijd na zicht.
3 Hij kan ook bepalen, dat de aanbieding ter acceptatie niet kan plaats hebben vóór een bepaalden dag.
4 Tenzij de trekker heeft verklaard, dat de wisselbrief niet vatbaar is voor acceptatie, kan elke endossant, al dan niet met vaststelling van eenen termijn, bepalen, dat hij ter acceptatie moet worden aangeboden.

Artikel 122 1 Wisselbrieven, betaalbaar een zekeren tijd na zicht, moeten ter acceptatie worden aangeboden binnen een jaar na hunne dagteekening.
2 De trekker kan dezen termijn verkorten of verlengen.
3 De endossanten kunnen deze termijnen verkorten.

Artikel 123 1 De betrokkene kan verzoeken, dat hem een tweede aanbieding wordt gedaan den dag, volgende op de eerste. Belanghebbenden zullen zich er niet op mogen beroepen, dat aan dit verzoek geen gevolg is gegeven, tenzij het verzoek in het protest is vermeld.
2 De houder is niet verplicht, den ter acceptatie aangeboden wisselbrief aan den betrokkene af te geven.

Artikel 124 1 De acceptatie wordt op den wisselbrief gesteld. Zij wordt uitgedrukt door het woord: "geaccepteerd", of door een soortgelijk woord; zij wordt door den betrokkene onderteekend. De enkele handteekening van den betrokkene, op de voorzijde van den wisselbrief gesteld, geldt als acceptatie.
2 Wanneer de wisselbrief betaalbaar is een zekeren tijd na zicht, of wanneer hij krachtens een uitdrukkelijk beding ter acceptatie moet worden aangeboden binnen een bepaalden termijn, moet de acceptatie als dagteekening inhouden den dag, waarop zij is geschied, tenzij de houder dien van de aanbieding eischt. Bij gebreke van dagteekening moet de houder dit verzuim door een tijdig protest doen vaststellen, op straffe van verlies van zijn recht van regres op de endossanten en op den trekker, die fonds heeft bezorgd.

Artikel 125 1 De acceptatie is onvoorwaardelijk, maar de betrokkene kan haar beperken tot een gedeelte van de som.
2 Elke andere wijziging, door den acceptant met betrekking tot het in den wisselbrief vermelde aangebracht, geldt als weigering van acceptatie. De acceptant is echter gehouden overeenkomstig den inhoud zijner acceptatie.

Artikel 126 1 Wanneer de trekker den wisselbrief op een andere plaats dan die van het domicilie des betrokkenen heeft betaalbaar gesteld, zonder eenen derde aan te wijzen, bij wien de betaling moet worden gedaan, kan de betrokkene dezen bij de acceptatie aanwijzen. Bij gebreke van zoodanige aanwijzing wordt de acceptant geacht zich verbonden te hebben zelf te betalen op de plaats van betaling.
2 Indien de wisselbrief betaalbaar is aan het domicilie des betrokkenen, kan deze, in de acceptatie, een adres aanwijzen, in dezelfde plaats, waar de betaling moet worden gedaan.

Artikel 127 1 Door de acceptatie verbindt de betrokkene zich, den wisselbrief op den vervaldag te betalen.
2 Bij gebreke van betaling heeft de houder, al ware hij de trekker, tegen den acceptant een rechtstreeksche vordering, uit den wisselbrief voortspruitend, voor al hetgeen kan worden gevorderd krachtens de artikelen 147 en 148.

Artikel 127a Hij, die het noodige fonds in handen heeft, bijzonderlijk bestemd tot de betaling van eenen getrokken wisselbrief, is, op straffe van schadevergoeding jegens den trekker, tot de acceptatie verplicht.

Artikel 127b 1 Belofte om eenen wisselbrief te zullen accepteeren geldt niet als acceptatie, maar geeft aan den trekker eene rechtsvordering tot schadevergoeding tegen den belover, die weigert zijne belofte gestand te doen.
2 Deze schade bestaat in de kosten van protest en herwissel, wanneer de wisselbrief voor des trekkers eigene rekening was getrokken.
3 Wanneer de trekking voor rekening van eenen derde was gedaan, bestaat de schade in de kosten van protest en herwissel, en in het beloop van hetgeen de trekker, uit hoofde van de bekomene toezegging van den belover, aan dien derde, op het crediet van den wisselbrief, heeft voorgeschoten.

Artikel 127c De trekker is verplicht aan den betrokkene tijdig kennis of advies te geven van den door hem getrokken wisselbrief, en, bij nalatigheid daarvan, gehouden tot vergoeding van de kosten, door weigering van acceptatie of betaling uit dien hoofde gevallen.

Artikel 127d Indien de wisselbrief voor rekening van eenen derde is getrokken, is deze alleen daarvoor aan den acceptant verbonden.

Artikel 128 1 Indien de betrokkene zijn op den wisselbrief gestelde acceptatie heeft doorgehaald vóór de teruggave van den wisselbrief, wordt de acceptatie geacht te zijn geweigerd. Behoudens tegenbewijs wordt de doorhaling geacht te zijn geschied vóór de teruggave van den wisselbrief.
2 Indien echter de betrokkene van zijne acceptatie schriftelijk heeft doen blijken aan den houder of aan iemand, wiens handteekening op den wisselbrief voorkomt, is hij tegenover dezen gehouden overeenkomstig den inhoud van zijne acceptatie.

Vierde afdeeling

Van het aval

Artikel 129 1 De betaling van eenen wisselbrief kan voor het geheel of een gedeelte van de wisselsom door eenen borgtocht (aval) worden verzekerd.
2 Deze borgtocht kan door eenen derde, of zelfs door iemand, wiens handteekening op den wisselbrief voorkomt, worden gegeven.

Artikel 130 1 Het aval wordt op den wisselbrief of op een verlengstuk gesteld.
2 Het wordt uitgedrukt door de woorden: "goed voor aval" of door een soortgelijke uitdrukking; het wordt door den avalgever onderteekend.
3 De enkele handteekening van den avalgever, gesteld op de voorzijde van den wisselbrief, geldt als aval, behalve wanneer de handteekening die is van den betrokkene of van den trekker.
4 Het kan ook geschieden bij een afzonderlijk geschrift of bij een brief, vermeldende de plaats, waar het is gegeven.
5 In het aval moet worden vermeld, voor wien het is gegeven. Bij gebreke hiervan wordt het geacht voor den trekker te zijn gegeven.

Artikel 131 1 De avalgever is op dezelfde wijze verbonden als degenen, voor wien het aval is gegeven.
2 Zijne verbintenis is geldig, zelfs indien, wegens een andere oorzaak dan een vormgebrek, de door hem gewaarborgde verbintenis nietig is.
3 Door te betalen verkrijgt de avalgever de rechten, welke krachtens den wisselbrief kunnen worden uitgeoefend tegen dengene, voor wien het aval is gegeven en tegen degenen, die tegenover dezen krachtens den wisselbrief verbonden zijn.

Vijfde afdeeling

Van den vervaldag

Artikel 132 1 Een wisselbrief kan worden getrokken:
op zicht;
op een zekeren tijd na zicht;
op een zekeren tijd na dagteekening;
op een bepaalden dag.
2 Wisselbrieven met anders bepaalde vervaldagen of in termijnen betaalbaar zijn nietig.

Artikel 133 1 De wisselbrief, getrokken op zicht, is betaalbaar bij de aanbieding. Hij moet ter betaling worden aangeboden binnen een jaar na zijne dagteekening. De trekker kan dezen termijn verkorten of verlengen. De endossanten kunnen deze termijnen verkorten.
2 De trekker kan voorschrijven, dat een wisselbrief niet ter betaling mag worden aangeboden vóór een bepaalden dag. In dat geval loopt de termijn van aanbieding van dien dag af.

Artikel 134 1 De vervaldag van eenen wisselbrief, getrokken op een zekeren tijd na zicht, wordt bepaald, hetzij door de dagteekening der acceptatie, hetzij door die van het protest.
2 Bij gebreke van protest wordt de niet-gedagteekende acceptatie ten aanzien van den acceptant geacht te zijn gedaan op den laatsten dag van den termijn, voor de aanbieding ter acceptatie voorgeschreven.

Artikel 135 1 De wisselbrief, getrokken op een of meer maanden na dagteekening of na zicht, vervalt op den overeenkomstigen dag van de maand, waarin de betaling moet worden gedaan. Bij gebreke van een overeenkomstigen dag vervalt een zoodanige wisselbrief op den laatsten dag van die maand.
2 Bij eenen wisselbrief, getrokken op een of meer maanden en een halve maand na dagteekening of na zicht, worden eerst de geheele maanden gerekend.
3 Is de vervaldag bepaald op het begin, het midden (half Januari, half Februari enz.) of op het einde van eene maand, dan wordt onder die uitdrukkingen verstaan: de eerste, de vijftiende, de laatste van die maand.
4 Onder de uitdrukkingen: "acht dagen", "vijftien dagen", moet worden verstaan niet ééne of twee weken, maar een termijn van acht of van vijftien dagen.
5 De uitdrukking "halve maand" duidt eenen termijn van vijftien dagen aan.

Artikel 136 1 De vervaldag van eenen wisselbrief, betaalbaar op een bepaalden dag, in eene plaats, waar de tijdrekening een andere is dan die van de plaats van uitgifte, wordt geacht te zijn vastgesteld volgens de tijdrekening van de plaats van betaling.
2 De dag van uitgifte van eenen wisselbrief, getrokken tusschen twee plaatsen met verschillende tijdrekening en betaalbaar een zekeren tijd na dagteekening, wordt herleid tot den overeenkomstigen dag van de tijdrekening van de plaats van betaling en de vervaldag wordt dienovereenkomstig vastgesteld.
3 De termijnen van aanbieding der wisselbrieven worden berekend overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande lid.
4 Dit artikel is niet van toepassing, indien uit eene in den wisselbrief opgenomen clausule of uit zijne bewoordingen een afwijkende bedoeling kan worden afgeleid.

Zesde afdeeling

Van de betaling

Artikel 137 1 De houder van eenen wisselbrief, betaalbaar op een bepaalden dag of een zekeren tijd na dagteekening of na zicht, moet dezen ter betaling aanbieden, hetzij den dag, waarop hij betaalbaar is, hetzij eenen der twee daaropvolgende werkdagen.
2 De aanbieding van eenen wisselbrief aan eene verrekeningskamer geldt als aanbieding ter betaling. Bij algemeenen maatregel van bestuur zullen de instellingen worden aangewezen, die in den zin van dezen Titel als verrekeningskamers worden beschouwd.

Artikel 138 1 Buiten het geval, in artikel 167b vermeld, kan de betrokkene, den wisselbrief betalende, vorderen, dat hem deze, van behoorlijke kwijting van den houder voorzien, wordt uitgeleverd.
2 De houder mag niet weigeren een gedeeltelijke betaling aan te nemen.
3 In geval van gedeeltelijke betaling kan de betrokkene vorderen, dat van die betaling op den wisselbrief melding wordt gemaakt en dat hem daarvoor kwijting wordt gegeven.

Artikel 139 1 De houder van eenen wisselbrief kan niet genoodzaakt worden, vóór den vervaldag betaling te ontvangen.
2 De betrokkene, die vóór den vervaldag betaalt, doet zulks op eigen verantwoordelijkheid.
3 Hij, die op den vervaldag betaalt, is deugdelijk gekweten, mits er zijnerzijds geen bedrog plaats heeft of grove schuld aanwezig is. Hij is gehouden, de regelmatigheid van de reeks van endossementen, maar niet de handteekening der endossanten te onderzoeken.
4 Indien hij, niet bevrijdend betaald hebbende, verplicht wordt, ten tweede male te betalen, heeft hij verhaal op allen die de wissel niet te goeder trouw hebben verkregen.

Artikel 140 1 Een wisselbrief, waarvan de betaling is bedongen in ander geld dan dat van de plaats van betaling, kan worden betaald in het geld van het land volgens zijne waarde op den vervaldag. Indien de schuldenaar in gebreke is, kan de houder te zijner keuze vorderen, dat de wisselsom betaald wordt in het geld van het land volgens den koers, hetzij van den vervaldag, hetzij van den dag van betaling.
2 De waarde van het vreemde geld wordt bepaald volgens de gebruiken van de plaats van betaling. De trekker kan echter voorschrijven, dat het te betalen bedrag moet worden berekend volgens een in den wisselbrief voorgeschreven koers.
3 Het bovenstaande is niet van toepassing, indien de trekker heeft voorgeschreven, dat de betaling moet geschieden in een bepaald aangeduid geld (clausule van werkelijke betaling in vreemd geld).
4 Indien het bedrag van den wisselbrief is aangegeven in geld, hetwelk dezelfde benaming, maar eene verschillende waarde heeft in het land van uitgifte en in dat van betaling, wordt men vermoed het geld van de plaats van betaling te hebben bedoeld.

Artikel 141 Bij gebreke van aanbieding ter betaling van den wisselbrief binnen den termijn, bij artikel 137 vastgesteld, heeft elke schuldenaar de bevoegdheid, het bedrag te bevoegder plaatse in consignatie te geven, op kosten en onder verantwoordelijkheid van den houder.

Zevende afdeeling

Van het recht van regres in geval van non-acceptatie of non-betaling

Artikel 142 1 De houder kan zijn recht van regres op de endossanten, den trekker en de andere wisselschuldenaren uitoefenen:
Op den vervaldag:
indien de betaling niet heeft plaats gehad;
2 Zelfs vóór den vervaldag:
1°. indien de acceptatie geheel of gedeeltelijk is geweigerd;
2°. in geval van faillissement van den betrokkene, al of niet acceptant, of het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen en van het oogenblik af, waarop eene hem verleende surséance van betaling is ingegaan;
3°. in geval van faillissement van den trekker of het ten aanzien van hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van een niet voor acceptatie vatbaren wisselbrief.

Artikel 143 1 De weigering van acceptatie of van betaling moet worden vastgesteld bij authentieke acte (protest van non-acceptatie of van non-betaling).
2 Het protest van non-acceptatie moet worden opgemaakt binnen de termijnen, voor de aanbieding ter acceptatie vastgesteld. Indien, in het geval bij artikel 123, lid 1, voorzien, de eerste aanbieding heeft plaats gehad op den laatsten dag van den termijn, kan het protest nog op den volgenden dag worden gedaan.
3 Het protest van non-betaling van eenen wisselbrief, betaalbaar op een bepaalden dag of zekeren tijd na dagteekening of na zicht, moet worden gedaan op éénen der twee werkdagen, volgende op den dag, waarop de wisselbrief betaalbaar is. Indien het eenen wisselbrief, betaalbaar op zicht, betreft, moet het protest worden gedaan, overeenkomstig de bepalingen bij het voorgaande lid vastgesteld voor het opmaken van het protest van non-acceptatie.
4 Het protest van non-acceptatie maakt de aanbieding ter betaling en het protest van non-betaling overbodig.
5 In geval van benoeming van bewindvoerders op verzoek van den betrokkene, al of niet acceptant, tot surséance van betaling kan de houder zijn recht van regres niet uitoefenen, dan nadat de wisselbrief ter betaling aan den betrokkene is aangeboden en protest is opgemaakt.
6 Indien de betrokkene, al of niet acceptant, is failliet verklaard, of indien de trekker van eenen wisselbrief, welke niet vatbaar is voor acceptatie, is failliet verklaard, kan de houder, voor de uitoefening van zijn recht van regres, volstaan met overlegging van het vonnis, waarbij het faillissement is uitgesproken.
7 Het zesde lid is van overeenkomstige toepassing indien de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.

Artikel 143a 1 De betaling van eenen wisselbrief moet gevraagd en het daarop volgende protest gedaan worden ter woonplaats van den betrokkene.
2 Indien de wisselbrief getrokken is om in eene andere aangewezene woonplaats of door eenen anderen aangewezen persoon, hetzij in dezelfde, hetzij in eene andere gemeente te worden betaald, moet de betaling gevraagd en het protest opgemaakt worden ter aangewezene woonplaats of aan den aangewezen persoon.
3 Artikel 54 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 143b 1 De protesten, zowel van non-acceptatie als van non-betaling, worden gedaan door een deurwaarder. Deze kan zich desverkiezende doen vergezellen door een of twee getuigen.
2 De protesten behelzen:
1°. een letterlijk afschrift van den wisselbrief, van de acceptatie, van de endossementen, van het aval en van de adressen daarop gesteld;
2°. de vermelding dat zij de acceptatie of betaling aan de personen, of ter plaatse in het voorgaand artikel gemeld, afgevraagd en niet bekomen hebben;
3°. de vermelding van de opgegevene reden van non-acceptatie of non-betaling;
4°. de aanmaning om het protest te teekenen, en de redenen van weigering;
5°. de vermelding, dat hij, deurwaarder, wegens die non-acceptatie of non-betaling heeft geprotesteerd.
3 Indien het protest een vermisten wisselbrief betreft, volstaat, in plaats van het bepaalde onder 1°. van het voorgaande lid, eene zoo nauwkeurig mogelijke omschrijving van den inhoud des wisselbriefs.

Artikel 143c De deurwaarders zijn verplicht, op straffe van schadevergoeding, afschrift van het protest te laten, en hiervan melding in het afschrift te maken, en hetzelve, naar orde des tijds, in te schrijven in een bijzonder register, genommerd en gewaarmerkt door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin hun woonplaats is gelegen, en om wijders, zulks begeerd wordende, een of meer afschriften van het protest aan de belanghebbenden te leveren.

Artikel 143d Als protest van non-acceptatie, onderscheidenlijk van non-betaling geldt de door dengene, aan wien de acceptatie of de betaling wordt afgevraagd, met toestemming van den houder op den wisselbrief gestelde, gedagteekende en onderteekende verklaring, dat hij dezelve weigert, tenzij de trekker heeft aangeteekend, dat hij een authentiek protest verlangt.

Artikel 144 1 De houder moet van de non-acceptatie of van de non-betaling kennis geven aan zijnen endossant en aan den trekker binnen de vier werkdagen, volgende op den dag van het protest of, indien de wisselbrief getrokken is met de clausule zonder kosten, volgende op dien der aanbieding. Elke endossant moet binnen de twee werkdagen, volgende op den dag van ontvangst der kennisgeving, de door hem ontvangen kennisgeving aan zijnen endossant mededeelen, met aanwijzing van de namen en adressen van degenen, die de voorafgaande kennisgevingen hebben gedaan, en zoo vervolgens, teruggaande tot den trekker. Deze termijnen loopen van de ontvangst der voorafgaande kennisgeving af.
2 Indien overeenkomstig het voorgaande lid eene kennisgeving is gedaan aan iemand, wiens handteekening op den wisselbrief voorkomt, moet gelijke kennisgeving binnen denzelfden termijn aan diens avalgever worden gedaan.
3 Indien een endossant zijn adres niet of op onleesbare wijze heeft aangeduid, kan worden volstaan met kennisgeving aan den voorafgaanden endossant.
4 Hij, die eene kennisgeving heeft te doen, kan zulks doen in iederen vorm, zelfs door enkele terugzending van den wisselbrief.
5 Hij moet bewijzen, dat hij de kennisgeving binnen den vastgestelden termijn heeft gedaan. Deze termijn wordt gehouden te zijn in acht genomen, wanneer een brief, die de kennisgeving behelst, binnen den genoemden termijn ter post is bezorgd.
6 Hij, die de kennisgeving niet binnen den bovenvermelden termijn doet, stelt zich niet bloot aan verval van zijn recht; hij is, indien daartoe aanleiding bestaat, verantwoordelijk voor de schade, door zijne nalatigheid veroorzaakt, zonder dat echter de schadevergoeding de wisselsom kan te boven gaan.

Artikel 145 1 De trekker, een endossant of een avalgever kan, door de clausule "zonder kosten", "zonder protest", of een andere soortgelijke op den wisselbrief gestelde en onderteekende clausule, den houder van het opmaken van een protest van non-acceptatie of van non-betaling, ter uitoefening van zijn recht van regres, ontslaan.
2 Deze clausule ontslaat den houder niet van de aanbieding van den wisselbrief binnen de voorgeschreven termijnen, noch van het doen van de kennisgevingen. Het bewijs van de niet-inachtneming der termijnen moet worden geleverd door dengene, die zich daarop tegenover den houder beroept.
3 Is de clausule door den trekker gesteld, dan heeft zij gevolgen ten aanzien van allen, wier handteekeningen op den wisselbrief voorkomen; is zij door eenen endossant of door eenen avalgever gesteld, dan heeft zij gevolgen alleen voor dezen endossant of avalgever. Indien de houder, ondanks de door den trekker gestelde clausule, toch protest doet opmaken, zijn de kosten daarvan voor zijne rekening. Indien de clausule van eenen endossant of eenen avalgever afkomstig is, kunnen de kosten van het protest, indien dit is opgemaakt, op allen, wier handteekeningen op den wisselbrief voorkomen, worden verhaald.

Artikel 146 1 Allen, die eenen wisselbrief hebben getrokken, geaccepteerd, geëndosseerd, of voor aval geteekend, zijn hoofdelijk tegenover den houder verbonden. Bovendien is ook de derde, voor wiens rekening de wisselbrief is getrokken en die de waarde daarvoor heeft genoten, jegens den houder aansprakelijk.
2 De houder kan deze personen, zoowel ieder afzonderlijk, als gezamenlijk, aanspreken, zonder verplicht te zijn de volgorde, waarin zij zich hebben verbonden, in acht te nemen.
3 Hetzelfde recht komt toe aan ieder, wiens handteekening op den wisselbrief voorkomt en die dezen, ter voldoening aan zijnen regresplicht, heeft betaald.
4 De vordering, ingesteld tegen éénen der wisselschuldenaren, belet niet de anderen aan te spreken, al hadden dezen zich later verbonden dan de eerst aangesprokene.

Artikel 146a 1 De houder van eenen geprotesteerden wisselbrief heeft in geen geval eenig recht op het fonds, dat de betrokkene van den trekker in handen heeft.
2 Indien de wisselbrief niet is geaccepteerd, behooren die penningen, bij faillissement van den trekker of indien ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, aan diens boedel.
3 In geval van acceptatie, blijft het fonds, tot het beloop van den wisselbrief, aan den betrokkene, behoudens de verplichting van dezen om jegens den houder aan zijne acceptatie te voldoen.

Artikel 147 1 De houder kan van dengene, tegen wien hij zijn recht van regres uitoefent, vorderen:
1°. de som van den niet-geaccepteerden of niet betaalden wisselbrief met de rente, zoo deze bedongen is;
2°. de wettelijke rente, te rekenen van de vervaldag, voor wissels die in Nederland uitgegeven en betaalbaar zijn, en een rente van zes ten honderd, te rekenen van de vervaldag, voor alle overige wissels;
3°. de kosten van protest, die van de gedane kennisgevingen alsmede de andere kosten.
2 Zoo de uitoefening van het recht van regres vóór den vervaldag plaats heeft, wordt op de wisselsom eene korting toegepast. Deze korting wordt berekend volgens het officiëele disconto (bankdisconto), geldende ter woonplaats van den houder, op den dag van de uitoefening van het recht van regres.

Artikel 148 Hij, die ter voldoening aan zijnen regresplicht den wisselbrief heeft betaald, kan van degenen, die tegenover hem regresplichtig zijn, vorderen:
1°. het geheele bedrag, dat hij betaald heeft;
2°. de wettelijke rente, te rekenen van de dag der betaling, voor wissels die in Nederland uitgegeven en betaalbaar zijn, en een rente van zes ten honderd, te rekenen van de dag der betaling, voor alle overige wissels;
3°. de door hem gemaakte kosten.


Artikel 149 1 Elke wisselschuldenaar, tegen wien het recht van regres wordt of kan worden uitgeoefend, kan, tegen betaling ter voldoening aan zijnen regresplicht, de afgifte vorderen van den wisselbrief met het protest, alsmede een voor voldaan geteekende rekening.
2 Elke endossant, die ter voldoening aan zijnen regresplicht den wisselbrief heeft betaald, kan zijn endossement en dat van de volgende endossanten doorhalen.

Artikel 150 Bij gedeeltelijke acceptatie kan degene, die ter voldoening aan zijnen regresplicht het niet geaccepteerde gedeelte van de wisselsom heeft betaald, vorderen, dat die betaling op den wisselbrief wordt vermeld en dat hem daarvan kwijting wordt gegeven. De houder moet hem daarenboven uitleveren een voor eensluidend geteekend afschrift van den wisselbrief, alsmede het protest, om hem de uitoefening van zijn verdere regresrechten mogelijk te maken.

Artikel 151 1 Ieder, die een recht van regres kan uitoefenen, kan, tenzij het tegendeel bedongen is, zich de vergoeding bezorgen door middel van een nieuwen wisselbrief (herwissel), getrokken op zicht op éénen van degenen, die tegenover hem regresplichtig zijn en betaalbaar te diens woonplaats.
2 De herwissel omvat, behalve de bedragen in de artikelen 147 en 148 aangegeven, de bedragen van provisie en het zegel van den herwissel.
3 Indien de herwissel door den houder is getrokken, wordt het bedrag bepaald volgens den koers van eenen zichtwissel, getrokken van de plaats, waar de oorspronkelijke wisselbrief betaalbaar was, op de woonplaats van den regresplichtige. Indien de herwissel is getrokken door eenen endossant, wordt het bedrag bepaald volgens den koers van eenen zichtwissel, getrokken van de woonplaats van den trekker van den herwissel op de woonplaats van den regresplichtige.

Artikel 152 1 Na afloop van de termijnen vastgesteld:
voor de aanbieding van eenen wisselbrief getrokken op zicht of zekeren tijd na zicht;
voor het opmaken van het protest van non-acceptatie of van non-betaling;
voor de aanbieding ter betaling in geval van beding zonder kosten,
vervalt het recht van den houder tegen de endossanten, tegen den trekker, en tegen de andere wisselschuldenaren, met uitzondering van den acceptant.
2 Bij gebreke van aanbieding ter acceptatie binnen den door den trekker voorgeschreven termijn, vervalt het recht van regres van den houder, zoowel wegens non-betaling als wegens non-acceptatie, tenzij uit de bewoordingen van den wisselbrief blijkt, dat de trekker zich slechts heeft willen bevrijden van zijne verplichting, voor de acceptatie in te staan.
3 Indien de bepaling van eenen termijn voor de aanbieding in een endossement is vervat, kan alleen de endossant daarop een beroep doen.

Artikel 152a 1 De wisselbrief van non-acceptatie of van non-betaling zijnde geprotesteerd, is niettemin de trekker, al ware het protest niet intijds gedaan, tot vrijwaring gehouden, tenzij hij bewees, dat de betrokkene op den vervaldag het noodige fonds tot betaling des wisselbriefs in handen had. Indien het vereischte fonds slechts gedeeltelijk aanwezig was, is de trekker voor het ontbrekende gehouden.
2 Was de wisselbrief niet geaccepteerd, dan is, ingeval van niet tijdig protest, de trekker, op straffe van tot vrijwaring te zijn gehouden, verplicht, den houder af te staan en over te dragen de vordering op het fonds, dat de betrokkene van hem ten vervaldage heeft in handen gehad, en zulks tot het beloop van den wisselbrief; en hij moet aan den houder, te diens koste, de noodige bewijzen verschaffen om die vordering te doen gelden. Indien de trekker in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, zijn de curatoren onderscheidenlijk de bewindvoerders in zijnen boedel tot dezelfde verplichtingen gehouden, ten ware deze mochten verkiezen, den houder als schuldeischer, voor het beloop van den wisselbrief, toe te laten.

Artikel 153 1 Wanneer de aanbieding van den wisselbrief of het opmaken van het protest binnen de voorgeschreven termijnen wordt verhinderd door een onoverkomelijk beletsel (wettelijk voorschrift van eenigen Staat of ander geval van overmacht), worden deze termijnen verlengd.
2 De houder is verplicht, van de overmacht onverwijld aan zijnen endossant kennis te geven, en deze kennisgeving gedagteekend en onderteekend op den wisselbrief of op een verlengstuk te vermelden; voor het overige zijn de bepalingen van artikel 144 toepasselijk.
3 Na het ophouden van de overmacht moet de houder onverwijld den wisselbrief ter acceptatie of ter betaling aanbieden en, indien daartoe aanleiding bestaat, protest doen opmaken.
4 Indien de overmacht meer dan dertig dagen, te rekenen van den vervaldag, aanhoudt, kan het recht van regres worden uitgeoefend, zonder dat de aanbieding of het opmaken van protest noodig is.
5 Voor wisselbrieven, getrokken op zicht of op zekeren tijd na zicht, loopt de termijn van dertig dagen van den dag, waarop de houder, al ware het vóór het einde van den aanbiedingstermijn, van de overmacht aan zijnen endossant heeft kennis gegeven; voor wisselbrieven, getrokken op zekeren tijd na zicht, wordt de termijn van dertig dagen verlengd met den zichttermijn, in den wisselbrief aangegeven.
6 Feiten, welke voor den houder, of voor dengene, dien hij met de aanbieding van den wisselbrief of met het opmaken van het protest belastte, van zuiver persoonlijken aard zijn, worden niet beschouwd als gevallen van overmacht.

Achtste afdeeling

Van de tusschenkomst

1

Algemeene bepalingen

Artikel 154 1 De trekker, een endossant, of een avalgever, kan iemand aanwijzen om, in geval van nood, te accepteeren of te betalen.
2 Onder de hierna vastgestelde voorwaarden kan de wisselbrief worden geaccepteerd of betaald door iemand, die tusschenkomt voor eenen schuldenaar, op wien recht van regres kan worden uitgeoefend.
3 De interveniënt kan een derde zijn, zelfs de betrokkene, of een reeds krachtens den wisselbrief verbonden persoon, behalve de acceptant.
4 De interveniënt geeft binnen den termijn van twee werkdagen van zijne tusschenkomst kennis aan dengene, voor wien hij tusschenkwam. In geval van niet-inachtneming van dien termijn is hij, indien daartoe aanleiding bestaat, verantwoordelijk voor de schade, door zijne nalatigheid veroorzaakt, zonder dat echter de schadevergoeding de wisselsom kan te boven gaan.

2

Acceptatie bij tusschenkomst

Artikel 155 1 De acceptatie bij tusschenkomst kan plaats hebben in alle gevallen, waarin de houder van eenen voor acceptatie vatbaren wisselbrief vóór den vervaldag recht van regres kan uitoefenen.
2 Wanneer op den wisselbrief iemand is aangewezen om dezen, in geval van nood, ter plaatse van betaling te accepteeren of te betalen, kan de houder zijn recht tegen dengene, die de aanwijzing heeft gedaan en tegen hen, die daarna hunne handteekeningen op den wisselbrief hebben geplaatst, niet vóór den vervaldag uitoefenen, tenzij hij den wisselbrief aan den aangewezen persoon heeft aangeboden, en van diens weigering tot acceptatie protest is opgemaakt.
3 In de andere gevallen van tusschenkomst kan de houder de acceptatie bij tusschenkomst weigeren. Indien hij haar echter aanneemt, verliest hij zijn recht van regres, hetwelk hem vóór den vervaldag toekomt tegen dengene, voor wien de acceptatie is gedaan, en tegen hen, die daarna hunne handteekeningen op den wisselbrief hebben geplaatst.

Artikel 156 De acceptatie bij tusschenkomst wordt op den wisselbrief vermeld; zij wordt door den interveniënt onderteekend. Zij wijst aan, voor wien zij is geschied; bij gebreke van die aanwijzing wordt zij geacht voor den trekker te zijn geschied.

Artikel 157 1 De acceptant bij tusschenkomst is tegenover den houder en tegenover de endossanten, die den wisselbrief hebben geëndosseerd na dengene, voor wien de tusschenkomst is geschied, op dezelfde wijze als deze laatste verbonden.
2 Niettegenstaande de acceptatie bij tusschenkomst kunnen degene, voor wien zij werd gedaan en degenen, die tegenover dezen regresplichtig zijn, van den houder, indien daartoe aanleiding bestaat, tegen terugbetaling van de bij artikel 147 aangewezen som, de afgifte van den wisselbrief, van het protest en van een voor voldaan geteekende rekening vorderen.

3

Betaling bij tusschenkomst

Artikel 158 1 De betaling bij tusschenkomst kan plaats hebben in alle gevallen, waarin, hetzij op den vervaldag, hetzij vóór den vervaldag, de houder recht van regres heeft.
2 De betaling moet de geheele som beloopen, welke degene, voor wien zij heeft plaats gehad, moest voldoen.
3 Zij moet plaats hebben uiterlijk op den dag volgende op den laatsten dag, waarop het protest van non-betaling kan worden opgemaakt.

Artikel 159 1 Indien de wisselbrief is geaccepteerd door interveniënten, wier domicilie ter plaatse van betaling is gevestigd, of indien personen, wier domicilie in dezelfde plaats is gevestigd, zijn aangeduid om in geval van nood te betalen, moet de houder den wisselbrief aan al die personen aanbieden, en, indien daartoe aanleiding bestaat, protest van non-betaling doen opmaken uiterlijk op den dag volgende op den laatsten dag, waarop dit kan geschieden.
2 Bij gebreke van protest binnen dien termijn zijn degene, die het noodadres heeft gesteld of voor wien de wisselbrief is geaccepteerd, en de latere endossanten van hunne verbintenis bevrijd.

Artikel 160 De houder, die weigert de betaling bij tusschenkomst aan te nemen, verliest zijn recht van regres op hen, die daardoor zouden zijn bevrijd.

Artikel 161 1 De betaling bij tusschenkomst moet worden vastgesteld door eene kwijting, geplaatst op den wisselbrief met aanwijzing van dengene, voor wien zij is gedaan. Bij gebreke van die aanwijzing wordt de betaling geacht voor den trekker te zijn gedaan.
2 De wisselbrief en het protest, indien dit is opgemaakt, moeten worden uitgeleverd aan hem, die bij tusschenkomst betaalt.

Artikel 162 1 Hij, die bij tusschenkomst betaalt, verkrijgt de rechten, uit den wisselbrief voortvloeiende, tegen dengene, voor wien hij heeft betaald, en tegen degenen, die tegenover dezen laatste krachtens den wisselbrief verbonden zijn. Hij mag echter den wisselbrief niet opnieuw endosseeren.
2 De endossanten, volgende op dengene, voor wien de betaling heeft plaats gehad, zijn bevrijd.
3 Indien zich meer personen tot de betaling bij tusschenkomst aanbieden, heeft de voorkeur de betaling, welke het grootste aantal bevrijdingen teweegbrengt. De interveniënt, die desbewust in strijd hiermede handelt, verliest zijn recht van regres tegen hen, die anders zouden zijn bevrijd.

Negende afdeeling

Van wisselexemplaren, wisselafschriften en vermiste wisselbrieven

1

Wisselexemplaren

Artikel 163 1 De wisselbrief kan in meer gelijkluidende exemplaren worden getrokken.
2 Die exemplaren moeten in den tekst zelf van den titel worden genummerd, bij gebreke waarvan elk exemplaar wordt beschouwd als een afzonderlijke wisselbrief.
3 Iedere houder van eenen wisselbrief, waarin niet is vermeld, dat deze in een enkel exemplaar getrokken is, kan op zijne kosten de levering van meer exemplaren vorderen. Te dien einde moet hij zich tot zijn onmiddellijken endossant wenden, die verplicht is zijne medewerking te verleenen om zijn eigen endossant aan te spreken, en zoo vervolgens, teruggaande tot den trekker. De endossanten zijn verplicht, de endossementen ook op de nieuwe exemplaren aan te brengen.

Artikel 164 1 De betaling, op één der exemplaren gedaan, bevrijdt, ook al ware niet bedongen, dat die betaling de kracht der andere exemplaren te niet doet. Echter blijft de betrokkene verbonden wegens elk geaccepteerd exemplaar, dat hem niet is uitgeleverd.
2 De endossant, die de exemplaren aan verschillende personen heeft overgedragen, alsook de latere endossanten, zijn verbonden wegens alle exemplaren, die hunne handteekening dragen en die niet zijn uitgeleverd.

Artikel 165 1 Hij, die één der exemplaren ter acceptatie heeft gezonden, moet op de andere exemplaren den naam van den persoon aanwijzen, in wiens handen dat exemplaar zich bevindt. Deze is verplicht, dit aan den rechtmatigen houder van een ander exemplaar uit te leveren.
2 Weigert hij dit, dan kan de houder slechts zijn recht van regres uitoefenen, nadat hij door een protest heeft doen vaststellen:
1°. dat het ter acceptatie gezonden exemplaar hem desgevraagd niet is uitgeleverd;
2°. dat hij de acceptatie of de betaling op een ander exemplaar niet heeft kunnen verkrijgen.

2

Wisselafschriften

Artikel 166 1 Elke houder van eenen wisselbrief heeft het recht, daarvan afschriften te vervaardigen.
2 Het afschrift moet het oorspronkelijke nauwkeurig weergeven met de endossementen en alle andere vermeldingen, die er op voorkomen. Het moet aangeven, waar het afschrift ophoudt.
3 Het kan worden geëndosseerd en voor aval geteekend op dezelfde wijze en met dezelfde gevolgen, als het oorspronkelijke.

Artikel 167 1 Het afschrift moet dengene, in wiens handen het oorspronkelijke stuk zich bevindt, vermelden. Deze is verplicht het oorspronkelijke stuk aan den rechtmatigen houder van het afschrift uit te leveren.
2 Weigert hij dit, dan kan de houder zijn recht van regres tegen hen, die het afschrift hebben geëndosseerd of voor aval geteekend, slechts uitoefenen, nadat hij door een protest heeft doen vaststellen, dat het oorspronkelijke stuk hem desgevraagd niet is uitgeleverd.
3 Indien na het laatste daarop geplaatste endossement, alvorens het afschrift is vervaardigd, het oorspronkelijke stuk de clausule draagt: "van hier af geldt het endossement slechts op de copie", of eenige andere soortgelijke clausule, is een nadien op het oorspronkelijk stuk geplaatst endossement nietig.

3

Vermiste wisselbrieven

Artikel 167a Degene die een wisselbrief, waarvan hij houder was, vermist, kan met inachtneming van artikel 49, derde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van de betrokkene betaling vragen.

Artikel 167b Degene die een wisselbrief waarvan hij houder was, en welke is vervallen, en, zoveel nodig, geprotesteerd, vermist, kan met inachtneming van artikel 49, derde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, zijn rechten alleen tegen de acceptant en tegen de trekker uitoefenen.

Tiende afdeeling

Van veranderingen

Artikel 168 In geval van verandering van den tekst van eenen wisselbrief, zijn zij, die daarna hunne handteekeningen op den wisselbrief geplaatst hebben, volgens den veranderden tekst verbonden; zij, die daarvoor hunne handteekeningen op den wisselbrief geplaatst hebben, zijn verbonden volgens den oorspronkelijken tekst.

Elfde afdeeling

Van verjaring

Artikel 168a Behoudens de bepaling van het volgende artikel gaat wisselschuld te niet door alle middelen van schuldbevrijding, bij het Burgerlijk Wetboek aangewezen.

Artikel 169 1 Alle rechtsvorderingen, welke uit den wisselbrief tegen den acceptant voortspruiten, verjaren door een tijdsverloop van drie jaren, te rekenen van den vervaldag.
2 De rechtsvorderingen van den houder tegen de endossanten en tegen den trekker verjaren door een tijdsverloop van een jaar, te rekenen van de dagteekening van het tijdig opgemaakte protest of, ingeval van de clausule zonder kosten, van den vervaldag.
3 De rechtsvorderingen van de endossanten tegen elkander en tegen den trekker verjaren door tijdsverloop van zes maanden, te rekenen van den dag, waarop de endossant ter voldoening aan zijnen regresplicht den wisselbrief heeft betaald, of van den dag, waarop hij zelf in rechte is aangesproken.
4 De in het eerste lid bedoelde verjaring kan niet worden ingeroepen door den acceptant, indien of voor zoover hij fonds heeft ontvangen of zich ongerechtvaardigd zou hebben verrijkt; evenmin kan de in het tweede en derde lid bedoelde verjaring worden ingeroepen door den trekker, indien of voor zoover hij geen fonds heeft bezorgd noch door den trekker of de endossanten, die zich ongerechtvaardigd zouden hebben verrijkt; alles onverminderd het bepaalde in artikel 306 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 170 1 De stuiting der verjaring is slechts van kracht tegen dengene, ten aanzien van wien de stuitingshandeling heeft plaats gehad.
2 Op de in het vorige artikel bedoelde verjaringen is artikel 321, eerste lid, onder a-d van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing; in de gevallen bedoeld in artikel 321, eerste lid, onder b en c, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek heeft de onbekwame of rechthebbende wiens rechtsvordering is verjaard, verhaal op de wettelijke vertegenwoordiger of bewindvoerder.

Twaalfde afdeeling

Algemene bepalingen

Artikel 171 1 De betaling van eenen wisselbrief, waarvan de vervaldag een wettelijke feestdag is, kan eerst worden gevorderd op den eerstvolgenden werkdag. Evenzoo kunnen alle andere handelingen met betrekking tot wisselbrieven, met name de aanbieding ter acceptatie en het protest, niet plaats hebben dan op eenen werkdag.
2 Wanneer ééne van die handelingen moet worden verricht binnen een zekeren termijn, waarvan de laatste dag een wettelijke feestdag is, wordt deze termijn verlengd tot den eersten werkdag, volgende op het einde van dien termijn. De tusschenliggende feestdagen zijn begrepen in de berekening van den termijn.

Artikel 171a Als wettelijke feestdag in den zin van deze Afdeeling worden beschouwd de Zondag, de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paasch- en Pinksterdagen, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag en de verjaardag van de Koning.

Artikel 172 In de wettelijke of bij overeenkomst vastgestelde termijnen is niet begrepen de dag, waarop deze termijnen beginnen te loopen.

Artikel 173 Geen enkele respijtdag, noch wettelijke, noch rechterlijke, is toegestaan.

Dertiende afdeeling

Van orderbriefjes

Artikel 174 Het orderbriefje behelst:
1°. hetzij de orderclausule, hetzij de benaming "orderbriefje" of "promesse aan order", opgenomen in den tekst zelf, en uitgedrukt in de taal, waarin de titel is gesteld;
2°. de onvoorwaardelijke belofte een bepaalde som te betalen;
3°. de aanwijzing van den vervaldag;
4°. die van de plaats, waar de betaling moet geschieden;
5°. den naam van dengene, aan wien of aan wiens order de betaling moet worden gedaan;
6°. de vermelding van de dagteekening, alsmede van de plaats, waar het orderbiljet is onderteekend;
7°. de handteekening van hem, die den titel uitgeeft (onderteekenaar).

Artikel 175 1 De titel, waarin ééne der vermeldingen, in het voorgaande artikel aangegeven, ontbreekt, geldt niet als orderbriefje, behoudens in de hieronder genoemde gevallen.
2 Het orderbriefje, waarvan de vervaldag niet is aangewezen, wordt beschouwd als betaalbaar op zicht.
3 Bij gebreke van een bijzondere aanwijzing wordt de plaats van de onderteekening van den titel geacht te zijn de plaats van betaling en tevens de plaats van het domicilie van den onderteekenaar.
4 Het orderbriefje, dat de plaats van zijne onderteekening niet vermeldt, wordt geacht te zijn onderteekend in de plaats, aangegeven naast den naam van den onderteekenaar.

Artikel 176 1 Voor zooverre zij niet onvereenigbaar zijn met den aard van het orderbriefje, zijn daarop toepasselijk de bepalingen over wisselbrieven betreffende:
het endossement (artikelen 110-119);
den vervaldag (artikelen 132-136);
de betaling (artikelen 137-141);
het recht van regres in geval van non-betaling (artikelen 142-149, 151-153);
de betaling bij tusschenkomst (artikelen 154, 158-162);
de wisselafschriften (artikelen 166 en 167);
de vermiste wisselbrieven (artikel 167a);
de veranderingen (artikel 168);
de verjaring (artikelen 168a en 169-170);
de feestdagen, de berekening der termijnen en het verbod van respijtdagen (artikelen 171, 171a, 172 en 173).
2 Eveneens zijn op het orderbriefje toepasselijk de bepalingen betreffende den wisselbrief, betaalbaar bij eenen derde of in een andere plaats dan die van het domicilie van den betrokkene (artikelen 103 en 126), de renteclausule (artikel 104), de verschillen in de vermelding met betrekking tot de som, welke moet worden betaald (artikel 105), de gevolgen van het plaatsen eener handteekening onder de omstandigheden bedoeld in artikel 106, die van de handteekening van eenen persoon, die handelt zonder bevoegdheid of die zijne bevoegdheid overschrijdt (artikel 107), en den wisselbrief in blanco (artikel 109).
3 Eveneens zijn op het orderbriefje toepasselijk de bepalingen betreffende het aval (artikelen 129-131); indien overeenkomstig hetgeen is bepaald bij artikel 130, laatste lid, het aval niet vermeldt, voor wien het is gegeven, wordt het geacht voor rekening van den onderteekenaar van het orderbriefje te zijn gegeven.

Artikel 177 1 De onderteekenaar van een orderbriefje is op dezelfde wijze verbonden als de acceptant van eenen wisselbrief.
2 De orderbriefjes, betaalbaar zekeren tijd na zicht, moeten ter teekening voor "gezien" aan den onderteekenaar worden aangeboden binnen den bij artikel 122 vastgestelden termijn. De zichttermijn loopt van de dagteekening van het visum, hetwelk door den onderteekenaar op het orderbriefje moet worden geplaatst. De weigering van dezen zijn visum te plaatsen, moet worden vastgesteld door een protest (artikel 124), van welks dagteekening de zichttermijn begint te loopen.

Zevende titel

Van chèques, en van promessen en quitantiën aan toonder

Eerste afdeeling

Van de uitgifte en den vorm van de chèque

Artikel 178 De chèque behelst:
1°. de benaming "chèque", opgenomen in den tekst zelf en uitgedrukt in de taal, waarin de titel is gesteld;
2°. de onvoorwaardelijke opdracht tot betaling van een bepaalde som;
3°. den naam van dengene, die betalen moet (betrokkene);
4°. de aanwijzing van de plaats, waar de betaling moet geschieden;
5°. de vermelding van de dagteekening, alsmede van de plaats, waar de chèque is getrokken;
6°. de handteekening van dengene, die de chèque uitgeeft (trekker).


Artikel 179 1 De titel, waarin ééne der vermeldingen, in het voorgaande artikel aangegeven, ontbreekt, geldt niet als chèque, behoudens in de hieronder genoemde gevallen.
2 Bij gebreke van een bijzondere aanwijzing, wordt de plaats, aangegeven naast den naam van den betrokkene, geacht te zijn de plaats van betaling. Indien meerdere plaatsen zijn aangegeven naast den naam van den betrokkene, is de chèque betaalbaar op de eerstaangegeven plaats.
3 Bij gebreke van die aanwijzingen of van iedere andere aanwijzing, is de chèque betaalbaar in de plaats, waar het hoofdkantoor van den betrokkene is gevestigd.
4 De chèque, welke niet de plaats aanwijst, waar zij is getrokken, wordt geacht te zijn onderteekend in de plaats, aangegeven naast den naam des trekkers.

Artikel 180 De chèque moet worden getrokken op eenen bankier, die fonds onder zich heeft ter beschikking van den trekker, en krachtens een uitdrukkelijke of stilzwijgende overeenkomst, volgens welke de trekker het recht heeft per chèque over dat fonds te beschikken. In geval van niet-inachtneming van die voorschriften blijft de titel echter als chèque geldig.

Artikel 181 De chèque kan niet worden geaccepteerd. Eene vermelding van acceptatie, op de chèque gesteld, wordt voor niet geschreven gehouden.

Artikel 182 1 De chèque kan betaalbaar worden gesteld:
aan een met name genoemden persoon, met of zonder uitdrukkelijke clausule: "aan order";
aan een met name genoemden persoon, met de clausule: "niet aan order", of een soortgelijke clausule;
aan toonder.
2 De chèque, betaalbaar gesteld aan een met name genoemden persoon, met de vermelding: "of aan toonder", of een soortgelijke uitdrukking, geldt als chèque aan toonder.
3 De chèque zonder vermelding van den nemer geldt als chèque aan toonder.

Artikel 183 1 De chèque kan aan de order van den trekker luiden.
2 De chèque kan worden getrokken voor rekening van eenen derde. De trekker wordt geacht voor zijn eigene rekening te hebben getrokken, indien uit de chèque of uit den adviesbrief niet blijkt, voor wiens rekening zulks is geschied.
3 De chèque kan op den trekker zelf getrokken worden.

Artikel 183a 1 Wanneer de trekker op de chèque de vermelding "waarde ter incasseering", "ter incasso", "in lastgeving" of eenige andere vermelding, met zich brengend een bloote opdracht tot inning, heeft geplaatst, kan de nemer alle uit de chèque voortvloeiende rechten uitoefenen, maar hij kan deze niet anders overdragen dan bijwege van lastgeving.
2 Bij een zoodanige chèque kunnen de chèqueschuldenaren aan den houder slechts de verweermiddelen tegenwerpen, welke aan den trekker zouden kunnen worden tegengeworpen.
3 De opdracht, vervat in een incasso-chèque, eindigt niet door dood of latere onbekwaamheid van den lastgever.

Artikel 184 Eene in de chèque opgenomen renteclausule wordt voor niet geschreven gehouden.

Artikel 185 De chèque kan betaalbaar zijn aan de woonplaats van eenen derde, hetzij in de plaats, waar de betrokkene zijn domicilie heeft, hetzij in een andere plaats.

Artikel 186 1 De chèque, waarvan het bedrag voluit in letters en tevens in cijfers is geschreven, geldt, in geval van verschil, ten beloope van de som, voluit in letters geschreven.
2 De chèque, waarvan het bedrag meermalen is geschreven, hetzij voluit in letters, hetzij in cijfers, geldt, in geval van verschil, slechts ten beloope van de kleinste som.

Artikel 187 Indien de chèque handteekeningen bevat van personen, die onbekwaam zijn zich door middel van een chèque te verbinden, valsche handteekeningen of handteekeningen van verdichte personen, of handteekeningen, welke, onverschillig om welke andere reden, de personen, die die handteekeningen hebben geplaatst of in wier naam zulks is geschied, niet kunnen verbinden, zijn de verbintenissen der andere personen, wier handteekeningen op de chèque voorkomen, desniettemin geldig.

Artikel 188 Ieder, die zijne handteekening op eene chèque plaatst als vertegenwoordiger van eenen persoon, voor wien hij niet de bevoegdheid had te handelen, is zelf krachtens de chèque verbonden, en heeft, betaald hebbende, dezelfde rechten, als de beweerde vertegenwoordigde zou hebben gehad. Hetzelfde geldt ten aanzien van den vertegenwoordiger, die zijne bevoegdheid heeft overschreden.

Artikel 189 De trekker staat in voor de betaling. Elke clausule, waarbij hij deze verplichting uitsluit, wordt voor niet geschreven gehouden.

Artikel 190 Indien eene chèque, onvolledig ten tijde der uitgifte, is volledig gemaakt in strijd met de aangegane overeenkomsten, kan de niet-naleving van die overeenkomsten niet worden tegengeworpen aan den houder, die de cheque te goeder trouw heeft verkregen.

Artikel 190a De trekker, of degene voor wiens rekening de chèque is getrokken, is verplicht zorg te dragen dat het noodige fonds tot betaling op den dag der aanbieding in handen van den betrokkene zij, zelfs indien de chèque bij eenen derde is betaalbaar gesteld, onverminderd de verplichting van den trekker overeenkomstig artikel 189.

Artikel 190b De betrokkene wordt geacht, het noodige fonds in handen te hebben, indien hij bij de aanbieding van de chèque aan den trekker of aan dengene voor wiens rekening is getrokken, een opeischbare som schuldig is, ten minste gelijkstaande met het beloop van de chèque.

Tweede afdeeling

Van de overdracht

Artikel 191 1 De chèque, die betaalbaar is gesteld aan een met name genoemden persoon met of zonder uitdrukkelijke clausule: "aan order", kan door middel van endossement worden overgedragen.
2 De chèque, die betaalbaar is gesteld aan een met name genoemden persoon met de clausule: "niet aan order", of een soortgelijke clausule, kan slechts worden overgedragen in den vorm en met de gevolgen van een gewone cessie. Een op zulk een chèque geplaatst endossement geldt als een gewone cessie.
3 Het endossement kan worden gesteld zelfs ten voordeele van den trekker of van iederen anderen chèqueschuldenaar. Deze personen kunnen de chèque opnieuw endosseeren.

Artikel 192 1 Het endossement moet onvoorwaardelijk zijn. Elke daarin opgenomen voorwaarde wordt voor niet geschreven gehouden.
2 Het gedeeltelijke endossement is nietig.
3 Eveneens is nietig het endossement van den betrokkene.
4 Het endossement aan toonder geldt als endossement in blanco.
5 Het endossement aan den betrokkene geldt slechts als kwijting, behoudens wanneer de betrokkene meer kantoren heeft en wanneer het endossement is gesteld ten voordeele van een ander kantoor dan dat, waarop de chèque is getrokken.

Artikel 193 1 Het endossement moet gesteld worden op de chèque of op een vastgehecht blad (verlengstuk). Het moet worden onderteekend door den endossant.
2 Het endossement kan den geëndosseerde onvermeld laten, of bestaan uit de enkele handteekening van den endossant (endossement in blanco). In het laatste geval moet het endossement om geldig te zijn, op de rugzijde van de chèque of op het verlengstuk worden gesteld.

Artikel 194 1 Door het endossement worden alle uit de chèque voortvloeiende rechten overgedragen.
2 Indien het endossement in blanco is, kan de houder:
1°. het blanco invullen, hetzij met zijn eigen naam, hetzij met den naam van een anderen persoon;
2°. de chèque wederom in blanco of aan een anderen persoon endosseeren;
3°. de chèque aan eenen derde overgeven, zonder het blanco in te vullen, en zonder haar te endosseeren.


Artikel 195 1 Tenzij het tegendeel bedongen is, staat de endossant in voor de betaling.
2 Hij kan een nieuw endossement verbieden; in dat geval staat hij tegenover de personen, aan wie de chèque later is geëndosseerd, niet in voor de betaling.

Artikel 196 Hij, die een door endossement overdraagbare chèque onder zich heeft, wordt beschouwd als de rechtmatige houder, indien hij van zijn recht doet blijken door een ononderbroken reeks van endossementen, zelfs indien het laatste endossement in blanco is gesteld. De doorgehaalde endossementen worden te dien aanzien voor niet geschreven gehouden. Wanneer een endossement in blanco door een ander endossement is gevolgd, wordt de onderteekenaar van dit laatste geacht, de chèque door het endossement in blanco verkregen te hebben.

Artikel 197 Een op eene chèque aan toonder voorkomend endossement maakt den endossant verantwoordelijk overeenkomstig de bepalingen betreffende het recht van regres; het maakt overigens den titel niet tot eene chèque aan order.

Artikel 198 Indien iemand, op welke wijze dan ook, het bezit van de chèque heeft verloren, is de houder, in wiens handen de chèque zich bevindt, niet verplicht de chèque af te geven, indien hij deze te goeder trouw heeft verkregen en zulks onverschillig of het betreft eene chèque aan toonder, dan wel een voor endossement vatbare chèque, ten aanzien van welke de houder op de wijze in artikel 196 voorzien van zijn recht doet blijken.

Artikel 199 Zij, die uit hoofde van de chèque worden aangesproken, kunnen de verweermiddelen, gegrond op hun persoonlijke verhouding tot den trekker of tot vroegere houders, niet aan den houder tegenwerpen, tenzij deze bij de verkrijging van de chèque desbewust ten nadeele van den schuldenaar heeft gehandeld.

Artikel 200 1 Wanneer het endossement de vermelding bevat: "waarde ter incasseering", "ter incasso", "in lastgeving" of eenige andere vermelding, met zich brengend een bloote opdracht tot inning, kan de houder alle uit de chèque voortvloeiende rechten uitoefenen, maar hij kan deze niet anders endosseeren dan bijwege van lastgeving.
2 De chèqueschuldenaren kunnen in dat geval aan den houder slechts de verweermiddelen tegenwerpen, welke aan den endossant zouden kunnen worden tegengeworpen.
3 De opdracht, vervat in een incasso-endossement, eindigt niet door den dood of door de latere onbekwaamheid van den lastgever.

Artikel 201 1 Het endossement, na het protest of de daarmede gelijkstaande verklaring, of na het einde van den aanbiedingstermijn op de chèque gesteld, heeft slechts de gevolgen eener gewone cessie.
2 Behoudens tegenbewijs, wordt het endossement zonder dagteekening geacht te zijn gesteld vóór het protest of de daarmede gelijkstaande verklaringen, of vóór het verstrijken van den in het voorgaande lid bedoelden termijn.

Derde afdeeling

Van het aval

Artikel 202 1 De betaling van de chèque kan zoowel voor haar geheele bedrag als voor een gedeelte daarvan door eenen borgtocht (aval) worden verzekerd.
2 Deze borgtocht kan door eenen derde, behalve door den betrokkene, of zelfs door iemand, wiens handteekening op de chèque voorkomt, worden gegeven.

Artikel 203 1 Het aval wordt op de chèque of op een verlengstuk gesteld.
2 Het wordt uitgedrukt door de woorden: "goed voor aval", of door een soortgelijke uitdrukking; het wordt door den avalgever onderteekend.
3 De enkele handteekening van den avalgever, gesteld op de voorzijde van de chèque, geldt als aval, behalve wanneer de handteekening die is van den trekker.
4 Het kan ook geschieden bij een afzonderlijk geschrift of bij een brief, vermeldende de plaats, waar het is gegeven.
5 In het aval moet worden vermeld, voor wien het is gegeven. Bij gebreke hiervan wordt het geacht voor den trekker te zijn gegeven.

Artikel 204 1 De avalgever is op dezelfde wijze verbonden als degene, voor wien het aval is gegeven.
2 Zijne verbintenis is geldig, zelfs indien, wegens een andere oorzaak dan een vormgebrek de door hem gewaarborgde verbintenis nietig is.
3 Door te betalen verkrijgt de avalgever de rechten, welke krachtens de chèque kunnen worden uitgeoefend tegen dengene, voor wien het aval is gegeven en tegen degenen, die tegenover dezen krachtens de chèque verbonden zijn.

Vierde afdeeling

Van de aanbieding en van de betaling

Artikel 205 1 De chèque is betaalbaar op zicht. Elke vermelding van het tegendeel wordt voor niet geschreven gehouden.
2 De chèque, die ter betaling wordt aangeboden vóór den dag, vermeld als datum van uitgifte, is betaalbaar op den dag van de aanbieding.

Artikel 206 1 De chèque, die in hetzelfde land uitgegeven en betaalbaar is, moet binnen den termijn van acht dagen ter betaling worden aangeboden. Indien echter uit de chèque zelve blijkt, dat zij bestemd is om in een ander land te circuleeren, wordt deze termijn verlengd, hetzij tot twintig, hetzij tot zeventig dagen, al naar gelang zij bestemd was in hetzelfde of in een ander werelddeel te circuleeren. Te dien aanzien worden de chèques, uitgegeven en betaalbaar in een land in Europa en bestemd om te circuleeren in een kustland van de Middellandsche Zee of omgekeerd, beschouwd als bestemd om te circuleeren in hetzelfde werelddeel.
2 De chèque, uitgegeven in het Rijk in Europa en betaalbaar in Nederlandsch-Indië, Suriname of Curaçao, of omgekeerd, moet ter betaling aangeboden worden binnen den tijd van zeventig dagen.
3 De chèque, die uitgegeven is in een ander land dan dat, waar zij betaalbaar is, moet worden aangeboden binnen een termijn, hetzij van twintig dagen, hetzij van zeventig dagen, naar gelang de plaats van uitgifte en de plaats van betaling gelegen zijn in hetzelfde of in een ander werelddeel.
4 Te dien aanzien worden de chèques, uitgegeven in een land in Europa en betaalbaar in een kustland van de Middellandsche Zee of omgekeerd, beschouwd als uitgegeven en betaalbaar in hetzelfde werelddeel.
5 De bovengenoemde termijnen beginnen te loopen van den dag, op de chèque als datum van uitgifte vermeld.

Artikel 207 De dag van uitgifte van eene chèque, getrokken tusschen twee plaatsen met verschillende tijdrekening, wordt herleid tot den overeenkomstigen dag van de tijdrekening van de plaats van betaling.

Artikel 208 1 De aanbieding aan eene verrekeningskamer geldt als aanbieding ter betaling.
2 Bij algemeenen maatregel van bestuur zullen de instellingen worden aangewezen, die in den zin van dezen Titel als verrekeningskamers worden beschouwd.

Artikel 209 1 De herroeping van de chèque is slechts van kracht na het einde van den termijn van aanbieding.
2 Indien geene herroeping plaats heeft, kan de betrokkene zelfs na het einde van dien termijn betalen.

Artikel 210 Noch de dood van den trekker, noch zijn na de uitgifte opkomende onbekwaamheid zijn van invloed op de gevolgen van de chèque.

Artikel 211 1 Buiten het geval, in artikel 227a vermeld, kan de betrokkene de chèque betalende, vorderen, dat hem deze, van behoorlijke kwijting van den houder voorzien, wordt uitgeleverd.
2 De houder mag niet weigeren een gedeeltelijke betaling aan te nemen.
3 In geval van gedeeltelijke betaling kan de betrokkene vorderen, dat van die betaling op de chèque melding wordt gemaakt en dat hem daarvoor kwijting wordt gegeven.

Artikel 212 1 De betrokkene, die een door endossement overdraagbare chèque betaalt, is gehouden de regelmatigheid van de reeks van endossementen, maar niet de handteekening der endossanten te onderzoeken.
2 Indien hij, niet bevrijdend betaald hebbende, verplicht wordt, ten tweede male te betalen, heeft hij verhaal op allen die de cheque niet te goeder trouw hebben verkregen.

Artikel 213 1 Eene chèque, waarvan de betaling is bedongen in ander geld dan dat van de plaats van betaling, kan binnen den termijn van aanbieding worden betaald in het geld van het land volgens zijne waarde op den dag van betaling. Indien de betaling niet heeft plaats gehad bij de aanbieding, kan de houder te zijner keuze vorderen, dat de chèquesom voldaan wordt in het geld van het land volgens den koers, hetzij van den dag van aanbieding, hetzij van den dag van betaling.
2 De waarde van het vreemde geld wordt bepaald volgens de gebruiken van de plaats van betaling. De trekker kan echter voorschrijven, dat het te betalen bedrag moet worden berekend volgens een in de chèque voorgeschreven koers.
3 Het bovenstaande is niet van toepassing, indien de trekker heeft voorgeschreven, dat de betaling moet geschieden in een bepaald aangeduid geld (clausule van werkelijke betaling in vreemd geld).
4 Indien het bedrag van de chèque is aangegeven in geld, hetwelk dezelfde benaming maar een verschillende waarde heeft in het land van uitgifte en in dat van betaling, wordt men vermoed het geld van de plaats van betaling te hebben bedoeld.

Vijfde afdeeling

Van de gekruiste chèque en van de verrekeningschèque

Artikel 214 1 De trekker of de houder van eene chèque kan deze kruisen met de in het volgende artikel genoemde gevolgen.
2 De kruising geschiedt door het plaatsen van twee evenwijdige lijnen op de voorzijde van de chèque. Zij kan algemeen zijn of bijzonder.
3 De kruising is algemeen, indien zij tusschen de twee lijnen geen enkele aanwijzing bevat, of wel de vermelding: "bankier", of een soortgelijk woord; zij is bijzonder, indien de naam van eenen bankier voorkomt tusschen de twee lijnen.
4 De algemeene kruising kan worden veranderd in een bijzondere, maar de bijzondere kruising kan niet worden veranderd in een algemeene.
5 De doorhaling van de kruising of van den naam van den aangewezen bankier wordt geacht niet te zijn geschied.

Artikel 215 1 Eene chèque met algemeene kruising kan door den betrokkene slechts worden betaald aan eenen bankier of aan eenen cliënt van den betrokkene.
2 Eene chèque met bijzondere kruising kan door den betrokkene slechts worden betaald aan den aangewezen bankier of, indien deze de betrokkene is, slechts aan een zijner cliënten. Echter kan de aangegeven bankier de chèque ter incasseering aan een anderen bankier overdragen.
3 Een bankier mag een gekruiste chèque slechts in ontvangst nemen van een van zijne cliënten of van een anderen bankier. Hij mag haar niet innen voor rekening van andere personen dan deze.
4 Een chèque, welke meer dan één bijzondere kruising draagt, mag door den betrokkene slechts worden betaald, indien er niet meer dan twee kruisingen zijn, waarvan de ééne strekt tot inning door eene verrekeningskamer.
5 De betrokkene of de bankier, die de bovenstaande bepalingen niet naleeft, is verantwoordelijk voor de schade tot beloop van het bedrag van de chèque.

Artikel 216 1 De trekker, alsmede de houder van eene chèque, kan verbieden, dat deze in baar geld betaald wordt door op de voorzijde in schuinsche richting te vermelden: "in rekening te brengen", of een soortgelijke uitdrukking op te nemen.
2 In dat geval mag de chèque den betrokkene slechts aanleiding geven tot eene boeking (rekening-courant, giro of schuldvergelijking). De boeking geldt als betaling.
3 De doorhaling van de vermelding: "in rekening te brengen" wordt geacht niet te zijn geschied.
4 De betrokkene, die de bovenstaande bepalingen niet naleeft, is verantwoordelijk voor de schade tot beloop van het bedrag van de chèque.

Zesde afdeeling

Van het recht van regres in geval van non-betaling

Artikel 217 De houder kan zijn recht van regres uitoefenen op de endossanten, den trekker en de andere chèqueschuldenaren, indien de chèque, tijdig aangeboden, niet wordt betaald en indien de weigering van betaling wordt vastgesteld:
1°. hetzij door een authentieke akte (protest);
2°. hetzij door eene verklaring van den betrokkene, gedagteekend en geschreven op de chèque onder vermelding van den dag van aanbieding;
3°. hetzij door een gedagteekende verklaring van eene verrekeningskamer, waarbij vastgesteld wordt, dat de chèque tijdig aangeboden en niet betaald is.


Artikel 217a 1 Indien de non-betaling van de chèque door protest of een daarmede gelijkstaande verklaring is vastgesteld, is niettemin de trekker, al ware het protest niet in tijds gedaan of de met protest gelijkstaande verklaring niet in tijds afgegeven, tot vrijwaring gehouden, tenzij hij bewees, dat de betrokkene op den dag der aanbieding het noodige fonds tot betaling van de chèque in handen had. Indien het vereischte fonds slechts gedeeltelijk aanwezig was, is de trekker voor het ontbrekende gehouden.
2 In geval van niet tijdig protest of niet tijdige met protest gelijkstaande verklaring is de trekker, op straffe van tot vrijwaring te zijn gehouden, verplicht, den houder af te staan en over te dragen de vordering op het fonds, dat de betrokkene van hem op den dag der aanbieding heeft in handen gehad, en zulks tot het beloop van de chèque; en hij moet aan den houder, te diens koste, de noodige bewijzen verschaffen om die vordering te doen gelden. Indien de trekker in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, zijn de curatoren onderscheidenlijk de bewindvoerders in zijnen boedel tot dezelfde verplichtingen gehouden, ten ware deze mochten verkiezen, den houder als schuldeischer, voor het beloop van de chèque, toe te laten.

Artikel 218 1 Het protest of de daarmede gelijkstaande verklaring moet worden gedaan vóór het einde van den termijn van aanbieding.
2 Indien de aanbieding plaats heeft op den laatsten dag van den termijn, kan het protest of de daarmede gelijkstaande verklaring op den eerstvolgenden werkdag worden gedaan.

Artikel 218a 1 De betaling van eene chèque moet gevraagd en het daaropvolgend protest gedaan worden ter woonplaatse van den betrokkene.
2 Indien de chèque getrokken is om in een andere aangewezen woonplaats of door een anderen aangewezen persoon, hetzij in dezelfde, hetzij in een andere gemeente te worden betaald, moet de betaling gevraagd en het protest opgemaakt worden ter aangewezene woonplaats of aan den aangewezen persoon.
3 Artikel 54 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 218b 1 Het protest van non-betaling wordt gedaan door een deurwaarder. Deze kan zich desverkiezende doen vergezellen door een of twee getuigen.
2 Het protest behelst:
1°. een letterlijk afschrift van de chèque, van de endossementen, van het aval en van de adressen daarop gesteld;
2°. de vermelding dat zij de betaling aan de personen, of ter plaatse in het voorgaand artikel gemeld, afgevraagd en niet bekomen hebben;
3°. de vermelding van de opgegeven reden van non-betaling;
4°. de aanmaning om het protest te teekenen, en de redenen van weigering;
5°. de vermelding, dat hij, deurwaarder, wegens die non-betaling heeft geprotesteerd.
3 Indien het protest een vermiste chèque betreft, volstaat, in plaats van het bepaalde onder 1°. van het voorgaande lid, een zoo nauwkeurig mogelijke omschrijving van den inhoud der chèque.

Artikel 218c De deurwaarders zijn verplicht, op straffe van schadevergoeding, afschrift van het protest te laten, en hiervan melding in het afschrift te maken, en hetzelve, naar orde des tijds, in te schrijven in een bijzonder register, genommerd en gewaarmerkt door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin hun woonplaats is gelegen, en om wijders, zulks begeerd wordende, een of meer afschriften van het protest aan de belanghebbenden te leveren.

Artikel 219 1 De houder moet van de non-betaling kennisgeven aan zijnen endossant en aan den trekker binnen de vier werkdagen, volgende op den dag van het protest of de daarmede gelijkstaande verklaring en, indien de chèque getrokken is met de clausule zonder kosten, volgende op dien der aanbieding. Elke endossant moet binnen de twee werkdagen, volgende op den dag van ontvangst der kennisgeving, de door hem ontvangen kennisgeving aan zijnen endossant mededeelen, met aanwijzing van de namen en adressen van degenen, die de voorafgaande kennisgevingen hebben gedaan, en zoo vervolgens, teruggaande tot den trekker. Deze termijnen loopen van de ontvangst der voorafgaande kennisgeving af.
2 Indien overeenkomstig het voorgaande lid eene kennisgeving is gedaan aan iemand, wiens handteekening op de chèque voorkomt, moet gelijke kennisgeving binnen denzelfden termijn aan diens avalgever worden gedaan.
3 Indien een endossant zijn adres niet of op onleesbare wijze heeft aangeduid, kan worden volstaan met kennisgeving aan den voorafgaanden endossant.
4 Hij, die eene kennisgeving heeft te doen, kan zulks doen in iederen vorm, zelfs door enkele terugzending van de chèque.
5 Hij moet bewijzen, dat hij de kennisgeving binnen den vastgestelden termijn heeft gedaan. Deze termijn wordt gehouden te zijn in acht genomen, wanneer een brief, die de kennisgeving behelst, binnen den genoemden termijn ter post is bezorgd.
6 Hij, die de kennisgeving niet binnen den bovenvermelden termijn doet, stelt zich niet bloot aan verval van zijn recht, hij is, indien daartoe aanleiding bestaat, verantwoordelijk voor de schade, door zijne nalatigheid veroorzaakt, zonder dat echter de schadevergoeding de chèquesom kan te boven gaan.

Artikel 220 1 De trekker, een endossant of een avalgever kan door de clausule "zonder kosten", "zonder protest", of een andere soortgelijke op de chèque gestelde en onderteekende clausule, den houder van het opmaken van een protest of een daarmede gelijkstaande verklaring ter uitoefening van zijn recht van regres ontslaan.
2 Deze clausule ontslaat den houder niet van de aanbieding van de chèque binnen de voorgeschreven termijnen, noch van het doen van de kennisgevingen. Het bewijs van de niet-inachtneming der termijnen moet worden geleverd door dengene, die zich daarop tegenover den houder beroept.
3 Is de clausule door den trekker gesteld, dan heeft zij gevolgen ten aanzien van allen, wier handteekeningen op de chèque voorkomen; is zij door eenen endossant of door eenen avalgever gesteld, dan heeft zij gevolgen alleen voor dezen endossant of avalgever. Indien de houder, ondanks de door den trekker gestelde clausule, toch de weigering van betaling doet vaststellen door protest of een daarmede gelijkstaande verklaring, zijn de kosten daarvan voor zijne rekening. Indien de clausule van eenen endossant of eenen avalgever afkomstig is, kunnen de kosten van het protest of van de daarmede gelijkstaande verklaring, indien een akte van dien aard is opgesteld, op allen, wier handteekeningen op de chèque voorkomen, worden verhaald.

Artikel 221 1 Allen, die uit hoofde van eene chèque verbonden zijn, zijn hoofdelijk jegens den houder verbonden. Bovendien is ook de derde, voor wiens rekening de chèque is getrokken en die de waarde daarvoor heeft genoten, jegens den houder aansprakelijk.
2 De houder kan deze personen, zoowel ieder afzonderlijk, als gezamenlijk, aanspreken, zonder verplicht te zijn de volgorde, waarin zij zich hebben verbonden, in acht te nemen.
3 Hetzelfde recht komt toe aan ieder, wiens handteekening op de chèque voorkomt en die deze, ter voldoening aan zijnen regresplicht, heeft betaald.
4 De vordering, ingesteld tegen éénen der chèqueschuldenaren, belet niet de anderen aan te spreken, al hadden dezen zich later verbonden dan de eerst aangesprokene.

Artikel 221a 1 De houder van eene chèque, waarvan de non-betaling door protest of een daarmede gelijk staande verklaring is vastgesteld, heeft in geen geval eenig recht op het fonds, dat de betrokkene van den trekker in handen heeft.
2 Bij faillissement van den trekker of indien ten aanzien van hem van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard behooren die penningen aan diens boedel.

Artikel 222 De houder kan van dengene, tegen wien hij zijn recht van regres uitoefent, vorderen:
1°. de som van de niet betaalde chèque;
2°. de wettelijke rente, te rekenen van de dag der aanbieding, voor chèques die in Nederland uitgegeven en betaalbaar zijn, en een rente van zes ten honderd, te rekenen van de dag der aanbieding, voor alle overige chèques;
3°. de kosten van protest of van de daarmede gelijkstaande verklaring, die van de gedane kennisgevingen, alsmede de andere kosten.


Artikel 223 Hij, die ter voldoening aan zijnen regresplicht de chèque heeft betaald, kan van degenen, die tegenover hem regresplichtig zijn, vorderen:
1°. het geheele bedrag, dat hij betaald heeft;
2°. de wettelijke rente, te rekenen van de dag der betaling, voor chèques die in Nederland uitgegeven en betaalbaar zijn, en een rente van zes ten honderd, te rekenen van de dag der betaling, voor alle overige chèques;
3°. de door hem gemaakte kosten.


Artikel 224 1 Elke chèqueschuldenaar, tegen wien het recht van regres wordt of kan worden uitgeoefend, kan, tegen betaling ter voldoening aan zijnen regresplicht, de afgifte vorderen van de chèque met het protest, of de daarmede gelijkstaande verklaring, alsmede een voor voldaan geteekende rekening.
2 Elke endossant, die ter voldoening aan zijnen regresplicht, de chèque heeft betaald, kan zijn endossement en dat van de volgende endossanten doorhalen.

Artikel 225 1 Wanneer de aanbieding van de chèque, het opmaken van het protest, of de daarmede gelijkstaande verklaring, binnen de voorgeschreven termijnen wordt verhinderd door een onoverkomelijk beletsel (wettelijk voorschrift van eenigen Staat of ander geval van overmacht), worden deze termijnen verlengd.
2 De houder is verplicht van de overmacht onverwijld aan zijnen endossant kennis te geven, en deze kennisgeving, gedagteekend en onderteekend op de chèque of op een verlengstuk te vermelden; voor het overige zijn de bepalingen van artikel 219 toepasselijk.
3 Na ophouden van de overmacht moet de houder onverwijld de chèque ter betaling aanbieden, en, indien daartoe aanleiding bestaat, de weigering van betaling doen vaststellen door protest of een daarmede gelijkstaande verklaring.
4 Indien de overmacht meer dan vijftien dagen aanhoudt, te rekenen van den dag, waarop de houder, al ware het vóór het einde van den aanbiedingstermijn, van de overmacht aan zijnen endossant heeft kennis gegeven, kan het recht van regres worden uitgeoefend, zonder dat de aanbieding of het opmaken van protest of de daarmede gelijkstaande verklaring noodig zijn.
5 Feiten, welke voor den houder of voor dengene, dien hij met de aanbieding van de chèque of met het opmaken van het protest of de daarmede gelijkstaande verklaring belastte, van zuiver persoonlijken aard zijn, worden niet beschouwd als gevallen van overmacht.

Zevende afdeeling

Van chèque-exemplaren en vermiste chèques

Artikel 226 Behoudens de chèques aan toonder, kan elke chèque, uitgegeven in een land en betaalbaar in een ander land of in een overzeesch gebied van hetzelfde land en omgekeerd, of wel uitgegeven en betaalbaar in een zelfde overzeesch gebied of in verschillende overzeesche gebieden van hetzelfde land, in meer gelijkluidende exemplaren worden getrokken. Wanneer eene chèque in meer exemplaren is getrokken, moeten die exemplaren in den tekst zelf van den titel worden genummerd bij gebreke waarvan elk exemplaar wordt beschouwd als een afzonderlijke chèque.

Artikel 227 1 De betaling op één der exemplaren gedaan, bevrijdt, ook al ware niet bedongen, dat die betaling de kracht der andere exemplaren te niet doet.
2 De endossant, die de exemplaren aan verschillende personen heeft overgedragen, alsook de latere endossanten, zijn verbonden wegens alle exemplaren, die hunne handteekening dragen en die niet zijn uitgeleverd.

Artikel 227a Degene die de cheque waarvan hij houder was, vermist, kan met inachtneming van artikel 49, derde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van de betrokkene betaling vragen.

Artikel 227b Degene die een cheque waarvan hij houder was, en welke is vervallen en, zoveel nodig, geprotesteerd, vermist, kan met inachtneming van artikel 49, derde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn rechten alleen tegen de trekker uitoefenen.

Achtste afdeeling

Van veranderingen

Artikel 228 In geval van verandering van den tekst van eene chèque zijn zij, die daarna hunne handteekeningen op de chèque geplaatst hebben, volgens den veranderden tekst verbonden; zij, die daarvoor hunne handteekeningen op de chèque geplaatst hebben, zijn verbonden volgens den oorspronkelijken tekst.

Negende afdeeling

Van verjaring

Artikel 228a Behoudens de bepalingen van het volgende artikel gaat schuld uit eene chèque te niet door alle middelen van schuldbevrijding, bij het Burgerlijk Wetboek aangewezen.

Artikel 229 1 De regresvorderingen van den houder tegen de endossanten, den trekker en de andere chèqueschuldenaren, verjaren door een tijdsverloop van zes maanden, te rekenen van het einde van den termijn van aanbieding.
2 De regresvorderingen van de verschillende chèqueschuldenaren tegen elkander, die gehouden zijn tot de betaling van eene chèque, verjaren door een tijdsverloop van zes maanden, te rekenen van den dag, waarop de chèqueschuldenaar ter voldoening aan zijnen regresplicht de chèque heeft betaald, of van den dag, waarop hij zelf in rechte is aangesproken.
3 De in het eerste en tweede lid bedoelde verjaring kan niet worden ingeroepen door den trekker, indien of voor zoover hij geen fonds heeft bezorgd noch door den trekker of de endossanten, die zich ongerechtvaardigd zouden hebben verrijkt; alles onverminderd het bepaalde in artikel 306 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 229a 1 De stuiting der verjaring is slechts van kracht tegen dengene, ten aanzien van wien de stuitingshandeling heeft plaats gehad.
2 Op de in het vorige artikel bedoelde verjaringen is artikel 321, eerste lid, onder a-d van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing; in de gevallen bedoeld in artikel 321, eerste lid, onder b en c, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek heeft de onbekwame of rechthebbende, wiens rechtsvordering is verjaard, verhaal op de wettelijke vertegenwoordiger of bewindvoerder.

Tiende afdeeling

Algemeene bepalingen

Artikel 229abis Met bankiers, genoemd in de voorafgaande Afdeelingen van dezen Titel worden gelijkgesteld alle personen of instellingen, die in hun werkzaamheid regelmatig gelden ter onmiddellijke beschikking van anderen houden.

Artikel 229b 1 De aanbieding en het protest van eene chèque kunnen niet plaats hebben dan op eenen werkdag.
2 Wanneer de laatste dag van den termijn, door de wet gesteld voor het verrichten van handelingen nopens de chèque, met name voor de aanbieding en voor het opmaken van het protest of een daarmede gelijkstaande verklaring, een wettelijke feestdag is, wordt deze termijn verlengd tot den eersten werkdag, volgende op het einde van dien termijn. De tusschenliggende feestdagen zijn begrepen in de berekening van den termijn.

Artikel 229bbis Als wettelijke feestdag in den zin van deze Afdeeling worden beschouwd de Zondag, de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paasch- en Pinksterdagen, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag en de verjaardag van de Koning.

Artikel 229c In de termijnen, bij de voorafgaande Afdeelingen van dezen Titel voorzien, is niet begrepen de dag, waarop deze termijnen beginnen te loopen.

Artikel 229d Geen enkele respijtdag, noch wettelijke, noch rechterlijke, is toegestaan.

Artikel 229dbis Vervallen

Elfde afdeeling

Van quitantiën en promessen aan toonder

Artikel 229e Quitantiën en promessen aan toonder moeten de juiste dagteekening der oorspronkelijke uitgifte bevatten.

Artikel 229f De oorspronkelijke uitgever van quitantiën aan toonder, door eenen derde betaalbaar, is jegens iederen houder voor de voldoening aansprakelijk gedurende tien dagen na de dagteekening, die dag niet daaronder begrepen.

Artikel 229g 1 De verantwoordelijkheid van den oorspronkelijken uitgever blijft echter voortduren, tenzij hij bewees, dat hij, gedurende den bij het vorige artikel bepaalden tijd, fonds ten beloope van het uitgegeven papier bij den persoon, op wien hetzelve is afgegeven, heeft gehad.
2 De oorspronkelijke uitgever is, op straffe van voortduring van zijne verantwoordelijkheid, verpligt den houder af te staan en over te dragen de vordering op het fonds, dat de persoon, op wien het papier is afgegeven van hem ten vervaldage heeft in handen gehad, en zulks ten beloope van het uitgegeven papier; en hij moet aan den houder, te diens koste, de noodige bewijzen verschaffen om die vordering te doen gelden. Indien de oorspronkelijke uitgever in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, zijn de curatoren onderscheidenlijk de bewindvoerders in zijnen boedel tot dezelfde verpligtingen gehouden, ten ware deze mogten verkiezen, den houder als schuldeischer, ten beloope van het uitgegeven papier, toe te laten.

Artikel 229h Buiten den oorspronkelijken uitgever, blijft een ieder die het voormeld papier in betaling heeft gegeven, gedurende den tijd van drie dagen daarna, de dag der uitgifte niet daaronder begrepen, aansprakelijk jegens dengenen die het van hem heeft ontvangen.

Artikel 229i 1 De houder eener promesse aan toonder is verpligt voldoening te vorderen binnen den tijd van drie dagen na den dag, op welken hij dat papier heeft in betaling genomen, die dag niet daaronder gerekend, en hij moet, bij wanbetaling, binnen een gelijken termijn daarna, de promesse ter intrekking aanbieden aan dengenen die hem dezelve heeft in betaling gegeven, alles op verbeurte van zijn verhaal tegen denzelven, doch onverminderd zijn regt tegen dengenen die de promesse heeft geteekend.
2 Indien bij de promesse de dag is uitgedrukt op welken dezelve betaalbaar is, begint de termijn van drie dagen eerst te loopen daags na den uitgedrukten betaaldag.

Artikel 229j Indien de laatste dag van eenigen termijn, waaromtrent in deze Afdeeling eenige bepaling voorkomt, invalt op eenen wettelijken feestdag in den zin van art. 229b bis, blijft de verpligting en verantwoordelijkheid voortduren tot en met den eersten daaropvolgenden dag, welke geen wettelijke feestdag is.

Artikel 229k 1 Alle regtsvordering tegen de in deze Afdeeling vermelde uitgevers van papier, of tegen hen, die buiten den oorspronkelijken uitgever het papier in betaling hebben gegeven, verjaart door tijdsverloop van zes maanden, te rekenen van den dag der oorspronkelijke uitgifte.
2 De in het vorig lid bedoelde verjaring kan niet worden ingeroepen door den uitgever, indien of voor zoover hij geen fonds heeft bezorgd noch door den uitgever of door hen, die buiten den oorspronkelijken uitgever het papier in betaling hebben gegeven, voor zoover ze zich ongeregtvaardigd zouden hebben verrijkt; alles onverminderd het bepaalde in artikel 306 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
3 Op de in dit artikel genoemde verjaringen is het tweede lid van art. 229a van toepassing.

Achtste titel

Van reclame of terugvordering in geval van faillissement

Artikel 230 Vervallen

Artikel 231 Vervallen

Artikel 232 Vervallen

Artikel 233 Vervallen

Artikel 234 Vervallen

Artikel 235 Vervallen

Artikel 236 Vervallen

Artikel 237 Vervallen

Artikel 238 Vervallen

Artikel 239 Vervallen

Artikel 240 Vervallen

Artikel 241 Vervallen

Artikel 242 Vervallen

Artikel 243 Vervallen

Artikel 244 Vervallen

Artikel 245 Vervallen

Negende titel

Van assurantie of verzekering in het algemeen

Artikel 246 Vervallen

Artikel 247 Vervallen

Artikel 248 Vervallen

Artikel 249 Vervallen

Artikel 250 Vervallen

Artikel 251 Vervallen

Artikel 252 Vervallen

Artikel 253 Vervallen

Artikel 254 Vervallen

Artikel 255 Vervallen

Artikel 256 Vervallen

Artikel 257 Vervallen

Artikel 258 Vervallen

Artikel 259 Vervallen

Artikel 260 Vervallen

Artikel 261 Vervallen

Artikel 262 Vervallen

Artikel 263 Vervallen

Artikel 264 Vervallen

Artikel 265 Vervallen

Artikel 266 Vervallen

Artikel 267 Vervallen

Artikel 268 Vervallen

Artikel 269 Vervallen

Artikel 270 Vervallen

Artikel 271 Vervallen

Artikel 272 Vervallen

Artikel 273 Vervallen

Artikel 274 Vervallen

Artikel 275 Vervallen

Artikel 276 Vervallen

Artikel 277 Vervallen

Artikel 278 Vervallen

Artikel 279 Vervallen

Artikel 280 Vervallen

Artikel 281 Vervallen

Artikel 282 Vervallen

Artikel 283 Vervallen

Artikel 284 Vervallen

Artikel 285 Vervallen

Artikel 286 Vervallen

Tiende titel

Van verzekering tegen de gevaren van brand, tegen die waaraan de voortbrengselen van den landbouw te velde onderhevig zijn, en van levensverzekering

Eerste afdeeling

Van verzekering tegen gevaren van brand

Artikel 287 Vervallen

Artikel 288 Vervallen

Artikel 289 Vervallen

Artikel 290 Vervallen

Artikel 291 Vervallen

Artikel 292 Vervallen

Artikel 293 Vervallen

Artikel 294 Vervallen

Artikel 295 Vervallen

Artikel 296 Vervallen

Artikel 297 Vervallen

Artikel 298 Vervallen

Tweede afdeeling

Van verzekering tegen de gevaren waaraan de voortbrengselen van den landbouw te velde onderhevig zijn

Artikel 299 Vervallen

Artikel 300 Vervallen

Artikel 301 Vervallen

Derde afdeeling

Van levensverzekering

Artikel 302 Vervallen

Artikel 303 Vervallen

Artikel 304 Vervallen

Artikel 305 Vervallen

Artikel 306 Vervallen

Artikel 307 Vervallen

Artikel 308 Vervallen

Tweede Boek

Van de regten en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende

Algemeene Bepaling

Artikel 309 1 De betekenis van begrippen voorkomende in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van die voorkomende in de artikelen 5, 6, 7 en 10, geldt evenzeer voor dit wetboek.

Eerste titel

Van zeeschepen

Artikel 310 In de eerste tot en met derde titel van dit boek worden onder schepen uitsluitend verstaan zeeschepen.

Artikel 311 1 Een schip is een Nederlands schip indien voldaan wordt aan de volgende vereisten:
a. het schip is eigendom van een of meer:
1°. natuurlijke personen die de nationaliteit bezitten van een lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, van Zwitserland of die worden gelijkgesteld met EU-onderdanen ingevolge het van het Gemeenschapsrecht afgeleide recht;
2°. vennootschappen waarop het recht van een lidstaat van de Europese Unie, van een van de landen, eilanden of gebieden, bedoeld in artikel 299, tweede tot en met vijfde lid en zesde lid, onder c, van het EG-Verdrag, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland toepasselijk is;
3°. rechtspersonen, niet zijnde een vennootschap als bedoeld onder 2°, waarop het recht van een lidstaat van de Europese Unie, van een van de landen, eilanden of gebieden, bedoeld in artikel 299, tweede tot en met vijfde lid en zesde lid, onder c, van het EG-Verdrag, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland toepasselijk is;
4°. natuurlijke personen, vennootschappen of rechtspersonen niet bedoeld onder 1°, 2°, onderscheidenlijk 3°, die aanspraak kunnen maken op het Europese recht van vrije vestiging ingevolge een overeenkomst tussen de Europese Unie en een derde staat;
b. de eigenaar heeft in Nederland een hoofdvestiging of nevenvestiging in de zin van de Handelsregisterwet 2007;
c. een of meer natuurlijke personen die in Nederland kantoor houden zijn namens de eigenaar verantwoordelijk voor het schip, de kapitein en de overige leden van de bemanning, alsmede voor de daarmee verband houdende aangelegenheden en zijn dienaangaande alleen of tezamen beslissingsbevoegd en beschikken over vertegenwoordigingsbevoegdheid, en
d. een of meer van de natuurlijke personen als bedoeld onder c of, bij verhindering, een plaatsvervanger is bij voortduring bereikbaar en beschikt over bevoegdheden om onverwijld te kunnen handelen in situaties waarin dat geboden is.
2 Ingeval een schip eigendom is van een natuurlijke persoon die tevens kapitein is van dat schip is dat schip een Nederlands schip indien wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel a, onder 1° of onder 4° en onderdeel b, en er in Nederland aan de wal een vertegenwoordiger van die eigenaar is die bij voortduring bereikbaar is en beschikt over bevoegdheden om onverwijld te kunnen handelen in situaties waarin dat geboden is.
3 Ingeval de eigenaar de verantwoordelijkheid voor het beheer van zijn schip overdraagt aan een vennootschap als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, of onder 4°, en het beheer van dat schip voor rekening van de eigenaar geschiedt, is dat schip een Nederlands schip indien die vennootschap voldoet aan de vereisten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met d. De eigenaar behoeft in dat geval niet te voldoen aan het eerste lid, onderdelen b tot en met d. Indien de eigenaar niet voldoet aan het eerste lid, onderdeel b, kiest hij woonplaats ten kantore van de vestiging in Nederland van de vennootschap waaraan het beheer is overgedragen.
4 Een schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt, is een Nederlands schip indien wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, onder 3° of onder 4° en er in Nederland aan de wal een natuurlijk persoon is met voldoende volmacht van de eigenaar om onverwijld te kunnen handelen in situaties waarin dat geboden is.

Artikel 311a 1 Door of namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat wordt ten behoeve van de teboekstelling, bedoeld in artikel 194 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, op verzoek van de reder aan deze een verklaring afgegeven, dat met betrekking tot zijn schip wordt voldaan aan de in artikel 311 genoemde vereisten. Indien met betrekking tot een schip niet langer wordt voldaan aan de in artikel 311 genoemde vereisten wordt deze verklaring door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat ingetrokken. Van deze intrekking wordt, nadat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist, onverwijld mededeling gedaan aan de in artikel 6 van de Kadasterwet bedoelde bewaarder van het kadaster en de openbare registers van het kantoor waar het schip te boek staat.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende de schriftelijke bewijsstukken en andere gegevens die de reder bij de aanvraag van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, dient te verstrekken, alsmede betreffende het toezicht op het voldoen aan de in artikel 311 genoemde vereisten.
3 De kosten van aanvraag en afgifte van een verklaring als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, komen ten laste van de aanvrager. Het tarief voor deze kosten wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 311b 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de artikelen 311 en 311a bepaalde, zijn belast de bij besluit van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen ambtenaren.
2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3 De toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd inlichtingen te verlangen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 312 Een schip, dat hier te lande is of wordt gebouwd, wordt als een Nederlandsch schip beschouwd, totdat de bouwer het heeft opgeleverd aan hem, voor wiens rekening het is of wordt gebouwd, of wel het voor eigen rekening in de vaart heeft gebracht.

Artikel 313 Vervallen

Artikel 314 Vervallen

Artikel 315 Vervallen

Artikel 316 Vervallen

Artikel 317 Vervallen

Artikel 318 Vervallen

Artikel 318a Vervallen

Artikel 318b Vervallen

Artikel 318c Vervallen

Artikel 318d Vervallen

Artikel 318e Vervallen

Artikel 318f Vervallen

Artikel 318g Vervallen

Artikel 318h Vervallen

Artikel 318i Vervallen

Artikel 318j Vervallen

Artikel 318k Vervallen

Artikel 318l Vervallen

Artikel 318m Vervallen

Artikel 318n Vervallen

Artikel 318o Vervallen

Artikel 318p Vervallen

Artikel 318q Vervallen

Artikel 318r Vervallen

Artikel 318s Vervallen

Artikel 318t Vervallen

Artikel 318u Vervallen

Artikel 318v Vervallen

Artikel 319 Op zeevissersschepen zijn de artikelen 311 en 312 niet van toepassing.

Artikel 319a Vervallen

Artikel 319b De bepalingen van de artikelen 311 en 312 zijn niet van toepassing op schepen, aan het Rijk of eenig openbaar lichaam toebehoorende, welke tot den openbaren dienst zijn bestemd.

Tweede titel Artikel 320 Vervallen

Artikel 321 Vervallen

Artikel 322 Vervallen

Artikel 323 Vervallen

Artikel 324 Vervallen

Artikel 325 Vervallen

Artikel 326 Vervallen

Artikel 327 Vervallen

Artikel 328 Vervallen

Artikel 329 Vervallen

Artikel 330 Vervallen

Artikel 331 Vervallen

Artikel 332 Vervallen

Artikel 333 Vervallen

Artikel 334 Vervallen

Artikel 335 Vervallen

Artikel 336 Vervallen

Artikel 337 Vervallen

Artikel 338 Vervallen

Artikel 339 Vervallen

Artikel 340 In deze titel wordt verstaan onder Nederlands schip: een schip dat Nederlands is op grond van artikel 311 van dit boek, dan wel op grond van artikel 5 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting .

Artikel 340a Vervallen

Artikel 340b Vervallen

Artikel 340c Vervallen

Artikel 340d Vervallen

Artikel 340e Vervallen

Artikel 340f Vervallen

Artikel 340g Vervallen

Derde titel

Van den kapitein

Artikel 341 Onder opvarenden worden in dezen titel verstaan allen, die zich aan boord bevinden, buiten den kapitein.

Artikel 341a Vervallen

Artikel 341b Vervallen

Artikel 342 De kapitein is verplicht met zoodanige bekwaamheid en nauwgezetheid en met zoodanig beleid te handelen als voor eene behoorlijke vervulling zijner taak noodig is.

Artikel 343 1 De kapitein is verplicht de gebruikelijke regels en de bestaande voorschriften ter verzekering van de zeewaardigheid en de veiligheid van het schip, van de veiligheid der opvarenden en der zaken aan boord, met nauwgezetheid op te volgen.
2 Hij onderneemt de reis niet, tenzij het schip tot het volvoeren daarvan geschikt, naar behooren uitgerust en voldoende bemand is.

Artikel 344 De kapitein is verplicht overal waar de wet, de gewoonte of de voorzichtigheid dit gebiedt, zich van een loods te bedienen.

Artikel 345 De kapitein mag gedurende de vaart of bij dreigend gevaar het schip niet verlaten, tenzij zijne afwezigheid volstrekt noodzakelijk is of de zorg voor lijfsbehoud hem daartoe dwingt.

Artikel 346 Vervallen

Artikel 347 1 De kapitein moet aan boord voorzien zijn van:
den zeebrief, den meetbrief en een uittreksel uit de registratie voor schepen als bedoeld in artikel 101, eerste lid, van de Kadasterwet vermeldende tenminste de gegevens, bedoeld in artikel 85, tweede lid, onder a, c, d, e, f, g en j, van die wet, alsmede de gegevens omtrent niet doorgehaalde voorlopige aantekeningen, met dien verstande dat, ingeval dat uittreksel meer dan één dag vóór die van het laatste vertrek van het schip uit een Nederlandse haven is afgegeven, op dat uittreksel een verklaring van de bewaarder van het kadaster en de openbare registers moet voorkomen dat sedert de afgifte de op dat uittreksel vermelde gegevens blijkens de stukken, ingeschreven in de desbetreffende openbare registers tot op de dag vóór die van het vertrek, geen wijziging hebben ondergaan;
het manifest der lading, de charter-partij en de cognossementen, dan wel afschriften van die stukken;
de Nederlandsche wetten en reglementen op de reis van toepassing, en alle verdere noodige papieren.
2 Ten aanzien van de charter-partij en de cognossementen geldt deze verplichting niet in de door Ons te omschrijven omstandigheden.

Artikel 348 1 De kapitein zorgt, dat aan boord een scheepsdagboek (dagregister of journaal) wordt gehouden, waarin alles van eenig belang, dat op de reis voorvalt, nauwkeurig wordt opgeteekend.
2 De kapitein van een schip, dat door mechanische kracht wordt voortbewogen, zorgt bovendien, dat door een lid van het machinekamer-personeel een machine-dagboek wordt gehouden.

Artikel 349 1 Op Nederlandse schepen mogen alleen dagboeken in gebruik worden genomen, welke blad voor blad zijn genummerd.
2 De dagboeken worden, zo mogelijk, dagelijks bijgehouden, gedagtekend en door de kapitein en de zeevarende, die hij met het houden van het boek heeft belast, ondertekend.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het inrichten van de dagboeken.

Artikel 350 De kapitein, de eigenaar en de rompbevrachter zijn verplicht aan belanghebbenden op hunne aanvrage inzage en, tegen betaling van de kosten, afschrift van de dagboeken te geven.

Artikel 351 Wanneer de kapitein zich in zaken van aanbelang met leden van de bemanning heeft beraden, wordt van de hem gegeven adviezen in het scheepsdagboek melding gemaakt.

Artikel 352 Vervallen

Artikel 353 1 Na aankomst in een haven kan de kapitein door een notaris eene scheepsverklaring doen opmaken omtrent de voorvallen der reis.
2 Indien het schip of de zaken aan boord schade hebben geleden of eenig buitengewoon voorval heeft plaats gehad, is de kapitein verplicht binnen 48 uren na aankomst, in de plaats van aankomst of in een nabijgelegen plaats althans eene voorloopige verklaring te doen opmaken. Eene voorloopige verklaring moet binnen acht dagen door eene volledige verklaring worden gevolgd.
3 De kapitein heeft zich te wenden in het Koninkrijk buiten Europa tot het bevoegde gezag en buiten het Koninkrijk tot den Nederlandschen consulairen ambtenaar of, bij ontstentenis van zoodanigen ambtenaar, tot het bevoegde gezag.
4 De notaris is verplicht van scheepsverklaringen tegen betaling der kosten afschrift uit te reiken aan ieder die het verlangt.

Artikel 354 1 Bij het berekenen van de in artikel 353 genoemde wettelijke termijn tellen de Zondag en de daarmede gelijkgestelde dagen en, in het buitenland, de aldaar algemeen erkende wettelijke feestdagen niet mede.
2 Met den Zondag worden gelijkgesteld de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paasch- en Pinksterdagen, de beide Kerstdagen en de Hemelvaartsdag.

Artikel 355 De door den kapitein aan te wijzen zeevarenden zijn verplicht bij het opmaken van de scheepsverklaring hunne medewerking te verleenen door van hunne bevinding verklaring af te leggen.

Artikel 356 De beoordeeling van de bewijskracht van scheepsdagboeken en scheepsverklaringen, ten aanzien van de daarin vermelde voorvallen der reis, is voor ieder geval aan den rechter overgelaten.

Artikel 357 De kapitein is bevoegd, indien dit tot behoud van schip of lading noodzakelijk is, scheepstoebehooren en bestanddeelen van de lading zoowel over boord te werpen als te verbruiken.

Artikel 358 De kapitein is in geval van nood gedurende de reis bevoegd, levensmiddelen, welke in het bezit zijn van opvarenden of tot de lading behooren, tegen schadevergoeding tot zich te nemen, ten einde die te verbruiken in het belang van allen die zich aan boord bevinden.

Artikel 358a 1 De kapitein is verplicht aan personen, die in gevaar verkeeren, en in het bijzonder, als zijn schip bij eene aanvaring betrokken is geweest, aan de andere daarbij betrokken schepen en de personen, die zich aan boord dier schepen bevinden, de hulp te verleenen, waartoe hij bij machte is, zonder zijn eigen schip en de opvarenden daarvan aan ernstig gevaar bloot te stellen.
2 Hij is bovendien verplicht, voor zooverre hem dit mogelijk is, aan de andere bij de aanvaring betrokken schepen op te geven den naam van zijn schip, van de haven waar het thuis behoort en van de havens van waar het komt en waarheen het bestemd is.
3 Niet-nakoming van deze verplichtingen door den kapitein geeft geen aanspraak tegen hem, die uit welken hoofde dan ook verantwoordelijk is voor het optreden van de kapitein.

Artikel 358b 1 De kapitein van een Nederlandsch, naar Nederland bestemd schip, in eene buitenlandsche haven vertoevend, is verplicht, zich daar bevindende, hulpbehoevende Nederlandsche zeelieden, voorzoover aan boord voor hen plaats is, op verlangen van den Nederlandschen consulairen ambtenaar of, waar deze ontbreekt, van de plaatselijke overheid, naar Nederland over te brengen.
2 De kosten hiervan zijn voor rekening van den Staat. De vaststelling dier kosten geschiedt op den grondslag door Ons te bepalen.

Artikel 359 De kapitein heeft de zorg voor alles wat met het beladen en het lossen van het schip in verband staat, voor zooverre niet andere personen daarmee zijn belast.

Artikel 360 Vervallen

Artikel 361 Vervallen

Artikel 362 Vervallen

Artikel 363 Vervallen

Artikel 364 Vervallen

Artikel 365 Vervallen

Artikel 366 Vervallen

Artikel 367 De kapitein, vernemende dat de vlag, waaronder hij vaart, onvrij is geworden, is verplicht in de meest in de nabijheid gelegen onzijdige haven binnen te loopen en aldaar te blijven liggen, totdat hij op veilige wijze kan vertrekken of van hem die daartoe bevoegd is stellige orders om te vertrekken heeft ontvangen.

Artikel 368 Indien den kapitein blijkt, dat de haven, waarheen het schip is bestemd, wordt geblokkeerd, is hij verplicht in de meest geschikte in de nabijheid gelegen haven binnen te loopen.

Artikel 369 Vervallen

Artikel 370 De kapitein mag van den koers, welken hij moet volgen, afwijken ter redding van menschenlevens.

Artikel 371 Vervallen

Artikel 371a Indien gedurende de reis iemand aan boord wordt ontdekt, die niet in het bezit is van een geldig reisbiljet en niet bereid of niet in staat is op eerste aanmaning van den kapitein vracht te betalen, heeft deze het recht hem aan boord werk te laten verrichten, waartoe hij in staat is, en hem bij de eerste gelegenheid die zich voordoet van boord te verwijderen.

Artikel 372 Noch de kapitein, noch een opvarende mag voor eigen rekening goederen in het schip vervoeren, tenzij krachtens overeenkomst met of verlof van de eigenaar en, indien het schip is vervracht, ook van den bevrachter.

Artikel 373 Vervallen

Artikel 374 1 Artikel 347, het tweede lid van artikel 348 en artikel 349, eerste lid, zijn niet van toepassing op zeevissersschepen.
2 Aan boord moeten aanwezig zijn een uittreksel uit de registratie voor schepen als bedoeld in artikel 101, eerste lid, van de Kadasterwet vermeldende tenminste de gegevens, bedoeld in artikel 85, tweede lid, onder a, c, d, e, f, g en j, van die wet, alsmede de gegevens omtrent niet doorgehaalde voorlopige aantekeningen, welk uittreksel op een zodanig tijdstip moet zijn afgegeven door de bewaarder van het kadaster en de openbare registers dat de daarin vermelde gegevens overeenstemmen met die welke in de registratie voor schepen ten aanzien van het betrokken schip staan vermeld ten tijde van het uitvaren van dat schip, en de wetten en reglementen op deze schepen van toepassing.

Artikel 375 Vervallen

Artikel 376 Vervallen

Artikel 377 Vervallen

Artikel 378 Vervallen

Artikel 379 Vervallen

Artikel 380 Vervallen

Artikel 381 Vervallen

Artikel 382 Vervallen

Artikel 383 Vervallen

Artikel 384 Vervallen

Artikel 385 Vervallen

Artikel 386 Vervallen

Artikel 387 Vervallen

Artikel 388 Na afloop van eene reis is de kapitein verplicht de scheepspapieren aan de werkgever af te geven tegen ontvangstbewijs.

Artikel 389 Vervallen

Artikel 390 Vervallen

Artikel 391 Vervallen

Artikel 392 Vervallen

Artikel 392a Vervallen

Vierde titel

Van de schepelingen

§ 1

Algemeene bepalingen

Artikel 393 Vervallen

Artikel 394 Vervallen

Artikel 395 Vervallen

§ 2

Van de arbeidsovereenkomst tot de vaart ter zee

Artikel 396 Vervallen

Artikel 397 Vervallen

Artikel 398 Vervallen

Artikel 399 Vervallen

Artikel 400 Vervallen

Artikel 401 Vervallen

Artikel 402 Vervallen

Artikel 403 Vervallen

Artikel 404 Vervallen

Artikel 405 Vervallen

Artikel 406 Vervallen

Artikel 407 Vervallen

Artikel 408 Vervallen

Artikel 409 Vervallen

Artikel 410 Vervallen

Artikel 411 Vervallen

Artikel 412 Vervallen

Artikel 413 Vervallen

Artikel 414 Vervallen

Artikel 415 Vervallen

Artikel 415a Vervallen

Artikel 415b Vervallen

Artikel 415c Vervallen

Artikel 415d Vervallen

Artikel 415e Vervallen

Artikel 415f Vervallen

Artikel 415g Vervallen

Artikel 415h Vervallen

Artikel 415i Vervallen

Artikel 416 Vervallen

Artikel 417 Vervallen

Artikel 418 Vervallen

Artikel 419 Vervallen

Artikel 420 Vervallen

Artikel 421 Vervallen

Artikel 422 Vervallen

Artikel 423 Vervallen

Artikel 424 Vervallen

Artikel 425 Vervallen

Artikel 426 Vervallen

Artikel 427 Vervallen

Artikel 428 Vervallen

Artikel 429 Vervallen

Artikel 430 Vervallen

Artikel 431 Vervallen

Artikel 432 Vervallen

Artikel 433 Vervallen

Artikel 434 Vervallen

Artikel 435 Vervallen

Artikel 436 Vervallen

Artikel 437 Vervallen

Artikel 438 Vervallen

Artikel 439 Vervallen

Artikel 440 Vervallen

Artikel 441 Vervallen

Artikel 442 Vervallen

Artikel 443 Vervallen

Artikel 444 Vervallen

Artikel 445 Vervallen

Artikel 446 Vervallen

Artikel 447 Vervallen

Artikel 448 Vervallen

Artikel 449 Vervallen

Artikel 450 Vervallen

Artikel 450a Vervallen

Artikel 450aa Vervallen

Artikel 450b Vervallen

Artikel 450c Vervallen

Artikel 450d Vervallen

§ 3

Van de monsterrol en het monsterboekje

Artikel 450e Vervallen

Artikel 451 Vervallen

Artikel 451a Vervallen

Artikel 451b Vervallen

Artikel 451c Vervallen

Artikel 451d Vervallen

Artikel 451e Vervallen

Artikel 451f Vervallen

Artikel 451g Vervallen

Artikel 451h Vervallen

Artikel 451i Vervallen

Artikel 451j Vervallen

§ 4

Van de schepelingen ter visscherij

Artikel 452 Vervallen

§ 5

Van de schepelingen ter zeevisserij die een arbeidsovereenkomst met de zeewerkgever hebben gesloten

Artikel 452a Vervallen

Artikel 452b Vervallen

Artikel 452c Vervallen

Artikel 452d Vervallen

Artikel 452e Vervallen

Artikel 452f Vervallen

Artikel 452g Vervallen

Artikel 452h Vervallen

Artikel 452i Vervallen

Artikel 452j Vervallen

Artikel 452k Vervallen

Artikel 452l Vervallen

Artikel 452m Vervallen

Artikel 452n Vervallen

Artikel 452o Vervallen

Artikel 452p Vervallen

§ 6

Van de kapitein en de schepelingen ter zeevisserij die een maatschapsovereenkomst hebben gesloten

Artikel 452q Vervallen

Artikel 452r Vervallen

Artikel 452s Vervallen

Artikel 452t Vervallen

Artikel 452u Vervallen

Artikel 452v Vervallen

Artikel 452w Vervallen

Vijfde titel

Van vervrachting en bevrachting van schepen

§ 1

Algemeene bepalingen

Artikel 453 Vervallen

Artikel 454 Vervallen

Artikel 455 Vervallen

Artikel 456 Vervallen

Artikel 457 Vervallen

Artikel 458 Vervallen

Artikel 459 Vervallen

Artikel 459a Vervallen

§ 2

Tijd-bevrachting

Artikel 460 Vervallen

Artikel 461 Vervallen

Artikel 462 Vervallen

Artikel 463 Vervallen

Artikel 464 Vervallen

Artikel 465 Vervallen

Vijfde titel A

Van het vervoer van goederen

§ 1

Algemeene bepalingen

Artikel 466 Vervallen

Artikel 467 Vervallen

Artikel 467a Vervallen

Artikel 468 Vervallen

Artikel 469 Vervallen

Artikel 469a Vervallen

Artikel 469b Vervallen

Artikel 470 Vervallen

Artikel 470a Vervallen

Artikel 471 Vervallen

Artikel 472 Vervallen

Artikel 473 Vervallen

Artikel 473a Vervallen

Artikel 474 Vervallen

Artikel 475 Vervallen

Artikel 476 Vervallen

Artikel 477 Vervallen

Artikel 478 Vervallen

Artikel 479 Vervallen

Artikel 480 Vervallen

Artikel 481 Vervallen

Artikel 482 Vervallen

Artikel 483 Vervallen

Artikel 484 Vervallen

Artikel 485 Vervallen

Artikel 486 Vervallen

Artikel 487 Vervallen

Artikel 488 Vervallen

Artikel 489 Vervallen

Artikel 490 Vervallen

Artikel 491 Vervallen

Artikel 492 Vervallen

Artikel 493 Vervallen

Artikel 494 Vervallen

Artikel 495 Vervallen

Artikel 496 Vervallen

Artikel 497 Vervallen

Artikel 498 Vervallen

Artikel 499 Vervallen

Artikel 500 Vervallen

Artikel 501 Vervallen

Artikel 502 Vervallen

Artikel 503 Vervallen

Artikel 504 Vervallen

Artikel 505 Vervallen

Artikel 506 Vervallen

Artikel 507 Vervallen

Artikel 508 Vervallen

Artikel 509 Vervallen

Artikel 510 Vervallen

Artikel 511 Vervallen

Artikel 512 Vervallen

Artikel 513 Vervallen

Artikel 513a Vervallen

Artikel 514 Vervallen

Artikel 515 Vervallen

Artikel 516 Vervallen

Artikel 517 Vervallen

Artikel 517a Vervallen

Artikel 517b Vervallen

Artikel 517c Vervallen

Artikel 517d Vervallen

§ 2

Vaste lijnen

Artikel 517e Vervallen

Artikel 517f Vervallen

Artikel 517g Vervallen

Artikel 517h Vervallen

Artikel 517i Vervallen

Artikel 517j Vervallen

Artikel 517k Vervallen

Artikel 517l Vervallen

Artikel 517m Vervallen

Artikel 517n Vervallen

Artikel 517o Vervallen

Artikel 517p Vervallen

Artikel 517q Vervallen

Artikel 517r Vervallen

Artikel 517s Vervallen

Artikel 517t Vervallen

Artikel 517u Vervallen

Artikel 517ubis Vervallen

Artikel 517v Vervallen

Artikel 517w Vervallen

Artikel 517x Vervallen

Artikel 517ij Vervallen

§ 3

Tijd-bevrachting

Artikel 517z Vervallen

Artikel 518 Vervallen

Artikel 518a Vervallen

Artikel 518b Vervallen

Artikel 518c Vervallen

Artikel 518d Vervallen

Artikel 518e Vervallen

Artikel 518f Vervallen

Artikel 518g Vervallen

§ 4

Reis-bevrachting

Artikel 518h Vervallen

Artikel 518i Vervallen

Artikel 518j Vervallen

Artikel 518k Vervallen

Artikel 518l Vervallen

Artikel 518m Vervallen

Artikel 518n Vervallen

Artikel 518o Vervallen

Artikel 518p Vervallen

Artikel 518q Vervallen

Artikel 518r Vervallen

Artikel 518s Vervallen

Artikel 518t Vervallen

Artikel 518u Vervallen

Artikel 518v Vervallen

Artikel 518w Vervallen

Artikel 518x Vervallen

Artikel 518ij Vervallen

Artikel 518z Vervallen

Artikel 519 Vervallen

Artikel 519a Vervallen

Artikel 519b Vervallen

Artikel 519c Vervallen

Artikel 519d Vervallen

Artikel 519e Vervallen

Artikel 519f Vervallen

Artikel 519g Vervallen

Artikel 519h Vervallen

Artikel 519i Vervallen

Artikel 519j Vervallen

Artikel 519k Vervallen

Artikel 519l Vervallen

Artikel 519m Vervallen

Artikel 519n Vervallen

Artikel 519o Vervallen

Artikel 519p Vervallen

Artikel 519q Vervallen

Artikel 519r Vervallen

Artikel 519s Vervallen

Artikel 519t Vervallen

Artikel 519u Vervallen

Artikel 519v Vervallen

Artikel 519w Vervallen

Artikel 519x Vervallen

Artikel 519ij Vervallen

Artikel 519z Vervallen

Artikel 520 Vervallen

Artikel 520a Vervallen

Artikel 520abis Vervallen

Artikel 520b Vervallen

Artikel 520c Vervallen

Artikel 520d Vervallen

Artikel 520e Vervallen

Artikel 520f Vervallen

§ 5

Vervoer van stukgoederen

Artikel 520g Vervallen

Artikel 520h Vervallen

Artikel 520i Vervallen

Artikel 520j Vervallen

Artikel 520k Vervallen

Artikel 520l Vervallen

Artikel 520m Vervallen

Artikel 520n Vervallen

Artikel 520o Vervallen

Artikel 520p Vervallen

Artikel 520q Vervallen

Artikel 520r Vervallen

Artikel 520s Vervallen

Artikel 520t Vervallen

Vijfde titel B

Van het vervoer van personen

§ 1

Algemeene bepalingen

Artikel 521 Vervallen

Artikel 522 Vervallen

Artikel 523 Vervallen

Artikel 524 Vervallen

Artikel 524a Vervallen

Artikel 524b Vervallen

Artikel 525 Vervallen

Artikel 526 Vervallen

Artikel 527 Vervallen

Artikel 528 Vervallen

Artikel 529 Vervallen

Artikel 530 Vervallen

Artikel 531 Vervallen

Artikel 532 Vervallen

Artikel 533 Vervallen

Artikel 533a Vervallen

Artikel 533b Vervallen

Artikel 533c Vervallen

§ 2

Vaste lijnen

Artikel 533d Vervallen

Artikel 533e Vervallen

Artikel 533f Vervallen

Artikel 533g Vervallen

Artikel 533h Vervallen

Artikel 533i Vervallen

Artikel 533j Vervallen

Artikel 533k Vervallen

Artikel 533l Vervallen

Artikel 533m Vervallen

Artikel 533mbis Vervallen

§ 3

Tijd-bevrachting

Artikel 533n Vervallen

Artikel 533o Vervallen

Artikel 533p Vervallen

§ 4

Reis-bevrachting

Artikel 533q Vervallen

Artikel 533r Vervallen

Artikel 533s Vervallen

Artikel 533t Vervallen

Artikel 533u Vervallen

§ 5

Vervoer van enkele personen

Artikel 533v Vervallen

Artikel 533w Vervallen

Artikel 533x Vervallen

Artikel 533ij Vervallen

Artikel 533z Vervallen

Zesde titel

Van aanvaring

Artikel 534 Vervallen

Artikel 535 Vervallen

Artikel 536 Vervallen

Artikel 536a Vervallen

Artikel 537 Vervallen

Artikel 538 Vervallen

Artikel 539 Vervallen

Artikel 540 Vervallen

Artikel 541 Vervallen

Artikel 542 Vervallen

Artikel 543 Vervallen

Artikel 544 Vervallen

Artikel 544a Vervallen

Zevende titel

Van hulp en berging

Artikel 545 Vervallen

Artikel 546 Vervallen

Artikel 547 Vervallen

Artikel 548 Vervallen

Artikel 549 Vervallen

Artikel 550 Vervallen

Artikel 551 Vervallen

Artikel 552 Vervallen

Artikel 553 Vervallen

Artikel 554 Vervallen

Artikel 555 Vervallen

Artikel 556 Vervallen

Artikel 557 Vervallen

Artikel 558 Vervallen

Artikel 559 Vervallen

Artikel 560 Vervallen

Artikel 561 Vervallen

Artikel 562 Vervallen

Artikel 563 Vervallen

Artikel 564 Vervallen

Artikel 565 Vervallen

Artikel 566 Vervallen

Artikel 567 Vervallen

Artikel 568 Vervallen

Artikel 569 Vervallen

Artikel 570 Vervallen

Artikel 571 Vervallen

Artikel 572 Vervallen

Artikel 573 Vervallen

Artikel 574 Vervallen

Artikel 575 Vervallen

Artikel 576 Vervallen

Achtste titel

Van bodemerij

Artikel 577 Vervallen

Artikel 578 Vervallen

Artikel 579 Vervallen

Artikel 580 Vervallen

Artikel 581 Vervallen

Artikel 582 Vervallen

Artikel 583 Vervallen

Artikel 584 Vervallen

Artikel 585 Vervallen

Artikel 586 Vervallen

Artikel 587 Vervallen

Artikel 588 Vervallen

Artikel 589 Vervallen

Artikel 590 Vervallen

Artikel 591 Vervallen

Negende titel

Van verzekering tegen de gevaren der zee en die der slavernij

Eerste afdeeling

Van den vorm en den inhoud der verzekering

Artikel 592 Vervallen

Artikel 593 Vervallen

Artikel 594 Vervallen

Artikel 595 Vervallen

Artikel 596 Vervallen

Artikel 597 Vervallen

Artikel 598 Vervallen

Artikel 599 Vervallen

Artikel 600 Vervallen

Artikel 601 Vervallen

Artikel 602 Vervallen

Artikel 603 Vervallen

Artikel 604 Vervallen

Artikel 605 Vervallen

Artikel 606 Vervallen

Artikel 607 Vervallen

Artikel 608 Vervallen

Artikel 609 Vervallen

Artikel 610 Vervallen

Artikel 611 Vervallen

Artikel 612 Vervallen

Artikel 613 Vervallen

Artikel 614 Vervallen

Artikel 615 Vervallen

Artikel 616 Vervallen

Artikel 617 Vervallen

Artikel 618 Vervallen

Tweede afdeeling

Van de begrooting der verzekerde voorwerpen

Artikel 619 Vervallen

Artikel 620 Vervallen

Artikel 621 Vervallen

Artikel 622 Vervallen

Artikel 623 Vervallen

Derde afdeeling

Van het begin en het einde van het gevaar

Artikel 624 Vervallen

Artikel 625 Vervallen

Artikel 626 Vervallen

Artikel 627 Vervallen

Artikel 628 Vervallen

Artikel 629 Vervallen

Artikel 630 Vervallen

Artikel 631 Vervallen

Artikel 632 Vervallen

Artikel 633 Vervallen

Artikel 634 Vervallen

Vierde afdeeling

Van de regten en pligten van den verzekeraar en den verzekerde

Artikel 635 Vervallen

Artikel 636 Vervallen

Artikel 637 Vervallen

Artikel 638 Vervallen

Artikel 639 Vervallen

Artikel 640 Vervallen

Artikel 641 Vervallen

Artikel 642 Vervallen

Artikel 643 Vervallen

Artikel 644 Vervallen

Artikel 645 Vervallen

Artikel 646 Vervallen

Artikel 647 Vervallen

Artikel 648 Vervallen

Artikel 649 Vervallen

Artikel 650 Vervallen

Artikel 651 Vervallen

Artikel 652 Vervallen

Artikel 653 Vervallen

Artikel 654 Vervallen

Artikel 655 Vervallen

Artikel 656 Vervallen

Artikel 657 Vervallen

Artikel 658 Vervallen

Artikel 659 Vervallen

Artikel 660 Vervallen

Artikel 661 Vervallen

Artikel 662 Vervallen

Vijfde afdeeling

Van abandonnement

Artikel 663 Vervallen

Artikel 664 Vervallen

Artikel 665 Vervallen

Artikel 666 Vervallen

Artikel 667 Vervallen

Artikel 668 Vervallen

Artikel 669 Vervallen

Artikel 670 Vervallen

Artikel 671 Vervallen

Artikel 672 Vervallen

Artikel 673 Vervallen

Artikel 674 Vervallen

Artikel 675 Vervallen

Artikel 676 Vervallen

Artikel 677 Vervallen

Artikel 678 Vervallen

Artikel 679 Vervallen

Artikel 680 Vervallen

Zesde afdeeling

Van de plichten en rechten van tussenpersonen in zee-assurantiën

Artikel 681 Vervallen

Artikel 682 Vervallen

Artikel 683 Vervallen

Artikel 684 Vervallen

Artikel 685 Vervallen

Artikel 685a Vervallen

Tiende titel

Van verzekering tegen de gevaren van den vervoer te lande en op binnenwateren

Artikel 686 Vervallen

Artikel 687 Vervallen

Artikel 688 Vervallen

Artikel 689 Vervallen

Artikel 690 Vervallen

Artikel 691 Vervallen

Artikel 692 Vervallen

Artikel 693 Vervallen

Artikel 694 Vervallen

Artikel 695 Vervallen

Elfde titel

Van avarijen

Artikel 696 Vervallen

Artikel 697 Vervallen

Artikel 698 Vervallen

Artikel 699 Vervallen

Artikel 700 Vervallen

Artikel 701 Vervallen

Artikel 702 Vervallen

Artikel 703 Vervallen

Artikel 704 Vervallen

Artikel 705 Vervallen

Artikel 706 Vervallen

Artikel 707 Vervallen

Artikel 708 Vervallen

Artikel 709 Vervallen

Artikel 710 Vervallen

Artikel 711 Vervallen

Artikel 712 Vervallen

Artikel 713 Vervallen

Artikel 714 Vervallen

Artikel 715 Vervallen

Artikel 716 Vervallen

Artikel 717 Vervallen

Artikel 718 Vervallen

Artikel 719 Vervallen

Artikel 720 Vervallen

Artikel 721 Vervallen

Artikel 722 Vervallen

Artikel 723 Vervallen

Artikel 724 Vervallen

Artikel 725 Vervallen

Artikel 726 Vervallen

Artikel 727 Vervallen

Artikel 728 Vervallen

Artikel 729 Vervallen

Artikel 730 Vervallen

Artikel 731 Vervallen

Artikel 732 Vervallen

Artikel 733 Vervallen

Artikel 734 Vervallen

Artikel 735 Vervallen

Artikel 736 Vervallen

Artikel 737 Vervallen

Artikel 738 Vervallen

Artikel 739 Vervallen

Artikel 740 Vervallen

Elfde titel A

Van de beperking der aansprakelijkheid

Artikel 740a Vervallen

Artikel 740b Vervallen

Artikel 740c Vervallen

Artikel 740d Vervallen

Artikel 740e Vervallen

Artikel 740f Vervallen

Artikel 740g Vervallen

Artikel 740h Vervallen

Artikel 740i Vervallen

Artikel 740j Vervallen

Twaalfde titel

Van het te niet gaan der verbindtenissen in den zeehandel

Artikel 741 Vervallen

Artikel 742 Vervallen

Artikel 743 Vervallen

Artikel 744 Vervallen

Artikel 745 Vervallen

Artikel 746 Vervallen

Artikel 747 Vervallen

Dertiende titel

Van de binnenvaart

Eerste afdeling

Binnenschepen en voorwerpen aan boord daarvan

§ 1

Rechten op binnenschepen

Artikel 748 Vervallen

Artikel 749 Vervallen

Artikel 750 Vervallen

Artikel 751 Vervallen

Artikel 752 Vervallen

Artikel 753 Vervallen

Artikel 754 Vervallen

Artikel 755 Vervallen

Artikel 756 Vervallen

Artikel 757 Vervallen

Artikel 758 Vervallen

Artikel 759 Vervallen

Artikel 760 Vervallen

Artikel 761 Vervallen

Artikel 762 Vervallen

Artikel 763 Vervallen

Artikel 764 Vervallen

Artikel 765 Vervallen

Artikel 765a Vervallen

Artikel 765b Vervallen

Artikel 765c Vervallen

Artikel 765d Vervallen

Artikel 765e Vervallen

Artikel 765f Vervallen

Artikel 765g Vervallen

Artikel 765h Vervallen

Artikel 765i Vervallen

Artikel 765j Vervallen

Artikel 765k Vervallen

Artikel 765l Vervallen

Artikel 765m Vervallen

Artikel 765n Vervallen

§ 2

Voorrechten op binnenschepen

Artikel 766 Vervallen

Artikel 767 Vervallen

Artikel 768 Vervallen

Artikel 769 Vervallen

Artikel 770 Vervallen

Artikel 771 Vervallen

Artikel 772 Vervallen

Artikel 773 Vervallen

Artikel 774 Vervallen

§ 3

Voorrechten op voorwerpen aan boord van binnenschepen

Artikel 775 Vervallen

Artikel 775a Vervallen

Artikel 775b Vervallen

Artikel 775c Vervallen

Artikel 775d Vervallen

Artikel 775e Vervallen

Artikel 775f Vervallen

Artikel 776 Vervallen

Artikel 777 Vervallen

Artikel 778 Vervallen

Artikel 779 Vervallen

Tweede afdeeling

Van den eigenaar en den gebruiker van een binnenschip

Artikel 780 Vervallen

Artikel 781 Vervallen

Derde afdeeling

Van den schipper en de schepelingen

Artikel 782 1 De schipper is verplicht de gebruikelijke regels en de bestaande voorschriften ter verzekering van de deugdelijkheid en de veiligheid van het schip voor de vaart op binnenwateren, van de veiligheid der opvarenden en der zaken aan boord met nauwgezetheid op te volgen.
2 Hij onderneemt de reis niet, tenzij het schip tot het volvoeren daarvan geschikt, naar behooren uitgerust en voldoende bemand is.

Artikel 783 1 De schipper kan na aankomst in eene haven door een notaris eene scheepsverklaring doen opmaken omtrent de voorvallen der reis. Buiten Nederland wendt hij zich tot den Nederlandschen consulairen ambtenaar of, bij ontstentenis van zoodanigen ambtenaar, tot het bevoegde gezag.
2 De notaris en de consulaire ambtenaar zijn verplicht van scheepsverklaringen tegen betaling van kosten afschrift uit te reiken aan ieder, die het verlangt.

Artikel 784 Vervallen

Artikel 785 1 De schipper is verplicht aan personen, die in gevaar verkeeren, en in het bijzonder, als zijn schip bij eene aanvaring betrokken is geweest, aan de andere daarbij betrokken schepen en de personen, die zich aan boord dier schepen bevinden, de hulp te verleenen, waartoe hij bij machte is zonder zijn eigen schip en de opvarenden daarvan aan ernstig gevaar bloot te stellen.
2 Hij is bovendien verplicht, voor zooverre hem dit mogelijk is, aan de andere bij de aanvaring betrokken schepen op te geven den naam van zijn schip, van de plaats, waar het thuis behoort, van de plaats, vanwaar het komt en waarheen het bestemd is, alsmede inzage te verstrekken van het bewijs van inschrijving in het register.
3 Niet-nakoming van deze verplichtingen door den schipper geeft geen aanspraak jegens hem, die uit welken hoofde dan ook verantwoordelijk is voor het optreden van de schipper.

Artikel 786 Vervallen

Artikel 787 Vervallen

Vierde afdeeling

Van vervrachting en bevrachting van binnenschepen in het algemeen

Artikel 788 Vervallen

Artikel 789 Vervallen

Artikel 790 Vervallen

Artikel 791 Vervallen

Artikel 791a Vervallen

Artikel 792 Vervallen

Artikel 793 Vervallen

Artikel 794 Vervallen

Artikel 795 Vervallen

Artikel 796 Vervallen

Artikel 797 Vervallen

Artikel 798 Vervallen

Artikel 799 Vervallen

Artikel 800 Vervallen

Artikel 801 Vervallen

Artikel 802 Vervallen

Artikel 803 Vervallen

Artikel 804 Vervallen

Artikel 805 Vervallen

Artikel 806 Vervallen

Artikel 807 Vervallen

Artikel 808 Vervallen

Vijfde afdeeling

Van het vervoer van goederen

Artikel 809 Vervallen

Artikel 810 Vervallen

Artikel 811 Vervallen

Artikel 812 Vervallen

Artikel 813 Vervallen

Artikel 814 Vervallen

Artikel 815 Vervallen

Artikel 815a Vervallen

Artikel 816 Vervallen

Artikel 817 Vervallen

Artikel 818 Vervallen

Artikel 819 Vervallen

Artikel 820 Vervallen

Artikel 821 Vervallen

Artikel 822 Vervallen

Artikel 823 Vervallen

Artikel 824 Vervallen

Artikel 825 Vervallen

Artikel 826 Vervallen

Artikel 827 Vervallen

Artikel 828 Vervallen

Artikel 829 Vervallen

Artikel 830 Vervallen

Artikel 831 Vervallen

Artikel 832 Vervallen

Artikel 833 Vervallen

Artikel 834 Vervallen

Artikel 835 Vervallen

Artikel 836 Vervallen

Artikel 837 Vervallen

Artikel 838 Vervallen

Artikel 839 Vervallen

Artikel 840 Vervallen

Artikel 841 Vervallen

Artikel 842 Vervallen

Artikel 843 Vervallen

Artikel 844 Vervallen

Artikel 845 Vervallen

Artikel 846 Vervallen

Artikel 847 Vervallen

Artikel 848 Vervallen

Artikel 849 Vervallen

Artikel 850 Vervallen

Artikel 851 Vervallen

Artikel 852 Vervallen

Artikel 853 Vervallen

Artikel 854 Vervallen

§ 2

Beurtvaart

Artikel 855 Vervallen

Artikel 856 Vervallen

Artikel 857 Vervallen

Artikel 858 Vervallen

Artikel 859 Vervallen

Artikel 860 Vervallen

Artikel 861 Vervallen

Artikel 862 Vervallen

Artikel 863 Vervallen

Artikel 864 Vervallen

Artikel 865 Vervallen

Artikel 866 Vervallen

Artikel 867 Vervallen

Artikel 868 Vervallen

Artikel 869 Vervallen

Artikel 870 Vervallen

Artikel 871 Vervallen

Artikel 872 Vervallen

Artikel 873 Vervallen

§ 3

Reisbevrachting

Artikel 874 Vervallen

Artikel 875 Vervallen

Artikel 876 Vervallen

Artikel 877 Vervallen

Artikel 878 Vervallen

Artikel 879 Vervallen

Artikel 880 Vervallen

Artikel 881 Vervallen

Artikel 882 Vervallen

Artikel 883 Vervallen

Artikel 884 Vervallen

Artikel 885 Vervallen

Artikel 886 Vervallen

Artikel 887 Vervallen

Artikel 888 Vervallen

Artikel 889 Vervallen

Artikel 890 Vervallen

Artikel 891 Vervallen

Artikel 892 Vervallen

Artikel 893 Vervallen

Artikel 894 Vervallen

Artikel 895 Vervallen

Artikel 896 Vervallen

Artikel 897 Vervallen

Artikel 898 Vervallen

Artikel 899 Vervallen

Artikel 900 Vervallen

Artikel 901 Vervallen

Artikel 902 Vervallen

Artikel 903 Vervallen

Artikel 904 Vervallen

Artikel 905 Vervallen

Artikel 906 Vervallen

§ 4

Bevrachting voor liggen en/of varen

Artikel 907 Vervallen

Artikel 908 Vervallen

Artikel 909 Vervallen

Artikel 910 Vervallen

Artikel 911 Vervallen

Artikel 912 Vervallen

Artikel 913 Vervallen

Artikel 914 Vervallen

Artikel 915 Vervallen

Artikel 916 Vervallen

Artikel 917 Vervallen

Artikel 918 Vervallen

Zesde afdeeling

Van het vervoer van personen

Artikel 919 Vervallen

Artikel 920 Vervallen

Artikel 921 Vervallen

Artikel 921a Vervallen

Artikel 922 Vervallen

Artikel 923 Vervallen

Artikel 924 Vervallen

Zevende afdeeling

Van het sleepen van binnenschepen

Artikel 925 Vervallen

Artikel 926 Vervallen

Artikel 927 Vervallen

Artikel 928 Vervallen

Artikel 929 Vervallen

Artikel 930 Vervallen

Artikel 931 Vervallen

Artikel 931a Vervallen

Artikel 932 Vervallen

Artikel 933 Vervallen

Artikel 934 Vervallen

Artikel 935 Vervallen

Achtste afdeeling

Van aanvaring

Artikel 936 Vervallen

Artikel 937 Vervallen

Artikel 938 Vervallen

Artikel 939 Vervallen

Artikel 940 Vervallen

Artikel 940a Vervallen

Artikel 941 Vervallen

Artikel 942 Vervallen

Artikel 943 Vervallen

Artikel 944 Vervallen

Artikel 945 Vervallen

Artikel 946 Vervallen

Artikel 947 Vervallen

Artikel 948 Vervallen

Artikel 949 Vervallen

Negende afdeeling

Van hulp en berging

Artikel 950 Vervallen

Tiende afdeeling

Van avarijen

Artikel 951 Vervallen

Afdeling 10A

Van de beperking der aansprakelijkheid

Artikel 951a Vervallen

Artikel 951b Vervallen

Artikel 951c Vervallen

Artikel 951d Vervallen

Artikel 951e Vervallen

Artikel 951f Vervallen

Artikel 951g Vervallen

Elfde afdeeling

Van verjaring en verval

Artikel 952 Vervallen

Artikel 953 Vervallen

Artikel 954 Vervallen

Artikel 955 Vervallen

Artikel 956 Vervallen

Artikel 957 Vervallen

Algemene slotbepaling

Artikel 958 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijnen, gesteld in de hierna genoemde onderdelen van dit wetboek:
van het eerste boek:
Artikel 82 tweede lid, Titel IV derde en vierde afdeling en de Titels VI en VII;
van het tweede boek:
de Titels III, IV en Titel IX derde afdeling.
Zij is echter wel van toepassing op de termijnen, gesteld in de artikelen 419 en 451e.