Wetboek van Koophandel (WvK)


Eerste Boek

Van den koophandel in het algemeen

Zesde titel

Van wisselbrieven en orderbriefjes

Vierde afdeeling

Van het aval

Artikel 129 1 De betaling van eenen wisselbrief kan voor het geheel of een gedeelte van de wisselsom door eenen borgtocht (aval) worden verzekerd.
2 Deze borgtocht kan door eenen derde, of zelfs door iemand, wiens handteekening op den wisselbrief voorkomt, worden gegeven.

Artikel 130 1 Het aval wordt op den wisselbrief of op een verlengstuk gesteld.
2 Het wordt uitgedrukt door de woorden: "goed voor aval" of door een soortgelijke uitdrukking; het wordt door den avalgever onderteekend.
3 De enkele handteekening van den avalgever, gesteld op de voorzijde van den wisselbrief, geldt als aval, behalve wanneer de handteekening die is van den betrokkene of van den trekker.
4 Het kan ook geschieden bij een afzonderlijk geschrift of bij een brief, vermeldende de plaats, waar het is gegeven.
5 In het aval moet worden vermeld, voor wien het is gegeven. Bij gebreke hiervan wordt het geacht voor den trekker te zijn gegeven.

Artikel 131 1 De avalgever is op dezelfde wijze verbonden als degenen, voor wien het aval is gegeven.
2 Zijne verbintenis is geldig, zelfs indien, wegens een andere oorzaak dan een vormgebrek, de door hem gewaarborgde verbintenis nietig is.
3 Door te betalen verkrijgt de avalgever de rechten, welke krachtens den wisselbrief kunnen worden uitgeoefend tegen dengene, voor wien het aval is gegeven en tegen degenen, die tegenover dezen krachtens den wisselbrief verbonden zijn.