Hoofdstuk 9
Stoffen en produkten
Titel 9.1Algemeen
Artikel 9.1.1 Dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op handelingen verricht binnen de exclusieve economische zone, voor zover dat bij algemene maatregel van bestuur is bepaald.Titel 9.2
Stoffen, mengsels en genetisch gemodificeerde organismen
§ 9.2.1Algemeen
Artikel 9.2.1.1 Deze titel en de daarop berustende bepalingen zijn, met uitzondering van de regels die uitsluitend strekken ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, niet van toepassing op voedingsmiddelen, genotmiddelen en diervoeders.Artikel 9.2.1.2 Een ieder die beroepshalve een stof, mengsel of genetisch gemodificeerd organisme vervaardigt, in Nederland invoert, toepast, bewerkt, verwerkt of aan een ander ter beschikking stelt, en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door zijn handelingen met die stof of dat mengsel of organisme gevaren kunnen optreden voor de gezondheid van de mens of voor het milieu, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die gevaren zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 9.2.1.3 1 Een ieder die beroepshalve een stof, mengsel of genetisch gemodificeerd organisme vervaardigt, in Nederland invoert, toepast, bewerkt, verwerkt of aan een ander ter beschikking stelt, verstrekt desgevraagd aan Onze Minister gegevens over die stof of dat mengsel of organisme waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde gegevens.
Artikel 9.2.1.4 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat degene die beroepshalve stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen vervaardigt, in Nederland invoert, toepast, bewerkt of verwerkt, in daarbij aangegeven categorieën van gevallen een administratie bijhoudt van de hoeveelheden die hij daarvan heeft vervaardigd, in Nederland heeft ingevoerd, heeft toegepast, bewerkt of verwerkt of aan een ander ter beschikking heeft gesteld.
2 Bij of krachtens de maatregel worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de administratie wordt bijgehouden en kunnen andere gegevens worden aangewezen die in de administratie dienen te worden opgenomen.
Artikel 9.2.1.5 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan in het belang van de landsverdediging vrijstelling worden verleend van de in artikel 9.2.3.3 , 9.3.3 of 9.3a.3 gestelde verplichtingen.
2 Bij koninklijk besluit kan in het belang van de landsverdediging ontheffing worden verleend van de bij of krachtens artikel 9.2.1.4, 9.2.2.1, 9.2.2.2, 9.2.2.6, 9.2.3.2, 9.2.3.3, 9.2.3.5, tweede lid, 9.3.3 of 9.3a.3 gestelde verboden en verplichtingen.
3 Aan een vrijstelling of ontheffing worden de voorschriften verbonden die nodig zijn in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu.
4 De voordracht voor een besluit krachtens het eerste of tweede lid wordt Ons niet gedaan dan op verzoek van Onze Minister van Defensie.
§ 9.2.2
Maatregelen
Artikel 9.2.2.1 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, indien een redelijk vermoeden is gerezen dat door handelingen met stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen ongewenste effecten voor de gezondheid van de mens of voor het milieu zullen ontstaan, regels worden gesteld met betrekking tot het vervaardigen, in Nederland invoeren, toepassen, bewerken, verwerken, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen, vervoeren, uitvoeren en zich ontdoen van deze stoffen, mengsels of organismen, met inbegrip van het voorbereiden of bevorderen van deze handelingen.2 Hiertoe kunnen behoren regels, inhoudende:
a. een verbod een of meer van de in het eerste lid genoemde handelingen te verrichten met betrekking tot bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen;
b. een verbod een zodanige handeling te verrichten op een bij de maatregel aangegeven wijze, voor daarbij aangegeven doeleinden, op daarbij aangegeven plaatsen of onder daarbij aangegeven omstandigheden;
c. een verbod een handeling als onder a of b bedoeld te verrichten zonder daartoe verleende vergunning;
d. een verbod een zodanige handeling te verrichten indien met betrekking tot de stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen niet aan bij de maatregel gestelde eisen wordt voldaan;
e. een verbod een zodanige handeling te verrichten indien bij degene die die handeling verricht, niet de bij de maatregel aangegeven deskundigheid aanwezig is;
f. een verbod een zodanige handeling te verrichten met betrekking tot producten, indien deze daarbij aangewezen stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen bevatten, of indien deze zodanige stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen bevatten in grotere dan daarbij aangegeven hoeveelheden;
g. een verbod bij de maatregel aangewezen stoffen of mengsels toe te passen in producten die niet behoren tot een type dat bij een keuring, verricht aan de hand van de bij de maatregel daartoe vastgestelde regels, is goedgekeurd;
h. een verbod bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen ter beschikking te stellen aan een daarbij aangewezen categorie van personen;
i. een verplichting een of meer van de in het eerste lid genoemde handelingen met betrekking tot bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen of daarbij aangewezen categorieën van producten waarin die stoffen, mengsels of organismen voorkomen, of een voornemen tot het verrichten van die handelingen, te melden op een daarbij aangegeven wijze aan een daarbij aangewezen bestuursorgaan, of met betrekking tot die handelingen of het voornemen tot het verrichten van die handelingen op een daarbij aangegeven wijze aan een daarbij aangewezen bestuursorgaan daarbij aangewezen gegevens te verstrekken;
j. een verplichting met betrekking tot zodanige handelingen volgens bij de maatregel gestelde regels controleonderzoeken te verrichten en de resultaten van die onderzoeken op de bij de maatregel aangegeven wijze aan Onze Minister over te leggen;
k. een verplichting bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of daarbij aangewezen categorieën van producten waarin die stoffen of mengsels voorkomen, na toepassing terug te zenden aan degene die de stoffen, mengsels of producten ter beschikking heeft gesteld;
l. een verplichting bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen of daarbij aangewezen categorieën van producten waarin die stoffen, mengsels of organismen voorkomen, af te geven aan daarbij aangewezen personen of instellingen;
m. een verplichting voor degenen die bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen of daarbij aangewezen categorieën van producten waarin die stoffen, mengsels of organismen voorkomen, vervaardigen, in Nederland invoeren of aan een ander ter beschikking stellen, voor daarbij aangewezen personen of instellingen die krachtens hoofdstuk 10 bevoegd zijn tot of vergunning hebben voor het nuttig toepassen of verwijderen van gevaarlijke afvalstoffen, dan wel voor bij de maatregel aangewezen bestuursorganen, om die stoffen, mengsels, organismen of producten in te zamelen.
3 Onze Minister kan omtrent in een maatregel krachtens het eerste lid geregelde onderwerpen nadere regels stellen.
Artikel 9.2.2.1b De regels, bedoeld in artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder i of j, kunnen, in afwijking van artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een verplichting inhouden een handeling met betrekking tot asbest of een asbesthoudend product of een voornemen tot het verrichten van die handeling langs elektronische weg te melden dan wel met betrekking tot die handeling of dat voornemen langs elektronische weg gegevens en bescheiden te verstrekken dan wel de resultaten van een controleonderzoek.
Artikel 9.2.2.2 Een algemene maatregel van bestuur waarbij toepassing is gegeven aan artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder b, d, g, i, j, k, l of m, kan tevens de verplichting inhouden te voldoen aan door bestuursorganen die bij de maatregel zijn aangewezen, omtrent onderwerpen die in de maatregel zijn geregeld, gestelde nadere eisen. Bij het stellen van een zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald waarop ten aanzien van die eis de verplichting ingaat.
Artikel 9.2.2.3 1 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder c, worden tevens bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld betreffende het ter zake bevoegde gezag, de wijze waarop de aanvraag om een vergunning geschiedt, en de gegevens die van de aanvrager kunnen worden verlangd.
2 De vergunning kan slechts worden geweigerd:
a. in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu;
b. indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt, of
c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, indien dat bij de maatregel is bepaald.
3 Voordat toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, aanhef en onder c, of het zesde lid, aanhef en onder c, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
4 Op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een vergunning zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van toepassing. Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid kunnen categorieën van gevallen worden aangewezen, waarin afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven.
5 Een vergunning kan in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning kunnen in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu voorschriften worden verbonden. Deze kunnen, voorzover bij de maatregel niet anders is bepaald, de verplichting inhouden te voldoen aan door bestuursorganen die bij het voorschrift zijn aangewezen, in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu gestelde nadere eisen. Bij het stellen van een zodanige eis wordt tevens het tijdstip bepaald, waarop ten aanzien van die eis de verplichting ingaat.
6 Onverminderd artikel 18.10, eerste en vierde lid, van de Omgevingswet kan een vergunning worden ingetrokken:
a. indien de handeling aanmerkelijk gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens of voor het milieu en wijziging of aanvulling van de aan de vergunning verbonden voorschriften redelijkerwijs geen oplossing kan bieden;
b. indien de uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt, of
c. in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, indien dat bij de maatregel is bepaald.
7 Voor zover bij algemene maatregel van bestuur is bepaald, kan de vergunning in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu worden gewijzigd.
8 Op de voorbereiding van een intrekking of wijziging als bedoeld in het zesde lid, respectievelijk het zevende lid, zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 niet van toepassing, tenzij uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie daartoe noopt.
Artikel 9.2.2.4 1 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder g, wijst Onze Minister de instantie aan, die de in die bepaling bedoelde keuring verricht. Bij de maatregel worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop een zodanige keuring plaatsheeft en de gronden waarop de in de eerste volzin bedoelde aanwijzing kan worden ingetrokken dan wel gewijzigd.
2 Indien ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, toepassing wordt gegeven aan artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder g, en het verdrag of besluit van die volkenrechtelijke organisatie niet verplicht tot aanwijzing van een instantie als bedoeld in het eerste lid, geldt in afwijking van het eerste lid geen verplichting tot aanwijzing van een instantie.
Artikel 9.2.2.5 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 9.2.2.1, tweede lid, onder k, l of m, kan tevens worden bepaald dat de schade, geleden door degene die de stoffen, mengsels, genetisch gemodificeerde organismen of producten moet terugzenden of afgeven, of de kosten, gemaakt door degene die is aangewezen om die stoffen, mengsels, organismen of producten in te zamelen, ten laste kunnen worden gebracht van degenen die deze stoffen, mengsels, organismen of producten hebben vervaardigd of in Nederland ingevoerd. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld inzake de berekening van die schade of kosten en de bepaling van degenen ten laste van wie die schade of kosten worden gebracht.
Artikel 9.2.2.6 1 Indien de verwachte of gebleken effecten van stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde organismen op de gezondheid van de mens of op het milieu het stellen van regels als bedoeld in artikel 9.2.2.1, eerste lid, naar het oordeel van Onze Minister dringend noodzakelijk maken en naar zijn oordeel de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur krachtens dat artikel niet kan worden afgewacht, kan hij een besluit nemen van de in dat lid bedoelde strekking. Onze Minister neemt een zodanig besluit in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat, tenzij de vereiste spoed zich daartegen naar zijn oordeel verzet. De artikelen 9.2.2.2 tot en met 9.2.2.5 zijn van overeenkomstige toepassing.
2 Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid vervalt een jaar nadat zij in werking is getreden of indien binnen die termijn een algemene maatregel van bestuur ter vervanging van die regeling in werking is getreden, op het tijdstip waarop die maatregel in werking treedt. De termijn kan bij ministeriële regeling eenmaal met ten hoogste een jaar worden verlengd.
Artikel 9.2.2.6a 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij het op de markt brengen van brandstoffen ten behoeve van vervoer in bij de maatregel aangewezen gevallen wordt voldaan aan bij of krachtens de maatregel gestelde eisen van duurzaamheid, waaronder begrepen de uitstoot van broeikasgassen.
2 De eisen, bedoeld in het eerste lid, kunnen in elk geval betrekking hebben op de voor brandstoffen gebruikte grondstoffen en de omstandigheden waaronder die grondstoffen worden vervaardigd, omgezet en, al dan niet omgezet, worden overgebracht voor eindgebruik in Nederland.
3 Bij of krachtens de maatregel kunnen tevens regels worden gesteld omtrent de overlegging van gegevens waaruit blijkt dat de brandstoffen voldoen aan de krachtens het eerste lid gestelde eisen van duurzaamheid, alsmede van gegevens, waaruit blijkt in hoeverre de brandstoffen aan andere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen duurzaamheidscriteria voldoen.
4 Artikel 9.2.2.6 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9.2.2.7 1 Onze Minister kan in bijzondere gevallen van het krachtens artikel 9.2.1.4, 9.2.2.1, 9.2.2.6 of 9.2.2.6a bepaalde op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing verlenen, indien het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu zich daartegen niet verzet.
2 Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen de voorschriften worden verbonden, die naar het oordeel van Onze Minister in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu noodzakelijk zijn.
3 Op de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld eerste lid, zijn afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van toepassing.
4 Een ontheffing kan door Onze Minister worden gewijzigd of ingetrokken, indien dat in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu noodzakelijk is.
Paragraaf 9.2.3
Verpakking en aanduiding
Artikel 9.2.3.1 VervallenArtikel 9.2.3.2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanduiding van producten waarin bepaalde stoffen of mengsels voorkomen.
Artikel 9.2.3.3 1 De verpakking en sluiting die een genetisch gemodificeerd organisme rechtstreeks omsluiten, zijn:
a. zodanig dat ongewild verlies van de inhoud niet kan plaatsvinden,
b. vervaardigd van materiaal dat niet door het organisme kan worden aangetast, noch hiermee een gevaarlijke reactie kan aangaan of een gevaarlijke verbinding kan vormen, en
c. zodanig dat zij niet kunnen losraken en tegen normale behandeling bestand zijn.
2 Indien de verpakking is voorzien van een sluiting die meermalen kan worden gebruikt, zijn de verpakking en sluiting zodanig dat de verpakking meermalen opnieuw kan worden afgesloten zonder dat ongewild verlies van de inhoud plaatsvindt.
3 In afwijking van het eerste lid, onder a, mogen aan de verpakking, indien nodig, een of meer ontluchtingsventielen of andersoortige veiligheidsvoorzieningen aangebracht zijn.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot de verpakking en sluiting regels worden gesteld. Daarbij kan worden bepaald dat die regels slechts gelden voor daarbij aangewezen genetisch gemodificeerde organismen of categorieën daarvan of in daarbij aangewezen gevallen.
Artikel 9.2.3.4 Het aanduiden van een genetisch gemodificeerd organisme op een wijze die misleidend is ten aanzien van de effecten daarvan op de gezondheid van de mens of op het milieu of ten aanzien van het krachtens artikel 9.2.2.1 of 9.2.2.6 bepaalde, is verboden.
Artikel 9.2.3.5 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in daarbij aangewezen gevallen de artikelen 9.2.3.3 en 9.2.3.4 geheel of voor een daarbij te bepalen gedeelte niet van toepassing zijn:
a. ter uitvoering van een krachtens het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Unie tot stand gekomen bindende regeling of
b. indien het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu zich daartegen niet verzet.
2 Bij of krachtens een maatregel als bedoeld in het eerste lid kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de in de artikelen 9.2.3.3 en 9.2.3.4 geregelde onderwerpen.
Titel 9.3
De EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen
Artikel 9.3.1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen.Artikel 9.3.2 1 Onze Minister is de bevoegde instantie, bedoeld in de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen.
2 Voor onderdelen van de verordening die betrekking hebben op beleid dat behoort tot de verantwoordelijkheid van een Onzer andere Ministers, wordt voor die onderdelen die minister als bevoegde instantie aangewezen. De aanwijzing geschiedt bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met die minister.
Artikel 9.3.3 1 Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen: de artikelen 5, 7, derde lid, 8, tweede lid, 9, vierde en zesde lid, 14, eerste, zesde en zevende lid, 31, eerste, tweede, derde, zevende en negende lid, 32, eerste en derde lid, 33, 34, 35, 37, vierde tot en met zevende lid, 38, eerste, derde en vierde lid, 39, eerste en tweede lid, 40, derde en vierde lid, 50, vierde lid, 55, 56, eerste en tweede lid, 60, tiende lid, 65 en 67, eerste lid.
2 Het is eveneens verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen: de artikelen 6, eerste en derde lid, 7, eerste, tweede en vijfde lid, 9, tweede lid, 11, eerste lid, 13, eerste, derde en vierde lid, 17, eerste lid, 18, eerste lid, 19, eerste lid, 22, eerste, tweede en vierde lid, 24, tweede lid, 25, eerste en tweede lid, 26, eerste en derde lid, 30, eerste, tweede, derde en vierde lid, 31, vijfde en achtste lid, 32, tweede lid, 36, 37, tweede en derde lid, 41, vierde lid, 46, tweede lid, 49, 50, tweede en derde lid, 61, eerste en derde lid, 63, derde lid, 66, eerste lid en 105.
3 Het is verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met andere bepalingen van de EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen dan genoemd in het eerste of tweede lid, voor zover die bepalingen ter uitvoering van artikel 126 van die verordening bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen.
4 Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid vervalt een jaar nadat hij in werking is getreden, dan wel, indien binnen die termijn een voorstel van wet tot wijziging van het eerste of tweede lid bij de Staten-Generaal is ingediend, op het tijdstip waarop dat voorstel is verworpen of, na tot wet te zijn verheven, in werking is getreden.
5 Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing op gedragingen, voorzover daaromtrent regels zijn gesteld bij of krachtens de Warenwet.
Artikel 9.3.4 Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepaling van de EU-verordening markttoezicht: artikel 7.
Titel 9.3a
De EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels
Artikel 9.3a.1 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wijst bij ministeriële regeling het orgaan aan dat belast is met de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels. In de ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van uitvoeren van die taak.Artikel 9.3a.2 Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is de bevoegde instantie, bedoeld in artikel 43 van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, voor zover het betreft het doen van voorstellen voor een geharmoniseerde indeling en etikettering van stoffen en mengsels.
Artikel 9.3a.3 1 Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: de artikelen 4, eerste tot en met vierde lid, zevende lid, achtste lid en tiende lid, 7, eerste tot en met derde lid, 13, 15, vierde lid, 17, eerste en tweede lid, 18, eerste tot en met derde lid, 19, eerste en tweede lid, 20, eerste en derde lid, 21, eerste en derde lid, 22, eerste en vierde lid, 23, 25, eerste, tweede en vierde tot en met achtste lid, 28, tweede en derde lid, 29, eerste en derde lid, 30, eerste lid, 31, eerste tot en met vijfde lid, 32, eerste tot en met vierde en zesde lid, 33, eerste tot en met derde lid, 35, eerste en tweede lid, en 48, eerste en tweede lid.
2 Het is eveneens verboden te handelen in strijd met de volgende bepalingen van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels: de artikelen 16, eerste lid, 26, eerste en tweede lid, 27, 28, eerste lid, 30, tweede en derde lid, 40, eerste tot en met derde lid, en 49, eerste en tweede lid.
3 Het is verboden handelingen te verrichten of na te laten in strijd met andere bepalingen van de EG-verordening indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels dan genoemd in het eerste of tweede lid, voor zover die bepalingen ter uitvoering van artikel 47 van die verordening bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen.
4 Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het derde lid vervalt een jaar nadat hij in werking is getreden, dan wel, indien binnen die termijn een voorstel van wet tot wijziging van het eerste of tweede lid bij de Staten-Generaal is ingediend, op het tijdstip waarop dat voorstel is verworpen of, na tot wet te zijn verheven, in werking is getreden.
Artikel 9.3a.4 Het is verboden te handelen in strijd met de volgende bepaling van de EU-verordening markttoezicht: artikel 7.
Titel 9.4
De EG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde producten
Artikel 9.4.1 1 In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij: aanbieder van een dienst zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241);
CE-markering: markering als bedoeld in besluit nr. 93/465/EEG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 1993 betreffende de modules voor de verschillende fasen van de conformiteitbeoordelingsprocedures en de voorschriften inzake het aanbrengen en het gebruik van de CE-markering van overeenstemming (PbEG L 220) en bestaande uit het opschrift «CE» als weergegeven in bijlage III bij de EG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde producten;
componenten en subeenheden: onderdelen die bedoeld zijn om in een ingevolge een algemene maatregel van bestuur of een uitvoeringsmaatregel als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen energiegerelateerd product te worden ingebouwd en die niet als losse onderdelen ten behoeve van gebruikers op de markt worden geïntroduceerd of in gebruik worden genomen, dan wel waarvan de milieuprestaties niet onafhankelijk van voornoemd product kunnen worden beoordeeld;
conformiteitsverklaring: document waarbij de fabrikant overeenkomstig bijlage VI bij de EG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde producten verklaart dat aan alle voor dat product relevante bepalingen van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel wordt voldaan, onder verwijzing naar die uitvoeringsmaatregel;
EG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde producten: richtlijn nr. 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (herschikking) (PbEU L 285);
energiegerelateerd product: product dat wanneer het op de markt is geïntroduceerd of in gebruik is genomen, een effect heeft op het energieverbruik, met inbegrip van onderdelen die bedoeld zijn om in dat product te worden ingebouwd en die ten behoeve van gebruikers op de markt worden geïntroduceerd of in gebruik worden genomen als losse onderdelen waarvan de milieuprestaties onafhankelijk kunnen worden beoordeeld;
fabrikant: degene die een energiegerelateerd product vervaardigt met het oog op het op de markt introduceren onder zijn eigen naam of handelsmerk of voor eigen gebruik;
importeur: in de Europese Gemeenschap gevestigde persoon die in het kader van zijn commerciële activiteiten een product uit een land buiten de Europese Unie op de markt introduceert;
marktdeelnemer: marktdeelnemer als bedoeld in artikel 3, onderdeel 13, van de EU-verordening markttoezicht;
op de markt introduceren: op de markt aanbieden, tegen vergoeding of kosteloos, met het oog op de distributie of het gebruik ervan, ongeacht de wijze waarop dat geschiedt;
uitvoeringsmaatregel: krachtens de EG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde producten goedgekeurde maatregel tot vaststelling van voorschriften voor een ecologisch ontwerp voor daarin aangegeven energiegerelateerde producten.
2 Voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt onder ecologisch ontwerp, ecologisch profiel, geharmoniseerde norm, materialen, milieuprestaties, productontwerp onderscheidenlijk verbetering van de milieuprestaties verstaan hetgeen daaronder in artikel 2 van de EG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde producten wordt verstaan.
3 Bij het ontbreken van een fabrikant of importeur van een energiegerelateerd product wordt degene die dat energiegerelateerde product op de markt introduceert of in gebruik neemt, voor de toepassing van deze titel en de daarop berustende bepalingen als fabrikant aangemerkt.
4 Een wijziging van de in het tweede lid genoemde begrippen in de EG-richtlijn ecologisch ontwerp energiegerelateerde producten of van een bijlage bij die richtlijn waarnaar bij of krachtens deze titel wordt verwezen, gaat voor de toepassing van het bij of krachtens deze titel bepaalde gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij een besluit van Onze Minister, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Artikel 9.4.2 Een fabrikant kan een persoon schriftelijk machtigen om namens hem bij of krachtens deze titel geldende verplichtingen na te komen, mits deze gemachtigde binnen de Europese Gemeenschap is gevestigd.
Artikel 9.4.3 Deze titel is niet van toepassing op middelen voor het vervoer van personen of goederen.
Artikel 9.4.4 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van energie-efficiëntie en bescherming van het milieu met betrekking tot het ecologisch ontwerp van een categorie van energiegerelateerde producten en de verstrekking van daarmee verband houdende informatie over die producten aan de gebruikers regels worden gesteld.
2 Het is de fabrikant onderscheidenlijk importeur van een energiegerelateerd product dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, verboden dat product op de markt te introduceren of in gebruik te nemen, indien met betrekking tot dat product niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze titel en in de uitvoeringsmaatregel gestelde eisen.
Artikel 9.4.5 1 De fabrikant onderscheidenlijk importeur draagt er zorg voor dat een energiegerelateerd product dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, alvorens dat product op de markt wordt geïntroduceerd of in gebruik wordt genomen, aan een conformiteitsbeoordeling wordt onderworpen, waarbij wordt getoetst of het voldoet aan de bij of krachtens deze titel en in de uitvoeringsmaatregel gestelde eisen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven met betrekking tot de wijze waarop de toetsing met betrekking tot dat product plaatsvindt. Onze Minister kan een of meer instanties aanwijzen, die de conformiteitsbeoordeling verrichten.
2 De fabrikant maakt met betrekking tot een energiegerelateerd product dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, een conformiteitsverklaring op en brengt een CE-markering op het product aan. De importeur draagt er zorg voor dat hij met betrekking tot een dergelijk product beschikt over de conformiteitsverklaring en dat op het product een CE-markering is aangebracht.
Artikel 9.4.6 1 De fabrikant onderscheidenlijk importeur van een energiegerelateerd product dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, bewaart na het in Nederland op de markt introduceren of in gebruik nemen van dat product de relevante documenten betreffende de conformiteitsbeoordeling, als bedoeld in artikel 9.4.5, eerste lid, en de daaromtrent afgegeven conformiteitsverklaringen gedurende een periode van tien jaar na beëindiging van de vervaardiging van dat product.
2 De fabrikant onderscheidenlijk importeur stelt de in het eerste lid bedoelde documenten binnen tien dagen na ontvangst van een verzoek van het bevoegd gezag, belast met het toezicht op de naleving van de wet, beschikbaar aan dat bevoegde gezag.
3 Fabrikanten van componenten en subeenheden kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot een energiegerelateerd product dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, worden verplicht aan de fabrikant onderscheidenlijk importeur van dat product daarbij aangegeven relevante informatie te verstrekken over de materiaalsamenstelling en het verbruik van energie, materialen of hulpbronnen van de door hen geproduceerde componenten of subeenheden.
Artikel 9.4.7 1 Het is verboden op een energiegerelateerd product een markering aan te brengen, die de gebruikers van dat product kan misleiden omtrent de betekenis of de vorm van de CE-markering.
2 Het is verboden een energiegerelateerd product dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, dat nog niet op de markt is geïntroduceerd en niet in overeenstemming is met het bij of krachtens deze titel bepaalde en met de toepasselijke uitvoeringsmaatregel, te tonen of te demonstreren op handelsbeurzen, tentoonstellingen of soortgelijke evenementen. Het verbod geldt niet indien duidelijk zichtbaar is aangegeven dat het product nog niet met die uitvoeringsmaatregel in overeenstemming is en niet op de markt zal worden geïntroduceerd, zolang het product nog niet met het bij of krachtens deze titel bepaalde en met de toepasselijke uitvoeringsmaatregel in overeenstemming is.
Artikel 9.4.8 1 Een energiegerelateerd product, behorende tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, dat van een CE-markering is voorzien, wordt vermoed te voldoen aan de voor dat product bij of krachtens deze titel en in de uitvoeringsmaatregel gestelde eisen.
2 Een energiegerelateerd product, behorende tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, waarvoor een geharmoniseerde norm is toegepast waarvan het referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, wordt vermoed te voldoen aan de voorschriften van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel waarop die norm betrekking heeft.
3 Een energiegerelateerd product, behorende tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, waarvoor overeenkomstig verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (PbEU L 27) de communautaire milieukeur is verleend, wordt vermoed te voldoen aan de voorschriften inzake ecologisch ontwerp van de toepasselijke uitvoeringsmaatregel voor zover de milieukeur aan die voorschriften voldoet.
Artikel 9.4.9 1 Het is een marktdeelnemer die betrokken is of betrokken is geweest bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van een energiegerelateerd product dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of tot een categorie aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, eerste, derde en vierde lid, en 7, eerste lid, van de EU-verordening markttoezicht.
2 Het is een aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij die betrokken is of is geweest bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van een energiegerelateerd product dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of tot een categorie aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, verboden in strijd te handelen met artikel 7, tweede lid, van de EU-verordening markttoezicht.
3 Het is een gemachtigde als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel c, van de EU-verordening markttoezicht, die betrokken is of betrokken is geweest bij het op de markt aanbieden of in de handel brengen van een energiegerelateerd product dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of tot een categorie aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld, verboden te handelen in strijd met artikel 5, tweede lid, tweede volzin, van de EU-verordening markttoezicht.
Titel 9.5
Overige bepalingen met betrekking tot stoffen, preparaten en producten
Artikel 9.5.1 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van het voorkomen of beperken van luchtverontreiniging of geluidhinder regels worden gesteld met betrekking tot het vervaardigen, in Nederland invoeren, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen, vervoeren en gebruiken van bij de maatregel aangewezen producten.2 In afwijking van het eerste lid worden in het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid geen regels gesteld met betrekking tot luchtvaartuigen.
3 Tot de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen behoren regels, inhoudende een verbod met betrekking tot zodanige producten een of meer van de in het eerste lid genoemde handelingen:
a. te verrichten;
b. te verrichten anders dan met inachtneming van de omtrent die handelingen of die producten bij de maatregel gestelde regels;
c. te verrichten met producten, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, op de bij de maatregel aangegeven plaatsen, op de bij de maatregel aangegeven wijze of onder de bij de maatregel aangegeven omstandigheden;
d. te verrichten indien de producten niet voldoen aan de bij de maatregel gestelde eisen;
e. te verrichten indien de producten niet behoren tot een type dat bij een keuring, verricht overeenkomstig bij de maatregel gestelde regels is goedgekeurd;
f. te verrichten indien de producten niet overeenkomstig bij de maatregel gestelde regels zijn goedgekeurd.
4 Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in bij de maatregel aangegeven categorieën van gevallen of in de bij de maatregel aangewezen gebieden.
5 Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan in het belang van de landsverdediging vrijstelling worden verleend van de krachtens het eerste lid gestelde verboden en verplichtingen. Aan een vrijstelling kunnen voorschriften worden verbonden die nodig zijn in het belang van het voorkomen of beperken van luchtverontreiniging dan wel van geluidhinder.
6 Voor zover een maatregel als bedoeld in het eerste lid strekt tot nakoming van verplichtingen op grond van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, kunnen tot de regels, bedoeld in het eerste lid, tevens behoren regels die voorzien in:
a. een verbod om zonder vergunning, verleend door een bij die maatregel aangewezen bestuursorgaan, handelingen te verrichten met betrekking tot de bij die maatregel aangewezen producten of categorieën daarvan;
b. een verplichting om ten aanzien van die producten of categorieën daarvan in bij de maatregel aangegeven gevallen van het gebruik daarvan aangifte te doen bij een bestuursorgaan, dat bij die maatregel is aangewezen, dan wel te voldoen aan meetvoorschriften op een bij de maatregel te bepalen wijze;
c. een verplichting te voldoen aan door een bestuursorgaan, dat bij de maatregel is aangewezen, gestelde nadere eisen omtrent de onderwerpen die in die maatregel zijn geregeld, op een door het bestuursorgaan te bepalen tijdstip.
7 Indien toepassing wordt gegeven aan het derde lid, onder e of f, wijst Onze Minister op grond van de bij of krachtens een maatregel als bedoeld in het eerste lid te stellen eisen de instanties aan die de in die onderdelen bedoelde keuringen verrichten. Bij of krachtens die maatregel wordt in dat geval tevens bepaald op grond waarvan Onze Minister de aanwijzing kan schorsen of intrekken en worden regels gesteld over de wijze waarop de keuringen plaatsvinden.
8 Onze Minister kan omtrent in een maatregel krachtens het eerste lid geregelde onderwerpen nadere regels stellen.
Artikel 9.5.2 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ter stimulering van hergebruik, preventie, recycling en andere nuttige toepassing, van een doelmatig beheer van afvalstoffen of anderszins in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld met betrekking tot het vervaardigen, in Nederland invoeren, toepassen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen, in ontvangst nemen, innemen, nuttig toepassen en verwijderen van bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of producten of afvalstoffen. Met betrekking tot producten worden zodanige regels niet gesteld in het belang dat artikel 9.5.1 beoogt te beschermen.
2 Tot de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen behoren regels, inhoudende een verbod met betrekking tot zodanige stoffen, mengsels of producten of afvalstoffen een of meer van de in het eerste lid genoemde handelingen:
a. te verrichten;
b. te verrichten anders dan met inachtneming van de omtrent die handelingen of die stoffen, mengsels of producten of afvalstoffen bij de maatregel gestelde regels;
c. te verrichten op een bij de maatregel aangewezen wijze, onder daarbij aangegeven omstandigheden, of voor daarbij aangewezen doeleinden;
d. te verrichten indien de stoffen, mengsels of producten of afvalstoffen niet voldoen aan de bij de maatregel gestelde eisen.
3 Tot de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens behoren regels, inhoudende de verplichting voor degene die bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of producten op de markt brengt:
a. die stoffen, mengsels of producten of de verpakking ervan te voorzien van een door Onze Minister aangegeven aanduiding;
b. om geheel of gedeeltelijk de financiële of financiële en organisatorische verantwoordelijkheid voor de inname en het beheer van die stoffen, mengsels of producten overgebleven afvalstoffen te dragen, waarbij, in het geval van een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, de verplichtingen die daaruit voortvloeien tevens kunnen worden uitgevoerd door een organisatie die namens diegene de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid nakomt;
c. zorg te dragen voor het treffen van voorzieningen die erop gericht zijn om die stoffen, mengsels of producten na inname op een bij de maatregel aangegeven wijze nuttig toe te passen of te verwijderen;
d. zorg te dragen voor het, na inname, afgeven van die stoffen, mengsels of producten aan een persoon, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie;
e. openbaar beschikbare informatie te verstrekken over:
1°. de mate waarin die stoffen, preparaten of producten geschikt zijn voor hergebruik en recycleerbaar zijn;
2°. voorzieningen die er op gericht zijn om die stoffen, mengsels of producten in te nemen voor hergebruik of nuttig toepassing; en
3°. afvalpreventiemaatregelen.
4 Tot de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen verder behoren regels, inhoudende de verplichting:
a. voor bij de maatregel aangewezen personen bij de maatregel aangewezen afvalstoffen of andere stoffen, mengsels of producten in ontvangst te nemen en vervolgens op een bij de maatregel aangegeven wijze toe te passen;
b. voor burgemeester en wethouders er zorg voor te dragen dat er op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om bij de maatregel aangewezen stoffen, mengsels of producten achter te laten die zijn ingenomen krachtens het derde lid, onder b, op een bij de maatregel aangegeven wijze.
5 Bij een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in bij de maatregel aangegeven categorieën van gevallen of in de bij de maatregel aangewezen gebieden.
6 Artikel 9.5.1, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de regels, bedoeld in dat lid, tevens kunnen worden gesteld ten aanzien van bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, aangewezen stoffen en mengsels of categorieën daarvan.
7 Onze Minister kan omtrent in een maatregel krachtens het eerste lid geregelde onderwerpen nadere regels stellen.
Artikel 9.5.3 Bij een algemene maatregel van bestuur, vastgesteld krachtens artikel 9.5.1, kan worden bepaald dat het gezag dat bevoegd is een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit te verlenen, bij het verlenen of wijzigen van de vergunning met betrekking tot bij de maatregel aangegeven onderwerpen in de beperkingen waaronder de vergunning wordt verleend, of in de daaraan verbonden voorschriften van bij de maatregel of de krachtens artikel 9.5.1, zesde lid, gestelde regels met betrekking tot producten kan afwijken. In dat geval wordt bij de maatregel aangegeven in hoeverre het bevoegd gezag van de regels kan afwijken. Bij de maatregel kan tevens worden bepaald dat de bevoegdheid tot afwijken slechts geldt in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.
Artikel 9.5.4 Onze Minister kan, indien naar zijn oordeel in het belang van het voorkomen of beperken van luchtverontreiniging of geluidhinder, dan wel in het belang van de stimulering van hergebruik, preventie, recycling of andere nuttige toepassing, van een doelmatig beheer van afvalstoffen of anderszins in het belang van de bescherming van het milieu een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, een regeling vaststellen van de in de artikelen 9.5.1 of 9.5.2 bedoelde strekking voor een termijn van ten hoogste twee jaar.
Artikel 9.5.5 1 Bij koninklijk besluit kan in het belang van de landsverdediging op verzoek van Onze Minister van Defensie ontheffing worden verleend van het bepaalde krachtens artikel 9.5.1.
2 Onze Minister kan voorts op aanvraag ontheffing verlenen van het bepaalde krachtens de artikelen 9.5.1 of 9.5.2 indien het belang dat die artikelen beogen te beschermen, zich daartegen niet verzet.
3 Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 9.5.1 of 9.5.2 kan worden bepaald dat een bij de maatregel aangewezen ander bestuursorgaan in plaats van Onze Minister ontheffing kan verlenen van het bepaalde krachtens deze artikelen, indien het belang dat die artikelen beogen te beschermen, zich daartegen niet verzet.
4 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste tot en met derde lid kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang dat de artikelen 9.5.1 of 9.5.2 beogen te beschermen.
5 De voorschriften en beperkingen, bedoeld in het vierde lid, kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken in het belang dat de artikelen 9.5.1 of 9.5.2 beogen te beschermen.
6 Een ontheffing als bedoeld in het eerste tot en met derde lid kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken in het belang dat de artikelen 9.5.1 of 9.5.2 beogen te beschermen.
7 Bij algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 9.5.2 kan worden bepaald dat in daarbij aangegeven categorieën van gevallen op de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag om ontheffing te verlenen, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.
Artikel 9.5.6 1 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 9.5.1, zesde lid, onder a, of artikel 9.5.2, zesde lid, in samenhang met artikel 9.5.1, zesde lid, onder a, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag om een vergunning.
2 Een vergunning kan slechts worden geweigerd in het belang dat de artikelen 9.5.1 of 9.5.2 beogen te beschermen.
3 Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend.
4 Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Hiertoe kan behoren het voorschrift, dat met betrekking tot in het voorschrift geregelde onderwerpen moet worden voldaan aan nadere eisen, die door een bij het voorschrift aangewezen bestuursorgaan worden gesteld.
5 Bij de betrokken algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van gevallen worden aangewezen waarin het eerste lid niet van toepassing is.
6 Voor zover dat bij de betrokken maatregel is bepaald, kan de vergunning worden gewijzigd of ingetrokken. Op de voorbereiding van een zodanige wijziging of intrekking is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 9.5.7 1 Er is een elektronisch landelijk asbestvolgsysteem, waarin met betrekking tot saneringen van asbest gegevens en bescheiden worden opgenomen die betrekking hebben op handelingen die in de achtereenvolgende fasen van de asbestsanering worden verricht, in het bijzonder de inventarisatie en verwijdering van asbest, de eindbeoordeling van het resultaat van de verwijdering en de afvoer en de verwerking van het asbestafval. Hiertoe kunnen ook persoonsgegevens behoren.
2 Onze Minister draagt zorg voor de inrichting, instandhouding, werking, toegankelijkheid en beveiliging van het landelijk asbestvolgsysteem en voor het beheer van de daarin opgenomen gegevens en bescheiden en treft de nodige voorzieningen voor de elektronische uitwisseling van gegevens en bescheiden met betrekking tot saneringen van asbest tussen het landelijk asbestvolgsysteem en de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 20.21 van de Omgevingswet. Onze Minister wordt tevens aangemerkt als verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens.
3 De gegevens en bescheiden die in het landelijk asbestvolgsysteem zijn opgenomen, zijn langs elektronische weg toegankelijk voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorganen, bedrijven en personen.
4 Bij algemene maatregel van bestuur worden de gegevens en bescheiden aangewezen die in het landelijk asbestvolgsysteem worden opgenomen en worden regels gesteld met betrekking tot de toegankelijkheid van het systeem en de periode gedurende welke de gegevens en bescheiden worden bewaard. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van het systeem en het beheer van de gegevens en bescheiden die daarin zijn opgenomen. Bij ministeriële regeling kunnen met het oog op een goede uitvoering nadere regels worden gesteld.
Artikel 9.5.8 1 Er is een pyro-passregister, waarin controledocumenten zijn opgenomen waarmee het bewijs wordt geleverd dat een persoon gemachtigd is bepaalde pyrotechnische artikelen te hanteren of te gebruiken in het bijzonder in een grensoverschrijdende context. In het pyro-passregister kunnen hiertoe persoonsgegevens worden verwerkt.
2 Onze Minister draagt zorgt voor de inrichting, instandhouding, werking, toegankelijkheid en beveiliging van het pyro-passregister en voor het beheer van de daarin opgenomen gegevens en bescheiden en treft de nodige voorzieningen voor de elektronische uitwisseling van gegevens en bescheiden. Onze Minister wordt aangemerkt als verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens in het pyro-passregister.
3 De gegevens en bescheiden die in het pyro-passregister zijn opgenomen, zijn langs elektronische weg toegankelijk voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorganen, bedrijven en personen, met dien verstande dat de aangewezen bedrijven en personen slechts toegang hebben voor zover dat noodzakelijk is om te verifiëren of het controledocument in het pyro-passregister geldig is.
4 Bij algemene maatregel van bestuur worden de gegevens en bescheiden aangewezen die in het pyro-passregister worden opgenomen en worden regels gesteld met betrekking tot de toegankelijkheid van het systeem en de periode gedurende welke de gegevens en bescheiden worden bewaard. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van het systeem en het beheer van de gegevens en bescheiden die daarin zijn opgenomen. Bij ministeriële regeling kunnen met het oog op een goede uitvoering nadere regels worden gesteld.
5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor de aanvraag om opgenomen te worden in het pyro-passregister een vergoeding verschuldigd is. In dat geval worden bij die regeling tevens nadere regels gesteld met betrekking tot de hoogte van de vergoeding en de wijze waarop deze moet worden betaald.
6 Alvorens pyrotechnische artikelen te verstrekken die uitsluitend op de markt mogen worden aangeboden aan personen met gespecialiseerde kennis, stellen marktdeelnemers voor personen die in België, Nederland of Luxemburg als persoon met gespecialiseerde kennis zijn aangewezen aan de hand van de pyro-pass, raadpleging van het pyro-passregister en een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht vast of deze gemachtigd zijn betreffende pyrotechnische artikelen te hanteren of te gebruiken. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld.
Titel 9.6
De bijdrage van de vervoerssector aan milieu-, klimaat- en energiebeleid
Artikel 9.6.1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld om te verzekeren dat bij die maatregel genoemde aanbestedende diensten en aanbestedende instanties bij een aanbesteding waarbij in die maatregel genoemde wegvoertuigen zijn betrokken, rekening wordt gehouden met de minimumstreefcijfers voor schone wegvoertuigen, bedoeld in artikel 5, van richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone wegvoertuigen ter ondersteuning van emissiearme mobiliteit (PbEU 2009, L120).Titel 9.7
Hernieuwbare energie vervoer
§ 9.7.1Algemeen
Artikel 9.7.1.1 In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:afboekrekening: rekening in het register, bedoeld om de naar die rekening overgeboekte hernieuwbare brandstofeenheden te onttrekken aan het aantal, voor het voldoen aan de jaarverplichting, beschikbare hernieuwbare brandstofeenheden;
benzine: ongelode lichte olie als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet op de accijns en minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede en zesde lid, van die wet voor het tarief van ongelode lichte olie aan de accijns onderworpen zijn;
bijproduct: product dat een hoofddoel vormt van het productieproces, niet zijnde een residu;
biobrandstof: biogas als bedoeld in artikel 2, onderdeel 28, van de richtlijn hernieuwbare energie, vloeibare biomassa als bedoeld in artikel 2, onderdeel 32, van die richtlijn of biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel 33, van die richtlijn;
diesel: gasolie als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de Wet op de accijns en minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede lid, van die wet voor het tarief van gasolie aan de accijns onderworpen zijn;
duurzaamheidssysteem: vrijwillig systeem als bedoeld in artikel 30, vierde lid, van de richtlijn hernieuwbare energie dat door de Europese Commissie is erkend;
energie-inhoud: energie-inhoud als bedoeld in bijlage III bij de richtlijn hernieuwbare energie of, indien niet opgenomen in die bijlage, berekend volgens bij ministeriële regeling te stellen regels. In afwijking van de vorige volzin geldt voor benzine en diesel de energie-inhoud als bedoeld in bijlage I, deel 1, onderdeel 3, onder c, van richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad van 20 april 2015 tot vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (PbEU L 107);
hernieuwbare brandstof: hernieuwbare vloeibare en gasvormige vervoersbrandstof van niet-biologische oorsprong als bedoeld in artikel 2, onderdeel 36, van de richtlijn hernieuwbare energie;
hernieuwbare brandstofeenheid: hernieuwbare brandstofeenheid als bedoeld in artikel 9.7.3.1;
hernieuwbare energie: energie uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de richtlijn hernieuwbare energie;
importeur: onderneming die minerale oliën invoert in Nederland, maar geen houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de accijns voor minerale oliën of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van die wet voor minerale oliën is;
inboeker: onderneming die ingevolge bij of krachtens artikel 9.7.4.1 bevoegd is om een geleverde hoeveelheid hernieuwbare energie in het register in te voeren;
inboekfaciliteit: eigenschap van een rekening in het register die de inboeking van hernieuwbare energie overeenkomstig artikel 9.7.4.1 mogelijk maakt;
jaarverplichting: aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat de leverancier tot eindverbruik is verschuldigd op grond van artikel 9.7.2.1;
jaarverplichtingfaciliteit: eigenschap van een rekening in het register die een leverancier tot eindverbruik ingevolge artikel 9.7.2.2 heeft om aan zijn jaarverplichting te voldoen;
leverancier tot eindverbruik: houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de accijns voor minerale oliën, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van die wet voor minerale oliën, of importeur, met een levering tot eindverbruik;
leveren aan de Nederlandse markt: uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, dan wel leveren van minerale oliën door een houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van die wet aan een andere houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, voor zover de inboeker kan aantonen dat de hoeveelheid ingeboekte biobrandstof is uitgeslagen tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns;
levering tot eindverbruik: uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns van benzine, diesel en zware stookolie;
luchtvaart: nationaal en internationaal transport door de lucht;
minerale oliën: oliën als bedoeld in artikel 25 van de Wet op de accijns;
onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007;
overboekfaciliteit: eigenschap van een rekening in het register die de overboeking van een hernieuwbare brandstofeenheid mogelijk maakt;
register: register hernieuwbare energie als bedoeld in artikel 9.7.5.1, eerste lid;
residu: een stof als bedoeld in artikel 2, onderdeel 43, van de richtlijn hernieuwbare energie;
richtlijn hernieuwbare energie: richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PbEU 2018, L 328);
verordening (EU) 2019/807: gedelegeerde verordening (EU) 2019/807 van de commissie van 13 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het bepalen van de grondstoffen met een hoog risico van indirecte veranderingen in landgebruik waarbij een belangrijke uitbreiding van het productiegebied naar land met grote koolstofvoorraden waar te nemen valt, en de certificering van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen met een laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik (PbEU 2019, L 133);
vervoer: alle vormen van transport over de weg, het spoor, het water en door de lucht;
voedsel- en voedergewassen: voedsel- en voedergewassen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 40, van de richtlijn hernieuwbare energie;
zetmeelrijke gewassen: gewassen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 39, van de richtlijn hernieuwbare energie;
zware stookolie: zware stookolie als bedoeld in artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de accijns en minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede en zesde lid, van die wet voor het tarief van zware stookolie aan de accijns onderworpen zijn.
Artikel 9.7.1.2 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën leveranciers tot eindverbruik worden aangewezen waarop de in deze titel opgenomen bepalingen met betrekking tot de leverancier tot eindverbruik niet van toepassing zijn.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen leveringen van soorten biobrandstoffen en hernieuwbare brandstoffen aan luchtvaart en zeevaart van de toepassing van paragraaf 9.7.4 worden uitgesloten.
Artikel 9.7.1.3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de invoer en het gebruik van informatie door inboekers en andere marktdeelnemers in de Uniedatabank als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.
Artikel 9.7.1.4 Onze minister en de rijksbelastingdienst verstrekken op verzoek het bestuur van de emissieautoriteit de bij ministeriële regeling vast te stellen gegevens, voor zover die gegevens voor de uitvoering van deze titel noodzakelijk zijn.
§ 9.7.2
Jaarverplichting hernieuwbare energie
Artikel 9.7.2.1 1 De leverancier tot eindverbruik is in enig kalenderjaar het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden verschuldigd dat overeenkomt met het bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gedeelte van de energie-inhoud van zijn levering tot eindverbruik in het direct aan dat kalenderjaar voorafgaande kalenderjaar.2 Bij algemene maatregel van bestuur worden voor de toepassing van het eerste lid eisen gesteld aan het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden.
Artikel 9.7.2.2 De leverancier tot eindverbruik heeft een rekening met jaarverplichtingfaciliteit in het register.
Artikel 9.7.2.3 1 De leverancier tot eindverbruik voert voor 1 maart van enig kalenderjaar zijn levering tot eindverbruik van het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar op zijn rekening met jaarverplichtingfaciliteit in het register in.
2 Wijzigingen in de voor enig kalenderjaar op zijn rekening ingevoerde levering tot eindverbruik na de datum, bedoeld in het eerste lid, meldt de leverancier tot eindverbruik aan het bestuur van de emissieautoriteit.
3 Bij ministeriële regeling worden de bij het invoeren op de rekening te vermelden gegevens bepaald.
4 De gegevens, bedoeld in het derde lid, en de onderliggende stukken, worden door de leverancier tot eindverbruik bewaard tot ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop die gegevens betrekking hebben.
Artikel 9.7.2.4 1 Indien een leverancier tot eindverbruik in enig kalenderjaar zijn levering tot eindverbruik niet voor 1 maart van het daarop volgende kalenderjaar heeft ingevoerd op zijn rekening met jaarverplichtingfaciliteit, kan het bestuur van de emissieautoriteit haar ambtshalve vaststellen.
2 Indien een leverancier tot eindverbruik in enig kalenderjaar zijn levering tot eindverbruik niet juist heeft ingevoerd op zijn rekening met jaarverplichtingfaciliteit, kan het bestuur van de emissieautoriteit haar tot vijf jaar na dat kalenderjaar ambtshalve vaststellen.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.
Artikel 9.7.2.5 1 Op 1 mei van enig kalenderjaar:
a. heeft de leverancier tot eindverbruik ten minste het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op zijn rekening, en
b. schrijft het bestuur van de emissieautoriteit van de rekening van de leverancier tot eindverbruik het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden af,
dat overeenkomt met de voor die leverancier voor het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar geldende jaarverplichting.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de afschrijving van het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
3 Indien toepassing van artikel 9.7.2.4, tweede lid, leidt tot een verhoging van de jaarverplichting voor het betrokken kalenderjaar, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit met inachtneming van het tweede lid het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verhoging af van de rekening van de leverancier tot eindverbruik.
4 Indien toepassing van artikel 9.7.2.4, tweede lid, leidt tot een verlaging van de jaarverplichting voor het betrokken kalenderjaar, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit, met inachtneming van het tweede lid, het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verlaging bij op de rekening van de leverancier tot eindverbruik. Het bestuur van de emissieautoriteit houdt hierbij rekening met artikel 9.7.5.6.
5 Indien het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op de rekening van de leverancier tot eindverbruik als gevolg van de toepassing van het eerste of derde lid minder is dan nul, vult hij het tekort binnen drie kalendermaanden aan.
§ 9.7.3
Hernieuwbare brandstofeenheden
Artikel 9.7.3.1 1 Het register heeft vier soorten hernieuwbare brandstofeenheden:a. een hernieuwbare brandstofeenheid conventioneel;
b. een hernieuwbare brandstofeenheid geavanceerd;
c. een hernieuwbare brandstofeenheid bijlage IX-B;
d. een hernieuwbare brandstofeenheid overig.
2 Een hernieuwbare brandstofeenheid vertegenwoordigt een bijdrage aan de jaarverplichting van één gigajoule hernieuwbare energie.
Artikel 9.7.3.2 Een hernieuwbare brandstofeenheid kan uitsluitend in het register, bedoeld in paragraaf 9.7.5 en 9.8.4, gehouden worden.
Artikel 9.7.3.3 Een hernieuwbare brandstofeenheid is vatbaar voor overdracht indien de overdragende partij en de ontvangende partij ieder op hun naam een rekening hebben in het register.
Artikel 9.7.3.4 1 Overdracht van een of meer hernieuwbare brandstofeenheden kan niet leiden tot een aantal hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel, geavanceerd, bijlage IX-B of overig op een rekening dat minder is dan nul.
2 Overdracht van een of meer hernieuwbare brandstofeenheden is niet toegestaan, indien het aantal of soort hernieuwbare brandstofeenheden conventioneel, geavanceerd, bijlage IX-B of overig op een rekening minder is dan nul.
Artikel 9.7.3.5 1 De voor overdracht van een hernieuwbare brandstofeenheid vereiste levering geschiedt door:
a. afschrijving van de hernieuwbare brandstofeenheid van de rekening die in het register op naam staat van de partij die de hernieuwbare brandstofeenheid overdraagt, en
b. bijschrijving op de rekening die in het register op naam staat van de partij die de hernieuwbare brandstofeenheid verkrijgt.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elke overgang anders dan overdracht.
3 Elke overgang anders dan overdracht werkt tegenover derden eerst nadat de overgang in het register is geregistreerd.
Artikel 9.7.3.6 1 Nietigheid of vernietiging van de overeenkomst die tot de overdracht heeft geleid, of onbevoegdheid van degene die overdraagt, heeft, nadat de overdracht is voltooid, geen gevolgen voor de geldigheid van de overdracht.
2 Elk voorbehoud met betrekking tot de overdracht is uitgewerkt op het moment dat de overdracht tot stand is gekomen.
Artikel 9.7.3.7 1 In afwijking van artikel 228 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek kan op een hernieuwbare brandstofeenheid geen recht van pand worden gevestigd.
2 Op een hernieuwbare brandstofeenheid kan geen recht van vruchtgebruik worden gevestigd.
3 Een hernieuwbare brandstofeenheid is niet vatbaar voor beslag.
Artikel 9.7.3.8 Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op een rekening minder is dan nul, worden de bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden per soort volgens bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels afgeschreven.
§ 9.7.4
Inboeken hernieuwbare energie
Artikel 9.7.4.1 1 Een inboeker kan tot 1 maart van enig kalenderjaar inboeken in het register de in het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar door hem aan:a. de Nederlandse markt geleverde vloeibare biobrandstof die voldoet aan artikel 9.7.4.2;
b. vervoer in Nederland geleverde gasvormige biobrandstof die voldoet aan artikel 9.7.4.3;
c. de Nederlandse markt voor vervoer geleverde vloeibare hernieuwbare brandstof die voldoet aan artikel 9.7.4.4;
d. vervoer in Nederland geleverde gasvormige hernieuwbare brandstof die voldoet aan artikel 9.7.4.4, of
e. vervoer in Nederland geleverde elektriciteit, met uitzondering van elektriciteit geleverd aan spoorvoertuigen, die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen.
2 De inboeker kan aan een inboeking tot 1 april een verklaring van een verificateur als bedoeld in artikel 9.7.4.8, tweede lid, koppelen.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inboeker, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 9.7.4.2 De in te boeken vloeibare biobrandstof:
a. voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria;
b. bevond zich direct voorafgaand aan de levering aan de Nederlandse markt op een locatie van de inboeker die door het door hem gehanteerde duurzaamheidsysteem is gecertificeerd, dan wel op een andere locatie voor zover die certificering zich over die locatie uitstrekt,
c. voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen, en
d. wordt niet geproduceerd uit olie uit sojabonen, met uitzondering van olie uit sojabonen met een gecertificeerd laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik als bedoeld in verordening (EU) 2019/807.
Artikel 9.7.4.3 De in te boeken gasvormige biobrandstof voldoet aan:
a. de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria;
b. de overige eisen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
Artikel 9.7.4.4 1 De in te boeken vloeibare of gasvormige hernieuwbare brandstof voldoet aan:
a. de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde broeikasgasemissiereductiedrempels;
b. de overige eisen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen soorten hernieuwbare brandstof worden aangewezen waarvan, onder bij of krachtens die maatregel te stellen voorwaarden, de energie-inhoud wordt vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vastgestelde factor.
Artikel 9.7.4.5 1 Bij ministeriële regeling:
a. worden regels gesteld over de bepaling van de ingeboekte hoeveelheid hernieuwbare energie;
b. wordt bepaald op welke wijze de inboeker aantoont dat is voldaan aan de artikelen 9.7.4.2, 9.7.4.3 en 9.7.4.4;
c. worden de bij het inboeken te vermelden gegevens bepaald;
d. kunnen regels worden gesteld voor het geaggregeerd inboeken van elektriciteit.
2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden door de inboeker bewaard gedurende ten minste vijf jaar na het kalenderjaar waarin de inboeking plaatsvond.
Artikel 9.7.4.6 1 Het bestuur van de emissieautoriteit schrijft voor één gigajoule hernieuwbare energie die is ingeboekt in het register:
a. één hernieuwbare brandstofeenheid conventioneel bij op de rekening van de inboeker, indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit:
1°. voedsel- en voedergewassen, met een laag risico of gecertificeerd laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik als bedoeld in verordening (EU) 2019/807; of
2°. een bijproduct van de productie of verwerking van voedsel- en voedergewassen, niet zijnde de grondstoffen, bedoeld in bijlage IX van de richtlijn hernieuwbare energie;
b. één hernieuwbare brandstofeenheid geavanceerd bij op de rekening van de inboeker, indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit:
1°. grondstoffen als bedoeld in bijlage IX, deel A, van de richtlijn hernieuwbare energie; en
2°. indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit de grondstof als bedoeld in bijlage IX, deel A, onderdeel d, van de richtlijn hernieuwbare energie, de grondstof voorkomt op een bij ministeriële regeling vast te stellen lijst van materialen;
c. één hernieuwbare brandstofeenheid bijlage IX-B bij op de rekening van de inboeker, indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit grondstoffen als bedoeld in bijlage IX, deel B, van de richtlijn hernieuwbare energie;
d. één hernieuwbare brandstofeenheid overig bij op de rekening van de inboeker:
1°. indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit zetmeelrijke gewassen of suiker- en oliegewassen die als tussenteelt op landbouwgrond worden geteeld en die niet leiden tot de vraag naar meer land;
2°. indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit een residu van de productie of verwerking van voedsel- en voedergewassen, niet zijnde de grondstoffen, bedoeld in bijlage IX van de richtlijn hernieuwbare energie;
3°. bij een geleverde vloeibare of gasvormige hernieuwbare brandstof;
4°. voor het gedeelte van de geleverde elektriciteit afkomstig uit hernieuwbare bronnen, of
5°. indien de geleverde biobrandstof is geproduceerd uit grondstoffen, niet zijnde de grondstoffen, bedoeld in de onderdelen a b, c en d, onder 1.
2 De hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie wordt per soort hernieuwbare brandstofeenheid naar beneden afgerond op één gigajoule.
3 In afwijking van het eerste lid schrijft het bestuur van de emissieautoriteit een aantal hernieuwbare brandstofeenheden bij ter grootte van een bij ministeriële regeling vastgesteld gedeelte van de energie-inhoud, vermenigvuldigd met een bij die ministeriële regeling vastgestelde factor, van de hoeveelheid ingeboekte elektriciteit.
4 In afwijking van het eerste lid kan het bestuur van de emissieautoriteit een aantal hernieuwbare brandstofeenheden bijschrijven ter grootte van de energie-inhoud, vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vastgestelde factor groter dan één, voor aan luchtvaart en zeevaart geleverde brandstoffen, met uitzondering van uit voedsel- en voedergewassen geproduceerde brandstoffen, of een factor kleiner dan één, voor aan zeevaart geleverde brandstoffen.
5 In afwijking van het eerste lid schrijft het bestuur van de emissieautoriteit voor een door een importeur ingeboekte hoeveelheid hernieuwbare energie hernieuwbare brandstofeenheden bij op de rekening van die importeur, nadat die importeur volgens bij ministeriële regeling gestelde regels heeft aangetoond dat die hoeveelheid aan de Nederlandse markt is geleverd.
6 In aanvulling op het eerste lid en gelet op artikel 9.7.4.8, eerste lid, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit op de rekening van de inboeker het resterende aantal hernieuwbare brandstofeenheden bij, na koppeling van een verklaring als bedoeld in artikel 9.7.4.1, tweede lid.
7 Een geleverde biobrandstof die geproduceerd is uit zetmeelrijke gewassen of suiker- en oliegewassen wordt geacht niet als tussenteelt op landbouwgrond te zijn geteeld en te hebben geleid tot de vraag naar meer land, tenzij de inboeker het tegendeel aantoont.
Artikel 9.7.4.7 1 Het bestuur van de emissieautoriteit maakt ieder jaar op bij ministeriële regeling te bepalen momenten een overzicht van het aantal per soort beschikbare hernieuwbare brandstofeenheden openbaar.
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het openbaar maken, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 9.7.4.8 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen soorten biobrandstof worden aangewezen waarvan, onder bij of krachtens die maatregel te stellen voorwaarden, de energie-inhoud wordt vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vastgestelde factor.
2 De inboeker die een hoeveelheid biobrandstof als bedoeld in het eerste lid inboekt, beschikt over een verklaring van een verificateur dat die biobrandstof voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in dat lid.
3 De verificateur geeft geen verklaring af indien niet is voldaan aan de eisen, bedoeld in het eerste lid.
4 De verificateur bewaart alle gegevens en documentatie met betrekking tot de verificatie gedurende ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de verificatie betrekking heeft.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen worden gesteld aan de verificateur en de verificatie.
Artikel 9.7.4.9 Voor hernieuwbare energie die tussen 1 januari en 1 mei van enig kalenderjaar wordt geleverd en ingeboekt in het register, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit na 1 mei van dat kalenderjaar de hernieuwbare brandstofeenheden bij op de rekening van de inboeker.
Artikel 9.7.4.10 Een hoeveelheid hernieuwbare energie die wordt ingeboekt in het register is niet als duurzaam overgedragen en wordt niet nog een keer ingeboekt in het register.
Artikel 9.7.4.11 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan het bijschrijven van hernieuwbare brandstofeenheden opschorten of weigeren indien het misbruik of fraude vermoedt dan wel andere redenen heeft om aan te nemen dat niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze paragraaf gestelde eisen.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het opschorten of weigeren, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 9.7.4.12 1 De inboeker overlegt voor 1 mei van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin hij de hernieuwbare energie heeft geleverd aan het bestuur van de emissieautoriteit een verklaring van een verificateur waaruit blijkt dat, voor zover van toepassing, is voldaan aan de bij of krachtens de artikelen 9.7.4.1 tot en met 9.7.4.5, eerste lid, 9.7.4.8, tweede lid, en 9.7.4.10 gestelde eisen.
2 De verificateur geeft geen verklaring af indien niet is voldaan aan de eisen, bedoeld in het eerste lid.
3 De verificateur bewaart alle gegevens en documentatie met betrekking tot de verificatie gedurende ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop de verificatie betrekking heeft.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere eisen worden gesteld aan de verificateur en de verificatie.
Artikel 9.7.4.13 1 Indien naar het oordeel van het bestuur van de emissieautoriteit niet is voldaan aan de bij of krachtens deze paragraaf gestelde eisen voor het inboeken in het register van een hoeveelheid hernieuwbare energie of de verificatie, bedoeld in artikel 9.7.4.12, kan het bestuur die hoeveelheid, de kenmerken van die hoeveelheid of de factor, bedoeld in artikel 9.7.4.8, tot vijf jaar na het kalenderjaar van inboeken ambtshalve vaststellen.
2 Indien uit de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, volgt dat de inboeker te veel hernieuwbare brandstofeenheden heeft ontvangen voor de geleverde hoeveelheid hernieuwbare energie, wordt het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat die inboeker te veel heeft ontvangen, afgeschreven van de rekening van die inboeker.
3 Indien uit de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, volgt dat de inboeker te weinig hernieuwbare brandstofeenheden heeft ontvangen voor de geleverde hoeveelheid hernieuwbare energie, wordt het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat die inboeker te weinig heeft ontvangen, bijgeschreven op de rekening van die inboeker. Het bestuur van de emissieautoriteit houdt hierbij rekening met artikel 9.7.5.6.
4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van het eerste, tweede en derde lid.
5 Indien het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op de rekening van de inboeker als gevolg van de toepassing van tweede lid minder is dan nul, vult hij het tekort aan binnen drie kalendermaanden.
Artikel 9.7.4.14 1 De emissieautoriteit maakt ieder jaar een overzicht openbaar, waarin per inboeker van biobrandstof de aard en herkomst van de door die inboeker ingeboekte biobrandstoffen alsmede het door die inboeker gehanteerde duurzaamheidssysteem zijn opgenomen. Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de inhoud en de wijze van openbaarmaking van het overzicht, bedoeld in het eerste lid.
§ 9.7.5
Register hernieuwbare energie
Artikel 9.7.5.1 1 Er is een elektronisch register hernieuwbare energie.2 Het register wordt beheerd door de emissieautoriteit.
3 Het register bestaat uit de rekeningen, bedoeld in artikel 9.7.5.3.
Artikel 9.7.5.2 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de werking, organisatie, beschikbaarheid en beveiliging van het register.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit kan voorwaarden voor het gebruik van het register vaststellen.
Artikel 9.7.5.3 1 Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van de leverancier tot eindverbruik op diens naam een rekening met jaarverplichtingfaciliteit en met overboekfaciliteit.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van een inboeker op diens naam een rekening met inboekfaciliteit en met overboekfaciliteit.
3 Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van een andere onderneming dan die bedoeld in het eerste of tweede lid, die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie, op diens naam een rekening met overboekfaciliteit.
4 Het bestuur van de emissieautoriteit opent op naam van een onderneming niet meer dan één rekening. Een rekening kan alle in het eerste en tweede lid genoemde faciliteiten omvatten.
5 Het bestuur van de emissieautoriteit opent een afboekrekening.
6 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het openen, bijhouden en beheer van de rekeningen.
Artikel 9.7.5.4 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan indien het redenen heeft om aan te nemen dat er sprake is van fraude of misbruik of dat niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze titel gestelde eisen voor het hebben van een rekening in het register of voor het gebruik van die rekening:
a. weigeren een rekening te openen;
b. een rekening of een faciliteit van die rekening blokkeren;
c. een rekening opheffen.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit kan op verzoek van de rekeninghouder een rekening opheffen.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de toepassing van het eerste lid en kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het tweede lid.
4 De hernieuwbare brandstofeenheden op een opgeheven rekening vervallen van rechtswege.
Artikel 9.7.5.5 1 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor het openen en bijhouden van een rekening met overboekfaciliteit, inboekfaciliteit of jaarverplichtingfaciliteit een vergoeding verschuldigd is overeenkomstig de bij die regeling te stellen regels.
2 Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid:
a. wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld, welke niet hoger is dan noodzakelijk is ter dekking van de ten laste van de emissieautoriteit komende kosten van het verrichten van werkzaamheden waarvoor de vergoeding is verschuldigd, en
b. worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de vergoeding wordt betaald.
Artikel 9.7.5.6 1 Van het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op 1 mei van enig kalenderjaar op de rekening van een leverancier tot eindverbruik nadat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing heeft gegeven aan artikel 9.7.2.5, eerste lid, onderdeel b, een inboeker of een onderneming als bedoeld in artikel 9.7.5.3. derde lid, wordt een gedeelte gespaard ten behoeve van het direct daaropvolgende kalenderjaar.
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het gedeelte, bedoeld in het eerste lid, en de volgorde waarin de soort hernieuwbare brandstofeenheden gespaard worden. Voor de leverancier tot eindverbruik, de inboeker of de onderneming, bedoeld in artikel 9.7.5.3, derde lid, kunnen verschillende regels worden vastgesteld omtrent het gedeelte, bedoeld in het eerste lid.
3 In afwijking van het eerste lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over het gedeelte dat gespaard kan worden ten behoeve van enig ander kalenderjaar dan het direct daaropvolgende kalenderjaar.
4 De hernieuwbare brandstofeenheden die niet worden gespaard, vervallen van rechtswege.
§ 9.7.6
Naleving van de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria en broeikasgasemissiereductiedrempels
Artikel 9.7.6.1 1 De producent van biobrandstoffen bepaalt en controleert:a. de aard en hoeveelheid van de door hem ontvangen duurzame grondstof voor de vervaardiging van de biobrandstof;
b. de juiste verhouding tussen de aard en hoeveelheid gebruikte duurzame grondstof en de soort en hoeveelheid door hem vervaardigde duurzame biobrandstof;
c. de hoeveelheid per afnemer van de door hem geleverde duurzame biobrandstof;
en voert hierover een goede boekhouding.
2 De producent van hernieuwbare brandstof controleert:
a. de aard en hoeveelheid van de door hem gebruikte energie uit hernieuwbare bronnen, niet zijnde biomassa, voor de vervaardiging van de hernieuwbare brandstof;
b. de juiste verhouding tussen de aard en hoeveelheid gebruikte energie uit hernieuwbare bronnen, niet zijnde biomassa, en tot de soort en hoeveelheid door hem vervaardigde hernieuwbare brandstof;
c. de hoeveelheid per afnemer van de door hem geleverde hernieuwbare brandstof;
en voert hierover een goede boekhouding.
3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het eerste en tweede lid.
Artikel 9.7.6.2 1 Een onderneming die gecertificeerd is volgens een duurzaamheidssysteem voert een massabalans over duurzame grondstof en duurzame biobrandstof.
2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de massabalans.
Artikel 9.7.6.3 1 Het bestuur van de emissieautoriteit houdt toezicht op een certificeringsorgaan dat namens het duurzaamheidsysteem in het kader van de naleving van duurzaamheids- of broeikasgasemissiereductiecriteria voor grondstoffen voor biobrandstof en biobrandstof onafhankelijke audits uitvoert.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit brengt bij vastgestelde non-conformiteit met de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria onverwijld het duurzaamheidsysteem hiervan op de hoogte.
Titel 9.8
Rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies
§ 9.8.1Algemeen
Artikel 9.8.1.1 In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:benzine: ongelode lichte olie als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet op de accijns en andere minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede en zesde lid, van die wet voor het tarief van ongelode lichte olie aan de accijns onderworpen zijn;
betere fossiele brandstof: brandstof van fossiele herkomst die:
1°. is genoemd in bijlage I, deel 2, onderdeel 5, van richtlijn (EU) 2015/652;
2°. een broeikasgasintensiteit heeft die lager is dan het voor dat kalenderjaar vastgestelde reductiepercentage ten opzichte van de in bijlage II van richtlijn (EU) 2015/652 bedoelde uitgangsnorm voor brandstoffen;
broeikasgasintensiteit: broeikasgasemissie gedurende de levenscyclus per eenheid energie uitgedrukt in gCO2-eq/MJ, als bedoeld in bijlage I, deel 1, onderdeel 3, onder e, van richtlijn (EU) 2015/652;
diesel: gasolie als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de Wet op de accijns en andere minerale oliën die op grond van artikel 28, met uitzondering van het tweede lid, van die wet voor het tarief van gasolie aan de accijns onderworpen zijn;
hernieuwbare brandstofeenheid: hernieuwbare brandstofeenheid als bedoeld in artikel 9.7.3.1, eerste lid;
importeur: onderneming die minerale oliën invoert in Nederland, maar geen houder is van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de accijns voor minerale oliën, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van die wet voor minerale oliën;
minerale oliën: oliën als bedoeld in artikel 25 van de Wet op de accijns;
onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007;
overboekfaciliteit: eigenschap van een rekening in het register die de overboeking van een hernieuwbare brandstofeenheid mogelijk maakt;
rapportageplichtige: houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de accijns voor minerale oliën, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, van die wet voor minerale oliën, of importeur, met een uitslag tot vervoersverbruik;
reductiepercentage: het percentage ten opzichte van de uitgangsnorm voor brandstoffen, bedoeld in bijlage II van richtlijn (EU) 2015/652, dat ingevolge artikel 9.8.2.1, eerste lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor een kalenderjaar vastgesteld is;
reductieverplichting: verplichting als bedoeld in artikel 9.8.2.1, eerste lid;
reductieverplichtingfaciliteit: eigenschap van een rekening in het register die een rapportageplichtige ingevolge artikel 9.8.2.2 heeft om aan zijn reductieverplichting te voldoen;
register: register rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies als bedoeld in artikel 9.8.4.1;
richtlijn 98/70/EG: richtlijn nr. 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (PbEG L 350);
richtlijn (EU) 2015/652: richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad van 20 april 2015 tot vaststelling van berekeningsmethoden en rapportageverplichtingen overeenkomstig Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (PbEU L 107);
uitslag tot vervoersverbruik: uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, van benzine, diesel en betere fossiele brandstof, aan de bestemmingen, bedoeld in artikel 9.8.1.2.
Artikel 9.8.1.2 Deze titel is van toepassing op brandstoffen en energie voor:
a. wegvoertuigen;
b. niet voor de weg bestemde mobiele machines;
c. landbouwtrekkers;
d. bosbouwmachines, en
e. pleziervaartuigen, niet zijnde zeeschepen, wanneer die niet op zee varen.
Artikel 9.8.1.3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën rapportageplichtigen worden aangewezen waarop de in deze titel opgenomen bepalingen niet van toepassing zijn.
Artikel 9.8.1.4 Onze minister en de rijksbelastingdienst verstrekken op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit de bij ministeriële regeling vast te stellen gegevens, voor zover die gegevens voor de uitvoering van deze titel noodzakelijk zijn.
§ 9.8.2
Rapportage- en reductieverplichting
Artikel 9.8.2.1 1 De rapportageplichtige vermindert de broeikasgasintensiteit van zijn uitslag tot verbruik van benzine en diesel aan de bestemmingen, bedoeld in artikel 9.8.1.2, voor enig kalenderjaar met een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage ten opzichte van de in bijlage II van die richtlijn bedoelde uitgangsnorm voor brandstoffen.2 De rapportageplichtige voldoet aan de reductieverplichting, bedoeld in het eerste lid, met de inzet van hernieuwbare brandstofeenheden of geleverde betere fossiele brandstof, met inachtneming van artikel 9.7.2.1, tweede lid.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het in het eerste lid genoemde kalenderjaar.
Artikel 9.8.2.2 De rapportageplichtige heeft een rekening met reductieverplichtingfaciliteit in het register.
Artikel 9.8.2.3 1 De rapportageplichtige voert voor 1 maart van enig kalenderjaar zijn uitslag tot vervoersverbruik van het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar op zijn rekening met reductieverplichtingfaciliteit in het register in.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, van benzine en diesel volgens de gegevens van de rijksbelastingdienst beschouwd als uitslag tot vervoersverbruik, tenzij de rapportageplichtige aantoont dat die uitslag tot verbruik betrekking heeft op andere bestemmingen.
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, van betere fossiele brandstof volgens de gegevens van de rijksbelastingdienst niet beschouwd als uitslag tot vervoersverbruik, tenzij de rapportageplichtige het tegendeel aantoont.
4 Voor de toepassing van het eerste lid wordt de uitslag tot verbruik, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de accijns, van benzine en diesel en samengeperste waterstof, niet aangemerkt als een betere fossiele brandstof, tenzij de rapportageplichtige het tegendeel aantoont.
5 Wijzigingen in de voor enig kalenderjaar op zijn rekening ingevoerde uitslag tot vervoersverbruik na de datum, bedoeld in het eerste lid, meldt de rapportageplichtige aan het bestuur van de emissieautoriteit.
6 Bij ministeriële regeling worden de bij het invoeren op de rekening te vermelden gegevens en te hanteren berekeningsmethode als bedoeld in richtlijn (EU) 2015/652 bepaald.
7 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het aantonen, bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, plaatsvindt.
8 De gegevens, bedoeld in het zesde lid, en de onderliggende stukken worden door de rapportageplichtige bewaard tot ten minste vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop die gegevens betrekking hebben.
Artikel 9.8.2.4 1 Indien een rapportageplichtige in enig kalenderjaar zijn uitslag tot vervoersverbruik niet voor 1 maart van het daaropvolgende kalenderjaar heeft ingevoerd op zijn rekening met een reductieverplichtingfaciliteit, kan het bestuur van de emissieautoriteit hem ambtshalve vaststellen.
2 Indien een rapportageplichtige in enig kalenderjaar zijn uitslag tot vervoersverbruik niet juist heeft ingevoerd op zijn rekening met een reductieverplichtingfaciliteit, kan het bestuur van de emissieautoriteit hem tot vijf jaar na dat kalenderjaar ambtshalve vaststellen.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.
Artikel 9.8.2.5 1 Op 1 mei van enig kalenderjaar:
a. heeft de rapportageplichtige ten minste het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op zijn rekening, en
b. schrijft het bestuur van de emissieautoriteit van de rekening van de rapportageplichtige het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden af,
dat overeenkomt met de voor die rapportageplichtige voor het direct aan die datum voorafgaande kalenderjaar geldende reductieverplichting.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de afschrijving van het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
3 Indien toepassing van artikel 9.8.2.4, tweede lid, leidt tot een verhoging van de reductieverplichting voor het betrokken kalenderjaar, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit met inachtneming van het tweede lid het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verhoging af van de rekening van de rapportageplichtige.
4 Indien toepassing van artikel 9.8.2.4, tweede lid, leidt tot een verlaging van de reductieverplichting voor het betrokken kalenderjaar en de rapportageplichtige met hernieuwbare brandstofeenheden aan zijn reductieverplichting voldaan heeft, schrijft het bestuur van de emissieautoriteit met inachtneming van het tweede lid het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden dat overeenkomt met die verlaging bij op de rekening van de rapportageplichtige. Het bestuur van de emissieautoriteit houdt hierbij rekening met artikel 9.7.5.6.
5 Indien het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op de rekening van de rapportageplichtige als gevolg van de toepassing van het eerste of derde lid minder is dan nul, vult hij het tekort aan binnen drie kalendermaanden, met de inzet van hernieuwbare brandstofeenheden.
§ 9.8.3
Hernieuwbare brandstofeenheden
Artikel 9.8.3.1 VervallenArtikel 9.8.3.2 Vervallen
Artikel 9.8.3.3 Vervallen
Artikel 9.8.3.4 Het bestuur van de emissieautoriteit stelt jaarlijks de broeikasgasemissiereductiebijdrage van de hernieuwbare brandstofeenheid vast voor het behalen van de reductieverplichting. Bij of krachtens algemene regels van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de jaarlijkse vaststelling.
Artikel 9.8.3.5 Vervallen
Artikel 9.8.3.6 Indien het aantal hernieuwbare brandstofeenheden op een rekening minder is dan nul, worden de bijgeschreven hernieuwbare brandstofeenheden per soort volgens bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels afgeschreven.
§ 9.8.3a
Inboeken brandstof en energie
§ 9.8.4Register rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies
Artikel 9.8.4.1 1 Er is een elektronisch register rapportage- en reductieverplichting vervoersemissies.2 Het register wordt beheerd door de emissieautoriteit.
3 Het register bestaat uit de rekeningen, bedoeld in artikel 9.8.4.3.
Artikel 9.8.4.2 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de werking, organisatie, beschikbaarheid en beveiliging van het register.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit kan voorwaarden voor het gebruik van het register vaststellen.
Artikel 9.8.4.3 1 Het bestuur van de emissieautoriteit opent op verzoek van de rapportageplichtige op diens naam een rekening met reductieverplichtingfaciliteit en met overboekfaciliteit.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit opent op naam van een onderneming niet meer dan één rekening.
3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het openen, bijhouden en beheer van de rekeningen.
Artikel 9.8.4.4 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan bij een vermoeden van fraude of misbruik of indien niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze titel gestelde eisen voor het hebben van een rekening in het register of voor het gebruik van die rekening:
a. weigeren een rekening te openen;
b. een rekening of een faciliteit van die rekening blokkeren;
c. een rekening opheffen.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit kan op verzoek van de rekeninghouder een rekening opheffen.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de toepassing van het eerste lid en kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het tweede lid.
4 De hernieuwbare brandstofeenheden op een opgeheven rekening vervallen van rechtswege.
Artikel 9.8.4.5 1 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor het openen en bijhouden van een rekening, bedoeld in artikel 9.8.4.3, eerste tot en met derde lid, een vergoeding verschuldigd is overeenkomstig de bij die regeling te stellen regels.
2 Bij de regeling, bedoeld in het eerste lid:
a. wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld, welke niet hoger is dan noodzakelijk is ter dekking van de ten laste van de emissieautoriteit komende kosten van het verrichten van werkzaamheden waarvoor de vergoeding is verschuldigd, en
b. worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de vergoeding wordt betaald.
Artikel 9.8.4.6 1 Nadat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing heeft gegeven aan artikel 9.8.2.5, eerste lid, onderdeel b, wordt een gedeelte van het aantal per soort hernieuwbare brandstofeenheden op 1 mei van enig kalenderjaar op de rekening van een rapportageplichtige gespaard ten behoeve van het direct daaropvolgende kalenderjaar, met inachtneming van artikel 9.7.5.6, eerste tot en met derde lid.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het gedeelte, bedoeld in het eerste lid.
3 De hernieuwbare brandstofeenheden die niet worden gespaard, vervallen van rechtswege.
§ 9.8.5
Overgangsbepalingen
Artikel 9.8.5.1 Vervallen