Wet milieubeheer (MB)


Hoofdstuk 9

Stoffen en produkten

Titel 9.2

Stoffen, mengsels en genetisch gemodificeerde organismen

Paragraaf 9.2.3

Verpakking en aanduiding

Artikel 9.2.3.1 Vervallen

Artikel 9.2.3.2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanduiding van producten waarin bepaalde stoffen of mengsels voorkomen.

Artikel 9.2.3.3 1 De verpakking en sluiting die een genetisch gemodificeerd organisme rechtstreeks omsluiten, zijn:
a. zodanig dat ongewild verlies van de inhoud niet kan plaatsvinden,
b. vervaardigd van materiaal dat niet door het organisme kan worden aangetast, noch hiermee een gevaarlijke reactie kan aangaan of een gevaarlijke verbinding kan vormen, en
c. zodanig dat zij niet kunnen losraken en tegen normale behandeling bestand zijn.
2 Indien de verpakking is voorzien van een sluiting die meermalen kan worden gebruikt, zijn de verpakking en sluiting zodanig dat de verpakking meermalen opnieuw kan worden afgesloten zonder dat ongewild verlies van de inhoud plaatsvindt.
3 In afwijking van het eerste lid, onder a, mogen aan de verpakking, indien nodig, een of meer ontluchtingsventielen of andersoortige veiligheidsvoorzieningen aangebracht zijn.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot de verpakking en sluiting regels worden gesteld. Daarbij kan worden bepaald dat die regels slechts gelden voor daarbij aangewezen genetisch gemodificeerde organismen of categorieën daarvan of in daarbij aangewezen gevallen.

Artikel 9.2.3.4 Het aanduiden van een genetisch gemodificeerd organisme op een wijze die misleidend is ten aanzien van de effecten daarvan op de gezondheid van de mens of op het milieu of ten aanzien van het krachtens artikel 9.2.2.1 of 9.2.2.6 bepaalde, is verboden.

Artikel 9.2.3.5 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in daarbij aangewezen gevallen de artikelen 9.2.3.3 en 9.2.3.4 geheel of voor een daarbij te bepalen gedeelte niet van toepassing zijn:
a. ter uitvoering van een krachtens het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Unie tot stand gekomen bindende regeling of
b. indien het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu zich daartegen niet verzet.
2 Bij of krachtens een maatregel als bedoeld in het eerste lid kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de in de artikelen 9.2.3.3 en 9.2.3.4 geregelde onderwerpen.