Wet milieubeheer (MB)


Hoofdstuk 16

Handel in emissierechten

Titel 16.2

Broeikasgassen en broeikasgasemissierechten

Afdeling 16.2.1

Broeikasgasinstallaties

Paragraaf 16.2.1.1

Algemeen

Artikel 16.2 1 Een emissie van een broeikasgas in de lucht wordt uitgedrukt in tonnen kooldioxide-equivalent.

Artikel 16.2a 1 Deze afdeling is, met uitzondering van paragraaf 16.2.1.3, mede van toepassing op het transport van CO2 (CCS).
2 Voor de toepassing van deze afdeling op het transport van CO2 (CCS) wordt onder «de exploitant van de broeikasgasinstallatie» verstaan: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de transportactiviteit verricht of aan wie een doorslaggevende economische zeggenschap over het technisch functioneren van die activiteit is overgedragen.

Artikel 16.2b 1 De artikelen 16.24 tot en met 16.30a zijn van overeenkomstige toepassing op broeikasgasinstallaties die op grond van artikel 27, eerste lid of artikel 27bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten zijn uitgesloten van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten.
2 Het eerste lid geldt met ingang van 1 januari van het eerste kalenderjaar van de betrokken handelsperiode.
3 Indien een broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27, derde lid of artikel 27bis, tweede lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten weer is opgenomen in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten omdat de door die broeikasgasinstallatie veroorzaakte emissies de in artikel 27, eerste lid, van die richtlijn opgenomen hoeveelheid overschrijden, is het eerste lid niet langer van toepassing en is deze afdeling, met uitzondering van artikel 16.37, op die broeikasgasinstallatie van toepassing met ingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de broeikasgasinstallatie niet meer voldoet aan de voorwaarden voor uitsluiting. Artikel 16.37 is van toepassing met ingang van 1 januari van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de broeikasgasinstallatie niet meer aan bedoelde voorwaarden voldoet.
4 Indien een broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten weer is opgenomen in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten omdat de maatregelen die een gelijkwaardige bijdrage leveren tot emissiereductie, niet langer van toepassing zijn, is het eerste lid niet langer van toepassing en is deze afdeling, met uitzondering van artikel 16.37, op die broeikasgasinstallatie van toepassing met ingang van de dag volgend op de dag waarop bedoelde maatregelen zijn vervallen. Artikel 16.37 is van toepassing met ingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin bedoelde maatregelen zijn vervallen.
5 Indien een broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten weer is opgenomen in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten blijft de broeikasgasinstallatie in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten gedurende de rest van de in artikel 11, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde periode waarin ze werd ingevoerd.

Artikel 16.3 Onder broeikasgasinstallaties worden mede begrepen broeikasgasinstallaties binnen de Nederlandse exclusieve economische zone.

Artikel 16.4 Een wijziging van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten of van een bijlage bij die richtlijn gaat voor de toepassing van deze titel gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij een besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 16.4a 1 Het bestuur van de emissieautoriteit draagt er zorg voor dat alle besluiten en verslagen die verband houden met de hoeveelheid emissierechten en de toewijzing daarvan en met de bewaking, rapportage en verificatie van emissies onverwijld op passende wijze openbaar worden gemaakt.
2 Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 16.2.1.2

Vergunning

Artikel 16.5 1 Het is verboden zonder vergunning van het bestuur van de emissieautoriteit een broeikasgasinstallatie te exploiteren.
2 Een aanvraag om een vergunning kan naar keuze van de aanvrager betrekking hebben op één of meer broeikasgasinstallaties die worden geëxploiteerd op dezelfde locatie.

Artikel 16.6 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag om een vergunning moet geschieden, de gegevens en de bescheiden die door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de beslissing op de aanvraag, en de wijze waarop die gegevens moeten worden verkregen.
2 Bij of krachtens de maatregel wordt in ieder geval bepaald dat de aanvrager een monitoringsplan, alsmede de in artikel 12, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel bedoelde ondersteunende documenten bij de aanvraagt indient.
3 Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde krachtens het eerste of tweede lid.

Artikel 16.7 Het bestuur van de emissieautoriteit beslist binnen vier maanden op de aanvraag om een vergunning.

Artikel 16.8 1 Het bestuur van de emissieautoriteit zendt het monitoringsplan dat is ingediend bij de aanvraag om een vergunning krachtens artikel 16.5, aan het bestuursorgaan dat voor de broeikasgasinstallatie waarop de aanvraag betrekking heeft, bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen, dan wel, in geval voor de broeikasgasinstallatie het in artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet vervatte verbod geldt, Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit stelt het betrokken andere bestuursorgaan, bedoeld in het eerste lid, gedurende vier weken in de gelegenheid advies uit te brengen over het monitoringsplan met het oog op de samenhang tussen dit plan en de betrokken omgevingsvergunning, dan wel de betrokken aanvraag om een omgevingsvergunning.

Artikel 16.9 Het bestuur van de emissieautoriteit draagt er bij de beslissing op de aanvraag zorg voor dat geen strijd ontstaat met regels die met betrekking tot de broeikasgasinstallatie gelden, gesteld bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk, hoofdstuk 8 van deze wet of afdeling 2.2, hoofdstuk 4, afdeling 5.1 of hoofdstuk 16 van de Omgevingswet.

Artikel 16.10 De vergunning wordt geweigerd indien het monitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan bij of krachtens de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, dit hoofdstuk of, voor zover van toepassing, artikel 24, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde verordening zijn gesteld dan wel indien door verlening anderszins strijd zou ontstaan met regels die met betrekking tot de broeikasgasinstallatie gelden, gesteld bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk, of indien het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het monitoringsplan naar behoren uit te voeren.

Artikel 16.11 1 In een vergunning wordt duidelijk aangegeven waarop zij betrekking heeft. De vergunning vermeldt de naam en het adres van de exploitant van de broeikasgasinstallatie, waarop de vergunning betrekking heeft.
2 Het monitoringsplan maakt in ieder geval deel uit van de vergunning. De overige onderdelen van de aanvraag om de vergunning maken deel uit van de vergunning, voorzover dat in de vergunning is aangegeven.

Artikel 16.11a Vervallen

Artikel 16.12 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel en met betrekking tot:
a. de monitoring van emissies;
b. het emissieverslag;
c. andere personen dan de vergunninghouder krachtens artikel 16.5, die bij de uitvoering van het monitoringsplan zijn betrokken.

Artikel 16.13 1 De vergunninghouder wijzigt het monitoringsplan zo spoedig mogelijk, indien:
a. wijziging van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel daartoe aanleiding geeft;
b. de krachtens de artikelen 16.6 of 16.12 gestelde regels daartoe aanleiding geven;
c. het bestuur van de emissieautoriteit daarom verzoekt.
2 De vergunninghouder legt op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit de meest actuele versie van het monitoringsplan over.

Artikel 16.13a 1 Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van deze paragraaf regels gesteld met betrekking tot het melden aan het bestuur van de emissieautoriteit van:
a. het beëindigen van de werking van een broeikasgasinstallatie;
b. het niveau van in bedrijf zijn van een broeikasgasinstallatie.
2 Bij ministeriële regeling kan ter uitvoering van deze paragraaf worden bepaald dat ook andere handelingen of omstandigheden aan het bestuur van de emissieautoriteit moeten worden gemeld.
3 Bij ministeriële regeling kunnen tevens regels worden gesteld met betrekking tot het goedkeuren van veranderingen van het monitoringsplan.

Artikel 16.14 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel.

Artikel 16.15 Het bestuur van de emissieautoriteit zendt op verzoek het betrokken andere bestuursorgaan, bedoeld in artikel 16.8, eerste lid, een exemplaar van het voor de betrokken broeikasgasinstallatie opgestelde emissieverslag en het bijbehorende verificatierapport.

Artikel 16.16 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar waarin het emissieverslag overeenkomstig artikel 68 van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel moet worden ingediend, vaststellen dat dit verslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij genoemde verordening of bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld. Het bestuur van de emissieautoriteit kan de beslissing voor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt voor het in de eerste volzin genoemde tijdstip schriftelijk mededeling gedaan aan degene die het emissieverslag heeft ingediend. De mededeling omvat de reden voor de verdaging.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit kan na het tijdstip, genoemd in het eerste lid, onderscheidenlijk, indien toepassing is gegeven aan de tweede volzin van dat lid, na het tijdstip dat met toepassing van die volzin is vastgesteld alsnog vaststellen dat het emissieverslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld, indien:
a. degene die overeenkomstig artikel 68 van de genoemde verordening bij het bestuur van de emissieautoriteit een emissieverslag heeft ingediend, in dat verslag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en verstrekking van juiste of volledige gegevens zou hebben geleid tot de vaststelling van een andere jaarvracht,
b. het betrokken emissieverslag anderszins onjuist was en de betrokken persoon dit wist of behoorde te weten.
3 De bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vervalt tien jaren na afloop van het kalenderjaar, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 16.17 Voordat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing geeft aan artikel 70, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, stelt het degene, die ingevolge artikel 68 van genoemde verordening het emissieverslag heeft ingediend of had moeten indienen, in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen, tenzij de ambtshalve vaststelling plaatsvindt conform de door de exploitant van de broeikasgasinstallatie aangeleverde gegevens.

Artikel 16.18 1 Het bestuur van de emissieautoriteit geeft desgevraagd aan een ieder kosteloos inzage in en verstrekt tegen vergoeding van ten hoogste de kosten een exemplaar van een emissieverslag dat bij hem is ingediend.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit geeft vooraf kennis van de mogelijkheid tot inzage in en van de verkrijgbaarheid van het emissieverslag. De kennisgeving wordt gedaan op zodanige wijze dat het daarmee beoogde doel zo goed mogelijk wordt bereikt.

Artikel 16.19 1 Een voor een broeikasgasinstallatie verleende vergunning geldt voor een ieder die de broeikasgasinstallatie exploiteert. Deze draagt ervoor zorg dat het monitoringsplan wordt nageleefd.
2 De vergunninghouder meldt aan het bestuur van de emissieautoriteit een verandering van exploitant van de broeikasgasinstallatie en een verandering van naam of adres van de vergunninghouder of, indien dit een ander is, van de exploitant van de broeikasgasinstallatie.

Artikel 16.20 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan de vergunning wijzigen of aanvullen, de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken of voorschriften aan de vergunning verbinden, indien dit naar zijn oordeel nodig is in het belang van de goede werking van het systeem van handel in emissierechten.
2 Met betrekking tot de beslissing ter zake zijn de artikelen 16.7, 16.8, 16.9 en 16.11 van overeenkomstige toepassing.
3 In een geval als bedoeld in artikel 16.19, tweede lid, wijzigt het bestuur van de emissieautoriteit de vergunning overeenkomstig de melding.

Artikel 16.20a 1 Op aanvraag van de vergunninghouder kan het bestuur van de emissieautoriteit de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken of voorschriften aan de vergunning verbinden.
2 Met betrekking tot de beslissing ter zake, met uitzondering van het besluit tot intrekking van de emissievergunning, zijn de artikelen 16.6 tot en met 16.12 van overeenkomstige toepassing. Op het besluit tot intrekking van de emissievergunning zijn de artikelen 16.6, 16.7 en 16.9 tot en met 16.12 van overeenkomstige toepassing.
3 De verplichting tot het indienen van een emissieverslag als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel blijft, voor wat betreft het kalenderjaar waarin de beschikking tot intrekking van de vergunning van kracht is geworden, na intrekking van de vergunning op de laatste houder daarvan rusten, totdat aan die verplichting is voldaan, tenzij in het gehele jaar van intrekking geen broeikasgasinstallatie aanwezig is.

Artikel 16.20b Vervallen

Artikel 16.20c 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan een vergunning intrekken, indien:
a. met betrekking tot de broeikasgasinstallaties de omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit is ingetrokken;
b. deze afdeling niet meer op de broeikasgasinstallatie van toepassing is.
2 Met betrekking tot de beslissing ter zake is artikel 16.20a, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.21 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot broeikasgasinstallaties waarvoor het in artikel 16.5, vervatte verbod geldt en die behoren tot een bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel aangewezen categorie, regels worden gesteld, die nodig zijn in het belang van de goede werking van het systeem van handel in emissierechten. Bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel kan worden bepaald dat bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.
2 Bij of krachtens de maatregel kan met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen worden bepaald dat het bestuur van de emissieautoriteit bij het verlenen of wijzigen van de vergunning daaraan voorschriften kan verbinden. Bij of krachtens de maatregel kan worden bepaald dat de voorschriften van de bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel gestelde regels kunnen afwijken. Bij of krachtens de maatregel kan tevens worden bepaald in welke mate de voorschriften van die regels kunnen afwijken en kan worden bepaald dat slechts kan worden afgeweken in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.

Artikel 16.22 Vervallen

Paragraaf 16.2.1.3

Het toewijzen en verlenen van broeikasgasemissierechten

Subparagraaf 16.2.1.3.1

Het veilen en kosteloos toewijzen van broeikasgasemissierechten

Artikel 16.23 1 Overeenkomstig artikel 10 en, in voorkomend geval, artikel 29bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten worden broeikasgasemissierechten die niet overeenkomstig deze paragraaf kosteloos worden toegewezen, geveild.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordening inzake tijdstippen, beheer en andere aspecten van veiling van broeikasgasemissierechten.

Artikel 16.24 1 Onverminderd artikel 16.31 beslist het bestuur van de emissieautoriteit per handelsperiode over de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.
2 De kosteloze toewijzing geschiedt overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, ter implementatie van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud en de totstandkoming van het nationale toewijzingsbesluit.

Artikel 16.25 De berekening van de aantallen broeikasgasemissierechten met het oog op kosteloze toewijzing geschiedt overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

Artikel 16.26 Bij de in artikel 16.25 bedoelde berekening wordt de in artikel 9 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde lineaire factor toegepast, voor zover de in artikel 16.25 bedoelde uitvoeringsmaatregelen daartoe nopen.

Artikel 16.27 1 In geval een bedrijfstak of een deeltak die overeenkomstig artikel 10ter, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant weglekrisico wordt voor de handelsperiode die aanvangt op 1 januari 2021 van de voor dat geval berekende aantallen broeikasgasemissierechten 100% kosteloos toegewezen.
2 In afwijking van het eerste lid wordt van de aantallen broeikasgasemissierechten die voor een handelsperiode zijn berekend voor broeikasgasinstallaties als bedoeld in artikel 16.2b, eerste lid, 0% kosteloos toegewezen.
3 Andere bedrijfstakken en deeltakken krijgen tot 2026 kosteloze emissierechten toegewezen ten belope van 30% van de hoeveelheid die op grond van artikel 10bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten is bepaald. Na 2026 worden kosteloze toewijzingen met gelijke hoeveelheden verminderd om in 2030 een hoeveelheid kosteloze toewijzing van 0% te bereiken.

Artikel 16.28 1 Geen kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten vindt plaats voor:
a. het opwekken van elektriciteit, tenzij de elektriciteit met restgassen wordt geproduceerd;
b. broeikasgasinstallaties in bedrijfstakken en deeltakken voor zover deze onder andere maatregelen vallen die het risico op koolstoflekkage aanpakken;
c. de verbranding van brandstoffen in broeikasgasinstallaties voor de verbranding van stedelijk afval.
2 De kosteloos toegewezen rechten worden met 20 procent verminderd in de volgende gevallen:
a. indien voor een installatie de verplichting geldt om een energie-audit uit te voeren op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie en de aanbevelingen van het verslag van de energie-audit of van het energiebeheersysteem, bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie, niet worden uitgevoerd, tenzij de terugverdientijd voor de betrokken investeringen meer dan drie jaar bedraagt of de kosten van die investeringen onevenredig zijn; of
b. exploitanten van broeikasgasinstallaties waarvan de broeikasgasemissieniveaus hoger zijn dan 80 procent van de emissieniveaus voor de relevante productbenchmarks, die uiterlijk op 1 mei 2024 geen klimaatneutraliteitsplan voor elk van die installaties hebben opgesteld of de intermediaire streefdoelen en mijlpalen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, niet zijn geverifieerd of verwezenlijkt.
3 De hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt niet verminderd als een exploitant aantoont dat hij andere maatregelen heeft uitgevoerd die resulteren in broeikasgasemissiereducties die gelijkwaardig zijn aan de in het verslag van de energie-audit of door het energiebeheersysteem voor de betrokken installatie aanbevolen emissiereducties.
4 Het klimaatneutraliteitsplan, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, bevat in ieder geval:
a. maatregelen en investeringen om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken op installatie- of bedrijfsniveau, met uitzondering van het gebruik van koolstofcompensatiekredieten;
b. intermediaire streefdoelen en mijlpalen om uiterlijk op 31 december 2025 en vervolgens uiterlijk op 31 december van elke volgende vijf jaar de vooruitgang te meten die is geboekt bij het bereiken van klimaatneutraliteit als bedoeld in onderdeel a;
c. een raming van het effect van elk van de in onderdeel a bedoelde maatregelen en investeringen met betrekking tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.
5 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, wordt bij ministeriële regeling de hoeveelheid kosteloze emissierechten voor de productie van producten in Annex I van de Verordening koolstofcorrectie aan de grens vastgesteld overeenkomstig de percentages genoemd in artikel 10bis, lid 1a, tweede paragraaf, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.

Artikel 16.29 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten;
b. het aanleveren van gegevens met het oog op die toewijzing;
c. de verificatie van de aan te leveren gegevens;
d. de berekening van de aantal broeikasgasemissierechten met het oog op die toewijzing;
e. de uitvoering van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste en eenentwintigste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

Artikel 16.30 1 Op de voorbereiding van het nationale toewijzingsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2 Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3 In afwijking van artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht wordt het nationale toewijzingsbesluit uiterlijk 9 maanden na de dag waarop de aanvraag uiterlijk moet worden ingediend vastgesteld.
4 In afwijking van artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het vastgestelde nationale toewijzingsbesluit bekendgemaakt in de Staatscourant. Het nationale toewijzingsbesluit wordt tevens toegezonden aan de Europese Commissie.

Artikel 16.30a 1 Indien het nationale toewijzingsbesluit naar aanleiding van de beoordeling door de Europese Commissie overeenkomstig de artikelen 10bis, vijfde lid, 11, derde lid, 27, eerste en tweede lid, en 27 bis, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten niet behoeft te worden gewijzigd, wordt daarvan mededeling gedaan in de Staatscourant.
2 Indien het nationale toewijzingsbesluit naar aanleiding van de in het eerste lid bedoelde beoordeling, dan wel op basis van overige aanwijzingen of aanvullingen van de Europese Commissie, geheel of gedeeltelijk moet worden gewijzigd, stelt het bestuur van de emissieautoriteit het nationale toewijzingsbesluit opnieuw vast.
3 Artikel 16.30, eerste tot en met derde lid, is niet van toepassing. Artikel 16.30, vierde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.31 1 Indien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met toepassing van artikel 20.5a een tussenuitspraak heeft gedaan, wijzigt het bestuur van de emissieautoriteit het nationale toewijzingsbesluit met inachtneming van die uitspraak. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
2 Het besluit tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit wordt genomen binnen tien weken na de dag waarop de tussenuitspraak, bedoeld in artikel 20.5a, in het openbaar is uitgesproken.
3 Voor de toepassing van dit hoofdstuk vervangt een met toepassing van het eerste lid gewijzigd nationaal toewijzingsbesluit het oorspronkelijke nationale toewijzingsbesluit.

Artikel 16.32 1 De exploitant van de broeikasgasinstallatie, die kan worden aangemerkt als nieuwkomer als bedoeld in artikel 3, onder h, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, kan het bestuur van de emissieautoriteit verzoeken om kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten. De toewijzing geschiedt overeenkomstig artikel 10bis, zevende lid, en de op grond van artikel 10bis, eerste lid, door de Europese Commissie gestelde regels en, indien het betreft een activiteit die op grond van artikel 24 van genoemde richtlijn in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten is opgenomen, overeenkomstig artikel 24, tweede lid, van genoemde richtlijn.
2 De artikelen 16.24, tweede lid, en 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Een op grond van het eerste lid genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten wordt toegezonden aan de Europese Commissie.
4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan en kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de procedure met betrekking tot de behandeling van een dergelijk verzoek.

Artikel 16.33 Vervallen

Artikel 16.33a Indien de Europese Commissie op grond van artikel 24bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uitvoeringsmaatregelen heeft vastgesteld, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de kosteloze toewijzing en verlening van broeikasgasemissierechten voor projecten die de emissie van broeikasgassen verlagen maar waarop deze titel niet van toepassing is. Deze regels voldoen aan genoemde uitvoeringsmaatregelen.

Artikel 16.34 Vervallen

Subparagraaf 16.2.1.3.2

Wijziging van toewijzingsbesluiten

Artikel 16.34a Indien de Europese Commissie op grond van artikel 10ter van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten de groep bedrijfstakken en deeltakken die geacht worden een koolstofweglekrisico te lopen, aanpast, en het bedrijfstakken of deeltakken betreft die in Nederland zijn gevestigd, wijzigt het bestuur van de emissieautoriteit een overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10ter van die richtlijn heeft vastgesteld. De artikelen 16.24, tweede lid, en 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.34b 1 Een overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten kan overeenkomstig de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste en eenentwintigste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld, worden gewijzigd of ingetrokken:
a. indien de werking van een broeikasgasinstallatie wordt beëindigd, of
b. indien het niveau van in bedrijf zijn van de broeikasgasinstallatie wordt verminderd of verhoogd in de zin van artikel 10bis, twintigste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
3 De artikelen 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.34c 1 Een overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten kan tevens worden gewijzigd of ingetrokken, indien:
a. degene die de broeikasgasinstallatie exploiteert, onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid, of
b. het besluit anderszins onjuist was en degene die de broeikasgasinstallatie exploiteert, dit wist of behoorde te weten.
2 De artikelen 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Een besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de betrokken broeikasgasinstallatie worden gewijzigd indien acht jaren zijn verstreken sedert de dag waarop het besluit is bekendgemaakt.

Artikel 16.34d Bij intrekking of wijziging op grond van artikel 16.34b of artikel 16.34c kan worden bepaald dat de intrekking of wijziging terugwerkt tot en met een bij dat besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 16.34e Op de voorbereiding van een krachtens artikel 16.34a, 16.34b of 16.34c genomen besluit, voor zover een dergelijk besluit strekt tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit, zijn artikel 16.30, vierde lid, van deze wet en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Subparagraaf 16.2.1.3.3

Het verlenen van broeikasgasemissierechten

Artikel 16.35 1 Broeikasgasemissierechten worden overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten verleend aan de exploitant van de broeikasgasinstallatie. Verlening van broeikasgasemissierechten vindt slechts plaats, indien voor de betrokken broeikasgasinstallatie een vergunning als bedoeld in artikel 16.5, is verleend.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit verleent voor een broeikasgasinstallatie als bedoeld in artikel 16.32, eerste lid, het aantal broeikasgasemissierechten dat overeenkomstig dat lid aan die broeikasgasinstallatie is toegewezen. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.35a Vervallen

Artikel 16.35b Vervallen

Artikel 16.35c 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan broeikasgasemissierechten die, gelet op de wijziging van het daaraan ten grondslag liggende toewijzingsbesluit, onverschuldigd zijn verleend, terugvorderen van de exploitant van de broeikasgasinstallatie. Indien de exploitant van de broeikasgasinstallatie, onvoldoende broeikasgasemissierechten bezit, kan een met de waarde van die rechten corresponderend bedrag worden teruggevorderd.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit kan het terug te vorderen bedrag dat met de waarde van de onverschuldigd verleende broeikasgasemissierechten correspondeert, bij dwangbevel invorderen.
3 Het bestuur van de emissieautoriteit kan broeikasgasemissierechten die, gelet op de wijziging van het daaraan ten grondslag liggende toewijzingsbesluit, onverschuldigd zijn verleend, verrekenen met de hoeveelheid voor de exploitant van de broeikasgasinstallatie, te verlenen broeikasgasemissierechten voor de daarop volgende handelsperiode.
4 Terugvordering vindt niet plaats voor zover na de dag waarop het besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten is bekendgemaakt, acht jaren zijn verstreken.
5 Bij het bepalen van de waarde van een broeikasgasemissierecht, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, wordt uitgegaan van de gemiddelde marktprijs van een dergelijk recht op het moment van terugvordering. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gemiddelde marktprijs van een broeikasgasemissierecht wordt bepaald.

Paragraaf 16.2.1.4

De geldigheid van broeikasgasemissierechten, het inleveren van broeikasgasemissierechten, het annuleren van broeikasgasemissierechten en het compenseren van emissies in een ander kalenderjaar

Artikel 16.36 1 Een broeikasgasemissierecht dat met ingang van 1 januari 2013 is verleend, is voor onbepaalde tijd geldig.
2 Een broeikasgasemissierecht dat met ingang van 1 januari 2021 is verleend, bevat een aanduiding waaruit blijkt in welke periode van tien jaar te rekenen vanaf 1 januari 2021 het is verstrekt en is geldig voor emissies met ingang van het eerste jaar van die periode.
3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 16.37 1 Onverminderd artikel 30, tiende lid, van de Verordening EU-register handel in emissierechten, levert de exploitant van de broeikasgasinstallatie, niet zijnde een broeikasgasinstallatie voor de verbranding van stedelijk afval, met betrekking tot ieder kalenderjaar voor 1 oktober van het daarop volgende kalenderjaar ten minste een aantal broeikasgasemissierechten, niet zijnde broeikasgasemissierechten die zijn verleend krachtens afdeling 16.2.2, in, dat overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die de broeikasgasinstallatie in het eerstbedoelde kalenderjaar heeft veroorzaakt.
2 Ter bepaling van de hoeveelheid van de emissie, bedoeld in het eerste lid, worden de gegevens in acht genomen, die overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten in het EU-register voor de handel in emissierechten zijn opgenomen.
3 Voor emissies van broeikasgassen die geacht worden te zijn afgevangen en gebruikt op zo een manier dat ze permanent chemisch in een product worden gebonden en bij normaal gebruik, waaronder normale activiteiten die plaatsvinden na het einde van de levensduur van het product, niet in de atmosfeer terecht komen, ontstaat geen verplichting om broeikasgasemissierechten in te leveren.
4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorschriften om te beoordelen of broeikasgassen permanent chemisch in een product zijn gebonden.

Artikel 16.37a Vervallen

Artikel 16.37b Vervallen

Artikel 16.38 Vervallen

Artikel 16.39 Indien de exploitant van de broeikasgasinstallatie, ter voldoening aan artikel 16.37, eerste lid, met betrekking tot een kalenderjaar minder broeikasgasemissierechten heeft ingeleverd dan overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die de broeikasgasinstallatie gedurende dat kalenderjaar heeft veroorzaakt, wordt het aantal broeikasgasemissierechten dat hij in het daarop volgende kalenderjaar ter uitvoering van dat artikel dient in te leveren, van rechtswege verhoogd met het aantal broeikasgasemissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.

Afdeling 16.2.2

Luchtvaartactiviteiten en maritiem vervoer

Paragraaf 16.2.2.1

Algemeen

Artikel 16.39a 1 Deze afdeling is van toepassing op:
a. vliegtuigexploitanten ten aanzien waarvan Nederland verantwoordelijk is voor de administratie van de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en die luchtvaartactiviteiten als bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uitvoeren;
b. niet-CO2-effecten van de luchtvaart;
c. scheepvaartmaatschappijen waarvoor Nederland verantwoordelijk is voor het beheer van het EU-ETS en die maritieme vervoersactiviteiten uitvoeren als bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten;
d. emissies van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen broeikasgassen veroorzaakt door luchtvaartactiviteiten als bedoeld onder a of maritiem vervoer als bedoeld onder c.
2 Nederland is ten aanzien van een vliegtuigexploitant administrerende lidstaat als bedoeld in het eerste lid, onder a:
a. indien de vliegtuigexploitant beschikt over een geldige vergunning als bedoeld in artikel 16 van de Luchtvaartwet die valt onder verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PbEU L 293);
b. in gevallen waarin de vliegtuigexploitant niet beschikt over een geldige, door een lidstaat overeenkomstig de verordening, genoemd onder a, verleende exploitatievergunning: indien aan Nederland het grootste deel van de geschatte luchtvaartemissies van door de betrokken vliegtuigexploitant in het basisjaar uitgevoerde vluchten kan worden toegeschreven als bedoeld in artikel 18bis, eerste lid, onder b, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.
3 Door vernummering vervallen.
4 Nederland is administrerende autoriteit voor een scheepvaartmaatschappij die wordt vermeld op de door de Europese Commissie gepubliceerde lijst van scheepvaartmaatschappijen die een in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vermelde maritieme vervoersactiviteit uitoefenen.
5 De toewijzing van emissierechten aan scheepvaartmaatschappijen en de inleveringsverplichting van emissierechten door scheepvaartmaatschappijen is van toepassing op:
a. 50% van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een Nederlandse haven naar een buiten de Europese Unie gelegen aanloophaven;
b. 50% van de emissies van schepen die reizen uitvoeren vanuit een buiten de Europese Unie gelegen aanloophaven naar een Nederlandse haven;
c. 100% van de emissies van schepen die reizen uitvoeren van een Nederlandse haven naar een binnen de Europese Unie gelegen aanloophaven en vice versa;
d. 100% van de emissies van schepen in een Nederlandse aanloophaven
5 Voor de toepasselijkheid van het tweede lid, aanhef en onder b, wordt uitgegaan van de meest actuele uitgave van de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 18bis, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten gepubliceerde lijst.
6 Bij de administratie van vliegtuigexploitanten neemt het bestuur van de emissieautoriteit de richtsnoeren in acht die de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 18bis, vierde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.

Artikel 16.39b Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de interpretatie van de luchtvaartactiviteiten, bedoeld in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. Deze regels voldoen in elk geval aan de richtsnoeren die de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 3 ter van genoemde richtlijn heeft vastgesteld.

Paragraaf 16.2.2.2

Monitoring en verslaglegging

Artikel 16.39c Vervallen

Artikel 16.39d 1 De ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of artikel 6, achtste lid, van de Verordening monitoring, rapportage en verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer vereiste goedkeuring wordt door het bestuur van de emissieautoriteit geweigerd, indien:
a. het monitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn bij bij of krachtens de genoemde verordeningen of bij of krachtens dit hoofdstuk;
b. het bestuur van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de vliegtuigexploitant of scheepvaartmaatschappij in staat is het monitoringsplan naar behoren uit te voeren.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op vluchten vermeld in artikel 16.39sb, eerste lid.

Artikel 16.39e Vervallen

Artikel 16.39f Vervallen

Artikel 16.39g Vervallen

Artikel 16.39h 1 De artikelen 16.12, 16.13, 16.14, 16.16, 16.17, 16.18 en 16.21 zijn van overeenkomstige toepassing op luchtvaartactiviteiten, met dien verstande dat in artikel 16.13, eerste lid, onder b, in plaats van «de artikelen 16.6 of 16.12» wordt gelezen: artikel 16.12.
2 De artikelen 16.13, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel b, 16.14 en 16.16 zijn van overeenkomstige toepassing op maritiem vervoer, met dien verstande dat:
a. voor «Verordening monitoring en rapportage emissiehandel» en «Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel» wordt gelezen «Verordening monitoring, rapportage en verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer»;
b. in artikel 16.13 voor «vergunninghouder» wordt gelezen «scheepvaartmaatschappij»; en
c. in artikel 16.16 voor «artikel 68» wordt gelezen «artikel 11bis».

Artikel 16.39i 1 Vliegtuigexploitanten brengen eenmaal per jaar en overeenkomstig het door de Europese Commissie op grond van artikel 14, vijfde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vastgestelde monitorings-, rapportage- en verificatiekader bij het bestuur van de emissieautoriteit verslag uit over de niet-CO2-effecten die zich vanaf 1 januari 2025 voordoen.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit legt een aanvraag van een vliegtuigexploitant die voldoet aan de in artikel 14, zesde lid, laatste alinea, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vermelde vereisten om een ontheffing van de publicatie van de op grond van artikel 14, zesde lid, onderdelen a en b, van de genoemde richtlijn geaggregeerde jaarlijkse emissie gerelateerde gegevens voor aan de Europese Commissie.

Paragraaf 16.2.2.3

Het toewijzen en verlenen van broeikasgasemissierechten

Artikel 16.39j 1 Een vliegtuigexploitant kan het bestuur van de emissieautoriteit verzoeken om kosteloze toewijzing van:
a. broeikasgasemissierechten voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2025. Het bestuur van de emissieautoriteit verleent uiterlijk op 30 juni van elk kalenderjaar binnen die periode aan een vliegtuigexploitant het aantal emissierechten dat hem krachtens dit onderdeel is toegewezen en maakt hier melding van in de Staatscourant.
b. broeikasgasemissierechten met betrekking tot de in artikel 3 quater, zesde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten genoemde brandstoffen voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2030.
2 Bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a worden geverifieerde emissies overgelegd over de in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten opgenomen luchtvaartactiviteiten die de vliegtuigexploitant in het referentiejaar heeft uitgevoerd.
3 De overgelegde geverifieerde emissies zijn bepaald en geregistreerd:
a. overeenkomstig een plan dat een beschrijving bevat van de wijze waarop de geverifieerde emissies worden bepaald, geregistreerd en bewaard;
b. met inachtneming van de krachtens het zevende lid, aanhef en onder a en b, gestelde regels.
4 Het plan, bedoeld in het derde lid, onder a, is goedgekeurd door het bestuur van de emissieautoriteit. Artikel 16.39d is van overeenkomstige toepassing.
5 Bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, berekent het bestuur van de emissieautoriteit het kostenverschil met toepassing van de door de Europese Commissie op grond van artikel 3 quater, zesde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vastgestelde regels voor de jaarlijkse berekening van genoemd kostenverschil en verleent aan een vliegtuigexploitant het aantal emissierechten dat hem krachtens genoemd onderdeel is toegewezen en maakt hier melding van in de Staatscourant.
6 De aanvraag wordt ten aanzien van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde periode ingediend op uiterlijk 31 maart van elk kalenderjaar.
7 Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van dit artikel regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de wijze waarop een tonkilometer wordt berekend;
b. het bepalen en registreren van geverifieerde emissies;
c. het indienen van een ontwerp van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;
d. het goedkeuren van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;
e. het actualiseren van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;
f. het melden van veranderingen en afwijkingen van een plan als bedoeld in het derde lid, onder a;
g. de wijze waarop een aanvraag om toewijzing van emissierechten dient te worden gedaan en de gegevens die door de aanvrager dienen te worden verstrekt.

Artikel 16.39k Het bestuur van de emissieautoriteit legt aanvragen die tijdig zijn ingediend en voldoen aan artikel 16.39j, derde lid voor wat betreft de eisen waaraan de onafhankelijke deskundige moet voldoen, voor aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 16.39l Vervallen

Artikel 16.39m Voor de jaren 2024 en 2025 wordt van het totale aantal broeikasgasemissierechten voor de luchtvaart, bedoeld in artikel 3 quater, vijfde en zevende lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, een gedeelte geveild. Het te veilen gedeelte wordt vastgesteld met toepassing van de in artikel 3 quinquies, eerste lid, van de genoemde richtlijn vermelde methode.

Artikel 16.39n Vervallen

Artikel 16.39o Vervallen

Artikel 16.39p Vervallen

Artikel 16.39q Vervallen

Artikel 16.39r Vervallen

Artikel 16.39s Vervallen

Paragraaf 16.2.2.3a

Compensatievereisten CORSIA eenheden

Artikel 16.39sa 1 Het is vliegtuigexploitanten die over een door Nederland afgegeven bewijs luchtvaartexploitant beschikken of in Nederland geregistreerd zijn toegestaan om overeenkomstig artikel 11 bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten de door de ICAO-raad aanvaarde eenheden te annuleren met betrekking tot de door het bestuur van de emissieautoriteit overeenkomstig artikel 12, zesde lid, van de genoemde richtlijn vastgestelde compensatievereisten.
2 Vliegtuigexploitanten annuleren de in het eerste lid vermelde eenheden met betrekking tot de door het bestuur van de emissieautoriteit vastgestelde compensatievereisten:
a. uiterlijk op 31 januari 2025 voor emissies in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023;
b. uiterlijk op 31 januari 2028 voor emissies in de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2026.

Artikel 16.39sb 1 De in deze wet overeenkomstig de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vastgestelde vereisten aangaande het inleveren van monitoringsplannen en het monitoren en rapporteren van emissies zijn vervuld:
a. voor ieder kalenderjaar in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2026 met betrekking tot vluchten tussen een luchthaven in Nederland en een luchthaven in een land buiten de gebieden waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is en waarmee overeenkomstig artikel 25 of 25 bis van de genoemde richtlijn een overeenkomst gesloten is met uitzondering van vluchten tussen een luchthaven in Nederland en een luchthaven in het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland;
b. voor ieder kalenderjaar in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2023 met betrekking tot vluchten tussen een luchthaven in Nederland en een luchthaven in een ultraperifeer gebied van een andere lidstaat als vermeld in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2 Bij de toepassing van het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 28 ter van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten gepleegde evaluatie in acht genomen.
3 Vliegtuigexploitanten zijn vrijgesteld van het inleveren van door de ICAO-raad aanvaarde eenheden voor vluchten tussen Nederland en de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten in ontwikkeling zoals gedefinieerd door de Verenigde Naties met uitzondering van landen met een bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking dat gelijk is aan of groter is dan het gemiddelde van de Europese Unie.
4 Voor de periode tot en met 31 december 2026 zijn vliegtuigexploitanten vrijgesteld van het inleveren van door de ICAO-raad aanvaarde eenheden voor vluchten:
a. tussen Nederland en landen en kleine eilandstaten in ontwikkeling die zijn opgenomen in de door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 25 bis, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vastgestelde uitvoeringshandeling;
b. tussen Nederland en landen buiten de gebieden waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is en die niet zijn opgenomen in de in onderdeel a genoemde uitvoeringshandeling met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland.
5 Bij de toepassing van afdeling 16.2.4 van deze wet en de bepalingen aangaande het monitoren en rapporteren van emissies en het inleveren en annuleren van door de ICAO-raad aanvaarde eenheden worden de emissies van vluchten anders dan de vluchten vermeld in het eerste lid, onderdelen a en b, beschouwd als geverifieerde emissies van de vliegtuigexploitant.
6 Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2026 wordt het totale aantal emissierechten dat geveild wordt verminderd met de toegewezen emissierechten voor vluchten vermeld in het eerste lid, onderdelen a en b.

Artikel 16.39sc Bij ministeriële regeling worden overeenkomstig artikel 11 bis, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten regels gesteld met betrekking tot het gebruik van de door de ICAO-raad aanvaarde eenheden.

Artikel 16.39sd 1 Het bestuur van de emissieautoriteit stelt de CORSIA-nalevingsperiodes vast.
2 Met toepassing van de door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 12, achtste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten vastgestelde methode berekent het bestuur van de emissieautoriteit:
a. jaarlijks de voorlopige compensatievereisten; en
b. de definitieve compensatievereisten aan het einde van de in het eerste lid genoemde nalevingsperiodes.
3 Het bestuur van de emissieautoriteit maakt uiterlijk op 30 november:
a. van elk kalenderjaar melding van de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde voorlopige compensatievereisten aan vliegtuigexploitanten die aan de in artikel 12, zesde lid, onderdelen a en b, van de genoemde richtlijn vermelde voorwaarden voldoen;
b. van het jaar volgend op het laatste jaar van de in het eerste lid genoemde nalevingsperiodes melding van de in het tweede lid, onderdeel b, genoemde definitieve compensatievereisten aan vliegtuigexploitanten die aan de in artikel 12, zesde lid, onderdelen a en b, van de genoemde richtlijn vermelde voorwaarden voldoen.

Paragraaf 16.2.2.4

De geldigheid van broeikasgasemissierechten, het inleveren van broeikasgasemissierechten, het annuleren van broeikasgasemissierechten en het compenseren van emissies in een ander kalenderjaar

Artikel 16.39t 1 Een vliegtuigexploitant levert met betrekking tot ieder kalenderjaar voor 1 oktober van het daarop volgende kalenderjaar ten minste een aantal broeikasgasemissierechten in, dat overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie gedurende het eerstbedoelde kalenderjaar van in bijlage I bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten opgenomen luchtvaartactiviteiten waarvoor die vliegtuigexploitant verantwoordelijk is en die op of na 1 januari 2012 hebben plaatsgevonden.
2 Een scheepvaartmaatschappij levert met betrekking tot ieder kalenderjaar voor 1 oktober van het daarop volgende kalenderjaar ten minste een aantal broeikasgasemissierechten in dat overeenkomt met de hoeveelheid van de totale emissie gedurende het eerstbedoelde kalenderjaar, zoals geverifieerd overeenkomstig de Verordening monitoring, rapportage en verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer en zoals berekend volgens het door de Commissie vastgestelde model-emissieverslag.
3 Ter bepaling van de hoeveelheid van de emissie, bedoeld in het tweede lid, worden de gegevens in acht genomen, die overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten in het EU-register voor de handel in emissierechten zijn opgenomen.
4 De in het tweede lid bedoelde emissierechten worden overeenkomstig het volgende schema ingeleverd:
a. 40% van de voor 2024 gerapporteerde geverifieerde emissies;
b. 70% van de voor 2025 gerapporteerde geverifieerde emissies;
c. 100% van de geverifieerde emissies die zijn gerapporteerd voor 2026 en elk daaropvolgend jaar.
5 In afwijking van het tweede en vierde lid mag een scheepvaartmaatschappij tot 31 december 2030 5% minder emissierechten inleveren dan de geverifieerde emissies voor schepen met ijsklasse 1A of 1A super of een gelijkwaardige ijsklasse, zoals vastgesteld op basis van aanbeveling 25/7 van de Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied.
6 Een scheepvaartmaatschappij voldoet tot 31 december 2030 aan de eisen bedoeld in het tweede lid indien een uitvoeringshandeling van de Europese Commissie als bedoeld in artikel 12, derde lid quinqies, derde lid quater en derde lid ter, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten dat bepaalt.
7 Indien de eindverantwoordelijkheid voor de aankoop van de brandstof of de exploitatie van een schip op grond van een contractuele regeling berust bij een ander dan de emissiegerechtigde scheepvaartmaatschappij, heeft die scheepvaartmaatschappij recht op terugbetaling door die ander van de kosten die voortvloeien uit het inleveren van de in het tweede en vierde lid bedoelde emissierechten door de emissiegerechtigde scheepvaartmaatschappij.
8 Door vernummering vervallen.
9 Artikel 16.37, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.39u Vervallen

Artikel 16.39v Artikel 16.36 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.39w Indien een vliegtuigexploitant ter voldoening aan artikel 16.39t, eerste lid of een scheepvaartmaatschappij ter voldoening aan artikel 16.39t, tweede lid, minder broeikasgasemissierechten heeft ingeleverd dan overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die hij gedurende het betrokken kalenderjaar heeft veroorzaakt, wordt het aantal broeikasgasemissierechten dat hij in het daarop volgende kalenderjaar ter uitvoering van dat artikellid dient in te leveren, van rechtswege verhoogd met het aantal broeikasgasemissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.

Afdeling 16.2.2A

Levering van brandstoffen aan de gebouwensector, de wegvervoerssector en overige sectoren

Paragraaf 16.2.2a.1

Algemeen

Artikel 16.39x 1 Deze afdeling is van toepassing op gereglementeerde entiteiten.
2 Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder «brandstof» verstaan: elk energieproduct, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Richtlijn 2003/96 van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PbEU 2003, L283), met inbegrip van de brandstoffen die zijn vermeld in tabel A en tabel C van bijlage I bij die richtlijn, alsmede elk ander product dat voor gebruik bedoeld is, als motor-of verwarmingsbrandstof te koop wordt aangeboden of wordt gebruikt als bedoeld in artikel 2, derde lid, van die richtlijn, ook voor de productie van elektriciteit.

Artikel 16.39y De rijksbelastingdienst en de netbeheerder voor gas als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Gaswet verstrekken op verzoek het bestuur van de emissieautoriteit de bij ministeriële regeling vast te stellen gegevens, voor zover die gegevens voor de uitvoering van deze afdeling noodzakelijk zijn.

Paragraaf 16.2.2a.2

Vergunning

Artikel 16.39z Het is vanaf 1 januari 2025 verboden om zonder vergunning van het bestuur van de emissieautoriteit de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen activiteiten uit te oefenen.

Artikel 16.39aa 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot inhoud van de vergunning, de wijze waarop de aanvraag om een vergunning moet geschieden, de gegevens die door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de beslissing op de aanvraag, en de wijze waarop die gegevens moeten worden verkregen.
2 Op de vergunningverlening zijn de artikelen 16.7, 16.9, 16.10 en 16.11 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat telkens voor «broeikasgasinstallatie» en «exploitant van de broeikasgasinstallatie» wordt gelezen «gereglementeerde entiteit».

Artikel 16.39ab 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan de vergunning wijzigen of aanvullen, de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken of voorschriften aan de vergunning verbinden, indien dit naar zijn oordeel nodig is in het belang van de goede werking van het systeem van handel in emissierechten.
2 Op aanvraag van de vergunninghouder kan het bestuur van de emissieautoriteit de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken of voorschriften aan de vergunning verbinden.
3 De verplichting tot het indienen van een emissieverslag blijft voor wat betreft het kalenderjaar waarin de beschikking tot intrekking van de vergunning van kracht is geworden, na intrekking van de vergunning op de laatste houder daarvan rusten, totdat aan die verplichting is voldaan, tenzij in het gehele jaar van intrekking de gereglementeerde entiteit geen activiteiten verricht.
4 Met betrekking tot de beslissing op grond van het eerste lid zijn de artikelen 16.7, 16.9 en 16.11 en met betrekking tot de beslissing op grond van het tweede lid de artikelen 16.39aa, 16.7, 16.9 tot en met 16.12 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat telkens:
a. voor «broeikasgasinstallatie» en «exploitant van de broeikasgasinstallatie» wordt gelezen «gereglementeerde entiteit»;
b. voor «artikel 16.5» wordt gelezen «artikel 16.39z».

Artikel 16.39ac 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan de vergunning intrekken indien deze afdeling niet meer van toepassing is op de gereglementeerde entiteit.
2 Met betrekking tot de beslissing ter zake is artikel 16.39ab, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.39ad 1 De vergunninghouder meldt aan het bestuur van de emissieautoriteit een verandering van naam of adres van de gereglementeerde entiteit.
2 Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van deze paragraaf regels worden gesteld met betrekking tot:
a. het melden door de gereglementeerde entiteit aan het bestuur van de emissieautoriteit van alle geplande wijzigingen in de aard van haar activiteiten of in de brandstoffen die zij tot verbruik uitslaat, waarvoor een aanpassing van de broeikasgasemissievergunning nodig zou zijn;
b. het melden door de gereglementeerde entiteit aan het bestuur van de emissieautoriteit van andere handelingen of omstandigheden;
c. het goedkeuren van veranderingen van het monitoringsplan.

Paragraaf 16.2.2a.3

Monitoring van emissies

Artikel 16.39ae 1 De gereglementeerde entiteit monitort vanaf 2025 de emissies die overeenstemmen met de hoeveelheden brandstof die tot verbruik zijn uitgeslagen en brengt hierover vanaf 2026 een emissieverslag uit.
2 De gereglementeerde entiteit die op 1 januari 2025 over een vergunning beschikt rapporteert haar historische emissies voor het jaar 2024 uiterlijk op 30 april 2025.
3 Op de monitoring, rapportage en verificatie van emissies zijn de artikelen 16.4a, 16.12, 16.13, 16.14, 16.15, 16.16, 16.17, 16.18 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat telkens:
a. voor «broeikasgasinstallatie» en «exploitant van de broeikasgasinstallatie» wordt gelezen «gereglementeerde entiteit»;
b. voor «artikel 16.5» wordt gelezen «artikel 16.39z»;
c. voor «artikel 16.6» wordt gelezen «artikel 16.39aa».

Artikel 16.39af 1 De gereglementeerde entiteit brengt vanaf 1 januari 2028 tot en met 2030 jaarlijks voor 1 mei verslag uit over het gemiddelde aandeel van de kosten in verband met de inlevering van emissierechten die zij het voorgaande jaar aan eindverbruikers heeft doorberekend.
2 Indien artikel 30 duodecies van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten van toepassing is brengt de gereglementeerde entiteit het in het eerste lid bedoelde verslag vanaf 1 januari 2029 uit.
3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop het verslag moet worden ingediend en de gegevens die door de gereglementeerde entiteit moeten worden verstrekt.

Artikel 16.39ag Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten behoeve van het betrouwbaar en nauwkeurig identificeren en documenteren van de precieze volumes van de tot verbruik uitgeslagen brandstoffen, mede ter voorkoming van dubbeltelling van emissies.

Paragraaf 16.2.2a.4

Het veilen, verlenen en inleveren van broeikasgasemissierechten

Artikel 16.39ah 1 Broeikasgasemissierechten worden overeenkomstig artikel 30 quinquies van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten geveild.
2 Artikel 16.23, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.39ai 1 Broeikasgasemissierechten worden overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten verleend aan de gereglementeerde entiteit.
2 Verlening van broeikasgasemissierechten vindt slechts plaats, indien aan de betreffende gereglementeerde entiteit een vergunning als bedoeld in artikel 16.39z is verleend.
3 Artikel 16.36 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.39aj 1 Met ingang van 1 januari 2028 levert de gereglementeerde entiteit voor 1 juni een hoeveelheid emissierechten in dat gelijk is aan de totale emissies van de gereglementeerde entiteit, die overeenstemmen met de hoeveelheid brandstoffen die zij in het voorgaande kalenderjaar tot verbruik heeft uitgeslagen, voor zover het de gereglementeerde activiteit betreft die bij algemene maatregel van bestuur is aanwezen.
2 Ter bepaling van de hoeveelheid van de emissie, bedoeld in het eerste lid, worden de gegevens in acht genomen, die overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten in het EU-register voor de handel in emissierechten zijn opgenomen.
3 Indien artikel 30 duodecies van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten van toepassing is, levert de gereglementeerde entiteit, in afwijking van het eerste lid, emissierechten in met ingang van 1 januari 2029.
4 Indien de gereglementeerde entiteit met betrekking tot een kalenderjaar minder emissierechten heeft ingeleverd dan noodzakelijk op grond van het eerste lid, wordt het aantal emissierechten dat hij in het daaropvolgende kalenderjaar dient in te leveren van rechtswege verhoogd met het aantal emissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.

Artikel 16.39ak Artikel 16.21, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «broeikasgasinstallaties» wordt gelezen «gereglementeerde entiteiten» en voor «artikel 16.5» wordt gelezen «16.39z».

Afdeling 16.2.3

De overgang van broeikasgasemissierechten en andere eenheden

Artikel 16.40 1 Een broeikasgasemissierecht dat overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten is verleend, is vatbaar voor overdracht indien alle bij de overdracht betrokken personen op hun naam een rekening hebben in het EU-register voor de handel in emissierechten. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op broeikasgasemissierechten die overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn verleend.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen broeikasgasemissierechten die zijn ontstaan in andere landen dan de lidstaten van de Europese Unie worden aangewezen als broeikasgasemissierechten die kunnen worden overgedragen of verkregen door een persoon op wiens naam in het EU-register voor de handel in emissierechten een rekening staat.
3 Een broeikasgasemissierecht is ook vatbaar voor andere overgang. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.41 1 De voor overdracht van een broeikasgasemissierecht vereiste levering geschiedt door:
a. afschrijving van het broeikasgasemissierecht van de rekening die in het EU-register voor de handel in emissierechten op naam staat van de persoon die het broeikasgasemissierecht overdraagt, en
b. bijschrijving op een rekening in een register als bedoeld onder a, die op naam staat van de persoon die het broeikasgasemissierecht verkrijgt.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elke overgang anders dan overdracht.
3 Elke overgang anders dan overdracht werkt tegenover derden eerst nadat het bestuur van de emissieautoriteit de overgang heeft geregistreerd.

Artikel 16.42 1 Nietigheid of vernietiging van de overeenkomst die tot de overdracht heeft geleid, of onbevoegdheid van degene die overdraagt, heeft, nadat de overdracht is voltooid, geen gevolgen voor de geldigheid van de overdracht.
2 Elk voorbehoud met betrekking tot de overdracht is uitgewerkt op het moment dat de overdracht tot stand is gekomen.
3 In afwijking van artikel 228 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek kan op een broeikasgasemissierecht geen recht van pand worden gevestigd.
4 Op een broeikasgasemissierecht kan geen recht van vruchtgebruik worden gevestigd.
5 Een broeikasgasemissierecht is niet vatbaar voor beslag.

Artikel 16.42a 1 De artikelen 16.40, eerste en vierde lid, 16.41 en 16.42 zijn van overeenkomstige toepassing op de overgang van emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden.
2 Voorzover het betreft de overgang van emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden, wordt voor de toepassing van de artikelen 16.40, eerste lid, en 16.41, eerste lid, onder «een register dat door de betrokken lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten is ingesteld» mede verstaan: een register dat overeenkomstig artikel 7, vierde lid, van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten is ingesteld door een in bijlage I bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering opgenomen Partij die het Protocol van Kyoto heeft bekrachtigd, zoals gespecificeerd in artikel 1, punt 7, van dat protocol.

Afdeling 16.2.4

Registratie van broeikasgasemissierechten en andere eenheden

Artikel 16.43 1 Het bestuur van de emissieautoriteit wordt aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in de Verordening EU-register handel in emissierechten.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit voert de taken die het heeft als bevoegde autoriteit voor het EU-register voor de handel in emissierechten uit in overeenstemming met de Verordening EU-register handel in emissierechten en draagt er zorg voor dat het register voldoet aan de vereisten die daaraan ingevolge de Verordening EU-register handel in emissierechten worden gesteld.
3 Als nationale administrateur als bedoeld in artikel 3, onder 2, van de Verordening EU-register handel in emissierechten wordt aangewezen een bij besluit van het bestuur van de emissieautoriteit aangewezen medewerker van de emissieautoriteit. Van een besluit als bedoeld in de eerste volzin wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
4 Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt aangewezen als betrokken instantie en desbetreffende instantie als bedoeld in de Verordening EU-register handel in emissierechten.
5 In het EU-register voor de handel in emissierechten kunnen naast broeikasgasemissierechten tevens emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden worden geregistreerd.

Artikel 16.44 1 Een ieder kan broeikasgasemissierechten, emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties, toegewezen eenheden en verwijderingseenheden bezitten.
2 In afwijking van het eerste lid is niet toegestaan het bezit van:
a. lange-termijn gecertificeerde emissiereducties als bedoeld in artikel 3, onder 9, van de Verordening EU-register handel in emissierechten (lCER);
b. voorlopige gecertificeerde emissiereducties als bedoeld in artikel 3, onder 11, van de Verordening EU-register handel in emissierechten (tCER).

Artikel 16.45 Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan regels stellen ter uitvoering van de Verordening EU-register handel in emissierechten.

Artikel 16.46 Emissiereductie-eenheden, gecertificeerde emissiereducties en verwijderingseenheden die aan het einde van de aanvullende periode voor het voldoen aan verplichtingen, bedoeld in het overeenkomstig het Protocol van Kyoto genomen besluit 13/CMP.1, op een rekening in het register voor handel in emissierechten zijn geregistreerd, worden geannuleerd.

Afdeling 16.2.5

Instemming met deelname aan projectactiviteiten

Artikel 16.46a Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder projectdeelnemer: persoon die een verzoek om instemming als bedoeld in artikel 16.46b, derde lid indient.

Artikel 16.46b 1 Dit artikel is van toepassing op projectactiviteiten in het kader van:
a. het mechanisme van gemeenschappelijke uitvoering, bedoeld in artikel 6 van het Protocol van Kyoto (JI), die buiten Nederland of buiten de Nederlandse exclusieve economische zone worden uitgevoerd;
b. het mechanisme voor schone ontwikkeling, bedoeld in artikel 12 van het Protocol van Kyoto (CDM).
2 Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan op verzoek van de projectdeelnemer instemming verlenen met deelname aan projectactiviteiten als bedoeld in het eerste lid en de met betrekking tot die activiteiten overeenkomstig het Protocol van Kyoto genomen besluiten.
3 De instemming wordt in ieder geval geweigerd, indien:
a. de deelname door de projectdeelnemer aan de projectactiviteit niet voldoet aan de eisen die in het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten aan die deelname zijn gesteld;
b. de projectdeelnemer zijn hoofdvestiging niet heeft in een staat die de internationale overeenkomst, bedoeld in artikel 11ter, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, heeft bekrachtigd, of in een staat of een subfederale of regionale entiteit die overeenkomstig artikel 25 van genoemde richtlijn aan het systeem van handel in broeikasgasemissierechten is gekoppeld, en
c. voor zover het gaat om projectactiviteiten voor het opwekken van elektriciteit door waterkracht met een opwekkingsvermogen van meer dan 20 MW: bij de projectactiviteit en de uitvoering daarvan de in artikel 11ter, zesde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde internationale normen en richtsnoeren, waaronder de richtlijnen van de Wereldcommissie Stuwdammen, niet in acht worden genomen.
4 Instemming kan worden geweigerd, indien:
a. van een andere projectactiviteit waarbij de projectdeelnemer is of was betrokken en waarvoor Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat instemming heeft verleend, is gebleken dat niet is voldaan aan de eisen die in het derde lid met betrekking tot die uitvoering zijn gesteld;
b. niet wordt voldaan aan de regels, bedoeld in het vijfde lid.
5 Bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de instemming, bedoeld in het tweede lid, met deelname aan projectactiviteiten.
6 Een verleende instemming omvat mede de machtiging van de betrokken projectdeelnemer, voorzover een dergelijke machtiging op grond van de artikelen 6, derde lid, en 12, negende lid, van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig dat protocol genomen besluiten is vereist. Indien de eerste volzin van toepassing is, wordt in de beslissing op het verzoek aangegeven dat de instemming mede de machtiging omvat.
7 Een verleende instemming kan worden ingetrokken, indien niet meer wordt voldaan aan de eisen, gesteld in het derde lid, onder a of b, of, voor zover van toepassing, onder c, of de nadere regels, bedoeld in het vijfde lid.
8 Bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan worden bepaald dat voor het verlenen van instemming een vergoeding is verschuldigd. In dat geval worden bij die regeling tevens nadere regels gesteld met betrekking tot de hoogte van de vergoeding en de wijze waarop deze moet worden betaald.
9 Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat stelt bij hem berustende informatie over projectactiviteiten waarvoor hij instemming heeft verleend, voor het publiek beschikbaar. Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16.46c Vervallen