Hoofdstuk 16
Handel in emissierechten
Titel 16.2Broeikasgassen en broeikasgasemissierechten
Afdeling 16.2.1Broeikasgasinstallaties
Paragraaf 16.2.1.1Algemeen
Artikel 16.2 1 Een emissie van een broeikasgas in de lucht wordt uitgedrukt in tonnen kooldioxide-equivalent.Artikel 16.2a 1 Deze afdeling is, met uitzondering van paragraaf 16.2.1.3, mede van toepassing op het transport van CO2 (CCS).
2 Voor de toepassing van deze afdeling op het transport van CO2 (CCS) wordt onder «de exploitant van de broeikasgasinstallatie» verstaan: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de transportactiviteit verricht of aan wie een doorslaggevende economische zeggenschap over het technisch functioneren van die activiteit is overgedragen.
Artikel 16.2b 1 De artikelen 16.24 tot en met 16.30a zijn van overeenkomstige toepassing op broeikasgasinstallaties die op grond van artikel 27, eerste lid of artikel 27bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten zijn uitgesloten van het systeem van handel in broeikasgasemissierechten.
2 Het eerste lid geldt met ingang van 1 januari van het eerste kalenderjaar van de betrokken handelsperiode.
3 Indien een broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27, derde lid of artikel 27bis, tweede lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten weer is opgenomen in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten omdat de door die broeikasgasinstallatie veroorzaakte emissies de in artikel 27, eerste lid, van die richtlijn opgenomen hoeveelheid overschrijden, is het eerste lid niet langer van toepassing en is deze afdeling, met uitzondering van artikel 16.37, op die broeikasgasinstallatie van toepassing met ingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de broeikasgasinstallatie niet meer voldoet aan de voorwaarden voor uitsluiting. Artikel 16.37 is van toepassing met ingang van 1 januari van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de broeikasgasinstallatie niet meer aan bedoelde voorwaarden voldoet.
4 Indien een broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten weer is opgenomen in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten omdat de maatregelen die een gelijkwaardige bijdrage leveren tot emissiereductie, niet langer van toepassing zijn, is het eerste lid niet langer van toepassing en is deze afdeling, met uitzondering van artikel 16.37, op die broeikasgasinstallatie van toepassing met ingang van de dag volgend op de dag waarop bedoelde maatregelen zijn vervallen. Artikel 16.37 is van toepassing met ingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin bedoelde maatregelen zijn vervallen.
5 Indien een broeikasgasinstallatie op grond van artikel 27, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten weer is opgenomen in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten blijft de broeikasgasinstallatie in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten gedurende de rest van de in artikel 11, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde periode waarin ze werd ingevoerd.
Artikel 16.3 Onder broeikasgasinstallaties worden mede begrepen broeikasgasinstallaties binnen de Nederlandse exclusieve economische zone.
Artikel 16.4 Een wijziging van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten of van een bijlage bij die richtlijn gaat voor de toepassing van deze titel gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij een besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
Artikel 16.4a 1 Het bestuur van de emissieautoriteit draagt er zorg voor dat alle besluiten en verslagen die verband houden met de hoeveelheid emissierechten en de toewijzing daarvan en met de bewaking, rapportage en verificatie van emissies onverwijld op passende wijze openbaar worden gemaakt.
2 Artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 16.2.1.2
Vergunning
Artikel 16.5 1 Het is verboden zonder vergunning van het bestuur van de emissieautoriteit een broeikasgasinstallatie te exploiteren.2 Een aanvraag om een vergunning kan naar keuze van de aanvrager betrekking hebben op één of meer broeikasgasinstallaties die worden geëxploiteerd op dezelfde locatie.
Artikel 16.6 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanvraag om een vergunning moet geschieden, de gegevens en de bescheiden die door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de beslissing op de aanvraag, en de wijze waarop die gegevens moeten worden verkregen.
2 Bij of krachtens de maatregel wordt in ieder geval bepaald dat de aanvrager een monitoringsplan, alsmede de in artikel 12, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel bedoelde ondersteunende documenten bij de aanvraagt indient.
3 Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde krachtens het eerste of tweede lid.
Artikel 16.7 Het bestuur van de emissieautoriteit beslist binnen vier maanden op de aanvraag om een vergunning.
Artikel 16.8 1 Het bestuur van de emissieautoriteit zendt het monitoringsplan dat is ingediend bij de aanvraag om een vergunning krachtens artikel 16.5, aan het bestuursorgaan dat voor de broeikasgasinstallatie waarop de aanvraag betrekking heeft, bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen, dan wel, in geval voor de broeikasgasinstallatie het in artikel 40, tweede lid, van de Mijnbouwwet vervatte verbod geldt, Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit stelt het betrokken andere bestuursorgaan, bedoeld in het eerste lid, gedurende vier weken in de gelegenheid advies uit te brengen over het monitoringsplan met het oog op de samenhang tussen dit plan en de betrokken omgevingsvergunning, dan wel de betrokken aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 16.9 Het bestuur van de emissieautoriteit draagt er bij de beslissing op de aanvraag zorg voor dat geen strijd ontstaat met regels die met betrekking tot de broeikasgasinstallatie gelden, gesteld bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk, hoofdstuk 8 van deze wet of afdeling 2.2, hoofdstuk 4, afdeling 5.1 of hoofdstuk 16 van de Omgevingswet.
Artikel 16.10 De vergunning wordt geweigerd indien het monitoringsplan niet voldoet aan de eisen die daaraan bij of krachtens de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, dit hoofdstuk of, voor zover van toepassing, artikel 24, derde lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde verordening zijn gesteld dan wel indien door verlening anderszins strijd zou ontstaan met regels die met betrekking tot de broeikasgasinstallatie gelden, gesteld bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk, of indien het bestuur van de emissieautoriteit van oordeel is dat onvoldoende is gewaarborgd dat de aanvrager in staat is het monitoringsplan naar behoren uit te voeren.
Artikel 16.11 1 In een vergunning wordt duidelijk aangegeven waarop zij betrekking heeft. De vergunning vermeldt de naam en het adres van de exploitant van de broeikasgasinstallatie, waarop de vergunning betrekking heeft.
2 Het monitoringsplan maakt in ieder geval deel uit van de vergunning. De overige onderdelen van de aanvraag om de vergunning maken deel uit van de vergunning, voorzover dat in de vergunning is aangegeven.
Artikel 16.11a Vervallen
Artikel 16.12 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel en met betrekking tot:
a. de monitoring van emissies;
b. het emissieverslag;
c. andere personen dan de vergunninghouder krachtens artikel 16.5, die bij de uitvoering van het monitoringsplan zijn betrokken.
Artikel 16.13 1 De vergunninghouder wijzigt het monitoringsplan zo spoedig mogelijk, indien:
a. wijziging van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel daartoe aanleiding geeft;
b. de krachtens de artikelen 16.6 of 16.12 gestelde regels daartoe aanleiding geven;
c. het bestuur van de emissieautoriteit daarom verzoekt.
2 De vergunninghouder legt op verzoek van het bestuur van de emissieautoriteit de meest actuele versie van het monitoringsplan over.
Artikel 16.13a 1 Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van deze paragraaf regels gesteld met betrekking tot het melden aan het bestuur van de emissieautoriteit van:
a. het beëindigen van de werking van een broeikasgasinstallatie;
b. het niveau van in bedrijf zijn van een broeikasgasinstallatie.
2 Bij ministeriële regeling kan ter uitvoering van deze paragraaf worden bepaald dat ook andere handelingen of omstandigheden aan het bestuur van de emissieautoriteit moeten worden gemeld.
3 Bij ministeriële regeling kunnen tevens regels worden gesteld met betrekking tot het goedkeuren van veranderingen van het monitoringsplan.
Artikel 16.14 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordening verificatie en accreditatie emissiehandel.
Artikel 16.15 Het bestuur van de emissieautoriteit zendt op verzoek het betrokken andere bestuursorgaan, bedoeld in artikel 16.8, eerste lid, een exemplaar van het voor de betrokken broeikasgasinstallatie opgestelde emissieverslag en het bijbehorende verificatierapport.
Artikel 16.16 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar waarin het emissieverslag overeenkomstig artikel 68 van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel moet worden ingediend, vaststellen dat dit verslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij genoemde verordening of bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld. Het bestuur van de emissieautoriteit kan de beslissing voor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt voor het in de eerste volzin genoemde tijdstip schriftelijk mededeling gedaan aan degene die het emissieverslag heeft ingediend. De mededeling omvat de reden voor de verdaging.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit kan na het tijdstip, genoemd in het eerste lid, onderscheidenlijk, indien toepassing is gegeven aan de tweede volzin van dat lid, na het tijdstip dat met toepassing van die volzin is vastgesteld alsnog vaststellen dat het emissieverslag niet voldoet aan de eisen die daaraan bij de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel of bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld, indien:
a. degene die overeenkomstig artikel 68 van de genoemde verordening bij het bestuur van de emissieautoriteit een emissieverslag heeft ingediend, in dat verslag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en verstrekking van juiste of volledige gegevens zou hebben geleid tot de vaststelling van een andere jaarvracht,
b. het betrokken emissieverslag anderszins onjuist was en de betrokken persoon dit wist of behoorde te weten.
3 De bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vervalt tien jaren na afloop van het kalenderjaar, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 16.17 Voordat het bestuur van de emissieautoriteit toepassing geeft aan artikel 70, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel, stelt het degene, die ingevolge artikel 68 van genoemde verordening het emissieverslag heeft ingediend of had moeten indienen, in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen, tenzij de ambtshalve vaststelling plaatsvindt conform de door de exploitant van de broeikasgasinstallatie aangeleverde gegevens.
Artikel 16.18 1 Het bestuur van de emissieautoriteit geeft desgevraagd aan een ieder kosteloos inzage in en verstrekt tegen vergoeding van ten hoogste de kosten een exemplaar van een emissieverslag dat bij hem is ingediend.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit geeft vooraf kennis van de mogelijkheid tot inzage in en van de verkrijgbaarheid van het emissieverslag. De kennisgeving wordt gedaan op zodanige wijze dat het daarmee beoogde doel zo goed mogelijk wordt bereikt.
Artikel 16.19 1 Een voor een broeikasgasinstallatie verleende vergunning geldt voor een ieder die de broeikasgasinstallatie exploiteert. Deze draagt ervoor zorg dat het monitoringsplan wordt nageleefd.
2 De vergunninghouder meldt aan het bestuur van de emissieautoriteit een verandering van exploitant van de broeikasgasinstallatie en een verandering van naam of adres van de vergunninghouder of, indien dit een ander is, van de exploitant van de broeikasgasinstallatie.
Artikel 16.20 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan de vergunning wijzigen of aanvullen, de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken of voorschriften aan de vergunning verbinden, indien dit naar zijn oordeel nodig is in het belang van de goede werking van het systeem van handel in emissierechten.
2 Met betrekking tot de beslissing ter zake zijn de artikelen 16.7, 16.8, 16.9 en 16.11 van overeenkomstige toepassing.
3 In een geval als bedoeld in artikel 16.19, tweede lid, wijzigt het bestuur van de emissieautoriteit de vergunning overeenkomstig de melding.
Artikel 16.20a 1 Op aanvraag van de vergunninghouder kan het bestuur van de emissieautoriteit de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken of voorschriften aan de vergunning verbinden.
2 Met betrekking tot de beslissing ter zake, met uitzondering van het besluit tot intrekking van de emissievergunning, zijn de artikelen 16.6 tot en met 16.12 van overeenkomstige toepassing. Op het besluit tot intrekking van de emissievergunning zijn de artikelen 16.6, 16.7 en 16.9 tot en met 16.12 van overeenkomstige toepassing.
3 De verplichting tot het indienen van een emissieverslag als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel blijft, voor wat betreft het kalenderjaar waarin de beschikking tot intrekking van de vergunning van kracht is geworden, na intrekking van de vergunning op de laatste houder daarvan rusten, totdat aan die verplichting is voldaan, tenzij in het gehele jaar van intrekking geen broeikasgasinstallatie aanwezig is.
Artikel 16.20b Vervallen
Artikel 16.20c 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan een vergunning intrekken, indien:
a. met betrekking tot de broeikasgasinstallaties de omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit is ingetrokken;
b. deze afdeling niet meer op de broeikasgasinstallatie van toepassing is.
2 Met betrekking tot de beslissing ter zake is artikel 16.20a, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.21 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot broeikasgasinstallaties waarvoor het in artikel 16.5, vervatte verbod geldt en die behoren tot een bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel aangewezen categorie, regels worden gesteld, die nodig zijn in het belang van de goede werking van het systeem van handel in emissierechten. Bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel kan worden bepaald dat bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.
2 Bij of krachtens de maatregel kan met betrekking tot daarbij aangegeven onderwerpen worden bepaald dat het bestuur van de emissieautoriteit bij het verlenen of wijzigen van de vergunning daaraan voorschriften kan verbinden. Bij of krachtens de maatregel kan worden bepaald dat de voorschriften van de bij onderscheidenlijk krachtens de maatregel gestelde regels kunnen afwijken. Bij of krachtens de maatregel kan tevens worden bepaald in welke mate de voorschriften van die regels kunnen afwijken en kan worden bepaald dat slechts kan worden afgeweken in daarbij aangegeven categorieën van gevallen.
Artikel 16.22 Vervallen
Paragraaf 16.2.1.3
Het toewijzen en verlenen van broeikasgasemissierechten
Subparagraaf 16.2.1.3.1Het veilen en kosteloos toewijzen van broeikasgasemissierechten
Artikel 16.23 1 Overeenkomstig artikel 10 en, in voorkomend geval, artikel 29bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten worden broeikasgasemissierechten die niet overeenkomstig deze paragraaf kosteloos worden toegewezen, geveild.2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van de Verordening inzake tijdstippen, beheer en andere aspecten van veiling van broeikasgasemissierechten.
Artikel 16.24 1 Onverminderd artikel 16.31 beslist het bestuur van de emissieautoriteit per handelsperiode over de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten.
2 De kosteloze toewijzing geschiedt overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, ter implementatie van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inhoud en de totstandkoming van het nationale toewijzingsbesluit.
Artikel 16.25 De berekening van de aantallen broeikasgasemissierechten met het oog op kosteloze toewijzing geschiedt overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.
Artikel 16.26 Bij de in artikel 16.25 bedoelde berekening wordt de in artikel 9 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten bedoelde lineaire factor toegepast, voor zover de in artikel 16.25 bedoelde uitvoeringsmaatregelen daartoe nopen.
Artikel 16.27 1 In geval een bedrijfstak of een deeltak die overeenkomstig artikel 10ter, eerste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten geacht wordt te zijn blootgesteld aan een significant weglekrisico wordt voor de handelsperiode die aanvangt op 1 januari 2021 van de voor dat geval berekende aantallen broeikasgasemissierechten 100% kosteloos toegewezen.
2 In afwijking van het eerste lid wordt van de aantallen broeikasgasemissierechten die voor een handelsperiode zijn berekend voor broeikasgasinstallaties als bedoeld in artikel 16.2b, eerste lid, 0% kosteloos toegewezen.
3 Andere bedrijfstakken en deeltakken krijgen tot 2026 kosteloze emissierechten toegewezen ten belope van 30% van de hoeveelheid die op grond van artikel 10bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten is bepaald. Na 2026 worden kosteloze toewijzingen met gelijke hoeveelheden verminderd om in 2030 een hoeveelheid kosteloze toewijzing van 0% te bereiken.
Artikel 16.28 1 Geen kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten vindt plaats voor:
a. het opwekken van elektriciteit, tenzij de elektriciteit met restgassen wordt geproduceerd;
b. broeikasgasinstallaties in bedrijfstakken en deeltakken voor zover deze onder andere maatregelen vallen die het risico op koolstoflekkage aanpakken;
c. de verbranding van brandstoffen in broeikasgasinstallaties voor de verbranding van stedelijk afval.
2 De kosteloos toegewezen rechten worden met 20 procent verminderd in de volgende gevallen:
a. indien voor een installatie de verplichting geldt om een energie-audit uit te voeren op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie en de aanbevelingen van het verslag van de energie-audit of van het energiebeheersysteem, bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie, niet worden uitgevoerd, tenzij de terugverdientijd voor de betrokken investeringen meer dan drie jaar bedraagt of de kosten van die investeringen onevenredig zijn; of
b. exploitanten van broeikasgasinstallaties waarvan de broeikasgasemissieniveaus hoger zijn dan 80 procent van de emissieniveaus voor de relevante productbenchmarks, die uiterlijk op 1 mei 2024 geen klimaatneutraliteitsplan voor elk van die installaties hebben opgesteld of de intermediaire streefdoelen en mijlpalen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, niet zijn geverifieerd of verwezenlijkt.
3 De hoeveelheid kosteloos toegewezen emissierechten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt niet verminderd als een exploitant aantoont dat hij andere maatregelen heeft uitgevoerd die resulteren in broeikasgasemissiereducties die gelijkwaardig zijn aan de in het verslag van de energie-audit of door het energiebeheersysteem voor de betrokken installatie aanbevolen emissiereducties.
4 Het klimaatneutraliteitsplan, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, bevat in ieder geval:
a. maatregelen en investeringen om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken op installatie- of bedrijfsniveau, met uitzondering van het gebruik van koolstofcompensatiekredieten;
b. intermediaire streefdoelen en mijlpalen om uiterlijk op 31 december 2025 en vervolgens uiterlijk op 31 december van elke volgende vijf jaar de vooruitgang te meten die is geboekt bij het bereiken van klimaatneutraliteit als bedoeld in onderdeel a;
c. een raming van het effect van elk van de in onderdeel a bedoelde maatregelen en investeringen met betrekking tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen.
5 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, wordt bij ministeriële regeling de hoeveelheid kosteloze emissierechten voor de productie van producten in Annex I van de Verordening koolstofcorrectie aan de grens vastgesteld overeenkomstig de percentages genoemd in artikel 10bis, lid 1a, tweede paragraaf, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.
Artikel 16.29 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten;
b. het aanleveren van gegevens met het oog op die toewijzing;
c. de verificatie van de aan te leveren gegevens;
d. de berekening van de aantal broeikasgasemissierechten met het oog op die toewijzing;
e. de uitvoering van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste en eenentwintigste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld.
Artikel 16.30 1 Op de voorbereiding van het nationale toewijzingsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2 Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
3 In afwijking van artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht wordt het nationale toewijzingsbesluit uiterlijk 9 maanden na de dag waarop de aanvraag uiterlijk moet worden ingediend vastgesteld.
4 In afwijking van artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het vastgestelde nationale toewijzingsbesluit bekendgemaakt in de Staatscourant. Het nationale toewijzingsbesluit wordt tevens toegezonden aan de Europese Commissie.
Artikel 16.30a 1 Indien het nationale toewijzingsbesluit naar aanleiding van de beoordeling door de Europese Commissie overeenkomstig de artikelen 10bis, vijfde lid, 11, derde lid, 27, eerste en tweede lid, en 27 bis, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten niet behoeft te worden gewijzigd, wordt daarvan mededeling gedaan in de Staatscourant.
2 Indien het nationale toewijzingsbesluit naar aanleiding van de in het eerste lid bedoelde beoordeling, dan wel op basis van overige aanwijzingen of aanvullingen van de Europese Commissie, geheel of gedeeltelijk moet worden gewijzigd, stelt het bestuur van de emissieautoriteit het nationale toewijzingsbesluit opnieuw vast.
3 Artikel 16.30, eerste tot en met derde lid, is niet van toepassing. Artikel 16.30, vierde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.31 1 Indien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State met toepassing van artikel 20.5a een tussenuitspraak heeft gedaan, wijzigt het bestuur van de emissieautoriteit het nationale toewijzingsbesluit met inachtneming van die uitspraak. Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
2 Het besluit tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit wordt genomen binnen tien weken na de dag waarop de tussenuitspraak, bedoeld in artikel 20.5a, in het openbaar is uitgesproken.
3 Voor de toepassing van dit hoofdstuk vervangt een met toepassing van het eerste lid gewijzigd nationaal toewijzingsbesluit het oorspronkelijke nationale toewijzingsbesluit.
Artikel 16.32 1 De exploitant van de broeikasgasinstallatie, die kan worden aangemerkt als nieuwkomer als bedoeld in artikel 3, onder h, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten, kan het bestuur van de emissieautoriteit verzoeken om kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten. De toewijzing geschiedt overeenkomstig artikel 10bis, zevende lid, en de op grond van artikel 10bis, eerste lid, door de Europese Commissie gestelde regels en, indien het betreft een activiteit die op grond van artikel 24 van genoemde richtlijn in het systeem van handel in broeikasgasemissierechten is opgenomen, overeenkomstig artikel 24, tweede lid, van genoemde richtlijn.
2 De artikelen 16.24, tweede lid, en 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Een op grond van het eerste lid genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten wordt toegezonden aan de Europese Commissie.
4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan en kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de procedure met betrekking tot de behandeling van een dergelijk verzoek.
Artikel 16.33 Vervallen
Artikel 16.33a Indien de Europese Commissie op grond van artikel 24bis van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten uitvoeringsmaatregelen heeft vastgesteld, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de kosteloze toewijzing en verlening van broeikasgasemissierechten voor projecten die de emissie van broeikasgassen verlagen maar waarop deze titel niet van toepassing is. Deze regels voldoen aan genoemde uitvoeringsmaatregelen.
Artikel 16.34 Vervallen
Subparagraaf 16.2.1.3.2
Wijziging van toewijzingsbesluiten
Artikel 16.34a Indien de Europese Commissie op grond van artikel 10ter van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten de groep bedrijfstakken en deeltakken die geacht worden een koolstofweglekrisico te lopen, aanpast, en het bedrijfstakken of deeltakken betreft die in Nederland zijn gevestigd, wijzigt het bestuur van de emissieautoriteit een overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die de Europese Commissie op grond van artikel 10ter van die richtlijn heeft vastgesteld. De artikelen 16.24, tweede lid, en 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.Artikel 16.34b 1 Een overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten kan overeenkomstig de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen die de Europese Commissie op grond van artikel 10bis, eerste en eenentwintigste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten heeft vastgesteld, worden gewijzigd of ingetrokken:
a. indien de werking van een broeikasgasinstallatie wordt beëindigd, of
b. indien het niveau van in bedrijf zijn van de broeikasgasinstallatie wordt verminderd of verhoogd in de zin van artikel 10bis, twintigste lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
3 De artikelen 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.34c 1 Een overeenkomstig deze afdeling genomen besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten kan tevens worden gewijzigd of ingetrokken, indien:
a. degene die de broeikasgasinstallatie exploiteert, onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid, of
b. het besluit anderszins onjuist was en degene die de broeikasgasinstallatie exploiteert, dit wist of behoorde te weten.
2 De artikelen 16.25 tot en met 16.29 zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Een besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de betrokken broeikasgasinstallatie worden gewijzigd indien acht jaren zijn verstreken sedert de dag waarop het besluit is bekendgemaakt.
Artikel 16.34d Bij intrekking of wijziging op grond van artikel 16.34b of artikel 16.34c kan worden bepaald dat de intrekking of wijziging terugwerkt tot en met een bij dat besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 16.34e Op de voorbereiding van een krachtens artikel 16.34a, 16.34b of 16.34c genomen besluit, voor zover een dergelijk besluit strekt tot wijziging van het nationale toewijzingsbesluit, zijn artikel 16.30, vierde lid, van deze wet en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Subparagraaf 16.2.1.3.3
Het verlenen van broeikasgasemissierechten
Artikel 16.35 1 Broeikasgasemissierechten worden overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten verleend aan de exploitant van de broeikasgasinstallatie. Verlening van broeikasgasemissierechten vindt slechts plaats, indien voor de betrokken broeikasgasinstallatie een vergunning als bedoeld in artikel 16.5, is verleend.2 Het bestuur van de emissieautoriteit verleent voor een broeikasgasinstallatie als bedoeld in artikel 16.32, eerste lid, het aantal broeikasgasemissierechten dat overeenkomstig dat lid aan die broeikasgasinstallatie is toegewezen. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16.35a Vervallen
Artikel 16.35b Vervallen
Artikel 16.35c 1 Het bestuur van de emissieautoriteit kan broeikasgasemissierechten die, gelet op de wijziging van het daaraan ten grondslag liggende toewijzingsbesluit, onverschuldigd zijn verleend, terugvorderen van de exploitant van de broeikasgasinstallatie. Indien de exploitant van de broeikasgasinstallatie, onvoldoende broeikasgasemissierechten bezit, kan een met de waarde van die rechten corresponderend bedrag worden teruggevorderd.
2 Het bestuur van de emissieautoriteit kan het terug te vorderen bedrag dat met de waarde van de onverschuldigd verleende broeikasgasemissierechten correspondeert, bij dwangbevel invorderen.
3 Het bestuur van de emissieautoriteit kan broeikasgasemissierechten die, gelet op de wijziging van het daaraan ten grondslag liggende toewijzingsbesluit, onverschuldigd zijn verleend, verrekenen met de hoeveelheid voor de exploitant van de broeikasgasinstallatie, te verlenen broeikasgasemissierechten voor de daarop volgende handelsperiode.
4 Terugvordering vindt niet plaats voor zover na de dag waarop het besluit houdende kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten is bekendgemaakt, acht jaren zijn verstreken.
5 Bij het bepalen van de waarde van een broeikasgasemissierecht, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, wordt uitgegaan van de gemiddelde marktprijs van een dergelijk recht op het moment van terugvordering. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gemiddelde marktprijs van een broeikasgasemissierecht wordt bepaald.
Paragraaf 16.2.1.4
De geldigheid van broeikasgasemissierechten, het inleveren van broeikasgasemissierechten, het annuleren van broeikasgasemissierechten en het compenseren van emissies in een ander kalenderjaar
Artikel 16.36 1 Een broeikasgasemissierecht dat met ingang van 1 januari 2013 is verleend, is voor onbepaalde tijd geldig.2 Een broeikasgasemissierecht dat met ingang van 1 januari 2021 is verleend, bevat een aanduiding waaruit blijkt in welke periode van tien jaar te rekenen vanaf 1 januari 2021 het is verstrekt en is geldig voor emissies met ingang van het eerste jaar van die periode.
3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
Artikel 16.37 1 Onverminderd artikel 30, tiende lid, van de Verordening EU-register handel in emissierechten, levert de exploitant van de broeikasgasinstallatie, niet zijnde een broeikasgasinstallatie voor de verbranding van stedelijk afval, met betrekking tot ieder kalenderjaar voor 1 oktober van het daarop volgende kalenderjaar ten minste een aantal broeikasgasemissierechten, niet zijnde broeikasgasemissierechten die zijn verleend krachtens afdeling 16.2.2, in, dat overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die de broeikasgasinstallatie in het eerstbedoelde kalenderjaar heeft veroorzaakt.
2 Ter bepaling van de hoeveelheid van de emissie, bedoeld in het eerste lid, worden de gegevens in acht genomen, die overeenkomstig de Verordening EU-register handel in emissierechten in het EU-register voor de handel in emissierechten zijn opgenomen.
3 Voor emissies van broeikasgassen die geacht worden te zijn afgevangen en gebruikt op zo een manier dat ze permanent chemisch in een product worden gebonden en bij normaal gebruik, waaronder normale activiteiten die plaatsvinden na het einde van de levensduur van het product, niet in de atmosfeer terecht komen, ontstaat geen verplichting om broeikasgasemissierechten in te leveren.
4 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de voorschriften om te beoordelen of broeikasgassen permanent chemisch in een product zijn gebonden.
Artikel 16.37a Vervallen
Artikel 16.37b Vervallen
Artikel 16.38 Vervallen
Artikel 16.39 Indien de exploitant van de broeikasgasinstallatie, ter voldoening aan artikel 16.37, eerste lid, met betrekking tot een kalenderjaar minder broeikasgasemissierechten heeft ingeleverd dan overeenkomt met de hoeveelheid van de emissie, die de broeikasgasinstallatie gedurende dat kalenderjaar heeft veroorzaakt, wordt het aantal broeikasgasemissierechten dat hij in het daarop volgende kalenderjaar ter uitvoering van dat artikel dient in te leveren, van rechtswege verhoogd met het aantal broeikasgasemissierechten dat hij te weinig had ingeleverd.