Vreemdelingenwet 2000 (VW)


Hoofdstuk 7

Rechtsmiddelen

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 69 1 In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift vier weken.
2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de beroepstermijn één week, indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28:
a. is afgewezen binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen, dat niet de dagen van de rust- en voorbereidingstermijn omvat;
b. niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30;
c. niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a;
d. is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b; of
e. buiten behandeling is gesteld op grond van artikel 30c.
3 In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht is het instellen van beroep als bedoeld in de artikelen 94 en 96 tegen een besluit als bedoeld in artikel 93 niet aan enige termijn gebonden. De termijn voor het instellen van het hoger beroep, bedoeld in artikel 95, bedraagt één week.
4 In afwijking van het eerste lid bedraagt de beroepstermijn één week, indien een overdrachtsbesluit is genomen op grond van artikel 62b.

Artikel 70 1 In afwijking van de artikelen 2:1, tweede en derde lid, en 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht wordt het bezwaar, administratief beroep, het beroep op de rechtbank of het hoger beroep ingesteld door de vreemdeling in persoon, zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn bijzondere gemachtigde, zijn referent of een advocaat.
2 Indien de vreemdeling van zijn vrijheid is ontnomen kan hij het bezwaar, administratief beroep, het beroep op de rechtbank of hoger beroep ook instellen door middel van de schriftelijke verklaring, bedoeld in artikel 451a van het Wetboek van Strafvordering

Artikel 71 Op het beroep tegen een besluit, genomen op grond van de artikelen 43 en 45, vierde lid, zijn de artikelen 70, eerste lid, en 89 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 71a 1 In afwijking van artikel 8:89, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd tot behandeling van een verzoek als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van die wet tot vergoeding van schade die een vreemdeling lijdt als gevolg van een onrechtmatig besluit ten aanzien van deze vreemdeling als zodanig.
2 In afwijking van artikel 8:94, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is artikel 8:10a, eerste tot en met derde lid, van die wet niet van overeenkomstige toepassing indien het verzoek wordt behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Afdeling 2

Regulier

Paragraaf 1

Algemeen

Artikel 72 1 Deze afdeling is van toepassing indien de afdelingen 3 en 5 van dit hoofdstuk niet van toepassing zijn.
2 Een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een machtiging tot voorlopig verblijf, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld met een beschikking omtrent een verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens deze wet.
3 Voor de toepassing van deze afdeling wordt met een beschikking tevens gelijkgesteld een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig, waaronder begrepen het niet verlenen van de verblijfsvergunning overeenkomstig artikel 14, tweede lid
4 Voor de toepassing van deze afdeling wordt met een beschikking eveneens gelijk gesteld een kennisgeving als bedoeld in artikel 62a, eerste lid of artikel 62b, eerste lid.

Artikel 72a Artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op een verzoek tot vergoeding van schade die een vreemdeling lijdt als gevolg van een onrechtmatige handeling van dit bestuursorgaan ten aanzien van deze vreemdeling als zodanig. Artikel 71a is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 73 1 De werking van het besluit tot afwijzing van de aanvraag of de intrekking van de verblijfsvergunning wordt opgeschort totdat de termijn voor het maken van bezwaar of het instellen van administratief beroep is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, totdat op het bezwaar of administratief beroep is beslist.
2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de aanvraag is afgewezen dan wel de verblijfsvergunning is ingetrokken op de grond, bedoeld in artikel:
a. 16, eerste lid, onder a of d;
b. 18, eerste lid, onder e, en indien het een gecombineerde vergunning betreft, onder g;
c. 21, eerste lid, onder c of d;
d. artikel 22, tweede lid, onder c of d;
e. 45b, tweede lid, onder d of e.
3 Het eerste lid is voorts niet van toepassing indien het besluit inhoudt de afwijzing van een herhaalde aanvraag of indien het bezwaarschrift of het administratief beroepschrift niet tijdig is ingediend.
4 Het eerste lid is evenmin van toepassing indien de vreemdeling rechtens zijn vrijheid is of wordt ontnomen op grond van artikel 59, 59a of 59b.
5 Het eerste lid is, voor zover het betreft de opschortende werking gedurende de termijn voor het maken van bezwaar of het instellen van administratief beroep zolang geen bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, niet van toepassing op de verplichting, bedoeld in artikel 62, eerste lid of artikel 62c, eerste lid.

Artikel 74 Vervallen

Paragraaf 2

Bezwaar

Artikel 75 Vervallen

Artikel 76 1 Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking omtrent de afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf, bedoeld in artikel 1a, onderdeel b, de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 of 20, dan wel de ongewenstverklaring, bedoeld in artikel 67, wordt in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
2 Onverminderd artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan de beslissing worden verdaagd voor ten hoogste dertien weken indien naar het oordeel van Onze Minister voor de beoordeling van het bezwaarschrift advies van of onderzoek door derden of het openbaar ministerie nodig is.

Paragraaf 3

Administratief beroep

Artikel 77 1 Tegen een ter uitvoering van deze wet genomen beschikking die niet door of namens Onze Minister is genomen, met uitzondering van een beschikking als bedoeld in artikel 72, tweede lid, kan bij Onze Minister administratief beroep worden ingesteld.
2 In afwijking van het eerste lid staat geen administratief beroep open tegen een beschikking die is gegeven op grond van de artikelen 6, 6a en 50, tweede, derde en vierde lid, en tegen de ophouding op grond van artikel 50a, eerste lid.

Paragraaf 4

Beroep op de rechtbank

Artikel 78 Indien een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan teneinde uitzetting te voorkomen voordat is beslist op het bezwaar of het administratief beroep, dat is gericht tegen de beschikking tot afwijzing van de aanvraag of intrekking van de verblijfsvergunning, beslist de voorzieningenrechter van de rechtbank zoveel mogelijk tevens over dat bezwaar of administratief beroep.

Afdeling 3

Asiel

Paragraaf 1

Algemeen

Artikel 79 1 Deze afdeling is slechts van toepassing indien beroep wordt ingesteld tegen:
a. een besluit omtrent een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 en 33;
b. een besluit omtrent een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33;
c. een besluit omtrent de intrekking van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling op wiens document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is geplaatst dan wel omtrent het wijzigen of schrappen van die aantekening;
d. een besluit omtrent tijdelijke bescherming of toepassing van artikel 45, vierde lid, indien de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze over het voornemen van dat besluit te geven.
2 Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit als bedoeld in de artikelen 43 en 45, vierde lid.
3 Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing indien in de voornemenprocedure, bedoeld in de artikelen 39 en 41, de vreemdeling tevens in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze te geven over het voornemen niet ambtshalve een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 te verlenen dan wel over het voornemen om de uitzetting of overdracht niet op grond van artikel 64 achterwege te laten.

Artikel 80 Vervallen

Paragraaf 2

Beroep op de rechtbank

Artikel 81 In afwijking van de artikelen 8:41, eerste lid, en 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt door de griffier geen griffierecht geheven.

Artikel 82 1 De werking van het besluit omtrent een verblijfsvergunning wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien:
a. de aanvraag niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30;
b. de aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a, met uitzondering van artikel 30a, eerste lid, onderdeel c;
c. de aanvraag is afwezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, met uitzondering van artikel 30b, eerste lid, onderdeel h;
d. de aanvraag buiten behandeling is gesteld op grond van artikel 30c;
e. de aanvraag is afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Awb, onder verwijzing naar een besluit waarin met toepassing van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag; of
f. het een besluit als bedoeld in artikel 43 of 45, vierde lid, betreft.
3 Het eerste lid is niet van toepassing indien het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
4 Het eerste lid is, voor zover het betreft de opschortende werking gedurende de beroepstermijn zolang geen beroep is ingesteld, niet van toepassing op de verplichting, bedoeld in artikel 62, eerste lid.
5 Het tweede lid, onder a en b, en het derde lid zijn niet van toepassing, indien de vreemdeling tijdelijke bescherming heeft.
6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het recht om al dan niet in afwachting van de uitspraak op een verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland te mogen verblijven.

Artikel 83 1 De rechtbank houdt bij de beoordeling van het beroep rekening met:
a. feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn aangevoerd, en
b. wijzigingen van beleid die na het bestreden besluit zijn bekendgemaakt.
2 Met de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt slechts rekening gehouden indien deze relevant kunnen zijn voor:
a. de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33;
b. de beschikking omtrent de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33;
c. een besluit omtrent de intrekking van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling op wiens document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is geplaatst dan wel omtrent het wijzigen of schrappen van die aantekening;
d. de ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14, dan wel het achterwege laten van de uitzetting of overdracht op grond van artikel 64.
3 Met de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt geen rekening gehouden voor zover de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.
4 Indien de indiener van het beroepschrift zich beroept op feiten of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, maar deze niet aanstonds aannemelijk maakt, stelt de rechtbank hem zo nodig in de gelegenheid deze feiten of omstandigheden binnen een door de rechtbank te bepalen termijn alsnog aannemelijk te maken, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.
5 Onze Minister laat de wederpartij en de rechtbank zo spoedig mogelijk schriftelijk weten of de gegevens, bedoeld in het eerste lid, aanleiding zijn voor handhaving, wijziging of intrekking van het bestreden besluit. De rechtbank kan daarvoor een termijn stellen.
6 Indien Onze Minister zich beroept op gegevens als bedoeld in het eerste lid, biedt de rechtbank de vreemdeling de gelegenheid om daarop schriftelijk te reageren.
7 Het vijfde en zesde lid zijn niet van toepassing indien:
a. aan een schriftelijke reactie redelijkerwijs geen behoefte bestaat;
b. deze gegevens niet relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33 of de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33, een beschikking omtrent de intrekking van de EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen van een vreemdeling op wiens document, bedoeld in artikel 9, de aantekening, bedoeld in artikel 45c, eerste lid, is geplaatst, of omtrent de ambtshalve verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 14, dan wel het achterwege laten van de uitzetting of overdracht op grond van artikel 64;
c. de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd.

Artikel 83.0a Indien beroep is ingesteld tegen een besluit dat een gelijke strekking heeft als een besluit dat eerder ten aanzien van de indiener van het beroepschrift is genomen, zal dit besluit, ook bij het ontbreken van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden of een relevante wijziging van het recht, worden beoordeeld als ware het een eerste afwijzing indien hier wegens bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende, feiten en omstandigheden, de noodzaak toe bestaat.

Artikel 83a De toetsing van de rechtbank omvat een volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.

Artikel 83b 1 Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 is afgewezen binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal dagen, dat niet de dagen van de rust- en voorbereidingstermijn omvat, doet de rechtbank binnen vier weken na het instellen van het beroep uitspraak.
2 Indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 is afgewezen in andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, doet de rechtbank binnen drieëntwintig weken na het instellen van het beroep uitspraak.
3 In afwijking van het tweede lid doet de rechtbank binnen vier weken na het instellen van het beroep uitspraak, indien de aanvraag:
a. niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30;
b. niet-ontvankelijk is verklaard op grond van artikel 30a;
c. is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b;
d. is afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Awb, onder verwijzing naar een besluit waarin met toepassing van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag; of
e. buiten behandeling is gesteld op grond van artikel 30c.
4 In de gevallen, bedoeld in het eerste en derde lid, is artikel 8:52, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 4

Hoger beroep

Artikel 83c 1 Op het hoger beroep zijn de titels 8.1 tot en met 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 8:1 tot en met 8:5, 8:6, eerste lid, 8:7 tot en met 8:9, 8:10a, eerste tot en met derde lid, 8:13, 8:41, tweede lid, 8:54, tweede lid, 8:55, en 8:74, voor zover in deze wet niet anders is bepaald.
2 Artikel 8:108, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
3 Deze afdeling, met uitzondering van artikel 86, is van overeenkomstige toepassing op het incidenteel hoger beroep. Voor zover nodig in afwijking van artikel 8:110 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de termijnen voor het instellen van incidenteel hoger beroep als bedoeld in het tweede lid van dat artikel en voor het naar voren brengen van de zienswijze, bedoeld in het derde lid van dat artikel, gelijk aan de termijn voor het instellen van hoger beroep.
4 De artikelen 8:110 tot en met 8:112 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op een hoger beroep:
a. als bedoeld in artikel 95, eerste lid;
b. inzake een terugkeerbesluit of een inreisverbod, tenzij dat besluit of verbod deel uitmaakt van of wordt opgelegd tegelijk met het besluit op een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, 20, 28 of 33, dan wel ingevolge artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht wordt betrokken bij het hoger beroep tegen een dergelijk besluit.

Artikel 84 In afwijking van artikel 8:104, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht staat geen hoger beroep open tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank:
a. over een besluit of handeling op grond van artikel 6, eerste lid, artikel 6a, eerste lid, hoofdstuk 4 of hoofdstuk 5;
b. over een visum voor een verblijf van 90 dagen of minder;
c. na toepassing van artikel 78, of
d. over de toekenning van de vergoeding, bedoeld in artikel 106.

Artikel 85 1 In aanvulling op artikel 6:5, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank.
2 Een grief omschrijft het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen.
3 Indien niet is voldaan aan het eerste of tweede lid, aan artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, of aan het eerste lid of tweede lid van dit artikel

Artikel 86 1 In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een kortere termijn stellen.
2 In afwijking van artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt door de secretaris geen griffierecht geheven, indien hoger beroep wordt ingesteld tegen een uitspraak die is gedaan met toepassing van afdeling 3 van dit hoofdstuk.
3 In afwijking van artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht wordt door de secretaris geen griffierecht geheven voor een verzoek om voorlopige voorziening indien hoger beroep wordt ingesteld tegen een uitspraak die is gedaan met toepassing van afdeling 3 van dit hoofdstuk.

Artikel 87 Vervallen

Artikel 88 Vervallen

Artikel 89 1 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt het hoger beroep met toepassing van afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht.
2 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doet uiterlijk drieëntwintig weken na ontvangst van het beroepschrift uitspraak.

Artikel 90 In afwijking van artikel 8:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een verzoek om wraking van een lid van de enkelvoudige kamer behandeld door een enkelvoudige kamer waarin de rechter wiens wraking is verzocht geen zitting heeft.

Artikel 91 1 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan zich bij haar uitspraak beperken tot een beoordeling van de aangevoerde grieven.
2 Indien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat een aangevoerde grief niet tot vernietiging kan leiden, kan zij zich bij de vermelding van de gronden van haar uitspraak beperken tot dit oordeel.

Artikel 92 In afwijking van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht kan de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij zijn uitspraak op een verzoek om voorlopige voorziening ook onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak doen, indien het verzoek niet ter zitting is behandeld.

Artikel 92a Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:104, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht.

Afdeling 5

Bijzondere rechtsmiddelen

Artikel 93 1 Een aanwijzing op grond van artikel 6, eerste, tweede of derde lid, artikel 6a, of op grond van artikel 55, eerste lid, de ophouding en de verlenging van de ophouding bedoeld in artikel 50, tweede, derde en vierde lid, de ophouding bedoeld in artikel 50a, eerste lid, en een ingevolge hoofdstuk 5 van deze wet genomen maatregel strekkende tot vrijheidsbeperking of vrijheidsontneming worden voor de toepassing van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht gelijkgesteld met een besluit.
2 In afwijking van artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht wordt door de griffier geen griffierecht geheven.

Artikel 94 1 Uiterlijk op de achtentwintigste dag na de bekendmaking van een besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in de artikelen 6, 6a, 58, 59, 59a en 59b, stelt Onze Minister de rechtbank hiervan in kennis, tenzij de vreemdeling voordien zelf beroep heeft ingesteld. Zodra de rechtbank de kennisgeving heeft ontvangen wordt de vreemdeling geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
2 Indien aan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, een besluit tot weigering van toegang tot Nederland is uitgereikt, wordt het beroep, bedoeld in het eerste lid, geacht mede een beroep tegen dit besluit te omvatten.
3 Het tweede lid is niet van toepassing indien tussen de uitreiking van het besluit tot weigering van toegang tot Nederland en het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel meer dan achtentwintig dagen zijn verstreken.
4 De rechtbank bepaalt onmiddellijk het tijdstip van het onderzoek ter zitting. De zitting vindt uiterlijk op de veertiende dag na ontvangst van het beroepschrift dan wel de kennisgeving plaats. De rechtbank roept de vreemdeling op om in persoon dan wel in persoon of bij raadsman en Onze Minister om bij gemachtigde te verschijnen teneinde te worden gehoord. In afwijking van artikel 8:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de in dat artikel bedoelde termijn niet worden verlengd.
5 De rechtbank doet mondeling of schriftelijk uitspraak. De schriftelijke uitspraak wordt binnen zeven dagen na de sluiting van het onderzoek gedaan. In afwijking van artikel 8:66, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de in dat artikel bedoelde termijn niet worden verlengd.
6 Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met deze wet dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond. In dat geval beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
7 Het eerste, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit tot verlenging van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59, zesde lid, of artikel 59b, vijfde lid. In afwijking van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Artikel 95 1 In afwijking van artikel 84, onder a, staat tegen de uitspraak van de rechtbank, bedoeld in artikel 94, vijfde lid, hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2 Afdeling 4 is van toepassing. In afwijking van artikel 84, onder d, strekt het hoger beroep zich ook uit over de toekenning van schadevergoeding, bedoeld in artikel 106.
3 In afwijking van de artikelen 8:41, eerste lid, en 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht wordt door de secretaris geen griffierecht geheven.

Artikel 96 1 Indien het beroep, bedoeld in artikel 94, ongegrond is verklaard en de vreemdeling beroep instelt tegen het voortduren van de vrijheidsontneming, sluit de rechtbank het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. In afwijking van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2 De rechtbank doet mondeling of schriftelijk uitspraak. De schriftelijke uitspraak wordt binnen zeven dagen na de sluiting van het onderzoek gedaan. In afwijking van artikel 8:66, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de in dat artikel bedoelde termijn niet worden verlengd.
3 Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met deze wet dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond. In dat geval beveelt de rechtbank de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.

Artikel 97 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de wijze van horen van de vreemdeling.

Artikel 98 1 In afwijking van artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht kan de vreemdeling zich bij de gehoren ingevolge de artikelen 94 en 96 uitsluitend door één of meer van zijn raadslieden doen bijstaan.
2 De raadsman wordt bij het horen in de gelegenheid gesteld de nodige opmerkingen te maken.
3 Als raadsman wordt slechts toegelaten een in Nederland ingeschreven advocaat alsmede de persoon bedoeld in artikel 16b dan wel 16h van de Advocatenwet indien deze samenwerkt met een in Nederland ingeschreven advocaat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 16e respectievelijk 16j van de Advocatenwet. Onder raadsman wordt ook verstaan de rechtshulpverlener die in dienst is van de Stichting Rechtsbijstand Asiel die terzake van de vrijheidsontnemende maatregelen relevante opleiding en ervaring bezit, en
a. aan wie door een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
b. die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek het doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.

Artikel 99 1 De vreemdeling is steeds bevoegd een of meer raadslieden te kiezen.
2 Daartoe is ook zijn wettige vertegenwoordiger of zijn bijzondere gemachtigde bevoegd.
3 Kan de vreemdeling zijn wil te dien aanzien niet doen blijken en heeft hij geen wettelijke vertegenwoordiger of bijzondere gemachtigde, dan is zijn echtgenoot of de meest gerede van zijn hier te lande verblijvende bloed- of aanverwanten, tot de vierde graad ingesloten, tot die keuze bevoegd. De voorzieningenrechter kan ambtshalve één of meer raadslieden toevoegen indien de in de voorgaande volzin bedoelde personen niet in staat worden geacht de keuze binnen redelijke termijn te maken.
4 De ingevolge het tweede of derde lid gekozen raadsman treedt af zodra de vreemdeling zelf een raadsman heeft gekozen.

Artikel 100 1 Op verzoek van de vreemdeling wordt hem een raadsman toegevoegd zodra hem ingevolge deze wet zijn vrijheid is ontnomen. Artikel 99, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 Bevoegd tot het geven van een last tot toevoeging aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand is de voorzieningenrechter van de rechtbank in het rechtsgebied waarvan de vreemdeling zich bevindt. Ingeval hoger beroep is ingesteld op grond van artikel 95, is de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevoegd tot het geven van de last tot toevoeging aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
3 Voorzover de wet niet op andere wijze in de toevoeging voorziet, kan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand aan de vreemdeling op diens verzoek een raadsman toevoegen.
4 Een overeenkomstig het voorgaande lid gedaan verzoek wordt ingewilligd in gevallen waarin aannemelijk is dat de vreemdeling niet in staat is de kosten van een gekozen raadsman te dragen en waarin ook overigens, naar het oordeel van dat bureau, voldoende grond voor toevoeging bestaat.

Artikel 101 1 Bij verhindering of ontstentenis van de toegevoegde raadsman wordt zo nodig aan de vreemdeling onverwijld een andere raadsman toegevoegd.
2 Op verzoek van de toegevoegde raadsman of van de vreemdeling kan een andere raadsman worden toegevoegd.
3 Toevoeging van een andere raadsman geschiedt door het bureau bedoeld in artikel 100, tweede of derde lid.
4 Blijkt van de verhindering of ontstentenis van de raadsman pas tijdens het gehoor ingevolge de artikelen 94 en 96, dan geeft de voorzitter van de kamer last tot toevoeging van een andere raadsman aan het bureau bedoeld in artikel 100, tweede of derde lid.

Artikel 102 Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gegeven omtrent de beloning van toegevoegde raadslieden, met inbegrip van advocaten die overeenkomstig artikel 101 als raadsman optreden, en de vergoeding van hun onkosten.

Artikel 103 Indien Onze Minister dit wenselijk oordeelt kan hij de beloning en vergoeding van een toevoeging ingevolge de artikelen 100 of 101 verhalen op de goederen van de vreemdeling. Met betrekking tot de wijze van verhaal en de berekening van de te verhalen bedragen worden regelen gesteld bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel 104 De raadsman heeft vrije toegang tot de vreemdeling. Hij kan hem alleen spreken en met hem brieven wisselen zonder dat van de inhoud door anderen kennis wordt genomen, een en ander onder het vereiste toezicht en met in achtneming van ingevolge deze wet gestelde regelen met betrekking tot het voor de ruimte of plaats, waar de vreemdeling zich bevindt, geldende regime.

Artikel 105 Met betrekking tot de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen ingevolge de artikelen 94 tot en met 101 zijn de artikelen 36b tot en met 36e, 36g, 36h en 36n van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

Artikel 106 1 Indien de rechtbank de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming of -beperking beveelt, dan wel de vrijheidsontneming of -beperking reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, kan zij aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat. De artikelen 534 en 536 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de vreemdeling na het indienen van zijn verzoek is overleden, geschiedt de toekenning ten behoeve van zijn erfgenamen.
2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de opheffing van de maatregel strekkende tot vrijheidsontneming of -beperking beveelt.