Uitvoeringswet EG-bewijsverordening (Uw EG-bwv)


§ 2

Verzoeken uit een andere lidstaat aan een gerecht of centraal orgaan in Nederland

Artikel 4 Verzoeken en kennisgevingen uit een andere lidstaat uit hoofde van de verordening aan een aangezocht gerecht of het centraal orgaan kunnen worden gesteld in de Engelse taal.

Artikel 5 Het aangezochte gerecht kan, indien dit voor een goede uitvoering van het verzoek nodig wordt geoordeeld, de stukken door een beëdigd vertaler in het Nederlands doen vertalen.

Artikel 6 Vervallen

Artikel 7 In geval van doorzending van een verzoek om een handeling tot het verkrijgen van bewijs te verrichten ingevolge artikel 9, tweede lid, van de verordening, is het gerecht waaraan het verzoek wordt doorgezonden aan deze doorzending gebonden.

Artikel 8 1 Het aangezochte gerecht kan aan de deelname van partijen en hun vertegenwoordigers ingevolge artikel 13, derde lid, van de verordening en de deelname van vertegenwoordigers van het gerecht ingevolge artikel 14, vierde lid, van de verordening voorwaarden stellen uit het oogpunt van een goede procesorde. In het bijzonder kan het aangezochte gerecht bepalen dat partijen, hun vertegenwoordigers dan wel vertegenwoordigers van het verzoekende gerecht de bewijsverkrijging bijwonen door middel van een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding.
2 Het centraal orgaan kan aan de rechtstreekse verrichting van een handeling tot het verkrijgen van bewijs ingevolge artikel 19, vierde lid, van de verordening voorwaarden stellen uit het oogpunt van een goede procesorde.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste en tweede lid bedoelde voorwaarden.
4 Indien een gerecht als bedoeld in artikel 19, vierde lid, tweede zin, aan de rechtstreekse bewijsverkrijging deelneemt om te garanderen dat dit artikel correct wordt toegepast en de voorwaarden in acht worden genomen, maakt het deelnemende gerecht na afloop van de bewijsverkrijging een proces-verbaal van bevindingen op. In dit proces-verbaal wordt verslag gedaan van het verloop van de bewijsverkrijging en de naleving van de gestelde voorwaarden. Het deelnemende gerecht verzendt dit proces-verbaal na afloop van de bewijsverkrijging aan het centraal orgaan.

Artikel 9 1 Het aangezochte gerecht kan bepalen welke der partijen zorg draagt voor de oproeping uit hoofde van een verzoek om een bewijshandeling te verrichten op grond van artikel 12 van de verordening.
2 Oproepingen uit hoofde van een verzoek om een bewijshandeling te verrichten op grond van artikel 12 van de verordening die niet door één der partijen worden verricht geschieden door de griffier van het aangezochte gerecht.

Artikel 10 De kosten van de uitvoering van een verzoek om een bewijshandeling te verrichten komen ten laste van de Staat, behoudens de kosten van de oproeping waarvan ingevolge artikel 22, tweede lid, van de verordening door het verzoekende gerecht terugbetaling plaatsvindt en de kosten die ingevolge artikel 9, eerste lid, voor rekening van partijen komen.

Artikel 11 Een afwijzende beslissing op grond van artikel 12, derde of vierde lid, artikel 16, tweede lid, en artikel 19, zevende lid, van de verordening wordt beschouwd als een beschikking waartegen voor partijen in de hoofdprocedure hoger beroep openstaat overeenkomstig de vierde afdeling van titel 7 van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met dien verstande dat het hoger beroep de werking niet schorst, tenzij de rechter anders heeft bepaald, en dient te worden ingesteld binnen een termijn van vier weken te rekenen vanaf de dag van de beslissing.