Beginselenwet Justitiële jeugdinrichtingen (BJJI)


Hoofdstuk XI

Informatie, hoor- en mededelingsplicht en dossier

Artikel 60 1 De directeur draagt zorg dat de jeugdige bij binnenkomst in de inrichting, schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, op de hoogte wordt gesteld van zijn bij of krachtens deze wet gestelde rechten en plichten.
2 De jeugdige wordt hierbij in het bijzonder gewezen op diens bevoegdheid:
a. een bezwaar- of verzoekschrift in te dienen overeenkomstig hoofdstuk IV;
b. zich te wenden tot de maandcommissaris van de commissie van toezicht overeenkomstig hoofdstuk XII;
c. een klaag- of beroepschrift in te dienen overeenkomstig de hoofdstukken XIII, XIV en XV.

Artikel 61 1 De directeur stelt de jeugdige in de gelegenheid te worden gehoord, zoveel mogelijk in een voor de jeugdige begrijpelijke taal, alvorens hij beslist omtrent:
a. de weigering op het verzoek tot deelname aan een scholings- en trainingsprogramma, bedoeld in artikel 3, zesde lid, alsmede de beëindiging van de deelname aan een scholings- en trainingsprogramma, bedoeld in artikel 3, vijfde lid;
b. de weigering of de intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder te brengen, bedoeld in artikel 16;
c. de voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg, bedoeld in artikel 22a, derde lid, op een afdeling voor intensieve behandeling, bedoeld in artikel 22b, derde lid, of een individuele trajectafdeling, bedoeld in artikel 22c, vijfde lid;
d. de uitsluiting van het verblijf in de groep of van deelname aan activiteiten en de verlenging daarvan, bedoeld in artikel 23, derde lid, en 24, eerste lid, aanhef en onder a of b, onderscheidenlijk artikel 23, vierde lid en 24, tweede lid, alsmede verlenging van de uitsluiting van verblijf in de groep, bedoeld in artikel 23, tweede lid;
e. de plaatsing in afzondering en de verlenging hiervan, bedoeld in artikel 25, eerste lid, op de grond van artikel 24, eerste lid, onder a of b, onderscheidenlijk artikel 25, derde lid, en de toepassing van artikel 26;
f. de tijdelijke plaatsing en de verlenging hiervan, bedoeld in artikel 27, eerste onderscheidenlijk derde lid;
g. de beperking en de intrekking van verlof, bedoeld in de artikelen 29, tweede lid, 30, derde en vierde lid;
h. het onderzoek in het lichaam, bedoeld in artikel 36, eerste lid;
i. het gedogen van een geneeskundige handeling, bedoeld in artikel 37;
j. het verrichten van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 51d, onder a of b;
k. de bevestiging door mechanische middelen, bedoeld in artikel 38, eerste lid;
l. de oplegging van een disciplinaire straf, bedoeld in artikel 55 en de toepassing van de artikelen 56 en 57, derde lid;
m. de observatie door middel van een camera, bedoeld in de artikelen 25a, eerste lid, en 55a, eerste lid.
2 Van het horen van de jeugdige wordt aantekening gehouden.
3 Toepassing van het eerste lid, onder d, e, f, g, h, i en k kan achterwege blijven indien:
a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;
b. de gemoedstoestand van de jeugdige daaraan in de weg staat.
Dit laat onverlet dat de jeugdige zo spoedig mogelijk achteraf alsnog wordt gehoord.
4 Indien de beslissing tot
a. de uitsluiting van verblijf in de groep of van deelname aan activiteiten en de verlenging hiervan, bedoeld in artikel 23, derde lid, en 24, eerste lid, onder a en b, onderscheidenlijk artikel 23, vierde lid, en 24, tweede lid, alsmede de verlenging van uitsluiting van verblijf in de groep, bedoeld in artikel 23, tweede lid;
b. de plaatsing in afzondering, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, op de grond van artikel 24, eerste lid, onder a en b, en de verlenging hiervan, bedoeld in artikel 25, derde lid;
wordt genomen door een afdelingshoofd, stelt deze de jeugdige in de gelegenheid te worden gehoord.
5 Een jeugdige vreemdeling wordt bij binnenkomst in de inrichting geïnformeerd over zijn recht de consulaire vertegenwoordiger van zijn land van zijn detentie op de hoogte te laten stellen.

Artikel 62 1 De directeur geeft de jeugdige van elke beslissing als bedoeld in artikel 61, eerste lid, onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling.
2 De directeur geeft de jeugdige op de in het eerste lid omschreven wijze een mededeling omtrent:
a. de weigering van verzending of uitreiking van een brief of ander poststuk dan wel van bijgesloten voorwerpen als bedoeld in artikel 41, vierde lid;
b. de weigering van de toelating tot de jeugdige van een bepaald persoon of bepaalde personen als bedoeld in artikel 43, derde lid;
c. het verbod van het voeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken als bedoeld in artikel 44, derde lid;
d. de weigering van een contact met een vertegenwoordiger van de media als bedoeld in artikel 45, eerste lid.
3 In de gevallen, genoemd in het tweede lid, kan de mededeling achterwege blijven, indien de beslissing van de directeur strekt ter uitvoering van een beperking die aan de jeugdige is opgelegd ingevolge de artikelen 62, 62a en 76 van het Wetboek van Strafvordering.
4 De jeugdige wordt in de mededeling, bedoeld in het eerste en tweede lid, gewezen op de mogelijkheid van het verzoeken om bemiddeling, bedoeld in hoofdstuk XII of het instellen van beklag, bedoeld in hoofdstuk XIII, de wijze waarop en de termijn waarbinnen zulks dient te geschieden, alsmede op de mogelijkheid tot het doen van een verzoek aan de voorzitter van de beroepscommissie om hangende de uitspraak op het klaagschrift de tenuitvoerlegging van de beslissing geheel of gedeeltelijk te schorsen.

Artikel 63 1 De directeur draagt zorg dat ten dienste van het verblijf van de jeugdige een dossier wordt aangelegd, waarin in ieder geval de volgende gegevens worden vastgelegd:
a. rapporten uitgebracht door of aan de inrichting betreffende de tenuitvoerlegging van de aan de jeugdige opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;
b. het perspectiefplan;
c. op schrift gestelde samenvattingen van besprekingen voor zover betrekking hebbende op de vaststelling en de wijziging van het verblijfs- en behandelplan;
d. evaluatieverslagen;
e. opname- en ontslaggegevens;
f. de aantekening omtrent de oplegging van een disciplinaire straf als bedoeld in artikel 58, eerste lid;
g. adviezen en aantekeningen als bedoeld in artikel 6:6:31, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld inzake de eisen waaraan het dossier ten minste moet voldoen, de gegevens die daarin moeten worden vastgelegd, het recht op inzage of afschrift van het dossier door de betrokken jeugdige en zijn ouders of voogd, stiefouders of pleegouders dan wel de gecertificeerde instelling en de beperkingen daarop, de termijn gedurende welke het dossier moet worden bewaard, de wijze waarop het dossier moet worden beheerd, bewaard en, na afloop van de bewaartermijn, vernietigd, alsmede de overdracht van gegevens in geval van een overplaatsing van de jeugdige.
3 Met toepassing van het bepaalde in artikel 464 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn de artikelen 454, 455 en 456 van dit boek niet van overeenkomstige toepassing.