Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (geldt in geval van niet-digitaal procederen) (Rv)


Eerste Boek

De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad

Elfde titel

Cassatie

Eerste afdeling

Vorderingsprocedures aan cassatie onderworpen

Artikel 398 Partijen kunnen beroep in cassatie instellen van:
1°. uitspraken, die hetzij in eerste en hoogste ressort hetzij in hoger beroep zijn gewezen;
2°. vonnissen die in eerste ressort op tegenspraak zijn gewezen, indien partijen nadien zijn overeengekomen het hoger beroep over te slaan.


Artikel 399 Het beroep in cassatie staat niet open voor hem die zijn bezwaren kan doen herstellen door dezelfde rechter bij wie de zaak heeft gediend.

Artikel 400 Het beroep in cassatie staat niet open voor hem, die in de uitspraak heeft berust.

Artikel 401 Vervallen

Artikel 401a 1 Van uitspraken, waarbij een voorlopige voorziening wordt toegestaan of geweigerd, kan beroep in cassatie worden ingesteld voordat de einduitspraak is gewezen.
2 Van andere tussenvonnissen of tussenarresten kan beroep in cassatie slechts tegelijk met dat van het eindvonnis of eindarrest worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald of artikel 75, eerste lid, van toepassing is.

Artikel 401b 1 Van een bij verstek gewezen uitspraak kan de niet-verschenen partij geen beroep in cassatie instellen.
2 Zij kan echter, indien een der andere partijen beroep in cassatie instelt, bij de Hoge Raad verweer voeren en zelfs incidenteel beroep in cassatie instellen.

Artikel 401c 1 Indien het beroep in cassatie van een bij verstek gewezen uitspraak wordt ingesteld, terwijl verzet nog open staat, kan de verweerder niet meer verzet doen, indien hij heeft gebruik gemaakt van de bevoegdheid, hem in artikel 401b, tweede lid, toegekend.
2 Ingeval van verzet vervalt het geding bij de Hoge Raad, onverminderd het recht van partijen om, na de uitspraak op het verzet, in cassatie op te komen tegen die uitspraak, zomede van de oorspronkelijke eiser om alsdan binnen dezelfde termijn in cassatie op te komen tegen de uitspraak bij verstek voor wat betreft de beslissingen, die door het verzet niet zijn getroffen.
3 Ingeval, voordat verzet is gedaan, het geding bij de Hoge Raad geëindigd is, belet dit niet het alsnog doen van verzet. Indien de Hoge Raad ten principale uitspraak deed, moet het verzet bij hem worden gedaan. In alle gevallen is de rechter gebonden aan hetgeen de Hoge Raad omtrent rechtspunten had beslist.

Tweede afdeling

De termijn van beroep in cassatie in vorderingsprocedures en de schorsende kracht daarvan

Artikel 402 1 Het beroep in cassatie moet - behoudens in de gevallen waarin de wet een kortere cassatietermijn voorschrijft - worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak.
2 In de gevallen, waarin de wet voor het hoger beroep een kortere termijn heeft voorgeschreven, wordt ook de termijn voor het beroep in cassatie verkort en gesteld op het dubbele van de termijn in die gevallen voor het hoger beroep bepaald.
3 Indien in de vorige instantie een vordering tot vrijwaring geheel of gedeeltelijk is afgewezen op grond van de afwijzing van de vordering in de hoofdzaak, staat het beroep in cassatie daarvan open tot het moment dat in de hoofdzaak in cassatie het verweerschrift is ingediend.

Artikel 403 1 Bij overlijden van de in het ongelijk gestelde partij gedurende de loop van de cassatietermijn vangt voor de erfgenamen of rechtverkrijgenden een nieuwe termijn aan op de dag na die van het overlijden.
2 In ieder geval kan het beroep in cassatie nog worden ingesteld binnen vier weken na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 185 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 404 Buiten de gevallen, waarin de rechter de voorlopige tenuitvoerlegging heeft toegestaan, heeft het beroep in cassatie schorsende kracht.

Artikel 405 Vervallen

Artikel 406 1 De artikelen 30c, vierde lid, 30h, 30i, 30p en 30q zijn niet van toepassing op de procedure in cassatie.
2 De Hoge Raad kan een mondelinge behandeling gelasten, waarop de artikelen 30j en 30k van overeenkomstige toepassing kunnen zijn.

Derde afdeling

Van de rechtspleging in cassatie in vorderingsprocedures

Artikel 407 1 Het beroep in cassatie wordt ingesteld door het indienen van een procesinleiding in dezelfde vorm en met dezelfde vereisten als in eerste aanleg, behoudens de volgende leden:
2 De procesinleiding behelst, in afwijking van artikel 30a, derde lid, onder d, de omschrijving van de middelen, waarop het beroep in cassatie steunt. Artikel 30a, derde lid, onder f en g is niet van toepassing.
3 De eiser is gehouden in de procesinleiding een advocaat bij de Hoge Raad aan te wijzen, die hem in het geding zal vertegenwoordigen, op straffe van nietigheid.
4 Hij wordt geacht woonplaats te hebben gekozen bij die advocaat, tenzij de procesinleiding een andere gekozen woonplaats in Nederland uitdrukt.
5 Op het oproepingsbericht van de griffier is artikel 111, tweede lid, onder d, niet van toepassing. In aanvulling op artikel 111, tweede lid, vermeldt het oproepingsbericht wel de gevolgen van niet tijdige betaling van het griffierecht.

Artikel 408 Vervallen

Artikel 408a 1 Alle zaken worden door de enkelvoudige kamer in behandeling genomen.
2 De enkelvoudige kamer verwijst de zaak naar de meervoudige kamer:
a. wanneer pleidooi wordt gevraagd, tenzij volstaan zal worden met het overleggen van schriftelijke toelichtingen,
b. wanneer uitspraak zal worden gedaan,
c. steeds wanneer zij verwijzing wenselijk acht.

3 Is volstaan met het overleggen van schriftelijke toelichtingen, dan vindt verwijzing plaats.
4 Vervallen.
5 Voor de toepassing van de artikelen 412, tweede lid, 417 en 418, eerste lid geldt de schriftelijke toelichting als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en in het derde lid als pleidooi.

Artikel 409 1 De verweerder kan alleen verschijnen vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad, die verklaart als zodanig op te treden.
2 De verweerder wordt geacht woonplaats te hebben gekozen bij zijn advocaat. Hij kan echter ook een andere woonplaats in Nederland opgeven.

Artikel 409a 1 De Hoge Raad houdt de zaak aan zolang de eiser het griffierecht niet heeft voldaan en de termijn genoemd in artikel 3, derde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken nog loopt.
2 Indien de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, verklaart de Hoge Raad eiser niet ontvankelijk in zijn beroep in cassatie, met veroordeling van de eiser in de kosten. Voordat de Hoge Raad hiertoe overgaat, stelt de Hoge Raad eiser in de gelegenheid zich uit te laten over het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht.
3 Artikel 127a, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 410 1 De verweerder, die in cassatie wil komen, doet dit, op straffe van verval van het recht daartoe, bij verweerschrift, dat alsdan een omschrijving behelst van de middelen waarop het beroep in cassatie steunt.
2 De verweerder is in dit incidentele beroep ontvankelijk ook na verloop van de in artikel 402 gestelde termijnen en zelfs na berusting in de uitspraak.
3 De afstand van instantie laat de mogelijkheid incidenteel cassatieberoep in te stellen onverlet. De afstand van instantie wordt op dezelfde wijze als het oproepingsbericht in hoger beroep betekend bij de nog niet verschenen verweerder. De verweerder kan binnen twee weken na de kennisgeving van de afstand van instantie aan de Hoge Raad verzoeken een termijn te bepalen voor het instellen van incidenteel cassatieberoep. De gronden van het incidenteel cassatieberoep moeten binnen twee weken na het instellen ervan bij exploot aan de wederpartij worden betekend.

Artikel 411 1 De verweerder dient zijn verweerschrift in op een door de Hoge Raad te bepalen datum. Voor de indiening wordt een termijn van vier weken verleend. Indiening geschiedt niet dan nadat de verweerder het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. Indien de verweerder het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, vervalt zijn recht om verweer in cassatie te voeren of om van zijn zijde in cassatie te komen.
2 Artikel 30i, vierde lid, is van toepassing in cassatie. Alleen de in artikel 30i, vijfde lid, bedoelde exceptie wordt op straffe van verval afzonderlijk voor alle weren van rechten voorgedragen.

Artikel 412 1 Ingeval van incidenteel cassatieberoep of indien door de verweerder een exceptie tegen het principale beroep wordt aangevoerd, wordt aan de eiser, op zijn verlangen, een termijn van ten hoogste vier weken verleend om het incidentele beroep of de voorgestelde exceptie bij conclusie te beantwoorden.
2 Is het een noch het ander het geval en geeft de Hoge Raad geen toepassing aan artikel 80a, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dan wordt onmiddellijk na het indienen van het verweerschrift de dag van pleidooi bepaald.

Artikel 413 Vervallen

Artikel 414 1 Artikel 224 is van toepassing in cassatie.
2 Niettemin is de oorspronkelijke verweerder, eiser zijnde in cassatie, niet gehouden tot zekerheidstelling.
3 De verweerder in cassatie is daartoe evenmin gehouden, zelfs niet bij het instellen van incidenteel cassatieberoep.
4 De in vroegere instanties gestelde zekerheid blijft ook verbonden voor de kosten van cassatie.
5 De zekerheidstelling wordt gevorderd vóór alle weren van rechten.

Artikel 415 1 De vordering tot zekerheidstelling en alle andere incidentele vorderingen worden ingesteld bij conclusie.
2 De verweerder in het incident dient tegelijk met de vorderingen als bedoeld in het eerste lid of op een nader door de Hoge Raad te bepalen datum zijn verweerschrift in het incident in, waarop door de Hoge Raad, na partijen, zo zij dit verlangen, en de procureur-generaal bij de Hoge Raad te hebben gehoord, afzonderlijk wordt beslist.

Artikel 416 De aangewezen advocaat blijft de partij vertegenwoordigen totdat hetzij door haar een andere advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen bij aan de wederpartij betekend exploit, hetzij de advocaat zelf aan deze laatste bij betekend exploot of ter zitting heeft aangezegd, dat hij zich aan de verdere behandeling der zaak onttrekt.

Artikel 417 De pleidooien kunnen ook worden gehouden door andere dan de volgens de artikelen 407 en 409 aangewezen advocaten, zonder dat de daaruit ontstaande vermeerdering van kosten in de uitspraak over de kosten begrepen is.

Artikel 418 1 Na de pleidooien neemt de procureur-generaal bij de Hoge Raad conclusie, hetzij onmiddellijk, hetzij op een daartoe te bepalen dag.
2 Tenzij de Hoge Raad dadelijk uitspraak doet, bepaalt hij de dag, waarop dit zal geschieden.

Artikel 418a Voor zover uit deze titel niet anders voortvloeit, zijn van de tweede titel de artikelen 111, 112, 114 tot en met 122, artikel 125, de zevende tot en met de negende afdeling, alsmede de elfde tot en met de dertiende afdeling van overeenkomstige toepassing.

Vierde afdeling

Uitspraak in cassatie in vorderingsprocedures

Artikel 419 1 De Hoge Raad bepaalt zich bij zijn onderzoek tot de middelen waarop het beroep in cassatie steunt.
2 De feitelijke grondslag der middelen kan alleen worden gevonden in de bestreden uitspraak en in de stukken van het geding.
3 De Hoge Raad is gebonden aan hetgeen in de bestreden uitspraak omtrent de feiten is vastgesteld.
4 De Hoge Raad geeft omtrent de kosten van het geding zodanige uitspraak als hij vermeent te behoren.

Artikel 420 Bij vernietiging van de bestreden uitspraak doet de Hoge Raad het geding zelf af, voor zover er niet op de voet van de navolgende bepalingen gronden zijn voor verwijzing.

Artikel 421 Indien na de vernietiging dient te worden beslist over feiten, waaromtrent nog geen uitspraak is gedaan, verwijst de Hoge Raad het geding, tenzij het een punt van ondergeschikte aard betreft, waarover de Hoge Raad op grond van de stukken van het geding een beslissing kan geven.

Artikel 422 Indien na de vernietiging dient te worden beslist over rechtspunten, waaromtrent nog geen uitspraak is gedaan, zal de Hoge Raad naar bevind van omstandigheden daaromtrent een beslissing geven dan wel daartoe het geding verwijzen.

Artikel 422a Het geding wordt verwezen naar de rechter, wiens uitspraak vernietigd is, tenzij er overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 76 en 355 reden is tot verwijzing naar de rechter van eerste aanleg.

Artikel 423 De Hoge Raad kan, in stede van het geding te verwijzen naar de rechter, wiens uitspraak vernietigd is, het verwijzen naar een andere rechter en wel:
1°. wanneer de vernietigde uitspraak was gewezen door een rechtbank, naar het gerechtshof van het ressort;
2°. wanneer de vernietigde uitspraak was gewezen door een gerechtshof, naar een ander gerechtshof.


Artikel 424 De rechter, naar wie het geding is verwezen, zet de behandeling daarvan voort en beslist met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad.

Artikel 425 Er wordt geen verzet toegelaten tegen arresten door de Hoge Raad bij verstek in cassatie gewezen, dan alleen wanneer er gronden waren tot nietigverklaring van de dagvaarding of het beroep was ingesteld na verloop van de wettelijke termijn en mits het verzet geschiedde binnen veertien dagen na de betekening van het arrest.

Vijfde afdeling

Beroep in cassatie in verzoekprocedures

Artikel 426 1 Van beschikkingen kan beroep in cassatie worden ingesteld door degenen, die in een van de vorige instanties verschenen zijn, binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak.
2 In de gevallen, waarin de wet voor het hoger beroep een kortere termijn heeft voorgeschreven, wordt ook de termijn voor het beroep in cassatie verkort en gesteld op het dubbele van de termijn in die gevallen voor het hoger beroep bepaald.
3 In de gevallen, waarin de wet voor het hoger beroep een ander aanvangstijdstip heeft voorgeschreven dan de dag van de uitspraak, geldt dat andere aanvangstijdstip ook voor de termijn van het beroep in cassatie.
4 De artikelen 399, 400, 401a, 403 en 404 en de artikelen 79 en 80 van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 426a 1 Het beroep in cassatie wordt aangebracht bij een procesinleiding, die wordt getekend door een advocaat bij de Hoge Raad en ingediend bij deszelfs griffie.
2 De procesinleiding behelst de omschrijving van de middelen waarop het beroep in cassatie steunt.

Artikel 426b De verweerder heeft voor het indienen van een door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verweerschrift een termijn van drie weken nadat de griffier hem heeft bericht over de indiening van het cassatieberoep. Artikel 276, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op het bericht van de griffier.

Artikel 427 1 Bij het verweerschrift kan de verweerder, ondanks het verstrijken van de in artikel 426 gestelde termijnen en ondanks berusting, van zijn zijde in cassatie komen.
2 Artikel 426a, tweede lid, en artikel 410, derde lid, zijn van toepassing.

Artikel 427a 1 In geval van incidenteel cassatieberoep of indien door de verweerder een exceptie tegen het principaal cassatieberoep wordt aangevoerd, kan de verzoeker tot cassatie binnen drie weken na de indiening daarvan antwoorden bij door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verweerschrift.
2 Artikel 276, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op het bericht van de griffier.

Artikel 427b Artikel 282a is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 428 1 Tenzij de Hoge Raad toepassing geeft aan artikel 80a, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, kan de Hoge Raad, indien het belang der zaak dit geraden doet voorkomen, hetzij ambtshalve, hetzij op daartoe strekkend verzoek, een toelichting door de advocaten bevelen.
2 Geschiedt de toelichting mondeling, dan vindt deze voor de meervoudige kamer plaats. Wordt de toelichting schriftelijk gegeven, dan geschiedt dit voor de enkelvoudige kamer.
3 De toelichting kan ook worden gegeven door andere advocaten, zonder dat de daaruit ontstaande vermeerdering van kosten in de uitspraak over de kosten begrepen is.

Artikel 428a Voor zover uit deze afdeling niet anders voortvloeit, is artikel 284 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 429 1 Nadat de procureur-generaal bij de Hoge Raad binnen een door de Hoge Raad te bepalen termijn schriftelijk conclusie heeft genomen, geeft de Hoge Raad zijn beschikking.
2 De artikelen 419-424 zijn van overeenkomstige toepassing.
3 De griffier verstrekt onverwijld een afschrift van de beschikking aan de advocaten.