Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz)


Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister voor Rechtsbescherming;
b. Hoge Raad: de Hoge Raad der Nederlanden;
c. zaken die bij dagvaarding worden ingeleid: zaken als bedoeld in artikel 78 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
d. zaken waarbij een verzoek wordt ingediend: zaken als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 2 De bedragen die genoemd zijn in deze wet en in de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, kunnen jaarlijks met ingang van 1 januari bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd, voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 2

De heffing van griffierechten bij de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad

§ 1

De griffierechten in zaken die bij dagvaarding of met een verzoekschrift worden ingeleid en in vorderingszaken en verzoekzaken bij de Hoge Raad

Artikel 3 1 In zaken die bij dagvaarding worden ingeleid, wordt op de eerste roldatum, dan wel in zaken als bedoeld in artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de eerste zitting, van elke eiser en elke verschenen gedaagde voor iedere instantie een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald.
2 Voor de indiening van een verzoekschrift of een verweerschrift wordt een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald.
3 De eiser is het griffierecht verschuldigd vanaf de eerste uitroeping van de zaak ter zitting of bij gebreke daarvan vanaf de eerste roldatum en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort. De gedaagde is het griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.
4 De verzoeker en de belanghebbende zijn het griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van het verzoekschrift respectievelijk het verweerschrift en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de behandeling plaatsvindt dan wel ter griffie is gestort.
5 De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.
6 In afwijking van het vijfde lid wordt in zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 1.000.000, het griffierecht geheven uit de naast lagere categorie zoals dat volgt uit de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd indien een natuurlijke persoon bij die zaak partij is.

Artikel 3a 1 In cassatie wordt:
a. in vorderingszaken van elke eiser en elke verschenen verweerder een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald;
b. in zaken waarbij een verzoek wordt ingediend, voor de indiening van een verzoek of een verweerschrift een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald.
2 De eiser in cassatie is het griffierecht verschuldigd vanaf de dag waarop de procesinleiding is ingediend en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad dan wel ter griffie is gestort. De verweerder is het griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad dan wel ter griffie is gestort.
3 De verzoeker en de belanghebbende zijn het griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van de procesinleiding respectievelijk het verweerschrift en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad dan wel ter griffie is gestort.
4 Artikel 3, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 1 Geen griffierecht wordt geheven van:
a. het openbaar ministerie indien het ambtshalve optreedt;
b. de gedaagde in een zaak in behandeling bij de kantonrechter of de pachtkamer bij de rechtbank;
c. de oorspronkelijke eiser in geval van verzet als bedoeld in de achtste afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
d. de oorspronkelijke eiser en de oorspronkelijke gedaagde in geval van verzet door derden als bedoeld in de negende titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
e. de partij in een zaak in vrijwaring als bedoeld in artikel 210 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering die in de hoofdzaak reeds griffierecht verschuldigd is geworden, en
f. partijen en anderen die verschijnen in de prejudiciële procedure als bedoeld in artikel 393 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2 Geen griffierecht wordt geheven voor:
a. het indienen van een verweerschrift bij de kantonrechter of de pachtkamer bij de rechtbank;
b. het instellen van een eis in reconventie als bedoeld in artikel 136 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
c. het instellen van incidenteel beroep als bedoeld in de artikelen 339, derde lid, 361, vierde lid, en 410 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
d. het indienen van een zelfstandig verzoek als bedoeld in artikel 282, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
e. het doen van rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 771 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
f. de indiening van een verzoekschrift, indien dit verzoekschrift in de loop van een aanhangig geding wordt ingediend en op dit geding betrekking heeft;
g. de indiening van een verzoekschrift strekkende tot begroting van de nakosten als bedoeld in artikel 237, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
h. het voeren van verweer tegen handelingen als bedoeld onder b tot en met g;
i. het doen van een eigen aangifte tot faillietverklaring als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Faillissementswet, alsmede voor het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de afwijzing van deze aangifte;
j. de indiening van een verzoekschrift tot het van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen als bedoeld in artikel 284, eerste lid, van de Faillissementswet, alsmede voor het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de afwijzing van dit verzoek, en
k. de indiening van een verzoek tot rangschikking.
3 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent bepaalde categorieën van zaken die bij dagvaarding of met een verzoekschrift worden ingeleid, waarin geen griffierecht wordt geheven.

Artikel 5 1 De vordering tot voeging of tussenkomst, bedoeld in artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geldt voor de partij die de vordering instelt, als het aanvangen van een nieuwe zaak. Van hem wordt een bedrag aan griffierecht geheven met betrekking tot de vordering in de oorspronkelijke zaak op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd. Geen griffierecht wordt geheven van de partij die zich voegt aan de zijde van de gedaagde als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b.
2 De partij, bedoeld in het eerste lid, is het griffierecht verschuldigd vanaf het tijdstip waarop hij de vordering tot voeging of tussenkomst instelt en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 6 1 Van een derde die overeenkomstig artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als partij in het geding wordt opgeroepen en naar aanleiding daarvan verschijnt, wordt een bedrag aan griffierecht geheven gelijk aan dat van een gedaagde in de oorspronkelijke zaak op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.
2 De derde, bedoeld in het eerste lid, is het griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 7 Het verzet door een derde tegen een vonnis of een arrest dat hem in zijn rechten benadeelt, bedoeld in de negende titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geldt voor de derde die het verzet doet, als het aanvangen van een nieuwe zaak. Artikel 3, eerste, derde en vijfde lid, zijn op de derde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 1 Indien een zaak, in behandeling bij een kamer voor kantonzaken, met toepassing van artikel 71, eerste lid, of 220, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van hetzelfde gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt het griffierecht van elke eiser dan wel elke verzoeker verhoogd voor zover op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, een hoger bedrag aan griffierecht dient te worden geheven. Van elke verschenen gedaagde dan wel belanghebbende, voor zover deze een verweerschrift heeft ingediend, wordt alsnog griffierecht geheven.
2 De eiser en de bij de eerste rechter verschenen gedaagde zijn de ingevolge het eerste lid te heffen verhoging van het griffierecht verschuldigd vanaf de dag waarop de zaak ter rolle dient bij de rechter naar wie de zaak is verwezen en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.
3 De verzoeker en de belanghebbende zijn de ingevolge het eerste lid te heffen verhoging van het griffierecht verschuldigd vanaf de beslissing tot verwijzing en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.
4 Indien een zaak in behandeling bij een kamer voor andere zaken dan kantonzaken, met toepassing van artikel 71, tweede lid, of 220, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een kamer voor kantonzaken van hetzelfde gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt het griffierecht verminderd voor zover op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, een lager bedrag aan griffierecht dient te worden geheven, en wordt het te veel betaalde griffierecht door de griffier teruggestort.

Artikel 9 1 Indien een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid met toepassing van artikel 73 of 220 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een ander gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt van elke eiser en, voor zover van toepassing, elke verschenen gedaagde opnieuw griffierecht geheven, met dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering wordt gebracht.
2 Indien een zaak waarbij een verzoek wordt ingediend met toepassing van artikel 73 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een ander gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt van elke verzoeker en elke belanghebbende, voor zover deze een verweerschrift heeft ingediend, opnieuw griffierecht geheven, met dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering wordt gebracht.
3 De eiser en de bij de eerste rechter verschenen gedaagde zijn het ingevolge het eerste lid te heffen griffierecht verschuldigd vanaf de dag waarop de zaak ter rolle dient bij de rechter naar wie de zaak is verwezen en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.
4 De verzoeker en de belanghebbende zijn het ingevolge het tweede lid te heffen griffierecht verschuldigd vanaf de beschikking tot verwijzing en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.
5 Indien een zaak, met toepassing van artikel 73 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een lagere rechter bij een ander gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt het griffierecht verminderd voor zover uit de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, volgt dat een lager bedrag aan griffierecht dient te worden geheven, en wordt het te veel betaalde griffierecht door de griffier teruggestort.

Artikel 9a 1 Indien een verweerder of belanghebbende betwist dat de zaak moet worden behandeld door de internationale handelskamer van de rechtbank Amsterdam of van het gerechtshof Amsterdam als bedoeld in artikel 32a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is de verweerder of belanghebbende het griffierecht verschuldigd dat bij de rechtbank, respectievelijk het gerechtshof, wordt geheven voor andere zaken dan kantonzaken, niet zijnde zaken als bedoeld in artikel 32a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Indien de rechter het incidentele verweer afwijst, wordt alsnog het griffierecht verhoogd voor zover uit de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd volgt dat een hoger bedrag aan griffierecht dient te worden geheven, met dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering wordt gebracht.
2 Indien een zaak door de internationale handelskamer van de rechtbank Amsterdam of van het gerechtshof Amsterdam wordt verwezen naar een andere rechter om verder te worden behandeld en beslist, wordt het griffierecht verminderd voor zover uit de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, volgt dat een lager bedrag aan griffierecht dient te worden geheven. Het te veel betaalde griffierecht wordt door de griffier teruggestort.
3 Indien een zaak door een andere kamer van de rechtbank Amsterdam of van het gerechtshof Amsterdam wordt verwezen naar de internationale handelskamer van die rechtbank of van dat gerechtshof om verder te worden behandeld en beslist, wordt het griffierecht verhoogd voor zover uit de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, volgt dat een hoger bedrag aan griffierecht dient te worden geheven, met dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering wordt gebracht.
4 De verweerder of belanghebbende is het ingevolge het eerste lid, tweede volzin, en het derde lid te heffen griffierecht verschuldigd vanaf het moment dat het incidentele verweer is afgewezen of de beslissing tot verwijzing is gegeven, en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient, dan wel ter griffie is gestort.
5 Het eerste, tweede en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op het griffierecht bij de voorzieningenrechter, bedoeld in artikel 32a, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 10 1 De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de vordering in de dagvaarding dan wel het verzoek in het verzoekschrift of het beroepschrift.
2 In zaken waarin een vordering tot onteigening wordt gedaan wordt de hoogte van het griffierecht bepaald aan de hand van de som die in de dagvaarding als schadeloosstelling wordt aangeboden. In cassatie wordt het griffierecht geheven ter hoogte van de vordering van onbepaalde waarde op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.

Artikel 11 1 Op het griffierecht wordt in mindering gebracht het griffierecht dat reeds is voldaan in de zaak waarop het geding of verzoekschrift betrekking heeft.
2 Indien in cassatie in een zaak waarbij een vordering is ingesteld, de eiser de procesinleiding intrekt voordat de verweerder in de procedure is verschenen en uiterlijk in de procedure had kunnen verschijnen, wordt van de eiser een derde deel van het ingevolge artikel 3a verschuldigde griffierecht geheven met een maximum van € 84 voor onvermogenden, € 278 voor natuurlijke personen en € 557 voor rechtspersonen. Indien de eiser het griffierecht reeds heeft voldaan, stort de griffier het te veel betaalde griffierecht aan de eiser terug.
3 De eiser in cassatie bericht de griffie schriftelijk dat hij de procesinleiding intrekt.

Artikel 12 1 Indien de vordering strekt tot betaling van een geldsom en de eiser zijn eis vermeerdert overeenkomstig artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wordt het griffierecht verhoogd tot het griffierecht, dat partijen verschuldigd zouden zijn geweest, indien de vermeerderde eis was opgenomen in de dagvaarding.
2 Indien het verzoek strekt tot betaling van een geldsom en de verzoeker zijn verzoek vermeerdert overeenkomstig artikel 283 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.
3 Bij heffing van het verhoogde griffierecht op de voet van het eerste of tweede lid wordt uitgegaan van de tarieven die gelden op het tijdstip waarop de eis of het verzoek wordt vermeerderd.
4 Partijen zijn het verhoogde griffierecht verschuldigd vanaf het tijdstip van de vermeerdering van de eis of het verzoek en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort. Indien de rechter de vermeerdering van de eis of het verzoek echter buiten beschouwing laat, blijft de heffing beperkt tot het oorspronkelijk geheven bedrag en wordt het eventueel te veel betaalde griffierecht door de griffier teruggestort.
5 Het griffierecht wordt niet verhoogd, indien op het tijdstip waarop de eis dan wel het verzoek wordt vermeerderd een van de stukken, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder a of b, is overlegd.

Artikel 13 1 Indien de eis strekt tot betaling van een geldsom en de eiser zijn eis vermindert overeenkomstig artikel 129 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van partijen minder griffierecht zou zijn geheven indien de verminderde eis was opgenomen in de dagvaarding, wordt het griffierecht niet alsnog verminderd.
2 Indien het verzoek strekt tot betaling van een geldsom en de verzoeker zijn verzoek vermindert overeenkomstig artikel 283 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 1 Indien de eis strekt tot veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat, maar de rechter in het vonnis of het arrest overeenkomstig artikel 97 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek de schade heeft begroot, wordt alsnog het griffierecht geheven dat partijen verschuldigd zouden zijn geweest, indien de eis in de dagvaarding had gestrekt tot betaling van een bepaalde geldsom ten belope van de begrote schade. Het reeds voldane griffierecht wordt hierop in mindering gebracht.
2 Partijen zijn het nader vastgestelde griffierecht verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de rechter het vonnis of het arrest, bedoeld in het eerste lid, heeft gewezen en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 15 1 Van partijen die bij dezelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen of gelijkluidend verweer voeren, wordt slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht geheven. Hetzelfde geldt voor verzoekers en belanghebbenden die bij dezelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en gelijkluidende verzoekschriften of verweerschriften indienen.
2 Indien tot partijen of tot verzoekers of belanghebbenden als bedoeld in het eerste lid, zowel natuurlijke personen als niet-natuurlijke personen behoren, wordt het griffierecht geheven dat niet-natuurlijke personen verschuldigd zijn. Behoren tot degenen bedoeld in het eerste lid, zowel onvermogenden als anderen, dan wordt het griffierecht geheven dat deze laatsten verschuldigd zijn.
3 In cassatie wordt van eisers, verzoekers, verweerders en belanghebbenden die bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende procesinleidingen indienen of gelijkluidend verweer voeren, slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht geheven.

Artikel 16 1 De griffier heft het griffierecht voor onvermogenden dat is opgenomen in de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, indien op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven, is overgelegd:
a. een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of
b. een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat het inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet.
2 Kan een partij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven nog geen afschrift van het besluit tot toevoeging overleggen ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te rekenen, maar heeft zij wel een aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand ingediend, dan heft de griffier het griffierecht voor onvermogenden, indien de desbetreffende partij een afschrift van die aanvraag overlegt.
3 Heeft de griffier op basis van het eerste of tweede lid het griffierecht voor onvermogenden geheven en wordt de toevoeging nadien ingetrokken dan wel geweigerd op basis van artikel 28 of artikel 33 van de Wet op de rechtsbijstand, dan wordt het griffierecht verhoogd tot het griffierecht dat de desbetreffende partij verschuldigd is op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd. De partij, bedoeld in het eerste en tweede lid, is het verhoogde griffierecht verschuldigd vanaf het moment waarop de toevoeging is ingetrokken dan wel geweigerd en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.
4 Kan een partij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven geen stukken als bedoeld in het eerste en tweede lid overleggen ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te rekenen, maar kan zij voordat de rechter het eindvonnis heeft gewezen dan wel de eindbeschikking heeft gegeven alsnog een van de stukken, bedoeld in het eerste lid, overleggen, dan wordt het griffierecht verlaagd tot het griffierecht voor onvermogenden dat is opgenomen in de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, en wordt het te veel betaalde griffierecht door de griffier teruggestort.

Artikel 17 1 In elk faillissement betaalt de curator uit de baten van de boedel bij het deponeren van de eerste uitdelingslijst of zodra de uitspraak tot homologatie van een akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, een griffierecht van € 768.
2 Onder het griffierecht, bedoeld in het eerste lid, is niet begrepen het griffierecht dat ingevolge artikel 3, eerste lid, wordt geheven voor verificatiegeschillen. Partijen zijn dit griffierecht verschuldigd vanaf hun verschijning op de bepaalde zitting en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.
3 Van de niet-geverifieerde schuldeiser die ingevolge artikel 349aa van de Faillissementswet verzet doet tegen de uitdelingslijst, wordt overeenkomstig artikel 3, tweede lid, griffierecht geheven, met dien verstande dat indien tevens door wel geverifieerde schuldeisers verzet wordt gedaan tegen de uitdelingslijst, geen griffierecht wordt geheven.
4 Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

Artikel 18 1 Artikel 17 is van overeenkomstige toepassing in geval van een op de voet van artikel 60b, eerste lid, van de Faillissementswet aan de curator gegeven opdracht om het beheer van de onder bewind staande goederen over te nemen en voor de vereffening zorg te dragen, gegeven door de rechtbank op verzoek van een schuldeiser die op de goederen verhaal heeft, maar niet in het faillissement kan opkomen.
2 Artikel 17, eerste tot en met derde lid, is van overeenkomstige toepassing in geval van benoeming door de rechter van een of meer vereffenaars van een ontbonden rechtspersoon, van een gemeenschap of van een nalatenschap.

Artikel 19 1 Voor de opening van een gerechtelijke rangregeling buiten faillissement en de benoeming van een rechter-commissaris als bedoeld in de artikelen 481, eerste lid, 552, eerste lid, 584f, tweede lid en 776 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt van de verzoeker een griffierecht geheven van € 458. De artikelen 3, vierde lid, en 16 zijn van overeenkomstige toepassing.
2 In het geval van verwijzing ingevolge tegenspraak wordt griffierecht geheven overeenkomstig artikel 3, eerste lid. Partijen zijn het griffierecht verschuldigd vanaf hun verschijning op de bepaalde zitting en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 19a 1 Voor de indiening van verzoeken als bedoeld in de artikelen 42a, 371, eerste lid, 376, eerste lid, 377, derde lid, 378, eerste lid, 379, eerste lid, en 383, zevende lid, van de Faillissementswet wordt van de verzoeker het griffierecht geheven bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken met betrekking tot een vordering van onbepaalde waarde op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.
2 Voor de indiening van een verzoek tot homologatie van een akkoord als bedoeld in artikel 383, eerste lid, van de Faillissementswet wordt van de verzoeker het griffierecht geheven bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100.000 en niet meer dan € 1.000.000 op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.
3 Voor de indiening van een verzoek tot afwijzing van het verzoek tot homologatie van het akkoord als bedoeld in artikel 383, achtste lid, van de Faillissementswet wordt van een stemgerechtigde schuldeiser of aandeelhouder het griffierecht geheven bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd. De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van het bedrag van hun vordering of het nominale bedrag van hun aandeel.
4 Bij de toepassing van het eerste en het tweede lid geldt, dat als het verzoek wordt gedaan door een herstructureringsdeskundige, het griffierecht wordt geheven van de schuldenaar.

Artikel 20 1 Aan elke partij wordt, ongeacht of van haar ingevolge deze wet of een andere wet griffierecht is geheven, kosteloos verstrekt:
a. een grosse of afschrift van alle vonnissen, arresten en beschikkingen;
b. verdere grossen, afschriften van vonnissen, arresten en beschikkingen voor zover deze nodig mochten zijn voor de tenuitvoerlegging, voor het aanwenden van rechtsmiddelen of krachtens wettelijk voorschrift;
c. één afschrift van alle akten en processen-verbaal die met betrekking tot de behandeling ter zitting zijn opgemaakt.
2 Geen griffierecht wordt in rekening gebracht voor beslissingen, akten en processen-verbaal, die een rechtstreeks uitvloeisel zijn van vonnissen, arresten of beschikkingen, met inbegrip van grossen of afschriften op de voet van het vorige lid.
3 Onze Minister kan nadere regelen stellen omtrent de toepassing van dit artikel.

Artikel 21 1 Onverminderd de overige artikelen van deze wet worden aan partijen en aan belanghebbenden afschriften van of uittreksels uit vonnissen, arresten, beschikkingen, akten, processen-verbaal, registers of andere stukken kosteloos afgegeven, indien en voor zover zij daarbij belang hebben en niet in staat zijn op andere wijze in de behoefte te voorzien. Bij weigering van de griffier kunnen partijen een verzoek tot afgifte van een afschrift of uittrekstel indienen bij de voorzieningenrechter of in kantonzaken, de kantonrechter. Hiervoor is geen griffierecht verschuldigd. Tegen de beslissing op het verzoek, bedoeld in de tweede volzin, is geen hogere voorziening toegelaten.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de griffierechten, verschuldigd voor de verstrekking van afschriften van en uittreksels uit vonnissen, arresten en beschikkingen anders dan in de gevallen, bedoeld in het eerste lid.
3 Voor de geregelde verstrekking van niet-getekende afschriften van of uittreksels uit de rol aan advocaten of gemachtigden wordt een griffierecht geheven van € 25 per maand.
4 Voor de uitgifte van afschriften en uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand met bijlagen worden de bedragen berekend, bedoeld bij de Wet rechten burgerlijke stand.

Artikel 22 1 Voor elke akte, proces-verbaal, beschikking of een andere beslissing, gedaan, gegeven of opgemaakt door een rechter of een griffier anders dan in de gevallen waarvoor in de voorgaande artikelen het griffierecht geregeld is, wordt een griffierecht geheven van € 155.
2 Voor de noodzakelijke afschriften van akten, processen-verbaal of andere beslissingen wordt geen griffierecht geheven.
3 Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het tweede lid.

§ 2

De heffing van griffierechten voor inschrijving van de huwelijkse voorwaarden of de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, legalisatie van handtekeningen, afgifte van apostilles en voor beëdigingen

Artikel 23 1 Voor de inschrijving van de huwelijkse voorwaarden of van de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap in het openbaar huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt van degene die inschrijving verzoekt een griffierecht geheven van € 232.
2 Voor de legalisatie van handtekeningen wordt voor iedere handtekening een griffierecht geheven van € 25, met dien verstande dat meerdere handtekeningen van dezelfde persoon op hetzelfde stuk als één handtekening worden beschouwd.
3 Voor zover niet anders is bepaald in artikel 24 wordt voor de afgifte van apostilles als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het op 5 oktober 1961 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten, een griffierecht geheven van € 25 voor iedere apostille.

Artikel 24 Geen griffierecht wordt geheven van openbare colleges en van ambtenaren van openbare lichamen voor de afgifte van afschriften of uittreksels van stukken, of de legalisaties van handtekeningen dan wel afgifte van apostilles als bedoeld in artikel 23, derde lid, voor zover zij deze stukken behoeven voor de waarneming van de dienst.

Artikel 25 1 Geen griffierecht wordt geheven voor beëdigingen die ingevolge wettelijk voorschrift plaatsvinden.
2 Voor de afgifte van afschriften van de akte van beëdiging wordt eveneens geen griffierecht geheven.

Hoofdstuk 3

Reis- en verblijfkosten

Artikel 26 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de bedragen worden vastgesteld, welke wegens werkzaamheden, tijdverzuim en daarmede verband houdende noodzakelijke kosten, en wegens reis- en verblijfkosten toekomen aan:
a. houders of bewaarders van stukken, die opgeroepen worden om stukken, welke onder hun berusting of bewaring zijn, voor de rechter te brengen;
b. deskundigen, en
c. getuigen.

Artikel 27 Verschotten voor advertenties, exploten en oproepingen anders dan per post die door de griffier vooruitbetaald zijn, worden door belanghebbenden terugbetaald.

Hoofdstuk 4

De betaling van de griffierechten en verschotten en het verzet tegen de beslissing tot heffing van griffierechten en verschotten

Artikel 28 Voor de voldoening van het griffierecht en de verschotten zijn medeaansprakelijk de advocaten of gemachtigden van de desbetreffende partijen of van de desbetreffende belanghebbenden.

Artikel 29 1 Degene die de griffierechten en verschotten heeft betaald, kan gedurende een maand na die betaling tegen de beslissing van de griffier tot heffing van het griffierecht of de verschotten door indiening van een verzoek in verzet komen bij het gerecht waaraan het griffierecht of de verschotten werden betaald.
2 Tegen de beslissing van het gerecht is geen hogere voorziening toegelaten.
3 Voor de indiening van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt geen griffierecht geheven.

Artikel 30 1 Bij gebreke van betaling geschiedt de invordering van de griffierechten en de door de griffier vooruitbetaalde verschotten krachtens een door de griffier uit te vaardigen dwangbevel.
2 Het dwangbevel wordt uitvoerbaar verklaard indien het een enkelvoudige kamer betreft, door de rechter in die kamer dan wel, indien het een meervoudige kamer betreft, door de voorzitter van die kamer van het betrokken gerecht. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd, indien tenminste een maand na de betekening is verstreken.
3 Gedurende een maand na de betekening van het dwangbevel kan de schuldenaar bij het betrokken gerecht, rechtdoende in burgerlijke zaken, daartegen door indiening van een verzoek in verzet komen.
4 Tegen de beslissing van het gerecht is geen hogere voorziening toegelaten.
5 Voor de indiening van het verzoek, bedoeld in het derde lid, wordt geen griffierecht geheven.

Hoofdstuk 5

Intrekking van of wijzigingen in andere wetten

Artikel 31 1 De artikelen 1 tot en met 26, 57 en 58 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken komen te vervallen.
2 De Wet van 1 juli 1999 (Stb. 1999, 285) tot verruiming van de mogelijkheid om het griffierecht in burgerlijke zaken gedeeltelijk in debet te doen stellen wordt ingetrokken.

Artikel 32 Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 33 Wijzigt de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Artikel 34 Wijzigt de Advocatenwet.

Artikel 35 Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 36 Wijzigt de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.

Artikel 37 Wijzigt de Belemmeringenwet Landsverdediging.

Artikel 38 Wijzigt de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Artikel 39 Wijzigt de Faillissementswet.

Artikel 40 Wijzigt de Gerechtsdeurwaarderswet.

Artikel 41 Wijzigt de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën.

Artikel 42 Wijzigt de Oorlogswet voor Nederland.

Artikel 43 Wijzigt de Reconstructiewet Midden-Delfland.

Artikel 44 Wijzigt de Uitvoeringswet EG-executieverordening.

Artikel 45 Wijzigt de Uitvoeringswet grondkamers.

Artikel 45a Wijzigt de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure.

Artikel 45b Wijzigt de Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen.

Artikel 46 Wijzigt de Uitvoeringswet Verdrag Nederland-Duitsland ter verdere vereenvoudiging van het rechtsverkeer i.v.m. Rechtsvorderingsverdrag 1954.

Artikel 47 Wijzigt de Uitvoeringswet Verdrag Nederland-Oostenrijk tot vereenvoudiging van het rechtsverkeer in verband met het Rechtsvorderingsverdrag 1954.

Artikel 48 Wijzigt de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Artikel 49 Wijzigt de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

Artikel 50 Wijzigt de Wet op de Parlementaire Enquête 2008.

Artikel 51 Wijzigt de Wet op de rechtsbijstand.

Artikel 52 Wijzigt de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag.

Artikel 53 Wijzigt de Wet op het Notarisambt.

Artikel 54 Wijzigt de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie.

Artikel 54a Wijzigt de Wet tijdelijk huisverbod.

Artikel 55 Wijzigt de Wet tarieven in strafzaken.

Artikel 56 Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.

Hoofdstuk 5

Slotbepalingen

Artikel 56a Vervallen

Artikel 57 De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen dan wel subonderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 58 Deze wet wordt aangehaald als: Wet griffierechten burgerlijke zaken.