Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz)


Hoofdstuk 4

De betaling van de griffierechten en verschotten en het verzet tegen de beslissing tot heffing van griffierechten en verschotten

Artikel 28 Voor de voldoening van het griffierecht en de verschotten zijn medeaansprakelijk de advocaten of gemachtigden van de desbetreffende partijen of van de desbetreffende belanghebbenden.

Artikel 29 1 Degene die de griffierechten en verschotten heeft betaald, kan gedurende een maand na die betaling tegen de beslissing van de griffier tot heffing van het griffierecht of de verschotten door indiening van een verzoek in verzet komen bij het gerecht waaraan het griffierecht of de verschotten werden betaald.
2 Tegen de beslissing van het gerecht is geen hogere voorziening toegelaten.
3 Voor de indiening van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt geen griffierecht geheven.

Artikel 30 1 Bij gebreke van betaling geschiedt de invordering van de griffierechten en de door de griffier vooruitbetaalde verschotten krachtens een door de griffier uit te vaardigen dwangbevel.
2 Het dwangbevel wordt uitvoerbaar verklaard indien het een enkelvoudige kamer betreft, door de rechter in die kamer dan wel, indien het een meervoudige kamer betreft, door de voorzitter van die kamer van het betrokken gerecht. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd, indien tenminste een maand na de betekening is verstreken.
3 Gedurende een maand na de betekening van het dwangbevel kan de schuldenaar bij het betrokken gerecht, rechtdoende in burgerlijke zaken, daartegen door indiening van een verzoek in verzet komen.
4 Tegen de beslissing van het gerecht is geen hogere voorziening toegelaten.
5 Voor de indiening van het verzoek, bedoeld in het derde lid, wordt geen griffierecht geheven.