Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz)


Hoofdstuk 2

De heffing van griffierechten bij de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad

§ 2

De heffing van griffierechten voor inschrijving van de huwelijkse voorwaarden of de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, legalisatie van handtekeningen, afgifte van apostilles en voor beëdigingen

Artikel 23 1 Voor de inschrijving van de huwelijkse voorwaarden of van de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap in het openbaar huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt van degene die inschrijving verzoekt een griffierecht geheven van € 202.
2 Voor de legalisatie van handtekeningen wordt voor iedere handtekening een griffierecht geheven van € 22, met dien verstande dat meerdere handtekeningen van dezelfde persoon op hetzelfde stuk als één handtekening worden beschouwd.
3 Voor zover niet anders is bepaald in artikel 24 wordt voor de afgifte van apostilles als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het op 5 oktober 1961 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten, een griffierecht geheven van € 22 voor iedere apostille.

Artikel 24 Geen griffierecht wordt geheven van openbare colleges en van ambtenaren van openbare lichamen voor de afgifte van afschriften of uittreksels van stukken, of de legalisaties van handtekeningen dan wel afgifte van apostilles als bedoeld in artikel 23, derde lid, voor zover zij deze stukken behoeven voor de waarneming van de dienst.

Artikel 25 1 Geen griffierecht wordt geheven voor beëdigingen die ingevolge wettelijk voorschrift plaatsvinden.
2 Voor de afgifte van afschriften van de akte van beëdiging wordt eveneens geen griffierecht geheven.