Afdeling IV
Het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten, het algemeen bestuur, de gemeenteraad en het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn
Hoofdstuk VHet begin van het lidmaatschap
§ 1Algemene bepalingen
Artikel V 1 1 De voorzitter van het centraal stembureau geeft de benoemde schriftelijk kennis van zijn benoeming. De brief, houdende deze kennisgeving, wordt uiterlijk de dag na de vaststelling van de uitslag van de verkiezingen of na de benoemdverklaring tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt of aangetekend verzonden. Aan benoemde leden van de Tweede Kamer respectievelijk de Eerste Kamer wordt de brief binnen deze termijn tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt of aangetekend verzonden door de voorzitter van de Tweede Kamer respectievelijk de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De voorzitter van het centraal stembureau overhandigt de brief hiertoe onverwijld na de vaststelling van de uitslag of de benoemdverklaring aan de voorzitter van de Tweede Kamer respectievelijk de Eerste Kamer der Staten-Generaal.2 Indien de benoemde een gemachtigde heeft aangewezen, geschiedt de toezending of uitreiking aan die gemachtigde.
3 De voorzitter geeft tegelijkertijd schriftelijk kennis van de benoeming aan het vertegenwoordigend orgaan. Deze kennisgeving strekt de benoemde tot geloofsbrief.
Artikel V 2 1 De benoemde draagt er zorg voor dat uiterlijk op de tiende of, bij een benoeming in een na de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan opengevallen plaats, de achtentwintigste dag na de dagtekening van de kennisgeving van benoeming het vertegenwoordigend orgaan van hem, onderscheidenlijk van de gemachtigde, bij brief mededeling ontvangt dat hij de benoeming aanneemt.
2 Is binnen die tijd de mededeling niet ontvangen, dan wordt hij geacht de benoeming niet aan te nemen.
3 De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan deelt aan de voorzitter van het centraal stembureau onverwijld mede, dat de benoemde de benoeming heeft aangenomen, dan wel dat hij geacht wordt de benoeming niet aan te nemen.
4 Indien de benoemde de benoeming niet aanneemt, doet hij of zijn gemachtigde daarvan binnen de in het eerste lid bedoelde termijn bij brief mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau. Deze geeft hiervan kennis aan het vertegenwoordigend orgaan.
5 Zolang nog niet tot toelating van de benoemde is besloten, kan deze, onderscheidenlijk zijn gemachtigde, bij brief aan het vertegenwoordigend orgaan mededelen dat hij op de aanneming van de benoeming terugkomt. Hij wordt dan geacht de benoeming niet te hebben aangenomen. De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft van de ontvangst van deze mededeling onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.
Artikel V 3 1 Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, legt de benoemde, onderscheidenlijk zijn gemachtigde, aan het vertegenwoordigend orgaan een door hem ondertekende verklaring over, vermeldende alle openbare betrekkingen die de benoemde bekleedt.
2 Tenzij de benoemde op het tijdstip van benoeming reeds lid van het vertegenwoordigend orgaan was, legt hij tevens een gewaarmerkt afschrift van gegevens uit de basisregistratie personen over, waaruit zijn woonplaats, datum en plaats van de geboorte, kiesgerechtigdheid, alsmede, indien het betreft een benoeming tot lid van de Tweede of Eerste Kamer of provinciale staten, zijn Nederlanderschap blijken.
3 De gemachtigde van de benoemde die buiten Nederland woonplaats heeft, legt in plaats van het afschrift, bedoeld in het tweede lid, een uittreksel uit de geboorteregisters over, waaruit datum en plaats van de geboorte van de benoemde blijken, alsmede een bewijs van Nederlanderschap betreffende de benoemde.
4 Indien een tot lid van de gemeenteraad benoemde persoon geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, legt hij een gewaarmerkt afschrift van gegevens uit de basisregistratie personen over, waaruit blijkt of hij voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Gemeentewet.
Artikel V 4 1 Het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is geschied, onderzoekt de geloofsbrief onverwijld en beslist of de benoemde als lid van dat orgaan wordt toegelaten. Daarbij gaat het na, of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, en beslist het de geschillen welke met betrekking tot de geloofsbrief of de verkiezing zelf rijzen. Indien de benoemde voor de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan de voor het lidmaatschap vereiste leeftijd zal hebben bereikt, wordt daarmee bij het nemen van de beslissing rekening gehouden. De wijze waarop het onderzoek van de geloofsbrieven van de leden van de Tweede, onderscheidenlijk van de Eerste Kamer geschiedt, wordt geregeld in het reglement van orde van de desbetreffende kamer.
2 Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten.
3 Betreft het de toelating van degene die is benoemd in een tussentijds opengevallen plaats, dan strekt het onderzoek zich niet uit tot punten die het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag betreffen.
Artikel V 4a 1 Voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, de provinciale staten, het algemeen bestuur en de gemeenteraad kan het vertegenwoordigend orgaan ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in artikel V 4, eerste lid, besluiten tot een nieuwe opneming van de stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stembureaus of briefstembureaus.
2 Een nieuwe stemopneming als bedoeld in het eerste lid, wordt onder verantwoordelijkheid van het vertegenwoordigend orgaan in het openbaar uitgevoerd door de gemeentelijk stembureaus of briefstembureaus die de stemmen eerder hebben opgenomen.
3 Voor zover bij een gecombineerde stemming als bedoeld in artikel J 6a van de Kieswet een vertegenwoordigend orgaan tot een nieuwe stemopneming besluit, geschiedt deze mede in aanwezigheid van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de andere stemming is gehouden.
4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de nieuwe stemopneming.
Artikel V 4b 1 Voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer kan het vertegenwoordigend orgaan ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in artikel V 4, eerste lid, besluiten tot een nieuwe stemopneming in een of meer provincies.
2 De voorzitter van het centraal stembureau brengt de pakken, bedoeld in artikel T 10, onverwijld over naar het vertegenwoordigend orgaan. Na ontvangst van de pakken gaat het vertegenwoordigend orgaan onmiddellijk tot de stemopneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. De artikelen T 6 tot en met T 10 zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Na beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel T 10 voorgeschreven wijze.
Artikel V 5 De ongeldigheid van de stemming in een of meer stembureaus, briefstembureaus of provincies of een onjuistheid in de vaststelling van de uitslag van de verkiezing staat niet in de weg aan de toelating van de leden, op wier verkiezing de ongeldigheid of onjuistheid geen invloed kan hebben gehad, en, in geval van ongeldigheid van de stemming, de nieuwe stemming geen invloed kan hebben.
Artikel V 6 1 Indien het orgaan waarvoor de benoeming is geschied, besluit tot niet-toelating van een of meer leden wegens de ongeldigheid van de stemming bij een of meer stembureaus, briefstembureaus of provincies geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan:
a. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, indien het betreft een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer of Eerste Kamer;
b. gedeputeerde staten, indien het betreft een verkiezing van de leden van de staten van een provincie;
c. het dagelijks bestuur, indien het betreft een verkiezing van de leden van het algemeen bestuur;
d. burgemeester en wethouders, indien het betreft een verkiezing van de leden van de gemeenteraad.
2 Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt bij de in het eerste lid bedoelde stembureaus, briefstembureaus onderscheidenlijk provincies, een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van de verkiezing opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt vastgesteld door:
a. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, indien het betreft een verkiezing van de leden van de Tweede of Eerste Kamer;
b. gedeputeerde staten, indien het betreft een verkiezing van de leden van de staten van een provincie;
c. het dagelijks bestuur, indien het betreft een verkiezing van de leden van het algemeen bestuur;
d. burgemeester en wethouders, indien het betreft een verkiezing van de leden van de gemeenteraad.
3 Bij deze vaststelling blijft degene die reeds als lid is toegelaten, gekozen verklaard, ook indien mocht blijken dat dit ten onrechte is geschied. Tegenover hem valt dan af de kandidaat die, indien de toegelatene niet gekozen was verklaard, gekozen zou zijn.
Artikel V 7 1 Aan de in artikel V 6, tweede lid, bedoelde stemming zijn de kiezers bevoegd deel te nemen wier namen voorkomen op de geldige stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen, voor zover het de volmachtgever betreft, briefstembewijzen en vervangend briefstembewijzen, die zijn ingeleverd bij de ongeldig verklaarde stemming, met uitzondering van personen waarvan na de ongeldig verklaarde stemming blijkt dat zij ten onrechte als kiezer waren geregistreerd. Voor zover ten aanzien van de bescheiden sprake is van verwerking van persoonsgegevens als gevolg van een in artikel V 6, tweede lid, bedoelde stemming, zijn de artikelen 15, 16 en 18 van de Algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing.
2 Indien de in artikel V 6, tweede lid, bedoelde stemming alle stembureaus in een gemeente betreft, zijn bevoegd deel te nemen aan de nieuwe stemming de personen die voor de ongeldig verklaarde stemming:
a. in de gemeente terecht als kiezer waren geregistreerd of ten onrechte niet als kiezer waren geregistreerd, met uitzondering van personen:
– aan wie een kiezerspas is verstrekt die niet is ingeleverd bij de ongeldig verklaarde stemming in de gemeente;
– ten behoeve van wie een volmachtbewijs is verstrekt dat niet is ingeleverd bij de ongeldig verklaarde stemming in de gemeente; of
– aan wie een briefstembewijs is verstrekt.
b. in een andere gemeente terecht als kiezer waren geregistreerd en voorkomen op de bij de ongeldig verklaarde stemming in de gemeente ingeleverde geldige kiezerspassen of volmachtbewijzen, voor zover het de volmachtgever betreft.
3 Het tweede lid is niet van toepassing op briefstembureaus.
Artikel V 8 Vervallen
Artikel V 9 1 Indien het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de benoeming is geschied, toepassing heeft gegeven aan artikel V 4a of V 4b, stelt het centraal stembureau uiterlijk op de veertiende dag na de dag van de stemming de uitslag van de verkiezing voor zover nodig opnieuw vast, en maakt deze op zitting bekend.
2 De artikelen P 20 en P 22 tot en met P 24 vinden overeenkomstige toepassing.
3 Het onderzoek van de geloofsbrief van de aldus nieuw gekozen verklaarde strekt zich niet uit tot punten, die het verloop van de verkiezing raken.
Artikel V 10 Indien het orgaan waarvoor de benoeming is geschied, heeft besloten de benoemde niet als lid toe te laten op de grond dat hij niet voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap, dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult of dat de benoemdverklaring van de voorzitter van het centraal stembureau in strijd is met het bepaalde in hoofdstuk W, geeft de voorzitter van dat orgaan daarvan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.
Artikel V 11 Het lidmaatschap van een tot lid van een vertegenwoordigend orgaan benoemde vangt aan zodra de beschikking omtrent zijn toelating aan de benoemde bekend is gemaakt.
Artikel V 11a 1 Het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing plaatsvindt, bewaart de op grond van artikel P 24 aan hem overgedragen stukken drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna vernietigt het deze stukken onmiddellijk, met uitzondering van het afschrift van het proces-verbaal van het centraal stembureau. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
2 Op de in artikel V 4b bedoelde pakken is het eerste lid van toepassing.
§ 2
Bijzondere bepalingen betreffende het begin van het lidmaatschap van provinciale staten, het algemeen bestuur en de gemeenteraad
Artikel V 12 De beslissing betreffende de toelating van de tot lid van provinciale staten, het algemeen bestuur onderscheidenlijk van de gemeenteraad benoemden wordt onverwijld genomen.Artikel V 13 1 Elke beslissing betreffende de toelating van de benoemden tot lid van provinciale staten, het algemeen bestuur, onderscheidenlijk de gemeenteraad, wordt door de voorzitter van provinciale staten, de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap, onderscheidenlijk de voorzitter van de gemeenteraad, terstond aan de benoemde bekendgemaakt.
2 Aan de niet-toegelatene worden de redenen van de beslissing meegedeeld.
3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien door het vertegenwoordigend orgaan, wegens herhaalde staking van stemmen of wegens staking van stemmen in een voltallige vergadering over een voorstel omtrent toelating geen beslissing is genomen.
Artikel V 15 1 Indien op het tijdstip van periodieke aftreding van de leden van provinciale staten, het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap, onderscheidenlijk van de gemeenteraad, niet de geloofsbrieven van meer dan de helft van het wettelijk voorgeschreven aantal leden is goedgekeurd, houden de leden van dat vertegenwoordigend orgaan zitting, totdat zulks is geschied. Gedurende deze tijd oefenen de bij de verkiezing gekozen leden hun functie niet uit.
2 Een plaats die openvalt na het tijdstip van periodieke aftreding, wordt vervuld op dezelfde wijze, als zou zijn geschied, indien zij voor dat tijdstip zou zijn opengevallen.
Hoofdstuk W
De opvolging
Artikel W 1 1 Wanneer, anders dan bij de vaststelling van de uitslag van een verkiezing, in een opengevallen plaats moet worden voorzien, verklaart de voorzitter van het centraal stembureau bij een met redenen omkleed besluit, uiterlijk op de veertiende dag nadat dit te zijner kennis is gekomen, benoemd de daarvoor in aanmerking komende kandidaat die in de volgorde, bedoeld in artikel P 19 dan wel artikel U 15, tweede lid, het hoogst is geplaatst op de lijst waarop degene die moet worden opgevolgd, is gekozen. Indien het lid in wiens plaats moet worden voorzien, ontslag heeft genomen met ingang van een bepaald tijdstip, vangt de termijn, bedoeld in de eerste volzin, aan op dat tijdstip.2 Indien een plaats openvalt die door toepassing van artikel P 16, tweede lid, was vervuld, verklaart de voorzitter van het centraal stembureau, in afwijking van het eerste lid, benoemd de daarvoor in aanmerking komende kandidaat op de lijst waaraan ingevolge artikel P 16, tweede lid, een zetel was onthouden.
3 Indien de lijst, bedoeld in het eerste lid, deel uitmaakt van een lijstengroep en op een of meer andere lijsten of stellen gelijkluidende lijsten van die groep kandidaten voorkomen die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen, een aantal stemmen hebben verkregen groter dan 25% van de kiesdeler, doch die niet met toepassing van artikel P 15 zijn gekozen, verklaart de voorzitter van het centraal stembureau, in afwijking van het eerste lid, benoemd diegene van deze kandidaten op wie het grootste aantal stemmen is uitgebracht.
4 Indien het de opvolging van een lid van een gemeenteraad met minder dan negentien zetels betreft, wordt bij de toepassing van het derde lid de helft van de kiesdeler in aanmerking genomen in plaats van 25% van de kiesdeler.
5 Indien een plaats openvalt die door toepassing van het derde lid was vervuld en dat lid niet opnieuw moet worden toegepast, verklaart de voorzitter van het centraal stembureau benoemd de daarvoor in aanmerking komende kandidaat op de lijst waaraan ingevolge het derde lid een zetel was onthouden.
6 Bij ministeriële regeling wordt een model vastgesteld voor het besluit van de voorzitter van het centraal stembureau ter benoeming van een lid van een vertegenwoordigend orgaan, noodzakelijk geworden door:
a. het niet-aannemen van de benoeming door een kandidaat;
b. het niet-toelaten als lid van een kandidaat, of
c. het openvallen van een plaats in dat orgaan.
Artikel W 2 1 Bij de toepassing van artikel W 1 wordt buiten rekening gelaten de kandidaat:
a. die is overleden;
b. aan wie tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte;
c. wiens vacature vervuld wordt;
d. die in de vacature benoemd is verklaard, maar schriftelijk verklaard heeft of geacht wordt de benoeming niet aan te nemen, de in artikel V 3 genoemde stukken niet tijdig heeft ingezonden of bij besluit niet tot het vertegenwoordigend orgaan is toegelaten;
e. die lid is van het vertegenwoordigend orgaan of als zodanig benoemd is verklaard, terwijl over zijn toelating als lid nog niet is beslist, tenzij hij is benoemd tot vervanger voor de plaats die is opengevallen als gevolg van een tijdelijk ontslag als bedoeld in paragraaf 3 van hoofdstuk X;
f. van wie door de voorzitter van het centraal stembureau een schriftelijke verklaring is ontvangen dat hij niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen;
g. die lid was van het vertegenwoordigend orgaan, terwijl ook ten aanzien van deze kandidaat ter kennis van de voorzitter van het centraal stembureau is gekomen dat in zijn opengevallen plaats moet worden voorzien;
h. die, indien het de verkiezing van provinciale staten, het algemeen bestuur onderscheidenlijk de gemeenteraad betreft, niet benoembaar is ingevolge het bepaalde in artikel 12 van de Provinciewet, artikel 31b van de Waterschapswet onderscheidenlijk artikel 11 van de Gemeentewet.
2 Een verklaring als bedoeld in het eerste lid, onder f, kan worden ingetrokken.
3 Bij ministeriële regeling wordt een model vastgesteld voor de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onder f.
Artikel W 3 Indien bij de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst waarop degene is gekozen die moet worden opgevolgd, en deze lijst tezamen met één of meer andere lijsten een lijstengroep vormt, gaat de zetel door toepassing van artikel P 13, onderscheidenlijk artikel U 13, over op één van die andere lijsten. De kandidaat van deze lijst die naar de volgorde, vastgesteld overeenkomstig artikel P 19, onderscheidenlijk artikel U 15, voor benoeming in aanmerking komt, wordt benoemd verklaard. Komt ook op deze lijst geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking, dan wordt de plaats aan een andere van de groep deel uitmakende lijst toegekend door verdere toepassing van het in dit lid bepaalde, en zo vervolgens.
Artikel W 4 1 Indien bij opvolging van leden van een vertegenwoordigend orgaan met minder dan negentien leden geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst, waarop degene is gekozen die moet worden opgevolgd, of op de lijsten die met deze lijst een lijstengroep vormen, wordt door toepassing van artikel P 10 beslist aan welke van de andere lijsten de plaats zal worden toegekend. De kandidaat die op de lijst waaraan de plaats wordt toegekend, naar de volgorde, vastgesteld overeenkomstig artikel P 19, voor benoeming in aanmerking komt, wordt benoemd verklaard.
2 Indien bij de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk op geen van de lijsten een kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt, beslist het centraal stembureau dat geen opvolger kan worden benoemd. Bij ministeriële regeling wordt voor het besluit een model vastgesteld.
Artikel W 5 1 Indien de toepassing van artikel W 3 of artikel W 4 tot een beslissing door het lot aanleiding geeft, zal de loting plaats hebben in een zitting van het centraal stembureau.
2 Op de in het eerste lid bedoelde zitting vinden de artikelen P 20 en P 22 overeenkomstige toepassing.
Artikel W 6 Indien de voorzitter van een centraal stembureau op dezelfde dag kennis krijgt van het openvallen van meer dan één plaats in een vertegenwoordigend orgaan en als gevolg hiervan een kandidaat op meer dan één lijst benoemd zou moeten worden verklaard, wordt deze benoemd met overeenkomstige toepassing van artikel P 18.
Artikel W 7 1 Van iedere benoeming die met toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk geschiedt, wordt terstond mededeling gedaan in de Staatscourant of, indien het betreft de benoeming van een lid van provinciale staten, het algemeen bestuur of de gemeenteraad, in het provinciaal blad, het waterschapsblad onderscheidenlijk het gemeenteblad.
2 De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het benoemingsbesluit toekomen aan het vertegenwoordigend orgaan.
Artikel W 8 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de voorziening in opengevallen plaatsen in vertegenwoordigende organen.
Hoofdstuk X
Beëindiging van het lidmaatschap en tijdelijke vervanging als lid
§ 1Algemene bepalingen inzake beëindiging van het lidmaatschap
Artikel X 1 1 Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.2 De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.
3 Een overeenkomstige kennisgeving vindt plaats, indien door het overlijden van een lid een plaats in het vertegenwoordigend orgaan is opengevallen.
Artikel X 2 1 Een lid van een vertegenwoordigend orgaan, tot wiens toelating is besloten, kan te allen tijde zijn ontslag nemen. Ontslagneming met terugwerkende kracht is niet mogelijk.
2 Hij bericht dit schriftelijk aan de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan. Deze geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.
3 Op een ingediend ontslag kan niet worden teruggekomen.
§ 2
Bijzondere bepalingen inzake beëindiging van het lidmaatschap
Artikel X 3 1 Wanneer een lid van de Tweede of van de Eerste Kamer wordt benoemd in een ambt als bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de Grondwet, houdt zijn lidmaatschap van de Kamer van rechtswege op.2 Wanneer een lid van de Tweede of van de Eerste Kamer komt te verkeren in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, anders dan op grond van het voorgaande lid, geeft hij hiervan kennis aan de kamer, met vermelding van de reden.
3 Indien de kennisgeving niet is gedaan en de voorzitter van de kamer van oordeel is, dat een lid van de kamer verkeert in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, waarschuwt hij de belanghebbende schriftelijk.
4 Het staat deze vrij de zaak uiterlijk op de achtste dag na de dagtekening van de in het derde lid bedoelde waarschuwing aan het oordeel van de kamer te onderwerpen.
Artikel X 4 1 Wanneer een lid van provinciale staten komt te verkeren in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, geeft hij hiervan kennis aan de staten, met vermelding van de reden.
2 Indien de kennisgeving niet is gedaan en de voorzitter van provinciale staten van oordeel is, dat een lid van provinciale staten verkeert in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, waarschuwt hij de belanghebbende schriftelijk.
3 Het staat deze vrij de zaak uiterlijk op de achtste dag na de dagtekening van de in het tweede lid bedoelde waarschuwing aan het oordeel van provinciale staten te onderwerpen.
Artikel X 4a 1 Wanneer een lid van het algemeen bestuur komt te verkeren in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, geeft hij hiervan kennis aan het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap, met vermelding van de reden.
2 Indien de kennisgeving niet is gedaan en de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap van oordeel is, dat een lid van het algemeen bestuur verkeert in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, waarschuwt hij de belanghebbende schriftelijk.
3 Het staat deze vrij de zaak uiterlijk op de achtste dag na de dagtekening van de in het tweede lid bedoelde waarschuwing aan het oordeel van het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap te onderwerpen.
Artikel X 5 1 Wanneer een lid van de gemeenteraad komt te verkeren in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, geeft hij hiervan kennis aan de raad, met vermelding van de reden.
2 Indien de kennisgeving niet is gedaan en de voorzitter van de raad van oordeel is, dat een lid van de gemeenteraad verkeert in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, waarschuwt hij de belanghebbende schriftelijk.
3 Het staat deze vrij de zaak uiterlijk op de achtste dag na de dagtekening van de in het tweede lid bedoelde waarschuwing aan het oordeel van de raad te onderwerpen.
Artikel X 6 Leden van provinciale staten, het algemeen bestuur en van de gemeenteraad die hun ontslag hebben ingezonden, behouden, ook indien zij ontslag hebben genomen met ingang van een bepaald tijdstip, hun lidmaatschap, totdat de geloofsbrieven van hun opvolgers zijn goedgekeurd of totdat het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd.
Artikel X 7 1 Het lid van provinciale staten dat in strijd met artikel 15 van de Provinciewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van provinciale staten. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering.
2 Provinciale staten kunnen, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien zij daartoe geen aanleiding vinden, heffen zij de schorsing op.
3 Provinciale staten kunnen ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15 van de Provinciewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.
4 Het besluit van provinciale staten, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende bekendgemaakt.
5 De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van provinciale staten gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.
6 Indien een lid van provinciale staten op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de commissaris van de Koning daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.
Artikel X 7a 1 Het lid van het algemeen bestuur dat in strijd met artikel 33, eerste lid, van de Waterschapswet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van het vertegenwoordigend orgaan in zijn eerstvolgende vergadering.
2 Het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.
3 Het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 33, eerste lid, van de Waterschapswet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.
4 Het besluit van het vertegenwoordigend orgaan van het waterschap, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende bekendgemaakt.
5 De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van het algemeen bestuur gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.
6 Indien een lid van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de voorzitter van het waterschap daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.
Artikel X 8 1 Het lid van de gemeenteraad dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.
2 De raad kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.
3 De raad kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de Gemeentewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.
4 Het besluit van de raad, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende bekendgemaakt.
5 De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van de raad gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.
6 Indien een lid van de raad op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de burgemeester daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.
Artikel X 9 Artikel D 8 is van overeenkomstige toepassing op een besluit als bedoeld in artikel X 4, derde lid, X 4a, derde lid, X 5, derde lid, X 7, vierde lid, X 7a, vierde lid, en X 8, vierde lid.
§ 3
Beëindiging van het lidmaatschap en vervanging wegens zwangerschap en bevalling of ziekte
Artikel X 10 1 De voorzitter van een vertegenwoordigend orgaan verleent aan een lid van dat orgaan op diens verzoek tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling op de in het verzoek vermelde dag die ligt tussen ten hoogste zes en ten minste vier weken voor de vermoedelijke datum van de bevalling die blijkt uit een door het lid overgelegde verklaring van een arts of verloskundige.2 De voorzitter van een vertegenwoordigend orgaan verleent aan een lid van dat orgaan op diens verzoek tijdelijk ontslag, indien het lid wegens ziekte niet in staat is het lidmaatschap uit te oefenen en blijkens de verklaring van een arts aannemelijk is dat hij de uitoefening van het lidmaatschap niet binnen acht weken zal kunnen hervatten. Het tijdelijk ontslag gaat in op de dag na de bekendmaking van de beslissing op het verzoek.
3 Het lidmaatschap van het lid aan wie tijdelijk ontslag als bedoeld in het eerste lid of tweede lid is verleend, herleeft van rechtswege met ingang van de dag waarop zestien weken zijn verstreken sinds de dag van ingang van het tijdelijk ontslag.
4 Aan een lid van een vertegenwoordigend orgaan wordt ten hoogste drie maal per zittingsperiode tijdelijk ontslag als bedoeld in het eerste of het tweede lid verleend.
Artikel X 11 1 De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan beslist op een verzoek tot tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X 10, eerste of tweede lid, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de veertiende dag na indiening van het verzoek.
2 De beslissing op het verzoek tot tijdelijk ontslag geschiedt in overeenstemming met de verklaring van de arts of verloskundige, bedoeld in artikel X 10, eerste of tweede lid.
3 Een beslissing tot tijdelijk ontslag bevat de dag van ingang van het ontslag.
4 De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft van een beslissing tot tijdelijk ontslag onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.
Artikel X 12 1 De voorzitter van het centraal stembureau benoemt een vervanger voor de plaats die is opengevallen als gevolg van een tijdelijk ontslag als bedoeld in deze paragraaf. De hoofdstukken V en W zijn van toepassing, met dien verstande dat in afwijking van artikel V 2, eerste lid, de benoeming uiterlijk op de tiende dag na de dagtekening van de kennisgeving van benoeming wordt aangenomen.
2 Degene die als vervanger is benoemd, houdt op lid te zijn met ingang van de dag waarop zestien weken zijn verstreken sinds de dag van ingang van het tijdelijk ontslag, onverminderd de mogelijkheid dat het vervangende lidmaatschap ingevolge deze wet op een eerder tijdstip eindigt.
3 Indien de vervanger van het lid van een vertegenwoordigend orgaan aan wie tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, voortijdig ontslag neemt, dan wel wordt benoemd tot lid van het vertegenwoordigend orgaan voor een plaats die is opengevallen anders dan als gevolg van een tijdelijk ontslag, benoemt de voorzitter van het centraal stembureau een nieuwe tijdelijke vervanger voor de resterende periode van het tijdelijk ontslag.
4 Artikel X 6 is niet van toepassing op een vervanger.
Hoofdstuk Xa
Het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn
Artikel Xa 1 De bij of krachtens deze afdeling gestelde bepalingen betreffende het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van provinciale staten en betreffende de beëindiging van het lidmaatschap en tijdelijke vervanging als lid, zijn, voor zover dit hoofdstuk niet anders bepaalt, van overeenkomstige toepassing op het lidmaatschap van het kiescollege, met dien verstande dat telkens in die bepalingen in plaats van «provinciale staten» en «staten» wordt gelezen: het kiescollege.Artikel Xa 2 1 Indien een benoemde geen gemachtigde heeft aangewezen als bedoeld in artikel Pa 12, eerste lid, wordt de brief houdende de kennisgeving van zijn benoeming, in afwijking van artikel V 1, eerste lid, met tussenkomt van de burgemeester van ’s-Gravenhage verzonden via een elektronisch systeem voor gegevensverwerking waarin de geadresseerde toegang heeft tot het bericht via een publiek uitgegeven authenticatiemiddel.
2 Ingeval het eerste lid van toepassing is, geldt voor de handelingen bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, W 2, eerste lid onder f, en Xa 3, dat de benoemde deze verricht via het versturen van een bericht langs elektronische weg aan het kiescollege dan wel het centraal stembureau.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het langs elektronische weg verrichten van de handelingen bedoeld in het eerste en tweede lid en het gebruik van het elektronisch systeem voor gegevensverwerking.
Artikel Xa 3 In aanvulling op artikel V 3, tweede lid, legt de benoemde die geen gemachtigde heeft een uittreksel uit de geboorteregisters over, waaruit datum en plaats van zijn geboorte blijken, alsmede een bewijs van Nederlanderschap.
Artikel Xa 4 Voor de overeenkomstige toepassing van artikel V 6, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, wordt in plaats van «gedeputeerde staten» gelezen «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
Artikel Xa 5 Bekendmaking van de benoeming van een lid van het kiescollege op grond van artikel W 7, eerste lid, geschiedt in de Staatscourant.