Jeugdwet (Jw)


Hoofdstuk 6

Gesloten jeugdhulp bij ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

§ 6.2

Tenuitvoerlegging van de machtiging

Artikel 6.2.1 1 De jeugdhulpaanbieder die in een gesloten accommodatie opname en verblijf biedt aan jeugdigen voor wie een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2, 6.1.3 of 6.1.4 is afgegeven, verstrekt Onze Ministers, ter opneming in een openbaar register van zodanige accommodatie, een opgave van:
a. de naam en het adres van de accommodatie, en
b. de naam en de rechtsvorm van de jeugdhulpaanbieder.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de veiligheid binnen de gesloten accommodatie en bouwkundige eisen ten aanzien van de gesloten accommodatie waar de machtiging ten uitvoer kan worden gelegd.
3 Een registratie wordt in de Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 6.2.2 1 Een machtiging kan slechts ten uitvoer worden gelegd in een op grond van artikel 6.2.1 geregistreerde gesloten accommodatie.
2 De rechter kan, indien het een jeugdige betreft van twaalf jaar of ouder, op verzoek van het college of de raad voor de kinderbescherming, in zijn beschikking inzake de machtiging bepalen dat deze in afwijking van het eerste lid, ten uitvoer wordt gelegd in een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. De eerste volzin wordt slechts toegepast met betrekking tot een jeugdige die op het tijdstip waarop een machtiging wordt verleend op basis van een veroordeling is opgenomen in een inrichting. Toepassing geschiedt slechts met instemming van de jeugdige of indien deze de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, met instemming van de jeugdige en degene die het gezag over hem heeft. De tenuitvoerlegging in een inrichting geschiedt slechts voor de termijn die nodig is om een behandeling of opleiding af te ronden. Op de tenuitvoerlegging is de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen van toepassing.

Artikel 6.2.3 Een jeugdhulpaanbieder die aan een leerplichtige jeugdige verblijf biedt in een gesloten accommodatie is gedurende de looptijd van de machtiging een persoon die zich met de feitelijke verzorging van de jeugdige heeft belast als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969.

Artikel 6.2.4 1 De jeugdhulpaanbieder wijst voor elke jeugdige, die in een gesloten accommodatie verblijft, een jeugdhulpverantwoordelijke aan, draagt ervoor zorg dat aan hem een vertrouwenspersoon wordt toegewezen en deelt hun namen mee aan de jeugdige en aan degene die het gezag over de jeugdige heeft.
2 De jeugdhulpaanbieder stelt huisregels vast die betrekking hebben op een ordelijke gang van zaken, de veiligheid binnen de gesloten accommodatie en het waarborgen van een pedagogisch klimaat.
3 De huisregels bevatten in ieder geval een regeling ten aanzien van de controle van de bezoekers en voorwerpen die jeugdigen in verband met de veiligheid binnen de gesloten accommodatie niet in hun bezit mogen hebben.
4 De jeugdhulpverantwoordelijke draagt ervoor zorg dat de jeugdige zo spoedig mogelijk na opname in een gesloten accommodatie schriftelijk en mondeling wordt geïnformeerd in voor hem duidelijke en toegankelijke bewoordingen over:
a. de in de gesloten accommodatie geldende huisregels;
b. de klachtenregeling;
c. de mogelijkheden de toegewezen vertrouwenspersoon in te schakelen; en
d. de medezeggenschapsregeling.

Artikel 6.2.5 1 De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat een jeugdige kan deelnemen aan onderwijs dat aansluit bij diens leerbehoefte, andere activiteiten in het kader van pedagogische vorming en gemeenschappelijke activiteiten gedurende ten minste zes uur per dag.
2 In afwijking van het eerste lid, kan de jeugdhulpaanbieder aan een jeugdige een passend individueel onderwijsprogramma en individuele activiteiten bieden.
3 De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat een gekwalificeerde gedragswetenschapper is verbonden aan een gesloten accommodatie.
4 De jeugdhulpaanbieder stelt een jeugdige in de gelegenheid een arts te raadplegen.

Artikel 6.2.6 1 Een jeugdige heeft een eigen kamer gedurende zijn verblijf in een gesloten accommodatie.
2 Een jeugdige kan op eigen verzoek tijdelijk in een afzonderlijke en veilige ruimte, anders dan de eigen kamer, verblijven.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verblijfsruimte, bedoeld in het tweede lid, en over de wijze waarop contact wordt gehouden met de jeugdige tijdens het verblijf in die verblijfsruimte.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld aan de inrichting, de faciliteiten, de afmeting en de kwaliteit van een kamer als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6.2.7 Een jeugdige heeft het recht eigen kleding en schoeisel te dragen, tenzij die een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid in de gesloten accommodatie.

Artikel 6.2.8 1 Indien een jeugdige een kind heeft, kan de jeugdige het kind in de gesloten accommodatie verzorgen en opvoeden voor zover het verblijf van het kind zich verdraagt met de opvoeding en het gezond en veilig opgroeien van het kind en de jeugdige alsmede met de veiligheid in de gesloten accommodatie.
2 De jeugdhulpaanbieder draagt er in dat geval zorg voor dat een jeugdige die een kind heeft, beschikt over faciliteiten die passend zijn om een kind te verzorgen en op te voeden.

Artikel 6.2.9 1 De jeugdhulpverantwoordelijke stelt samen met de jeugdige een hulpverleningsplan op.
2 De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat het hulpverleningsplan, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen zes weken na opname in de gesloten accommodatie, wordt vastgesteld.
3 De jeugdhulpverantwoordelijke wijst de jeugdige en diens ouders op de mogelijkheden om zich bij het opstellen, evalueren en wijzigen van het hulpverleningsplan te laten bijstaan door:
a. een vertrouwenspersoon; of
b. een familielid of naaste.
4 De jeugdhulpverantwoordelijke overlegt voorafgaand aan het vaststellen of wijzigen van het hulpverleningsplan met:
a. de ouders van de jeugdige;
b. degene die het gezag heeft over de jeugdige;
c. de voor de verlening van de jeugdhulp relevante familie en naasten;
d. een gekwalificeerde gedragswetenschapper, indien de jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde gedragswetenschapper is; en
e. een arts, indien wordt overwogen in het hulpverleningsplan geneeskundige behandelingen op te nemen.
5 De jeugdhulpverantwoordelijke houdt bij het opstellen en wijzigen van het hulpverleningsplan zoveel als mogelijk rekening met de wensen en voorkeuren van de jeugdige.
6 Indien voorafgaand aan de opname in de gesloten accommodatie een familiegroepsplan is vastgesteld, kan dat familiegroepsplan worden aangevuld met het hulpverleningsplan.
7 De vertrouwenspersoon verleent op verzoek van de jeugdige of diens ouders advies en bijstand bij het opstellen, evalueren en wijzigen van het hulpverleningsplan.
8 De jeugdhulpverantwoordelijke evalueert het hulpverleningsplan samen met de jeugdige vier weken na aanvang van de uitvoering ervan en vervolgens ten minste elke twee maanden.
9 De jeugdhulpverantwoordelijke stelt een verslag op van de evaluatie, bedoeld in het achtste lid, en reikt het verslag uit aan de jeugdige.

Artikel 6.2.10 1 In het hulpverleningsplan, bedoeld in artikel 6.2.9, eerste lid, wordt in elk geval opgenomen:
a. een omschrijving van de problematiek van de jeugdige en van het gedrag dat daaruit voortvloeit;
b. de doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige;
c. een beschrijving van de te verlenen jeugdhulp;
d. welke vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast kunnen worden, de gevallen waarin en de termijn dat die maatregelen toegepast kunnen worden, alsmede welke jeugdhulpverlener of categorie van jeugdhulpverleners bevoegd is de maatregelen toe te passen;
e. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de wensen en voorkeuren van de jeugdige ten aanzien van de jeugdhulp; en
f. de frequentie waarmee en de omstandigheden waaronder het hulpverleningsplan wordt geëvalueerd en het hulpverleningsplan wordt gewijzigd.
2 Indien de jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde gedragswetenschapper is, vindt de vaststelling of wijziging van de in het hulpverleningsplan opgenomen vrijheidsbeperkende maatregelen niet plaats dan na instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.
3 De vaststelling of wijziging van in het hulpverleningsplan opgenomen geneeskundige behandelingen vindt niet plaats dan na instemming van een arts.

Artikel 6.2.11 1 Met het oog op de veiligheid van een jeugdige of anderen dan wel om te voorkomen dat een jeugdige zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van de machtiging, bedoeld in de artikelen 6.1.2 en 6.1.3, kan de jeugdhulpaanbieder bepalen dat het vervoer van en naar een gesloten accommodatie plaatsvindt door een door Onze Ministers daartoe aangewezen vervoerder.
2 Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over het vervoer van en naar gesloten accommodaties, waaronder regels over het door de vervoerder te gebruiken vervoermiddel.