Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties
Hoofdstuk 2
Vrijheidsbenemende sancties
Afdeling 4Doortocht
Artikel 2:35(doortocht veroordeelden)
1 Veroordeelden die, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak, van de ene lidstaat van de Europese Unie worden overgebracht naar de andere lidstaat van de Europese Unie, kunnen met toestemming van Onze Minister over Nederlands grondgebied worden vervoerd.2 De toestemming van Onze Minister kan worden gegeven op verzoek van de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat. Het verzoek gaat vergezeld van een afschrift van het ingevulde certificaat. Onze Minister kan de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat verzoeken om een vertaling van het certificaat in het Nederlands of in een andere officiƫle taal van de Europese Unie.
3 Onze Minister beslist binnen een termijn van zeven dagen na ontvangst van het verzoek of na ontvangst van de vertaling, bedoeld in het tweede lid.
4 Onze Minister kan de toestemming weigeren in gevallen, waarin de veroordeelde in Nederland gesignaleerd staat voor strafrechtelijke doeleinden of ter fine van overlevering aan een andere lidstaat dan die van bestemming, aan het Internationaal Strafhof of aan een ander internationaal tribunaal of ter fine van uitlevering aan een derde staat.
Artikel 2:36
(uitvoering van het vervoer)
1 Bij vervoer over Nederlands grondgebied wordt de bewaking van de veroordeelde opgedragen aan Nederlandse ambtenaren, die bevoegd zijn alle dienstige maatregelen te nemen ter beveiliging van de veroordeelde en ter voorkoming van zijn ontvluchting.2 Indien het ten gevolge van bijzondere omstandigheden niet mogelijk is het vervoer door Nederland zonder onderbreking voort te zetten, kan de veroordeelde, in afwachting van een passende gelegenheid tot vertrek naar elders, zo nodig worden opgenomen in een huis van bewaring, op vertoon van een document waaruit de door Onze Minister verleende toestemming tot het vervoer blijkt.
3 De kosten verbonden aan het vervoer en de detentie worden in rekening gebracht bij de uitvaardigende lidstaat.
Artikel 2:37
(vervoer door de lucht)
1 De toestemming van Onze Minister, bedoeld in artikel 2:35, eerste lid, is niet vereist voor vervoer door de lucht waarbij geen landing op Nederlands grondgebied wordt gemaakt.2 In geval van een onvoorziene landing op Nederlands grondgebied kan de veroordeelde, op verzoek van de hem begeleidende buitenlandse ambtenaren, voorlopig worden aangehouden krachtens een bevel van een ter plaatse bevoegde officier van justitie of hulpofficier van justitie. Artikel 2:19, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 Het vervoer van de voorlopig aangehouden veroordeelde kan worden voortgezet, zodra Onze Minister daartoe alsnog toestemming verleent. Is de toestemming na afloop van de termijn van inverzekeringstelling nog niet verleend, of binnen die termijn geweigerd, dan wordt de veroordeelde terstond in vrijheid gesteld, behoudens de mogelijkheid van verdere vrijheidsbeneming uit anderen hoofde.