Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties
Artikel 2:19
(aanhouding en inverzekeringstelling)
1 De veroordeelde die zich in Nederland bevindt, kan worden aangehouden, indien er gegronde redenen bestaan voor de verwachting dat een vrijheidsbenemende sanctie op grond van dit hoofdstuk in Nederland ten uitvoer zal worden gelegd.2 Een verzoek van de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat dat strekt tot toepassing van het eerste lid en dat is gedaan voorafgaand aan de toezending van de rechterlijke uitspraak en het certificaat, kan slechts in overweging worden genomen, indien het een vermelding bevat van:
a. een zo nauwkeurig mogelijk signalement van de veroordeelde;
b. het strafbare feit waarop de rechterlijke uitspraak betrekking heeft;
c. de vrijheidsbenemende sanctie die is opgelegd;
d. de feiten en omstandigheden waaronder het feit is begaan.
3 Indien de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat een verzoek heeft gedaan dat strekt tot toepassing van het eerste lid, stelt Onze Minister het openbaar ministerie met het oog op de uitvoering ervan op de hoogte.
4 Iedere officier van justitie of hulpofficier van justitie is bevoegd de aanhouding te bevelen.
5 Na de veroordeelde te hebben gehoord, kan de officier van justitie of de hulpofficier van justitie bevelen dat de opgeëiste persoon gedurende drie dagen, te rekenen vanaf het tijdstip van de aanhouding, in verzekering gesteld zal blijven.
6 Artikel 39 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|---|---|---|---|
01-03-2017 | wijziging | Stb 2016 476 (pdf) | 34159 | MvT (web) MvT (pdf) |
01-11-2012 | nieuwe-regeling | Stb 2012 333 (pdf) | 32885 | MvT (web) MvT (pdf) |