Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties
Hoofdstuk 2
Vrijheidsbenemende sancties
Afdeling 2Erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke uitspraken in Nederland
§ 3De gevolgen van de erkenning
Artikel 2:15(tenuitvoerlegging)
1 Nadat de rechterlijke uitspraak is erkend, draagt Onze Minister er zorg voor dat deze zo spoedig mogelijk, overeenkomstig de regels van het Nederlandse recht en met inachtneming van de erkenningsbeslissing, ten uitvoer wordt gelegd.2 Bij de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende sanctie wordt de door de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat in het certificaat aangegeven tijd die al in detentie is doorgebracht in mindering gebracht. Eveneens wordt de tijd die in Nederland in detentie is doorgebracht als gevolg van de toepassing van de voorlopige maatregelen, bedoeld in de artikelen 2:19 en 2:20, in mindering gebracht.
Artikel 2:16
(overbrenging)
1 Indien de veroordeelde zich in de uitvaardigende lidstaat bevindt, komt Onze Minister met de bevoegde autoriteit van die staat het tijdstip overeen waarop de veroordeelde naar Nederland wordt overgebracht. Dit tijdstip ligt niet later dan dertig dagen na de beslissing van Onze Minister tot erkenning van de rechterlijke uitspraak.2 Indien onvoorziene omstandigheden de overbrenging binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, verhinderen, vindt de overbrenging plaats binnen tien dagen nadat deze omstandigheden zijn geëindigd.
Artikel 2:17
(specialiteit)
De veroordeelde wordt in Nederland niet vervolgd, gestraft of op enige andere wijze in zijn persoonlijke vrijheid beperkt, ter zake van feiten die vóór het tijdstip van zijn overbrenging zijn begaan en waarvoor hij niet is overgebracht, tenzij:a. de veroordeelde niet binnen vijfenveertig dagen na zijn invrijheidstelling Nederland heeft verlaten, hoewel hij daartoe de mogelijkheid had, of de veroordeelde Nederland heeft verlaten, maar er is teruggekeerd;
b. de feiten niet zijn bedreigd met een vrijheidsbenemende sanctie;
c. de strafvervolging niet leidt tot de toepassing van enige maatregel die de vrijheid beperkt;
d. het gaat om de tenuitvoerlegging van een andere dan een vrijheidsbenemende sanctie;
e. de veroordeelde met de overbrenging heeft ingestemd;
f. de veroordeelde na zijn overbrenging uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van de bescherming op grond van dit artikel; of
g. daartoe voorafgaand toestemming van de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat is verkregen.
Artikel 2:18
(informatieverplichtingen)
Onze Minister stelt de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat onverwijld in een vorm die toelaat dat het schriftelijk wordt vastgelegd in kennis van de volgende informatie over de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak:a. het tijdstip waarop de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde ingaat en het tijdstip waarop de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling afloopt, indien daar in het certificaat om is gevraagd;
b. het feit dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende sanctie is voltooid;
c. een beslissing betreffende gratie of amnestie als gevolg waarvan de vrijheidsbenemende sanctie niet of niet geheel ten uitvoer wordt gelegd;
d. het feit dat het onmogelijk is om de vrijheidsbenemende sanctie ten uitvoer te leggen, omdat de veroordeelde niet in Nederland kan worden gevonden;
e. het feit dat de veroordeelde zich aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende sanctie heeft onttrokken.