Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (WJG)


Titel 2A

De verwerking van strafvorderlijke gegevens

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 39a 1 Het College van procureurs-generaal is verwerkingsverantwoordelijke voor het verwerken van strafvorderlijke gegevens.
2 Het hoofd van een arrondissementsparket, het landelijk parket, het functioneel parket, het parket centrale verwerking openbaar ministerie of het ressortsparket voert het beheer over de strafvorderlijke gegevens.

Artikel 39b 1 Het College van procureurs-generaal verwerkt slechts strafvorderlijke gegevens, indien dit noodzakelijk is voor een goede vervulling van de taak van het openbaar ministerie of het nakomen van een andere wettelijke verplichting.
2 De verwerkingsverantwoordelijke maakt in voorkomend geval en voor zover mogelijk een duidelijk onderscheid tussen strafvorderlijke gegevens betreffende verschillende categorieën van betrokkenen, zoals:
a. personen ten aanzien van wie gegronde vermoedens bestaan dat zij een strafbaar feit hebben gepleegd of zullen plegen;
b. slachtoffers van een strafbaar feit, of personen ten aanzien van wie op basis van bepaalde feiten wordt vermoed dat zij slachtoffer kunnen worden van een strafbaar feit;
c. derden, zoals getuigen of personen die anderszins informatie kunnen verstrekken over strafbare feiten, of personen die contact hebben of banden onderhouden met één van de personen als bedoeld onder a of d;
d. personen die voor een strafbaar feit zijn veroordeeld.

Artikel 39c 1 De artikelen 3, 7, 7a, 7b, 7d tot en met 7f, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daar waar in deze artikelen wordt gesproken over «Onze Minister» «het College van procureurs-generaal» wordt gelezen.
2 Strafvorderlijke gegevens worden slechts verwerkt, voorzover dit behoorlijk en rechtmatig is en de gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn.
3 De verwerking van strafvorderlijke gegevens waaruit ras, etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuiging, of het lidmaatschap van een vakbond blijkt, en de verwerking van genetische gegevens, biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een natuurlijke persoon, of gegevens over gezondheid, seksuele leven en seksuele gerichtheid vindt slechts plaats voor zover dit voor het doel van de verwerking onvermijdelijk is, in aanvulling op de verwerking van andere strafvorderlijke gegevens betreffende de persoon en de gegevens afdoende zijn beveiligd
4 Een besluit uitsluitend gebaseerd op geautomatiseerde verwerking als bedoeld in artikel 7e, eerste lid, wordt niet gebaseerd op de categorieën van strafvorderlijke gegevens, bedoeld in het derde lid, tenzij de Autoriteit persoonsgegevens over de voorgenomen verwerking is geraadpleegd, overeenkomstig artikel 26h, eerste lid.
5 Profilering die leidt tot discriminatie van personen is verboden.

Artikel 39d Strafvorderlijke gegevens worden vernietigd overeenkomstig de termijnen, genoemd in de artikelen 4 en 6.

Afdeling 2

Het verstrekken van strafvorderlijke gegevens

Artikel 39e 1 Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, kan het College van procureurs-generaal aan de volgende personen of instanties strafvorderlijke gegevens verstrekken:
a. Nederlandse rechterlijke ambtenaren;
b. Onze Minister;
c. lichamen of personen aan wie krachtens artikel 257ba van het Wetboek van Strafvordering de bevoegdheid is toegekend een strafbeschikking uit te vaardigen;
d. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 2012 en ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder c en d, voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
e. ambtenaren als bedoeld in artikel 141, onderdeel c en d, van het Wetboek van Strafvordering;
f. buitengewone opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;
g. instanties die belast zijn met de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen of handelingen, beslissingen van de officier van justitie dan wel van vrijheidsbenemende straffen of maatregelen;
h. verwerkingsverantwoordelijken voor de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet politiegegevens;
i. bewaarders als bedoeld in artikel 118, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
2 Het College van procureurs-generaal verstrekt aan de ambtenaren die werkzaam zijn ten behoeve van de justitiële documentatie strafvorderlijke gegevens.
3 Het College van procureurs-generaal kan strafvorderlijke gegevens verstrekken aan Onze Minister van Buitenlandse Zaken ten behoeve van het versturen van notificaties als bedoeld in artikel 5c van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
4 Het College van procureurs-generaal verstrekt strafvorderlijke gegevens aan de geneesheer-directeur en de psychiater, bedoeld in de artikelen 5:4, 7:1, 7:11 en 8:19 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, voor zover dit voortvloeit uit de verplichtingen van de officier van justitie op grond van die artikelen.
5 Het College van procureurs-generaal verstrekt strafvorderlijke gegevens aan het CIZ, genoemd in artikel 28a, eerste lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, en aan de arts die de medische verklaring, bedoeld in artikel 28a, tweede lid, onderdeel b, van die wet, vaststelt, voor zover dit voortvloeit uit de in dat artikel bedoelde verplichtingen van de officier van justitie.
6 Artikel 9, eerste lid, tweede volzin is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39f 1 Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, kan het College van procureurs-generaal, onverminderd artikel 39e, aan personen of instanties voor de volgende doeleinden strafvorderlijke gegevens verstrekken:
a. het voorkomen en opsporen van strafbare feiten,
b. het handhaven van de orde en veiligheid,
c. het uitoefenen van toezicht op het naleven van regelgeving,
d. het nemen van een bestuursrechtelijke beslissing,
e. het beoordelen van de noodzaak tot het treffen van een rechtspositionele of tuchtrechtelijke maatregel,
f. het verlenen van hulp aan slachtoffers en anderen die bij een strafbaar feit betrokken zijn, of
g. het verrichten van een privaatrechtelijke rechtshandeling door een persoon of instantie die met een publieke taak is belast.
2 Het College van procureurs-generaal kan slechts strafvorderlijke gegevens aan personen of instanties als bedoeld in het eerste lid verstrekken, voorzover die gegevens voor die personen of instanties:
a. noodzakelijk zijn met het oog op een zwaarwegend algemeen belang of de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte, en
b. in zodanige vorm worden verstrekt dat herleiding tot andere personen dan betrokkene, redelijkerwijs wordt voorkomen.
3 Artikel 9, eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39g De artikelen 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39ga 1 Het College van procureurs-generaal kan ten behoeve van de strafrechtspleging met overeenkomstige toepassing van artikel 16, strafvorderlijke gegevens ter beschikking stellen aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie of aan organen en instanties die zijn opgericht krachtens de hoofdstukken 4 en 5 van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die zijn belast met taken van rechtshandhaving, voor zover dat voortvloeit uit een rechtsinstrument op grond van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2 Het College van procureurs-generaal kan met overeenkomstige toepassing van artikel 16a, strafvorderlijke gegevens verstrekken aan rechterlijke ambtenaren dan wel aan een andere bevoegde autoriteit in een derde land of aan een internationale organisatie.

Artikel 39h Voor het verstrekken van strafvorderlijke gegevens als bedoeld in artikel 39f kan een kostenvergoeding worden verlangd die niet hoger is dan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag.

Afdeling 3

Rechten van de betrokkene

Artikel 39ha 1 Het College van procureurs-generaal maakt ten minste de volgende informatie toegankelijk voor de betrokkene:
a. de identiteit en contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke en, in voorkomend geval, van de functionaris voor gegevensbescherming;
b. de doelen van de verwerking waarvoor de strafvorderlijke gegevens zijn bestemd;
c. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
d. de rechten van betrokkene, bedoeld in de artikelen 39i, eerste lid, en 39m, eerste lid.
2 Artikel 17b is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daar waar in dit artikel wordt gesproken over «Onze Minister» wordt gelezen «het College van procureurs-generaal».
3 De verstrekking van informatie, bedoeld in de artikelen 17b, 39i, eerste lid, en 39m, eerste lid, vindt plaats overeenkomstig de artikelen 30 tot en met 34, van het Wetboek van Strafvordering als de gegevens in een processtuk worden verwerkt.

Artikel 39i 1 De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van het College van procureurs-generaal uitsluitsel te krijgen over de al dan niet verwerking van hem betreffende strafvorderlijke gegevens en, wanneer dat het geval is, om die strafvorderlijke gegevens in te zien en om de volgende informatie te verkrijgen:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorie van de gegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende strafvorderlijke gegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek overeenkomstig de artikelen 39e, 39f en 39ga zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om verbetering, vernietiging of beperking van de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende strafvorderlijke gegevens.
2 Het College van procureurs-generaal geeft op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, binnen zes weken uitsluitsel, met uitzondering van het deel van het verzoek om inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c. Het College van procureurs-generaal kan zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen, dan wel voor ten hoogste zes weken indien blijkt dat bij verschillende parketten strafvorderlijke gegevens over de verzoeker worden verwerkt. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
3 Op het deel van een verzoek om inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, geeft het College van procureurs-generaal binnen vier weken uitsluitsel.

Artikel 39j Elke verstrekking van strafvorderlijke gegevens overeenkomstig de artikelen 39e, 39f en 39ga wordt vastgelegd en gedurende ten minste vier jaar bewaard.

Artikel 39k 1 Bij de behandeling van een verzoek als bedoeld in artikel 39i, eerste lid, draagt het College van procureurs-generaal zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker. Wanneer het College van procureurs-generaal redenen heeft om te twijfelen aan de identiteit van de persoon die het verzoek doet, kan hij de nodige aanvullende informatie vragen ter bevestiging van de identiteit van de betrokkene.
2 Artikel 20, tweede tot en met vierde lid, is van toepassing.

Artikel 39l 1 Indien de betrokkene verzoekt om inzage, op grond van artikel 39i, eerste lid, of rectificatie, bedoeld in artikel 39m, eerste lid, wordt hij schriftelijk in kennis gesteld van de ontvangst van het verzoek, de termijn voor uitsluitsel en de mogelijkheid om naar aanleiding daarvan een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens.
2 Een verzoek als bedoeld in de artikelen 39i, eerste lid, en 39m, eerste lid, wordt afgewezen, voor zover het onthouden van inzage of het achterwege laten van rectificatie een noodzakelijke en evenredige maatregel is gelet op één of meer van de gronden, bedoeld in artikel 21, tweede lid.
3 De gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk.

Artikel 39m 1 De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende strafvorderlijke gegevens te verkrijgen, en rekening houdend met het doel van de verwerking, onvolledige strafvorderlijke gegevens te laten aanvullen. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2 De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onnodige vertraging vernietiging van de hem betreffende strafvorderlijke gegevens te verkrijgen, indien de gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of een wettelijk voorschrift tot vernietiging verplicht.
3 In plaats van vernietiging draagt de verwerkingsverantwoordelijke zorg voor afscherming van strafvorderlijke gegevens, indien:
a. de juistheid van de strafvorderlijke gegevens door de betrokkene wordt betwist en de juistheid of onjuistheid niet kan worden geverifieerd, in welk geval de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene informeert voordat de beperking van de verwerking wordt opgeheven, of
b. de persoonsgegevens moeten worden bewaard als bewijsmateriaal.
4 De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen vier weken schriftelijk in kennis met betrekking tot de opvolging van zijn verzoek.
5 Artikel 22, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daar waar in dit artikel wordt gesproken over «Onze Minister» «het College van procureurs-generaal» wordt gelezen.
6 De verwerkingsverantwoordelijke draagt zorg dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, vernietiging of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd. Hij draagt zorg voor het kenmerken van een gegeven als de juistheid daarvan door de betrokkene wordt betwist en niet kan worden vastgesteld of het gegeven al dan niet juist is.

Artikel 39n 1 Een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 39i of 39m geldt als een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2 De belanghebbende kan zich binnen de termijn bepaald voor het beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht tot de Autoriteit persoonsgegevens wenden met het verzoek te bemiddelen of te adviseren in zijn geschil met de verwerkingsverantwoordelijke. In dat geval kan in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep nog worden ingesteld nadat de belanghebbende van de Autoriteit persoonsgegevens bericht heeft ontvangen dat de behandeling van de zaak is beëindigd, doch uiterlijk zes weken na dat tijdstip.

Artikel 39o Artikel 24 is van overeenkomstige toepassing op strafvorderlijke gegevens.

Artikel 39p 1 De verstrekking van de informatie, bedoeld in de artikelen 39i, eerste lid, en 39m, eerste lid, geschiedt kosteloos.
2 In het geval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, met name vanwege de geringe tussenpozen tussen opéénvolgende verzoeken, kan het College van procureurs-generaal voor de verstrekking van de informatie, bedoeld in het eerste lid, weigeren gevolg te geven aan het verzoek.

Artikel 39q 1 Betrokkene kan bij het College van procureurs-generaal verzet aantekenen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden.
2 Het College van procureurs-generaal beoordeelt, gehoord het hoofd van het arrondissementsparket, het landelijk parket, het functioneel parket, het parket centrale verwerking openbaar ministerie of het ressortsparket, binnen vier weken na ontvangst van het verzet of het verzet gerechtvaardigd is. Indien het verzet gerechtvaardigd is, beëindigt het terstond de verwerking.
3 De artikelen 39n en 39p zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 4

Bepalingen betreffende klachten, controle en toezicht

Artikel 39r 1 De artikelen 26a tot en met 26h en 27, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op strafvorderlijke gegevens.
2 De artikelen 35a, 35b en 35d, van de Wet politiegegevens zijn van overeenkomstige toepassing op strafvorderlijke gegevens.
3 De Autoriteit persoonsgegevens is bevoegd:
a. de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker te waarschuwen dat met de voorgenomen verwerkingen waarschijnlijk een inbreuk wordt gemaakt op het bij of krachtens deze wet bepaalde;
b. een last onder bestuursdwang op te leggen ter handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde;
c. een bestuurlijke boete op te leggen indien de verwerkingsverantwoordelijke handelt in strijd met hetgeen is bepaald bij of krachtens:
– de artikelen 39c, eerste lid, voor wat betreft de overeenkomstige toepassing van de artikelen 7, 7a, 7b en 7d in dat lid, en 39r, eerste lid, voor wat betreft de overeenkomstige toepassing van de artikelen 26c, 26f, 26g en 26h, in dat lid van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de vijfde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
– de artikelen 39c, eerste lid, voor wat betreft de overeenkomstige toepassing van artikel 7e in dat lid, 39ha, eerste en tweede lid, 39i, 39m en 39o, van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de zesde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
d. een advies te verstrekken aan de verwerkingsverantwoordelijke naar aanleiding van een voorafgaande raadpleging, bedoeld in artikel 26h;
e. de verwerkingsverantwoordelijke te verplichten een inbreuk in verband met persoonsgegevens te melden aan de betrokkene.
4 Artikel 27, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5 De werking van de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete, bedoeld in het derde lid, onder c, wordt opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt respectievelijk beroep is ingesteld, op het bezwaar respectievelijk het beroep is beslist.
6 De bevoegdheden, bedoeld in het derde lid, onderdelen d en e, gelden als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.