Uitvoeringswet internationale kinderbescherming


Hoofdstuk 6

Erkenning, niet-erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op grond van de verordening

Artikel 18 1 Ten aanzien van beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid is de voorzieningenrechter van de rechtbank bevoegd tot kennisneming van:
a. een verzoek tot erkenning of de weigering daarvan, als bedoeld in artikel 30, derde lid, respectievelijk 40, eerste lid, van de verordening;
b. een verzoek betreffende de uitoefening van het omgangsrecht, als bedoeld in artikel 54 van de verordening;
c. een verzoek tot weigering van de tenuitvoerlegging, als bedoeld in artikel 59 van de verordening.
2 Relatief bevoegd is de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wiens rechtsgebied het kind waarop het verzoek betrekking heeft, zijn woonplaats heeft of, bij gebreke daarvan in Nederland, zijn verblijfplaats heeft. Kan de bevoegdheid niet worden gebaseerd op de woonplaats of het werkelijke verblijf van het kind, dan is de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag bevoegd.
3 Een beslissing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt gevraagd bij verzoekschrift dat door tussenkomst van een advocaat wordt ingediend. Het verzoekschrift houdt tevens de keuze in van een woonplaats binnen het arrondissement van de rechtbank.
4 Onverminderd het bepaalde bij artikel 32 van de verordening, wordt bij ongenoegzaamheid van de bij het verzoekschrift overgelegde stukken aan de verzoeker gelegenheid tot aanvulling gegeven met de stukken, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de verordening.

Artikel 19 1 Ten aanzien van beslissingen in huwelijkszaken is de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wiens rechtsgebied de verzoeker zijn woonplaats dan wel zijn verblijfplaats heeft, of bij gebreke daarvan in Nederland, de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, bevoegd tot kennisneming van een verzoek tot erkenning of de weigering daarvan, als bedoeld in artikel 30, derde lid, respectievelijk 40, eerste lid, van de verordening. Artikel 18, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. De in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden worden in de procedure niet opgeroepen.
2 In de zaken, bedoeld in het eerste lid, is de procedure van artikel 26 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.
3 Artikel 26e van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op een beslissing als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 20 1 Het afschrift van de rechterlijke beslissing en het certificaat, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder a en b, respectievelijk artikel 46, eerste lid, onder a en b, van de verordening vormen telkens tezamen een executoriale titel in de zin van artikel 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2 Een authentieke akte of overeenkomst, als bedoeld in artikel 64 van de verordening vormt tezamen met het certificaat, bedoeld in artikel 66, eerste lid, onder b, van de verordening een executoriale titel in de zin van artikel 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 21 1 Heeft de partij tegen wie de tenuitvoerlegging zich richt woonplaats in Nederland, dan kan de in artikel 20 bedoelde executoriale titel niet dan na verloop van een maand na betekening, als bedoeld in artikel 55 van de verordening, tegen die partij ten uitvoer worden gelegd.
2 Heeft de partij tegen wie de tenuitvoerlegging zich richt geen woonplaats in Nederland, dan kan de in artikel 20 bedoelde executoriale titel niet dan na verloop van twee maanden na betekening, als bedoeld in artikel 55 van de verordening, tegen die partij ten uitvoer worden gelegd.
3 De voorzieningenrechter van de rechtbank kan, indien daartoe gronden aanwezig zijn, de in het eerste en tweede lid genoemde termijn inkorten op verzoek van de partij die de executoriale titel ten uitvoer wil leggen. Dit verzoek wordt door tussenkomst van een advocaat ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wiens rechtsgebied de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd of het kind waarop het verzoek betrekking heeft, gewone verblijfplaats heeft dan wel binnen wiens rechtsgebied de tenuitvoerlegging dient plaats te vinden. De partij tegen wie de tenuitvoerlegging zich richt, wordt op dit verzoek niet gehoord. Tegen de beschikking van de voorzieningenrechter staat geen hoger beroep open.
4 Bij toepassing van het derde lid vermeldt het exploot van de gerechtsdeurwaarder waarmee het certificaat wordt betekend, bedoeld in artikel 55 van de verordening, het door de voorzieningenrechter verleende verlof voor verkorting van de termijn.

Artikel 22 1 Op de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, bedoeld in de verordening, zijn de artikelen 812 en 813 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.
2 Onverminderd het eerste lid, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek van de partij die de executoriale titel ten uitvoer wil leggen, bepalen op welke wijze de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing moet plaatsvinden. Artikel 18, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter.
3 Een beslissing op een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt gevraagd bij verzoekschrift door tussenkomst van een advocaat. Het verzoekschrift houdt tevens de keuze in van een woonplaats binnen het arrondissement van de rechtbank.

Artikel 23 1 Het gerecht dat bevoegd is kennis te nemen van het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 61 van de verordening, is het gerechtshof.
2 Het gerecht dat bevoegd is kennis te nemen van het rechtsmiddel, bedoeld in artikel 62 van de verordening, is de Hoge Raad.

Artikel 23a 1 De rechter die de beslissing heeft gegeven, is bevoegd kennis te nemen van een verzoek tot afgifte van een certificaat, als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de verordening.
2 Het certificaat bedoeld in artikel 36, eerste lid, en artikel 47, eerste lid, van de verordening wordt op verzoek van een partij afgegeven zonder dat die partij of andere belanghebbenden worden gehoord. Voor dit verzoek is de tussenkomst van een advocaat niet vereist.
3 Op een verzoek tot rectificatie van het certificaat, als bedoeld in de artikelen 37 en 48, eerste lid, van de verordening, is artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, indien het certificaat door een Nederlandse rechter is afgegeven. De rechter stelt belanghebbenden niet in de gelegenheid om zich over de rectificatie uit te laten.
4 Het verzoek om intrekking van het certificaat, bedoeld in artikel 48, tweede lid, en het verzoek om afgifte van een certificaat van niet-uitvoerbaarheid of beperkte uitvoerbaarheid, bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de verordening, worden door tussenkomst van een advocaat ingediend bij de rechter die de beslissing heeft gegeven. De rechter kan bepalen dat een mondelinge behandeling achterwege blijft indien geen van de partijen, na te zijn gewezen op hun recht te worden gehoord, binnen een door de rechter te bepalen termijn heeft verklaard gebruik te willen maken van dit recht.
5 Tegen beslissingen op verzoeken, als bedoeld in het vierde lid, kan hoger beroep worden ingesteld binnen twee weken na de dagtekening van de beslissing. Tegen de beschikking van het gerechtshof staat geen gewoon rechtsmiddel open.