Uitvoeringswet internationale kinderbescherming


Artikel 18 1 Ten aanzien van beslissingen inzake ouderlijke verantwoordelijkheid is de voorzieningenrechter van de rechtbank bevoegd tot kennisneming van:
a. een verzoek tot erkenning of de weigering daarvan, als bedoeld in artikel 30, derde lid, respectievelijk 40, eerste lid, van de verordening;
b. een verzoek betreffende de uitoefening van het omgangsrecht, als bedoeld in artikel 54 van de verordening;
c. een verzoek tot weigering van de tenuitvoerlegging, als bedoeld in artikel 59 van de verordening.
2 Relatief bevoegd is de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wiens rechtsgebied het kind waarop het verzoek betrekking heeft, zijn woonplaats heeft of, bij gebreke daarvan in Nederland, zijn verblijfplaats heeft. Kan de bevoegdheid niet worden gebaseerd op de woonplaats of het werkelijke verblijf van het kind, dan is de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag bevoegd.
3 Een beslissing op een verzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt gevraagd bij verzoekschrift dat door tussenkomst van een advocaat wordt ingediend. Het verzoekschrift houdt tevens de keuze in van een woonplaats binnen het arrondissement van de rechtbank.
4 Onverminderd het bepaalde bij artikel 32 van de verordening, wordt bij ongenoegzaamheid van de bij het verzoekschrift overgelegde stukken aan de verzoeker gelegenheid tot aanvulling gegeven met de stukken, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de verordening.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
wijziging Stb 2016 290 (pdf) 34212 MvT (web) MvT (pdf)
01-08-2022 wijziging Stb 2022 72 (pdf) 35888 MvT (web) MvT (pdf)
01-01-2013 wijziging Stb 2012 313 (pdf) 32891 MvT (web) MvT (pdf)
01-01-2012 wijziging Stb 2011 500 (pdf) 32863 MvT (web) MvT (pdf)
01-05-2006 nieuwe-regeling Stb 2006 123 (pdf) 29980 MvT (web) MvT (pdf)