Kieswet (KW)


Afdeling III

De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Hoofdstuk Q

Algemene bepalingen

Artikel Q 1 1 De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van provinciale staten.
2 De leden van provinciale staten komen per provincie in vergadering bijeen tot het uitbrengen van hun stem.

Artikel Q 2 1 De leden van de Eerste Kamer worden gekozen voor vier jaren.
2 Zij treden tegelijk af met ingang van de dinsdag in de periode van 7 tot en met 13 juni in het jaar waarin de leden van provinciale staten worden gekozen.
3 Indien de eerste samenkomst van de na een ontbinding gekozen Eerste Kamer valt voor het tijdstip waarop de zittingsduur van de ontbonden kamer zou zijn geëindigd, treden de leden van de nieuw gekozen kamer tegelijk op dat tijdstip af.

Artikel Q 3 Degene die ter vervulling van een opengevallen plaats tot lid van de Eerste Kamer is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel Q 4 De kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer vindt plaats op de dinsdag in de periode van 19 tot en met 25 april.

Artikel Q 5 In geval van ontbinding van de Eerste Kamer vindt de kandidaatstelling plaats binnen veertig dagen na de dagtekening van het koninklijk besluit tot ontbinding, op een bij dat besluit te bepalen dag.

Artikel Q 6 1 De registratie van een aanduiding van een politieke groepering voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, als bedoeld in artikel G 1, geldt tevens voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer.
2 Een politieke groepering die een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid, waarvan de aanduiding niet is geregistreerd voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezingen van de leden van de Eerste Kamer schriftelijk verzoeken de aanduiding waarmee zij voor die verkiezingen op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, in te schrijven in een register dat door het centraal stembureau wordt bijgehouden. Verzoeken, ontvangen na de negenentwintigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling.
3 Het tweede tot en met zevende en negende lid van artikel G 1 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van het zevende lid, onder d, in plaats van «de Tweede Kamer» wordt gelezen «de Eerste Kamer».
4 Behalve op de in artikel G 1, vierde lid, genoemde gronden wordt op een verzoek om registratie van de aanduiding van een politieke groepering ten behoeve van de verkiezingen van de leden van de Eerste Kamer afwijzend beschikt, indien de aanduiding geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een aanduiding van een andere politieke groepering die reeds ten behoeve van de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, of met een aanduiding waarvoor reeds eerder ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is.
5 In afwijking van de artikelen 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt een beroepschrift tegen een beschikking als bedoeld in dit artikel ingediend uiterlijk op de zesde dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin de beschikking is medegedeeld. Artikel D 8 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk R

De inlevering van de kandidatenlijsten

Artikel R 1 1 Op de dag van de kandidaatstelling kunnen bij het centraal stembureau van negen tot zeventien uur kandidatenlijsten door persoonlijke overhandiging worden ingeleverd.
2 Op de kandidatenlijst wordt vermeld voor welke provincie of provincies zij wordt ingeleverd.
3 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de kandidatenlijsten, kosteloos, voor de leden van provinciale staten verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

Artikel R 2 1 Bij de lijst wordt overgelegd een schriftelijke verklaring van ten minste één lid van provinciale staten van iedere provincie waarvoor de lijst wordt ingeleverd dat hij de lijst ondersteunt. Op deze verklaring worden de kandidaten op dezelfde wijze en in dezelfde volgorde vermeld als op de lijst.
2 Een lid van provinciale staten mag niet meer dan één verklaring van ondersteuning ondertekenen.
3 Een overgelegde verklaring van ondersteuning kan niet worden ingetrokken.
4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaring van ondersteuning, kosteloos, voor de leden van provinciale staten verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.
5 Artikel H 4, achtste lid, is van toepassing.

Artikel R 3 Op de lijst worden een of meer personen vermeld die bij verhindering van de inleveraar bevoegd zijn tot het herstel van verzuimen, bedoeld in artikel S 1, derde lid.

Artikel R 4 1 De namen van de kandidaten worden op de lijsten geplaatst in de volgorde waarin aan hen de voorkeur wordt gegeven.
2 Op dezelfde lijst mogen de namen van ten hoogste vijftig kandidaten worden geplaatst. Op dezelfde lijst van een politieke groepering wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van het desbetreffende vertegenwoordigend orgaan meer dan vijftien zetels zijn toegekend, mag een aantal namen worden geplaatst dat ten hoogste tachtig zetels bedraagt. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.

Artikel R 5 1 De naam van een kandidaat mag niet voorkomen op een lijst, indien de kandidaat tijdens de zittingsperiode van de Eerste Kamer waarvoor de verkiezing zal plaatshebben, niet de voor het zitting nemen in dat orgaan vereiste leeftijd zal bereiken.
2 De naam van een kandidaat mag niet voorkomen op meer dan één van de lijsten die voor eenzelfde provincie zijn ingeleverd.

Artikel R 6 De wijze waarop kandidaten op de lijst worden vermeld, wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel R 7 1 De gemachtigde, bedoeld in artikel G 1, derde lid, onder c, onderscheidenlijk artikel Q 6, derde lid, in samenhang met artikel G 1, derde lid, onder c, kan aan degene die de kandidatenlijst inlevert de bevoegdheid verlenen boven de lijst de aanduiding van de desbetreffende groepering te plaatsen, zoals die door het centraal stembureau is geregistreerd. Een verklaring van de gemachtigde waaruit deze bevoegdheid blijkt, wordt bij de lijst overgelegd.
2 Degene die de lijst inlevert, is bevoegd daarboven een aanduiding te plaatsen, gevormd door samenvoeging van door het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer of van de Tweede Kamer geregistreerde aanduidingen of afkortingen daarvan, indien hem daartoe de bevoegdheid is verleend door de gemachtigden van de onderscheidene groeperingen. Verklaringen van de gemachtigden waaruit deze bevoegdheid blijkt, worden bij de lijst overgelegd. Een aldus gevormde aanduiding mag niet meer dan 35 letters of andere tekens bevatten.
3 Degene die de lijst heeft ingeleverd, ontvangt daarvan een bewijs.
4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen met betrekking tot het plaatsen van aanduidingen van politieke groeperingen boven kandidatenlijsten, kosteloos, verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor de formulieren een model vastgesteld.

Artikel R 8 1 Bij de lijst wordt overgelegd een schriftelijke verklaring van iedere daarop voorkomende kandidaat dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op deze lijst voor de provincie of provincies waarvoor deze lijst is ingeleverd. Tenzij een gemachtigde, bedoeld in de artikelen R 9 of R 9a, wordt aangewezen wordt op deze verklaring vermeld op welk adres de kandidaat de kennisgeving van zijn benoeming, bedoeld in artikel V 1, wil ontvangen.
2 Een overgelegde verklaring van instemming kan niet worden ingetrokken.
3 Bij de lijst wordt van iedere kandidaat die geen zitting in de Eerste Kamer heeft, tevens een kopie van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht overgelegd. Indien van een dergelijke kandidaat een kopie van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ontbreekt, wordt de verklaring van instemming van de betreffende kandidaat geacht te ontbreken.
4 Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld waar en wanneer de formulieren voor de verklaringen van instemming, kosteloos, verkrijgbaar zijn. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier een model vastgesteld.

Artikel R 9 1 De kandidaat wiens woonplaats buiten het Europese deel van Nederland is gelegen, wijst in de verklaring van instemming tevens een in het Europese deel van Nederland wonende gemachtigde aan met vermelding van diens naam, voorletters, woonplaats en adres. Indien de kandidaat meer dan één verklaring ondertekent, moet in iedere verklaring dezelfde gemachtigde worden aangewezen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3 en W 2, eerste lid, onder f. Indien de kandidaat woonachtig is in één van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is de gemachtigde met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste lid, en W 2, eerste lid, onder f.
2 De kandidaat is bevoegd de overeenkomstig het eerste lid gegeven volmacht in te trekken. Hij geeft hiervan schriftelijk kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau, zo nodig met aanwijzing van een nieuwe gemachtigde. Indien geen nieuwe gemachtigde wordt aangewezen, vermeldt de kandidaat op welk adres hij de kennisgeving van zijn benoeming, bedoeld in artikel V 1, wil ontvangen.

Artikel R 9a 1 De in het Europese deel van Nederland wonende kandidaat kan bij de verklaring van instemming tevens een in het Europese deel van Nederland wonende gemachtigde aanwijzen met vermelding van diens naam, voorletters, woonplaats en adres. Indien de kandidaat meer dan één verklaring ondertekent, wordt in iedere verklaring dezelfde gemachtigde aangewezen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd tot de handelingen, bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, eerste en tweede lid, en W 2, eerste lid, onder f.
2 Van de machtiging kan alleen gebruik worden gemaakt, indien dit gebruik ertoe strekt dat kandidaten van de gezamenlijke lijsten van de politieke groepering benoemd worden verklaard in de volgorde die voor de dag van de stemming door de politieke groepering is vastgesteld.
3 In geval van een benoeming voorafgaande aan de eerste samenkomst van het nieuw gekozen orgaan, kan van de machtiging geen gebruik worden gemaakt ten aanzien van kandidaten die op de gezamenlijke lijsten waarop zij voorkomen een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan of gelijk aan de kiesdeler.
4 De politieke groepering deelt de in het tweede lid bedoelde volgorde uiterlijk twee weken na de kandidaatstelling mee aan het centraal stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat van de volgorde zo spoedig mogelijk mededeling wordt gedaan in de Staatscourant dan wel, indien het de verkiezing van de leden van provinciale staten betreft, in het provinciaal blad.
5 Artikel R 9, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel R 10 1 Kandidatenlijsten, ingeleverd voor verschillende provincies, waarop dezelfde kandidaten in gelijk aantal en in dezelfde volgorde zijn geplaatst, vormen tezamen een stel gelijkluidende lijsten.
2 Kandidatenlijsten, ingeleverd voor verschillende provincies, waarboven dezelfde aanduiding van een politieke groepering is geplaatst of waarvan de eerste kandidaat dezelfde is, vormen tezamen een lijstengroep. Het bepaalde in de vorige volzin is mede van toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen.

Artikel R 11 De artikelen 15, 16 en 18 van de Algemene verordening gegevensbescherming zijn niet van toepassing op verwerking van persoonsgegevens door het centraal stembureau bij of krachtens dit hoofdstuk.

Hoofdstuk S

Het onderzoek, de nummering en de openbaarmaking van de kandidatenlijsten

§ 1

Het onderzoek van de kandidatenlijsten

Artikel S 1 1 Er is voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer een centraal stembureau. De Kiesraad treedt als zodanig op.
2 Het centraal stembureau houdt een zitting tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten.
3 Indien bij het onderzoek blijkt van een of meer van de volgende verzuimen, geeft het centraal stembureau onverwijld bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs kennis aan degene die de lijst heeft ingeleverd:
a. dat voor een of meer provincies niet een verklaring als bedoeld in artikel R 2, eerste lid, is overgelegd, waarbij buiten beschouwing blijven de verklaringen van een lid van provinciale staten dat meer dan één verklaring heeft ondertekend;
b. dat een kandidaat niet is vermeld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel R 6;
c. dat ten aanzien van een kandidaat ontbreekt de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst voor de provincie of provincies waarvoor deze lijst is ingeleverd;
d. dat ten aanzien van een kandidaat die buiten het Europese deel van Nederland woonplaats heeft, in zijn verklaring van instemming de aanwijzing van een gemachtigde ontbreekt;
e. dat een verklaring, bedoeld in artikel R 7, ontbreekt.
4 Uiterlijk op de derde dag na de zitting, bedoeld in het tweede lid, kan degene die de lijst heeft ingeleverd, het verzuim of de verzuimen, in de kennisgeving aangeduid, herstellen bij het centraal stembureau van negen tot zeventien uur.
5 Bij verhindering of ontstentenis van degene die de lijst heeft ingeleverd, treedt in diens plaats een ingevolge artikel R 3 op de lijst vermelde vervanger.

Artikel S 1a Onmiddellijk nadat de lijsten door het centraal stembureau zijn onderzocht, worden deze voor een ieder ter inzage gelegd bij het centraal stembureau.

Artikel S 2 1 Uiterlijk op de tiende dag na de kandidaatstelling beslist het centraal stembureau in een openbare zitting over de geldigheid van de lijsten voor iedere provincie waarvoor zij zijn ingeleverd en over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten, alsmede over het handhaven van de daarboven geplaatste aanduiding van een politieke groepering.
2 De voorzitter van het centraal stembureau doet van de dag, het uur en de plaats van de openbare zitting tijdig mededeling in de Staatscourant.

Artikel S 3 Voor een provincie is ongeldig de lijst:
a. die niet op de dag van de kandidaatstelling tussen negen en zeventien uur bij het centraal stembureau door persoonlijke overhandiging is ingeleverd;
b. waarbij niet is overgelegd een verklaring als bedoeld in artikel R 2, eerste lid, van een lid van provinciale staten van deze provincie, waarbij buiten beschouwing blijven de verklaringen van een lid van provinciale staten dat meer dan één verklaring heeft ondertekend;
c. die niet voldoet aan het bij ministeriële regeling vastgestelde model;
d. waarop door toepassing van artikel S 4 alle kandidaten zijn geschrapt.

Artikel S 4 1 Het centraal stembureau schrapt, in de volgorde in dit lid aangewezen, van de lijst voor een provincie de naam van de kandidaat:
a. die niet is vermeld overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel R 6;
b. van wie niet is overgelegd de verklaring dat hij instemt met zijn kandidaatstelling op de lijst voor deze provincie;
c. wiens woonplaats buiten het Europese deel van Nederland is gelegen, indien de aanwijzing van een gemachtigde ontbreekt;
d. die tijdens de zittingsperiode van de Eerste Kamer waarvoor de verkiezing zal plaatsvinden, niet de voor het zitting nemen in dat orgaan vereiste leeftijd bereikt;
e. die voorkomt op meer dan één van de voor deze provincie ingeleverde lijsten;
f. van wie een uittreksel uit het register van overlijden dan wel een afschrift van de akte van overlijden is overgelegd;
g. die op de lijst voorkomt na het ten hoogste toegelaten aantal.
2 Het centraal stembureau schrapt, in de volgorde in dit lid aangewezen, de aanduiding van een politieke groepering van de lijst voor een provincie, indien:
a. een daarop betrekking hebbende verklaring als bedoeld in artikel R 7 ontbreekt;
b. de aanduiding geplaatst is boven meer dan één van de bij het centraal stembureau ingeleverde lijsten voor deze provincie.
3 Indien de aanduiding van een politieke groepering niet in overeenstemming is met die waaronder zij is geregistreerd, brengt het centraal stembureau deze ambtshalve daarmee in overeenstemming.

Artikel S 5 1 Tegen een beschikking als bedoeld in artikel S 2 kan, in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht, beroep worden ingesteld door een belanghebbende en iedere kiezer.
2 Artikel I 7, eerste lid, tweede volzin, en tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3 De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt partijen en de voorzitter van het centraal stembureau onverwijld in kennis van de uitspraak.

Artikel S 6 1 Indien beroep is ingesteld tegen een beschikking waarbij het centraal stembureau een lijst voor een provincie ongeldig heeft verklaard of de naam van een kandidaat dan wel de aanduiding van een politieke groepering heeft geschrapt op grond van een of meer der verzuimen, vermeld in artikel S 1, derde lid, zonder dat het centraal stembureau tevoren overeenkomstig het in dat artikel bepaalde kennis heeft gegeven van het bestaan daarvan aan degene die de lijst heeft ingeleverd, kan deze persoon, dan wel een persoon als bedoeld in artikel R 3, het verzuim of de verzuimen alsnog herstellen bij de Raad van State. Artikel S 1, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2 Indien een verzuim overeenkomstig het eerste lid is hersteld, houdt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij haar uitspraak daarmee rekening.

Artikel S 7 1 Van de in de artikelen S 1 en S 2 bedoelde zittingen wordt proces-verbaal opgemaakt. Het proces-verbaal wordt voor eenieder ter inzage gelegd.
2 De bij de in artikel S 2 bedoelde zitting aanwezige personen kunnen mondeling bezwaren inbrengen. Van deze bezwaren, alsmede van de reactie van het centraal stembureau daarop, wordt in het proces-verbaal melding gemaakt.
3 Bij ministeriële regeling worden voor deze processen-verbaal modellen vastgesteld.

§ 2

De nummering van de kandidatenlijsten

Artikel S 8 Vervallen

Artikel S 9 Vervallen

Artikel S 10 In de zitting, bedoeld in artikel S 2, nummert het centraal stembureau de kandidatenlijsten.

Artikel S 11 Bij de nummering gelden de lijstengroepen alsmede de niet van een groep deel uitmakende stellen gelijkluidende lijsten als één lijst.

Artikel S 12 1 Eerst worden genummerd de lijsten van politieke groeperingen wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Eerste Kamer een of meer zetels zijn toegekend. Aan deze lijsten worden de nummers 1 en volgende toegekend in de volgorde van de stemcijfers van de desbetreffende lijsten bij die verkiezing, met dien verstande dat aan de lijst van de groepering met het hoogste stemcijfer het nummer 1 wordt toegekend. Bij gelijkheid van het aantal beslist het lot.
2 Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van samenvoeging van aanduidingen van twee of meer groeperingen, indien bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, hetzij aan de gezamenlijke groeperingen, hetzij aan ten minste één daarvan, één of meer zetels zijn toegekend. In het geval dat aan ten minste één van de groeperingen één of meer zetels zijn toegekend worden voor de toepassing van het bepaalde in de tweede volzin van het eerste lid, de op de lijsten uitgebrachte aantallen stemmen van de groeperingen waaraan die zetels zijn toegekend, bij elkaar opgeteld.
3 Vervolgens worden, met de nummers volgende op het laatste krachtens het eerste lid toegekende nummer, genummerd de overige lijsten in de volgorde van het aantal provincies waarvoor de lijst geldt, met dien verstande dat het eerstvolgende nummer wordt toegekend aan de lijst die geldt voor de meeste provincies. Bij een gelijk aantal provincies beslist het lot.

Artikel S 13 Nadat onherroepelijk is beslist over de geldigheid van de ingeleverde lijsten, maakt de voorzitter van het centraal stembureau de lijsten uiterlijk op de zevende dag voor de stemming openbaar door plaatsing van de lijsten naar de provincies gerangschikt en met vermelding van hun nummers en, in voorkomend geval, de aanduidingen van de politieke groeperingen in de Staatscourant.

Artikel S 14 Een beslissing in beroep tot ongeldigverklaring van een kandidatenlijst heeft geen gevolg ten aanzien van de nummers, toegekend aan de overige kandidatenlijsten.

§ 3

Slotbepaling

Artikel S 15 Het centraal stembureau vernietigt de ingeleverde kandidatenlijsten alsmede de daarbij horende stukken, met uitzondering van de overgelegde verklaringen van instemming, na de vaststelling van de uitslag. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel S 16 De artikelen 15, 16 en 18 van de Algemene verordening gegevensbescherming zijn niet van toepassing op verwerking van persoonsgegevens door het centraal stembureau bij of krachtens dit hoofdstuk.

Hoofdstuk T

De stemming en de stemopneming

Artikel T 1 1 De stemming vindt plaats op de vierendertigste dag na de kandidaatstelling.
2 De stemming vindt plaats om vijftien uur (Europees-Nederlandse tijd).

Artikel T 2 1 Op het bij de verkiezing te bezigen stembiljet zijn aan de ene zijde gedrukt de lijsten van kandidaten over wie de stemming moet geschieden, en aan de andere zijde de naam van de provincie en de handtekening van de voorzitter van de staten.
2 Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.
3 De voorzitter draagt zorg dat het benodigde aantal stembiljetten vóór de aanvang van de stemming in de vergadering aanwezig is.

Artikel T 3 De voorzitter benoemt uit de statenvergadering drie leden, die met hem als voorzitter het stembureau vormen.

Artikel T 4 1 Een statenlid brengt zijn stem uit door een wit stipje, geplaatst vóór de kandidaat van zijn keuze, rood te maken.
2 Aan een statenlid wordt op zijn verzoek toegestaan bij volmacht te stemmen. Het lid dat van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken, doet daarvan voor de aanvang van de zitting van de staten waarin de stemming zal worden gehouden, schriftelijk aan de voorzitter mededeling, onder aanwijzing van een lid van de staten dat bereid is als gemachtigde op te treden. Een statenlid mag niet meer dan één aanwijzing als gemachtigde aannemen. Bij ministeriële regeling wordt voor deze mededeling een model vastgesteld.
3 Artikel J 27 is van toepassing, met dien verstande dat in plaats van «een kiezer» wordt gelezen: een statenlid.

Artikel T 5 Na het uitbrengen van zijn stem levert het statenlid het stembiljet dichtgevouwen bij de voorzitter in.

Artikel T 6 1 De voorzitter deelt mee hoeveel stembiljetten zijn ingeleverd.
2 De stemming is nietig, indien dit aantal groter is dan het aantal in de vergadering aanwezige leden, vermeerderd met het aantal aanwezige leden die als gemachtigde aan de stemming mogen deelnemen.
3 In dit geval vernietigt de voorzitter de ingeleverde stembiljetten en heeft een nieuwe stemming plaats.

Artikel T 7 1 De voorzitter opent de stembiljetten.
2 Vervolgens deelt hij ten aanzien van elk stembiljet mee voor welke lijst en welke kandidaat het geldt. Indien sprake is van een blanco of ongeldige stem maakt hij hiervan tevens melding.
3 Nadat een van de leden van het stembureau het stembiljet heeft nagezien, houden de beide andere leden aantekening van iedere uitgebrachte stem.

Artikel T 8 1 Blanco is de stem uitgebracht op een stembiljet dat door de kiezer is ingeleverd zonder dat hij geheel of gedeeltelijk een wit stipje in een stemvak rood heeft gemaakt en zonder dat hij anderszins op het stembiljet geschreven of getekend heeft.
2 Ongeldig is de stem uitgebracht op een ander stembiljet dan bij of krachtens deze wet mag worden gebruikt.
3 Voorts is ongeldig de stem die niet als blanco wordt aangemerkt, maar waarbij de kiezer op het stembiljet niet, door het geheel of gedeeltelijk rood maken van het witte stipje in een stemvak, op ondubbelzinnige wijze heeft kenbaar gemaakt op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt, of waarbij op het stembiljet bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.

Artikel T 9 In geval van twijfel over de geldigheid van een stembiljet beslist de vergadering. Bij staken van stemmen beslist de voorzitter.

Artikel T 10 1 Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, deelt de voorzitter ten aanzien van iedere lijst mede, zowel het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen als het gezamenlijke aantal uitgebrachte stemmen, dat stemcijfer wordt genoemd. Tevens deelt hij het aantal blanco en het aantal ongeldige stemmen mede.
2 Vervolgens worden de stembiljetten met een blanco stem en de ongeldig verklaarde stembiljetten in pakken gedaan, die worden verzegeld. Op deze pakken wordt vermeld:
a. de naam van de provincie;
b. het aantal stembiljetten dat het pak bevat.
3 Daarop worden de geldige stembiljetten, lijstgewijs gerangschikt, in een pak gedaan, dat wordt verzegeld. Op dit pak worden vermeld;
a. de naam van de provincie;
b. het aantal stembiljetten dat het pak bevat.

Artikel T 11 1 Nadat alle werkzaamheden, in artikel T 10 vermeld, zijn beëindigd, wordt onmiddellijk proces-verbaal opgemaakt van de stemming en van de stemopneming.
2 Het proces-verbaal wordt door de voorzitter en alle leden van het stembureau getekend.
3 Het proces-verbaal wordt met de verzegelde pakken, bedoeld in artikel T 10, onverwijld na afloop van de stemming overgebracht naar de voorzitter van het centraal stembureau.
4 De voorzitter van het centraal stembureau maakt de processen-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Daarnaast legt deze een afschrift van de processen-verbaal onverwijld voor eenieder ter inzage bij het centraal stembureau totdat over de toelating van de gekozenen is beslist.
5 Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.

Hoofdstuk U

De vaststelling van de verkiezingsuitslag door het centraal stembureau

§ 1

Algemene bepalingen

Artikel U 1 Onmiddellijk nadat de processen-verbaal zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van de uitslag van de verkiezing.

Artikel U 2 1 Elke stem geldt, naar gelang van de provincie waar zij is uitgebracht, voor een aantal stemmen, gelijk aan het getal dat verkregen wordt door het inwonertal van de provincie te delen door het honderdvoud van het aantal leden waaruit provinciale staten bestaan. Het quotiënt wordt daarna afgerond tot een geheel getal, naar boven, indien een breuk 1/2 of meer, en naar beneden, indien een breuk minder dan 1/2 bedraagt. Dit getal wordt de stemwaarde genoemd.
2 Als het inwonertal van een provincie geldt het inwonertal volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt.
3 Indien, in geval van ontbinding van de Eerste Kamer, de inwonertallen van de provincies per 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt drie weken voor de dag van de kandidaatstelling nog niet openbaar zijn gemaakt, geldt als inwonertal van een provincie het inwonertal volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per de eerste dag van de vierde maand voorafgaande aan de maand waarin de kandidaatstelling plaatsvindt.
4 Het centraal stembureau stelt de stemwaarden overeenkomstig dit artikel vast en maakt deze voor de dag van stemming openbaar door publicatie in de Staatscourant.

§ 2

De zetelverdeling

Artikel U 3 Ten aanzien van iedere provincie vermenigvuldigt het centraal stembureau de aantallen op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de stemcijfers van de lijsten met de voor die provincie geldende stemwaarde. Voor de vaststelling van de uitslag van de verkiezing gelden de aldus verkregen produkten als de aantallen op ieder kandidaat uitgebrachte stemmen, onderscheidenlijk de stemcijfers van de lijsten.

Artikel U 4 1 Een stel gelijkluidende lijsten als bedoeld in artikel R 10, eerste lid, geldt voor de vaststelling van de uitslag van de verkiezing als één lijst.
2 Het centraal stembureau telt van deze gelijkluidende lijsten tezamen de stemcijfers en de aantallen op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen.

Artikel U 5 Een lijstengroep als bedoeld in artikel R 10, tweede lid, geldt voor het bepalen van het aantal daaraan toe te wijzen zetels als één lijst, met een stemcijfer gelijk aan de som van de stemcijfers van de lijsten waaruit de groep bestaat.

Artikel U 6 Vervallen

Artikel U 7 1 Het centraal stembureau deelt de som van de stemcijfers van alle lijsten door het aantal te verdelen zetels.
2 Het aldus verkregen quotiënt wordt kiesdeler genoemd.

Artikel U 8 Zoveel maal als de kiesdeler is begrepen in het stemcijfer van een lijst wordt aan die lijst een zetel toegewezen.

Artikel U 9 De overblijvende zetels, die restzetels worden genoemd, worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten die na toewijzing van de zetels het grootste gemiddelde aantal stemmen per toegewezen zetel hebben. Indien gemiddelden gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

Artikel U 10 Indien bij de toepassing van de vorige bepalingen aan een lijst meer zetels zouden moeten worden toegewezen dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetel of zetels door voortgezette toepassing van die bepalingen over op één of meer van de overige lijsten waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.

Artikel U 11 Vervallen

Artikel U 12 1 De verdeling van de aan een lijstengroep toegewezen zetels over de lijsten waaruit de groep bestaat, geschiedt als volgt.
2 Het centraal stembureau deelt het stemcijfer van de lijstengroep door het aantal aan de groep toegewezen zetels.
3 Het aldus verkregen quotiënt wordt groepskiesdeler genoemd.
4 Zoveel maal als de groepskiesdeler is begrepen in het stemcijfer van elk van de lijsten waaruit de groep bestaat, wordt aan die lijst een van de aan de groep toegewezen zetels toegewezen.
5 De restzetels worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten van de groep waarvan de stemcijfers bij deling door de groepskiesdeler de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.

Artikel U 13 1 Indien bij de toepassing van artikel U 12 aan een lijst meer zetels zouden moeten worden toegewezen dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetel of zetels door voorgezette toepassing van dat artikel over op een van de andere lijsten van de groep, waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.
2 Zijn er na toepassing van het eerste lid nog zetels toe te wijzen, dan worden deze toegewezen volgens het stelsel van de grootste gemiddelden als bedoeld in artikel U 9.

Artikel U 14 De in de voorgaande artikelen bedoelde lotingen vinden plaats in de in artikel U 16 bedoelde zitting van het centraal stembureau.

§ 3

De toewijzing van de zetels aan de kandidaten

Artikel U 15 1 Gekozen zijn de kandidaten van de lijst, daartoe aangewezen door overeenkomstige toepassing van de artikelen P 15 tot en met P 18 en P 19a, met dien verstande dat in afwijking van artikel P 15, eerste lid, eerste zin, zijn gekozen de kandidaten die een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan of gelijk aan de kiesdeler.
2 De rangschikking van de kandidaten geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel P 19, eerste, derde en vierde lid, met dien verstande dat de rangschikking achterwege blijft, voor zover het lijsten betreft waarop geen kandidaten gekozen zijn verklaard en die niet deel uitmaken van een lijstengroep waaraan één of meer zetels zijn toegekend.

§ 4

De bekendmaking van de verkiezingsuitslag

Artikel U 16 1 Het centraal stembureau stelt de uitslag van de verkiezingen zo spoedig mogelijk vast. De vaststelling en bekendmaking geschieden in een openbare zitting van het centraal stembureau. De artikelen P 20, tweede tot en met vierde lid, en P 22 zijn van toepassing.
2 Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen.
3 De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan de Eerste Kamer.

Artikel U 17 Het centraal stembureau kan, hetzij ambtshalve, hetzij naar aanleiding van een met opgave van redenen gedaan verzoek van een of meer leden van de staten van een provincie, tot een nieuwe opneming van stembiljetten uit een of meer provincies overgaan.

Artikel U 18 1 Zodra de uitslag van de verkiezing is vastgesteld, worden de geopende verzegelde pakken, nadat alle stembiljetten weer daarin zijn gedaan, opnieuw verzegeld.
2 Het centraal stembureau bewaart de verzegelde pakken drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna vernietigt het deze pakken onmiddellijk. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Artikel U 19 De artikelen 15, 16 en 18 van de Algemene verordening gegevensbescherming zijn niet van toepassing op verwerking van persoonsgegevens bij of krachtens dit hoofdstuk.

Hoofdstuk Ua

De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn

Artikel Ua 1 1 De leden van de Eerste Kamer ter vertegenwoordiging van Nederlanders die geen ingezetenen zijn, worden gekozen door de leden van het kiescollege.
2 De leden van het kiescollege komen tot het uitbrengen van hun stem in vergadering bijeen in het Europese deel van Nederland.
3 Voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer vormt het gebied buiten Nederland één kieskring: kieskring buitenland.

Artikel Ua 2 De bij of krachtens deze afdeling gestelde bepalingen betreffende de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer zijn, voor zover deze paragraaf niet anders bepaalt, van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van deze leden door de leden van het kiescollege, met dien verstande dat telkens in die bepalingen mede wordt gelezen in plaats van:
a. «provincie» of «provincies»: kieskring buitenland;
b. «provinciale staten» en «staten»: het kiescollege;
c. «statenlid»: kiescollegelid; en
d. «statenvergadering»: vergadering van het kiescollege.

Artikel Ua 3 1 In aanvulling op artikel T 4, tweede lid, kan een lid van het kiescollege, indien hij verhinderd is om fysiek deel te nemen aan de stemming, zijn verzoek om bij volmacht te stemmen voor aanvang van de zitting langs elektronische weg aan de voorzitter mededelen.
2 Bij ministeriële regeling wordt voor deze mededeling een model vastgesteld. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de mededeling langs elektronische weg.

Artikel Ua 4 1 In afwijking van artikel U 2, eerste lid, geldt de stem van een lid van het kiescollege voor een aantal stemmen, gelijk aan het getal dat verkregen wordt door eerst het aantal geregistreerde kiezers voor de verkiezing van de leden van het kiescollege te delen door het honderdvoud van het aantal leden van het kiescollege op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en het getal dat hieruit volgt te vermenigvuldigen met het getal dat verkregen wordt door het aantal inwoners van Nederland te delen door het aantal kiesgerechtigden voor de verkiezingen van de leden van provinciale staten en de kiescolleges voor de Eerste Kamer in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het quotiënt wordt daarna afgerond tot een geheel getal, naar boven, indien een breuk 1/2 of meer, en naar beneden, indien een breuk minder dan 1/2 bedraagt. Dit getal wordt de stemwaarde genoemd.
2 Als het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor de verkiezing van de leden van het kiescollege geldt het aantal voor deze verkiezing geregistreerde kiezers op grond van Pa 3 in samenhang met artikel D 2 per de dag vijf weken voor de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van het kiescollege. Burgemeester en wethouders verschaffen deze informatie onverwijld aan het centraal stembureau.
3 Als het inwonertal van Nederland geldt het inwonertal volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt.
4 Als het aantal kiesgerechtigden voor de verkiezingen van de leden van provinciale staten en de kiescolleges voor de Eerste Kamer in Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldt het aantal personen dat kiesgerechtigd was bij de voorgaande verkiezing van provinciale staten en voornoemde kiescolleges.
5 Indien, in geval van ontbinding van de Eerste Kamer, het inwonertal van Nederland per 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt drie weken voor de dag van de kandidaatstelling nog niet openbaar is gemaakt, geldt het inwonertal volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per de eerste dag van de vierde maand voorafgaande aan de maand waarin de kandidaatstelling plaatsvindt.
6 Het centraal stembureau stelt de stemwaarde overeenkomstig dit artikel vast en maakt deze voor de dag van stemming openbaar door publicatie in de Staatscourant.