Afdeling III
De verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Hoofdstuk UDe vaststelling van de verkiezingsuitslag door het centraal stembureau
§ 1Algemene bepalingen
Artikel U 1 Onmiddellijk nadat de processen-verbaal zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot het verrichten van de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van de uitslag van de verkiezing.Artikel U 2 1 Elke stem geldt, naar gelang van de provincie waar zij is uitgebracht, voor een aantal stemmen, gelijk aan het getal dat verkregen wordt door het inwonertal van de provincie te delen door het honderdvoud van het aantal leden waaruit provinciale staten bestaan. Het quotiënt wordt daarna afgerond tot een geheel getal, naar boven, indien een breuk 1/2 of meer, en naar beneden, indien een breuk minder dan 1/2 bedraagt. Dit getal wordt de stemwaarde genoemd.
2 Als het inwonertal van een provincie geldt het inwonertal volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt.
3 Indien, in geval van ontbinding van de Eerste Kamer, de inwonertallen van de provincies per 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt drie weken voor de dag van de kandidaatstelling nog niet openbaar zijn gemaakt, geldt als inwonertal van een provincie het inwonertal volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per de eerste dag van de vierde maand voorafgaande aan de maand waarin de kandidaatstelling plaatsvindt.
4 Het centraal stembureau stelt de stemwaarden overeenkomstig dit artikel vast en maakt deze voor de dag van stemming openbaar door publicatie in de Staatscourant.
§ 2
De zetelverdeling
Artikel U 3 Ten aanzien van iedere provincie vermenigvuldigt het centraal stembureau de aantallen op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de stemcijfers van de lijsten met de voor die provincie geldende stemwaarde. Voor de vaststelling van de uitslag van de verkiezing gelden de aldus verkregen produkten als de aantallen op ieder kandidaat uitgebrachte stemmen, onderscheidenlijk de stemcijfers van de lijsten.Artikel U 4 1 Een stel gelijkluidende lijsten als bedoeld in artikel R 10, eerste lid, geldt voor de vaststelling van de uitslag van de verkiezing als één lijst.
2 Het centraal stembureau telt van deze gelijkluidende lijsten tezamen de stemcijfers en de aantallen op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen.
Artikel U 5 Een lijstengroep als bedoeld in artikel R 10, tweede lid, geldt voor het bepalen van het aantal daaraan toe te wijzen zetels als één lijst, met een stemcijfer gelijk aan de som van de stemcijfers van de lijsten waaruit de groep bestaat.
Artikel U 6 Vervallen
Artikel U 7 1 Het centraal stembureau deelt de som van de stemcijfers van alle lijsten door het aantal te verdelen zetels.
2 Het aldus verkregen quotiënt wordt kiesdeler genoemd.
Artikel U 8 Zoveel maal als de kiesdeler is begrepen in het stemcijfer van een lijst wordt aan die lijst een zetel toegewezen.
Artikel U 9 De overblijvende zetels, die restzetels worden genoemd, worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten die na toewijzing van de zetels het grootste gemiddelde aantal stemmen per toegewezen zetel hebben. Indien gemiddelden gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.
Artikel U 10 Indien bij de toepassing van de vorige bepalingen aan een lijst meer zetels zouden moeten worden toegewezen dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetel of zetels door voortgezette toepassing van die bepalingen over op één of meer van de overige lijsten waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.
Artikel U 11 Vervallen
Artikel U 12 1 De verdeling van de aan een lijstengroep toegewezen zetels over de lijsten waaruit de groep bestaat, geschiedt als volgt.
2 Het centraal stembureau deelt het stemcijfer van de lijstengroep door het aantal aan de groep toegewezen zetels.
3 Het aldus verkregen quotiënt wordt groepskiesdeler genoemd.
4 Zoveel maal als de groepskiesdeler is begrepen in het stemcijfer van elk van de lijsten waaruit de groep bestaat, wordt aan die lijst een van de aan de groep toegewezen zetels toegewezen.
5 De restzetels worden achtereenvolgens toegewezen aan de lijsten van de groep waarvan de stemcijfers bij deling door de groepskiesdeler de grootste overschotten hebben. Hierbij worden lijsten die geen overschot hebben, geacht lijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist zo nodig het lot.
Artikel U 13 1 Indien bij de toepassing van artikel U 12 aan een lijst meer zetels zouden moeten worden toegewezen dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetel of zetels door voorgezette toepassing van dat artikel over op een van de andere lijsten van de groep, waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.
2 Zijn er na toepassing van het eerste lid nog zetels toe te wijzen, dan worden deze toegewezen volgens het stelsel van de grootste gemiddelden als bedoeld in artikel U 9.
Artikel U 14 De in de voorgaande artikelen bedoelde lotingen vinden plaats in de in artikel U 16 bedoelde zitting van het centraal stembureau.
§ 3
De toewijzing van de zetels aan de kandidaten
Artikel U 15 1 Gekozen zijn de kandidaten van de lijst, daartoe aangewezen door overeenkomstige toepassing van de artikelen P 15 tot en met P 18 en P 19a, met dien verstande dat in afwijking van artikel P 15, eerste lid, eerste zin, zijn gekozen de kandidaten die een aantal stemmen hebben verkregen, groter dan of gelijk aan de kiesdeler.2 De rangschikking van de kandidaten geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel P 19, eerste, derde en vierde lid, met dien verstande dat de rangschikking achterwege blijft, voor zover het lijsten betreft waarop geen kandidaten gekozen zijn verklaard en die niet deel uitmaken van een lijstengroep waaraan één of meer zetels zijn toegekend.
§ 4
De bekendmaking van de verkiezingsuitslag
Artikel U 16 1 Het centraal stembureau stelt de uitslag van de verkiezingen zo spoedig mogelijk vast. De vaststelling en bekendmaking geschieden in een openbare zitting van het centraal stembureau. De artikelen P 20, tweede tot en met vierde lid, en P 22 zijn van toepassing.2 Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen.
3 De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan de Eerste Kamer.
Artikel U 17 Het centraal stembureau kan, hetzij ambtshalve, hetzij naar aanleiding van een met opgave van redenen gedaan verzoek van een of meer leden van de staten van een provincie, tot een nieuwe opneming van stembiljetten uit een of meer provincies overgaan.
Artikel U 18 1 Zodra de uitslag van de verkiezing is vastgesteld, worden de geopende verzegelde pakken, nadat alle stembiljetten weer daarin zijn gedaan, opnieuw verzegeld.
2 Het centraal stembureau bewaart de verzegelde pakken drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna vernietigt het deze pakken onmiddellijk. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
Artikel U 19 De artikelen 15, 16 en 18 van de Algemene verordening gegevensbescherming zijn niet van toepassing op verwerking van persoonsgegevens bij of krachtens dit hoofdstuk.