Jeugdwet (Jw)


Hoofdstuk 6

Gesloten jeugdhulp bij ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

§ 6.3

Toepassing vrijheidsbeperkende maatregelen

§ 6.3.2

Vrijheidsbeperkende maatregelen

Artikel 6.3.2.1 De jeugdhulpverantwoordelijke kan toezicht uitoefenen of laten uitoefenen op een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie.

Artikel 6.3.2.2 1 De jeugdhulpverantwoordelijke kan de bewegingsvrijheid van een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie met de volgende maatregelen beperken:
a. vastpakken of vastpakken en vasthouden;
b. het verbod zich op te houden op in het hulpverleningsplan beschreven plaatsen, waarbij indien nodig tevens de tijdstippen waarop dat verbod geldt, kunnen worden vastgesteld;
c. beperking van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten;
d. tijdelijke overplaatsing binnen de gesloten accommodatie of naar een andere gesloten accommodatie;
e. de verplichting tijdelijk in de eigen kamer of in een afzonderlijke verblijfsruimte te verblijven zonder de kamer of die ruimte af te sluiten;
f. insluiting in een afzonderlijke en veilige verblijfsruimte.
2 Insluiting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, kan uitsluitend worden toegepast indien een jeugdige twaalf jaar of ouder is en indien er sprake is van een noodsituatie als bedoeld in artikel 6.3.1.2, derde lid.
3 In afwijking van artikel 6.3.1.2, vierde lid, wordt een insluiting ten hoogste gedurende één dag toegepast met dien verstande dat een gekwalificeerde gedragswetenschapper de insluiting eenmaal voor ten hoogste één dag kan verlengen indien deze oordeelt dat de noodsituatie nog niet is afgewend en de verlenging noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden.
4 In afwijking van artikel 6.3.1.2, vijfde lid, beoordeelt een gekwalificeerde gedragswetenschapper in geval van een insluiting zo spoedig mogelijk of de insluiting noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden.
5 Zodra een gekwalificeerde gedragswetenschapper oordeelt dat een insluiting niet noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden, wordt de insluiting onmiddellijk beëindigd.
6 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verblijfsruimte, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, en over de wijze waarop contact wordt gehouden met de jeugdige tijdens de insluiting.
7 Voorafgaand aan de toepassing van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, wordt een jeugdige geïnformeerd over de duur ervan, in voor de jeugdige duidelijke en toegankelijke bewoordingen.

Artikel 6.3.2.3 De jeugdhulpverantwoordelijk kan een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie verplichten:
a. deel te nemen aan jeugdhulpverleningsprogramma’s; of
b. geneeskundige behandelingen, waaronder het toedienen van medicijnen, te ondergaan. De behandeling wordt verricht door een arts of, in diens opdracht, door een verpleegkundige.

Artikel 6.3.2.4 1 De jeugdhulpverantwoordelijke kan ten aanzien van een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie contacten met personen en organisaties buiten de gesloten accommodatie met de volgende maatregelen beperken:
a. beperking van het brief- en telefoonverkeer of van het gebruik van andere communicatiemiddelen;
b. beperking van bezoek;
c. toezicht op telefoongesprekken, het gebruik van andere communicatiemiddelen en bezoek.
2 Indien sprake is van toezicht tijdens een bezoek, informeert de jeugdhulpverantwoordelijke de bezoeker en de jeugdige voorafgaand aan het bezoek over de wijze waarop toezicht wordt gehouden. Het toezicht mag er niet toe leiden dat vertrouwelijke mededelingen in het onderhoud tussen de jeugdige en diens rechtsbijstandverlener of vertrouwenspersoon bij derden bekend kunnen worden.
3 De verzending of uitreiking van brieven of berichten kan de jeugdige niet worden geweigerd in geval van brieven of berichten gericht aan of afkomstig van:
a. leden van het Koninklijk Huis;
b. de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal, leden daarvan, de Nederlandse leden van het Europese Parlement of een commissie uit een van beide parlementen;
c. Onze Ministers;
d. het college of de gemeenteraad of leden van het college of de gemeenteraad;
e. justitiële autoriteiten;
f. de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman;
g. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
h. de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, een commissie daaruit of leden of buitengewone leden daarvan;
i. de klachtencommissie of leden daarvan;
j. organen, of leden daarvan, die krachtens een wettelijk voorschrift of een in Nederland geldend verdrag:
1°. bevoegd zijn tot kennisneming van klachten of behandeling van met een klacht aangevangen zaken; dan wel
2°. zijn belast met het houden van toezicht;
k. diens rechtsbijstandverlener;
l. diens reclasseringsmedewerker of medewerkers van de gecertificeerde instelling;
m. diens ouders, andere gezinsleden, voogd, pleegouders of vrienden, behoudens ingeval de jeugdhulpaanbieder heeft vastgesteld dat zwaarwegende belangen van de jeugdige zich daartegen verzetten;
n. diens vertrouwenspersoon.
4 Bij het telefonisch contact met de in het derde lid genoemde personen wordt geen ander toezicht uitgeoefend dan voor zover noodzakelijk is om de identiteit van de persoon of instantie met wie de jeugdige een telefoongesprek voert of wenst te voeren, vast te stellen.
5 De in het derde lid, onderdelen g, h, i, j en n, genoemde personen en instanties kunnen een jeugdige te allen tijde bezoeken.
6 Indien de in het derde lid, onderdeel m, genoemde personen vanwege dringende verplichtingen of belemmeringen niet in staat zijn de jeugdige op de in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen te bezoeken, stelt de jeugdhulpaanbieder hen buiten deze tijden daartoe in de gelegenheid.

Artikel 6.3.2.5 1 Bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen of van voorwerpen die een jeugdige niet in zijn bezit mag hebben, kan de jeugdhulpverantwoordelijke ten aanzien van een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie de volgende controles toepassen of laten toepassen:
a. onderzoek aan het lichaam;
b. onderzoek aan de kleding;
c. onderzoek van urine;
d. onderzoek van de kamer van de jeugdige, uitsluitend in aanwezigheid van de jeugdige;
e. onderzoek van poststukken afkomstig van of bestemd voor de jeugdige, uitsluitend in aanwezigheid van de jeugdige.
2 Het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige wordt verricht op besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur heeft van de jeugdige.
3 Het onderzoek aan de kleding omvat het bekijken van de eventuele voorwerpen die zich in de kleding bevinden.
4 Indien bij een onderzoek als bedoeld in het eerste lid gedragsbeïnvloedende middelen of voorwerpen worden aangetroffen die niet in het bezit van de jeugdige mogen zijn, worden deze in beslag genomen en voor de jeugdige bewaard of met zijn toestemming vernietigd, dan wel aan een opsporingsambtenaar overhandigd.

Artikel 6.3.2.6 1 De vervoerder, bedoeld in artikel 6.2.11, eerste lid, kan ten aanzien van een jeugdige tijdens dat vervoer uitsluitend de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen:
a. vastpakken of vastpakken en vasthouden;
b. onderzoek aan de kleding op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de jeugdige of anderen kunnen opleveren; of
c. tijdelijke plaatsing in een afzonderlijke en af te sluiten ruimte in het vervoermiddel.
2 Tijdelijke plaatsing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan uitsluitend worden toegepast indien een jeugdige twaalf jaar of ouder is.
3 Zodra de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, in het hulpverleningsplan zijn opgenomen, worden zij dienovereenkomstig ten uitvoer gelegd.
4 Voorwerpen die een gevaar vormen voor de jeugdige of anderen, worden in beslag genomen door de vervoerder en voor de jeugdige ter bewaring aan de jeugdhulpaanbieder overhandigd.
5 De vervoerder meldt de toepassing van een of meer van de in het eerste lid genoemde maatregelen aan de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling. Indien de jeugdige niet onder toezicht is gesteld, informeert de jeugdhulpaanbieder de ouders.

Artikel 6.3.2.7 1 Ten aanzien van een jeugdige voor wie een machtiging is afgegeven en die in verband met deze machtiging aanwezig is in een gerechtsgebouw, kunnen voor de duur van zijn aanwezigheid aldaar uitsluitend de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen:
a. vastpakken en vasthouden;
b. onderzoek aan de kleding op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de jeugdige of anderen kunnen opleveren;
c. tijdelijke plaatsing in een geschikte, afzonderlijke en af te sluiten ruimte.
2 Tijdelijke plaatsing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan uitsluitend worden toegepast indien een jeugdige twaalf jaar of ouder is.
3 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden uitsluitend ten uitvoer gelegd door ambtenaren aangewezen voor de uitvoering van de politietaak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012.