Artikel 6.3.2.5 1 Bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen of van voorwerpen die een jeugdige niet in zijn bezit mag hebben, kan de jeugdhulpverantwoordelijke ten aanzien van een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie de volgende controles toepassen of laten toepassen:
a. onderzoek aan het lichaam;
b. onderzoek aan de kleding;
c. onderzoek van urine;
d. onderzoek van de kamer van de jeugdige, uitsluitend in aanwezigheid van de jeugdige;
e. onderzoek van poststukken afkomstig van of bestemd voor de jeugdige, uitsluitend in aanwezigheid van de jeugdige.
2 Het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige wordt verricht op besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur heeft van de jeugdige.
3 Het onderzoek aan de kleding omvat het bekijken van de eventuele voorwerpen die zich in de kleding bevinden.
4 Indien bij een onderzoek als bedoeld in het eerste lid gedragsbeïnvloedende middelen of voorwerpen worden aangetroffen die niet in het bezit van de jeugdige mogen zijn, worden deze in beslag genomen en voor de jeugdige bewaard of met zijn toestemming vernietigd, dan wel aan een opsporingsambtenaar overhandigd.
Wijzigingen
Datum | Betreft | Bekendmaking | Kamerdossier | Memorie van toelichting |
---|