Gerechtsdeurwaarderswet (GDW)


Hoofdstuk II

De gerechtsdeurwaarder

Paragraaf 2

Benoeming en beëdiging

Artikel 4 1 Een gerechtsdeurwaarder wordt benoemd bij koninklijk besluit. In het besluit wordt de plaats van vestiging aangegeven. Hij mag zijn werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder eerst aanvangen nadat hij is ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister.
2 Tot het voeren van de titel van gerechtsdeurwaarder is uitsluitend bevoegd degene die als zodanig is ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister en die niet geschorst of ontslagen is.

Artikel 5 Tot gerechtsdeurwaarder is slechts benoembaar degene die:
a. de Nederlandse nationaliteit bezit of de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat;
b. met goed gevolg een door Onze Minister erkende opleiding ter voorbereiding op het beroep van gerechtsdeurwaarder heeft doorlopen;
c. de stage, bedoeld in artikel 25, tweede lid, heeft doorlopen;
d. de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst voor een goede uitoefening van het ambt van gerechtsdeurwaarder;
e. in de hoedanigheid van toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder gedurende het jaar voorafgaande aan zijn verzoek tot benoeming gemiddeld ten minste 21 uur per week werkzaam is geweest;
f. in het bezit is van een ondernemingsplan dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, alsmede van het advies, bedoeld in artikel 6, tweede lid; en
g. in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en die niet ouder is dan drie maanden, dan wel indien betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit, een met een verklaring omtrent het gedrag gelijk te stellen verklaring afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de staat van herkomst.

Artikel 6 1 Het ondernemingsplan, bedoeld in artikel 5, is zodanig opgesteld dat daaruit in ieder geval blijkt:
a. dat de verzoeker over voldoende financiële middelen beschikt om een kantoor te houden dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt; en
b. dat op redelijke gronden mag worden verwacht dat na drie jaren de praktijk kostendekkend kan worden uitgeoefend.
2 Over het ondernemingsplan wordt advies uitgebracht door een door Onze Minister te benoemen Commissie van deskundigen. De Commissie is bevoegd in verband met het onderzoek van het ondernemingsplan inlichtingen in te winnen bij de KBvG en het Bureau. Het advies wordt als bijlage bij het ondernemingsplan gevoegd.
3 Het secretariaat van de Commissie van deskundigen berust bij het Bureau.
4 Voor de advisering over het ondernemingsplan door de Commissie van deskundigen worden aan de verzoeker kosten in rekening gebracht.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent:
a. het ondernemingsplan;
b. de samenstelling en de werkwijze van de Commissie van deskundigen;
c. de wijze waarop de kosten van de advisering worden berekend.

Artikel 7 1 Degene die voor benoeming tot gerechtsdeurwaarder in aanmerking wenst te komen dient bij Onze Minister een daartoe strekkend verzoek in, met opgave van de plaats waarin hij voornemens is zich als gerechtsdeurwaarder te vestigen. Bij het verzoek legt hij bewijsstukken over waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 5, daaronder begrepen het ondernemingsplan. In het verzoek doet hij tevens opgave van het kantoor of de kantoren waar de gerechtsdeurwaarder onder wiens verantwoordelijkheid hij ambtshandelingen heeft verricht werkzaam was.
2 Onze Minister zendt een afschrift van het verzoek met de bijlagen aan het bestuur van de KBvG en het Bureau, met het verzoek hem uiterlijk binnen drie maanden in kennis te stellen van eventuele aan hem bekende feiten of omstandigheden, welke naar zijn oordeel tot weigering van het verzoek zouden kunnen leiden.
3 Een benoeming kan uitsluitend worden geweigerd indien aan één of meer van de in artikel 5 genoemde voorwaarden niet is voldaan of wanneer er, gelet op de antecedenten van de verzoeker, een gegronde vrees bestaat dat de gerechtsdeurwaarder na benoeming zal handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de wet bepaalde of anderszins het aanzien of de vervulling van het gerechtsdeurwaardersambt wordt geschaad of belemmerd. Een beschikking tot weigering van een benoeming wordt gegeven door Onze Minister.
4 Op het verzoek wordt beslist binnen vier maanden na ontvangst ervan.

Artikel 8 In afwijking van artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een besluit tot benoeming tot gerechtsdeurwaarder beroep instellen.

Artikel 9 1 De gerechtsdeurwaarder legt binnen twee maanden na de dagtekening van zijn benoeming ter openbare terechtzitting voor de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van vestiging is gelegen de navolgende eed of belofte af:
«Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning en de Grondwet.»
«Ik zweer (beloof), dat ik mij zal gedragen naar de wetten en voorschriften op mijn ambt van toepassing en dat ik mijn taak eerlijk en nauwgezet zal uitvoeren.»
«Voorts zweer (verklaar) ik, dat ik, om tot gerechtsdeurwaarder te worden benoemd, direct of indirect aan niemand, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige giften of gaven beloofd of afgegeven heb, noch beloven of afgeven zal».
2 Wanneer de eed of belofte, bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed of belofte als volgt:
«Ik swar (ûnthjit) trou oan de Kening en de Grûnwet.»
«Ik swar (ûnthjit), dat ik my hâlde en drage sil neffens de wetten en foarskriften sa’t dy op myn amt fan tapassing binne en dat ik myn taak earlik en sekuer útfiere sil.»
«Fierders swar (ferklearje) ik, dat ik, om ta gerjochtsdoarwarder beneamd te wurden, midlik of streekrjocht oan gjinien, ûnder wat namme of wat útwynsel ek, likefolle hokker jeften of geskinken tasein of ôfjûn haw, noch tasizze of ôfjaan sil».
3 Indien de eed of belofte niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn is afgelegd, vervalt de benoeming. Onze Minister kan de in het eerste lid bedoelde termijn verlengen.
4 De griffier van de rechtbank geeft ter zitting een proces-verbaal van het afleggen van de eed of belofte af aan de gerechtsdeurwaarder.
5 De gerechtsdeurwaarder laat zich terstond na het afleggen van de eed of belofte inschrijven in het gerechtsdeurwaardersregister, onder overlegging van het proces-verbaal bedoeld in het vierde lid en onder deponering van zijn handtekening en paraaf.

Artikel 10 1 De plaats van vestiging van een gerechtsdeurwaarder kan, met instemming van de betrokkene, door Onze Minister worden gewijzigd bij een beschikking waarbij tevens de datum van ingang wordt bepaald.
2 De gerechtsdeurwaarder die zich in een andere plaats wenst te vestigen, richt daartoe een verzoek tot Onze Minister. Hij doet daarbij opgave van de gemeente waar hij voornemens is zich te vestigen. Bij dit verzoek legt hij een ondernemingsplan over als bedoeld in artikel 6, eerste lid, betrekking hebbend op de plaats waar hij voornemens is zich te vestigen, alsmede het advies, bedoeld in het tweede lid van dat artikel. Artikel 7, tweede en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Het verzoek kan uitsluitend worden geweigerd indien het bij het verzoek overgelegde ondernemingsplan niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 6.