Gerechtsdeurwaarderswet (GDW)


Artikel 7 1 Degene die voor benoeming tot gerechtsdeurwaarder in aanmerking wenst te komen dient bij Onze Minister een daartoe strekkend verzoek in, met opgave van de plaats waarin hij voornemens is zich als gerechtsdeurwaarder te vestigen. Bij het verzoek legt hij bewijsstukken over waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 5, daaronder begrepen het ondernemingsplan. In het verzoek doet hij tevens opgave van het kantoor of de kantoren waar de gerechtsdeurwaarder onder wiens verantwoordelijkheid hij ambtshandelingen heeft verricht werkzaam was.
2 Onze Minister zendt een afschrift van het verzoek met de bijlagen aan het bestuur van de KBvG en het Bureau, met het verzoek hem uiterlijk binnen drie maanden in kennis te stellen van eventuele aan hem bekende feiten of omstandigheden, welke naar zijn oordeel tot weigering van het verzoek zouden kunnen leiden.
3 Een benoeming kan uitsluitend worden geweigerd indien aan één of meer van de in artikel 5 genoemde voorwaarden niet is voldaan of wanneer er, gelet op de antecedenten van de verzoeker, een gegronde vrees bestaat dat de gerechtsdeurwaarder na benoeming zal handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de wet bepaalde of anderszins het aanzien of de vervulling van het gerechtsdeurwaardersambt wordt geschaad of belemmerd. Een beschikking tot weigering van een benoeming wordt gegeven door Onze Minister.
4 Op het verzoek wordt beslist binnen vier maanden na ontvangst ervan.

Wijzigingen

Datum Betreft Bekendmaking Kamerdossier Memorie van toelichting
01-07-2016 wijziging Stb 2016 93 (pdf) 34047 MvT (web) MvT (pdf)
15-07-2001 nieuwe-regeling Stb 2001 70 (pdf) 22775 MvT (pdf)