Hoofdstuk II
De gerechtsdeurwaarder
Paragraaf 1Ambt en bevoegdheid
Artikel 2 1 De gerechtsdeurwaarder is belast met de taken die bij of krachtens de wet, al dan niet bij uitsluiting van ieder ander, aan deurwaarders onderscheidenlijk gerechtsdeurwaarders zijn opgedragen of voorbehouden. De gerechtsdeurwaarder is in het bijzonder belast met:a. het doen van dagvaardingen en andere betekeningen, behorende tot de rechtsingang of de instructie van gedingen;
b. het doen van gerechtelijke aanzeggingen, bekendmakingen, protesten en verdere exploten;
c. ontruimingen, beslagen, executoriale verkopingen, gijzelingen en andere handelingen, behorende tot of vereist voor de uitvoering van executoriale titels dan wel voor de bewaring van rechten;
d. het doen van protesten van non-acceptatie of non-betaling van wissels, orderbiljetten en dergelijke en het opmaken van een akte van interventie aan de voet van het protest;
e. het ambtelijk toezicht bij vrijwillige openbare verkopingen van roerende lichamelijke zaken bij opbod, bij opbod en afslag, of bij afslag.
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden de in het eerste lid bedoelde ambtshandelingen omschreven.
3 Onder ambtshandelingen worden mede verstaan de werkzaamheden die rechtstreeks daarmee samenhangen.
4 De hoofdstukken 3 en 4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op ambtshandelingen en de weigering deze te verrichten.
Artikel 3 1 De gerechtsdeurwaarder is bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen op het grondgebied van Nederland.
2 De gerechtsdeurwaarder is niet bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen ten behoeve van of gericht tegen:
a. zichzelf, zijn echtgenoot, geregistreerde partner of een persoon met wie hij een duurzame relatie onderhoudt en samenwoont;
b. zijn bloed- of aanverwanten, in rechte lijn onbepaald en in de zijlijn tot en met de derde graad;
c. een natuurlijke persoon, niet zijnde een gerechtsdeurwaarder, of rechtspersoon, waarvan de aandelen niet volledig in het bezit zijn van een gerechtsdeurwaarder, die direct of indirect aandelen bezit van of de functie van directeur vervult in de rechtspersoon die het kantoor houdt van waaruit de gerechtsdeurwaarder zijn ambtshandelingen verricht.
3 De gerechtsdeurwaarder is niet bevoegd tot het verrichten van ambtshandelingen ten behoeve van of gericht tegen:
a. de bloed- en aanverwanten van een persoon met wie hij een duurzame relatie onderhoudt en samenwoont, in rechte lijn onbepaald en in de zijlijn tot en met de derde graad;
b. een rechtspersoon waarvan hij weet of had behoren te weten dat een van de personen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, dan wel een van hun bloed of aanverwanten in rechte lijn daarin een meerderheid van de aandelen bezit of de functie van directeur vervult.
4 Ambtshandelingen, verricht in strijd met het tweede of derde lid, zijn nietig.
Artikel 3a 1 De gerechtsdeurwaarder die opdracht ontvangt tot het verrichten van een ambtshandeling stelt, indien hij redelijkerwijs rekening moet houden met de mogelijkheid dat het verrichten daarvan in strijd is met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Staat, Onze Minister aanstonds van de ontvangen opdracht in kennis, op de wijze als bij ministeriële regeling is vastgesteld.
2 Onze Minister kan een gerechtsdeurwaarder aanzeggen dat een ambtshandeling die aan hem is of zal worden opgedragen, dan wel door hem reeds is verricht, in strijd is met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Staat.
3 Een aanzegging kan uitsluitend ambtshalve geschieden. In verband met de vereiste spoed kan een aanzegging mondeling geschieden, in welk geval zij onverwijld schriftelijk wordt bevestigd.
4 Van de aanzegging wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
5 Is op het tijdstip waarop de gerechtsdeurwaarder een aanzegging ontvangt als bedoeld in het tweede lid, de ambtshandeling nog niet verricht, dan heeft de aanzegging ten gevolge dat de gerechtsdeurwaarder niet bevoegd is tot het verrichten van deze ambtshandeling. Een ambtshandeling die is verricht in strijd met de eerste volzin is nietig.
6 Is op het tijdstip waarop de gerechtsdeurwaarder een aanzegging ontvangt als bedoeld in het tweede lid, de ambtshandeling reeds verricht en behelsde deze een beslagexploot, dan betekent hij deze aanzegging aanstonds aan degene aan wie het exploot is gedaan, heft het beslag op en maakt de gevolgen daarvan ongedaan. De kosten van de betekening van de aanzegging komen ten laste van de Staat.
7 De voorzieningenrechter kan, rechtdoende in kort geding, de gevolgen van de aanzegging, bedoeld in het vijfde lid, eerste volzin, en de verplichtingen, bedoeld in het zesde lid, opheffen, onverminderd de bevoegdheid van de gewone rechter. Indien de ambtshandeling een beslag behelst is artikel 438, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.
Paragraaf 2
Benoeming en beëdiging
Artikel 4 1 Een gerechtsdeurwaarder wordt benoemd bij koninklijk besluit. In het besluit wordt de plaats van vestiging aangegeven. Hij mag zijn werkzaamheden als gerechtsdeurwaarder eerst aanvangen nadat hij is ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister.2 Tot het voeren van de titel van gerechtsdeurwaarder is uitsluitend bevoegd degene die als zodanig is ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister en die niet geschorst of ontslagen is.
Artikel 5 Tot gerechtsdeurwaarder is slechts benoembaar degene die:
a. de Nederlandse nationaliteit bezit of de nationaliteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, van een overige staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat;
b. met goed gevolg een door Onze Minister erkende opleiding ter voorbereiding op het beroep van gerechtsdeurwaarder heeft doorlopen;
c. de stage, bedoeld in artikel 25, tweede lid, heeft doorlopen;
d. de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst voor een goede uitoefening van het ambt van gerechtsdeurwaarder;
e. in de hoedanigheid van toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder gedurende het jaar voorafgaande aan zijn verzoek tot benoeming gemiddeld ten minste 21 uur per week werkzaam is geweest;
f. in het bezit is van een ondernemingsplan dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, eerste lid, alsmede van het advies, bedoeld in artikel 6, tweede lid; en
g. in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en die niet ouder is dan drie maanden, dan wel indien betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit, een met een verklaring omtrent het gedrag gelijk te stellen verklaring afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de staat van herkomst.
Artikel 6 1 Het ondernemingsplan, bedoeld in artikel 5, is zodanig opgesteld dat daaruit in ieder geval blijkt:
a. dat de verzoeker over voldoende financiële middelen beschikt om een kantoor te houden dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt; en
b. dat op redelijke gronden mag worden verwacht dat na drie jaren de praktijk kostendekkend kan worden uitgeoefend.
2 Over het ondernemingsplan wordt advies uitgebracht door een door Onze Minister te benoemen Commissie van deskundigen. De Commissie is bevoegd in verband met het onderzoek van het ondernemingsplan inlichtingen in te winnen bij de KBvG en het Bureau. Het advies wordt als bijlage bij het ondernemingsplan gevoegd.
3 Het secretariaat van de Commissie van deskundigen berust bij het Bureau.
4 Voor de advisering over het ondernemingsplan door de Commissie van deskundigen worden aan de verzoeker kosten in rekening gebracht.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent:
a. het ondernemingsplan;
b. de samenstelling en de werkwijze van de Commissie van deskundigen;
c. de wijze waarop de kosten van de advisering worden berekend.
Artikel 7 1 Degene die voor benoeming tot gerechtsdeurwaarder in aanmerking wenst te komen dient bij Onze Minister een daartoe strekkend verzoek in, met opgave van de plaats waarin hij voornemens is zich als gerechtsdeurwaarder te vestigen. Bij het verzoek legt hij bewijsstukken over waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 5, daaronder begrepen het ondernemingsplan. In het verzoek doet hij tevens opgave van het kantoor of de kantoren waar de gerechtsdeurwaarder onder wiens verantwoordelijkheid hij ambtshandelingen heeft verricht werkzaam was.
2 Onze Minister zendt een afschrift van het verzoek met de bijlagen aan het bestuur van de KBvG en het Bureau, met het verzoek hem uiterlijk binnen drie maanden in kennis te stellen van eventuele aan hem bekende feiten of omstandigheden, welke naar zijn oordeel tot weigering van het verzoek zouden kunnen leiden.
3 Een benoeming kan uitsluitend worden geweigerd indien aan één of meer van de in artikel 5 genoemde voorwaarden niet is voldaan of wanneer er, gelet op de antecedenten van de verzoeker, een gegronde vrees bestaat dat de gerechtsdeurwaarder na benoeming zal handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de wet bepaalde of anderszins het aanzien of de vervulling van het gerechtsdeurwaardersambt wordt geschaad of belemmerd. Een beschikking tot weigering van een benoeming wordt gegeven door Onze Minister.
4 Op het verzoek wordt beslist binnen vier maanden na ontvangst ervan.
Artikel 8 In afwijking van artikel 8:4, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een besluit tot benoeming tot gerechtsdeurwaarder beroep instellen.
Artikel 9 1 De gerechtsdeurwaarder legt binnen twee maanden na de dagtekening van zijn benoeming ter openbare terechtzitting voor de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van vestiging is gelegen de navolgende eed of belofte af:
«Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning en de Grondwet.»
«Ik zweer (beloof), dat ik mij zal gedragen naar de wetten en voorschriften op mijn ambt van toepassing en dat ik mijn taak eerlijk en nauwgezet zal uitvoeren.»
«Voorts zweer (verklaar) ik, dat ik, om tot gerechtsdeurwaarder te worden benoemd, direct of indirect aan niemand, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige giften of gaven beloofd of afgegeven heb, noch beloven of afgeven zal».
2 Wanneer de eed of belofte, bedoeld in het eerste lid, in de Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed of belofte als volgt:
«Ik swar (ûnthjit) trou oan de Kening en de Grûnwet.»
«Ik swar (ûnthjit), dat ik my hâlde en drage sil neffens de wetten en foarskriften sa’t dy op myn amt fan tapassing binne en dat ik myn taak earlik en sekuer útfiere sil.»
«Fierders swar (ferklearje) ik, dat ik, om ta gerjochtsdoarwarder beneamd te wurden, midlik of streekrjocht oan gjinien, ûnder wat namme of wat útwynsel ek, likefolle hokker jeften of geskinken tasein of ôfjûn haw, noch tasizze of ôfjaan sil».
3 Indien de eed of belofte niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn is afgelegd, vervalt de benoeming. Onze Minister kan de in het eerste lid bedoelde termijn verlengen.
4 De griffier van de rechtbank geeft ter zitting een proces-verbaal van het afleggen van de eed of belofte af aan de gerechtsdeurwaarder.
5 De gerechtsdeurwaarder laat zich terstond na het afleggen van de eed of belofte inschrijven in het gerechtsdeurwaardersregister, onder overlegging van het proces-verbaal bedoeld in het vierde lid en onder deponering van zijn handtekening en paraaf.
Artikel 10 1 De plaats van vestiging van een gerechtsdeurwaarder kan, met instemming van de betrokkene, door Onze Minister worden gewijzigd bij een beschikking waarbij tevens de datum van ingang wordt bepaald.
2 De gerechtsdeurwaarder die zich in een andere plaats wenst te vestigen, richt daartoe een verzoek tot Onze Minister. Hij doet daarbij opgave van de gemeente waar hij voornemens is zich te vestigen. Bij dit verzoek legt hij een ondernemingsplan over als bedoeld in artikel 6, eerste lid, betrekking hebbend op de plaats waar hij voornemens is zich te vestigen, alsmede het advies, bedoeld in het tweede lid van dat artikel. Artikel 7, tweede en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
3 Het verzoek kan uitsluitend worden geweigerd indien het bij het verzoek overgelegde ondernemingsplan niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 6.
Paragraaf 3
Verplichtingen
Artikel 11 De gerechtsdeurwaarder is te allen tijde verplicht in het gehele arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen dan wel, indien het arrondissement meer dan één provincie omvat, in het deel van het arrondissement dat is gelegen in de provincie waarin zijn plaats van vestiging is gelegen de ambtshandelingen waartoe hij bevoegd is, te verrichten wanneer hierom wordt verzocht, tenzij:a. met het oog op zijn persoonlijke omstandigheden dit redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd, of
b. de verzoeker niet bereid is het krachtens deze wet door de gerechtsdeurwaarder aan hem gevraagde voorschot voor het verrichten van ambtshandelingen te voldoen.
Artikel 12 1 Indien zich omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 11, onderdeel a, treft de gerechtsdeurwaarder, voor zover dit in zijn vermogen ligt, de nodige maatregelen om te verzekeren dat desverlangd in het verrichten van de ambtshandelingen ter plaatse kan worden voorzien. De gerechtsdeurwaarder kan daartoe Onze Minister verzoeken, een waarnemer te benoemen. Hij kan daartoe een waarnemer aanbevelen.
2 Wanneer de gerechtsdeurwaarder gedurende meer dan dertig dagen verhinderd is zijn ambt te vervullen, stelt hij Onze Minister hiervan in kennis, onder mededeling van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, die hij heeft getroffen.
Artikel 12a 1 De gerechtsdeurwaarder oefent zijn ambt in onafhankelijkheid uit. De gerechtsdeurwaarder mag zijn ambt niet uitoefenen in enig verband waardoor zijn onafhankelijkheid wordt of kan worden beïnvloed.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het bepaalde in het eerste lid.
3 De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Artikel 13 Bij het verrichten van ambtshandelingen is de gerechtsdeurwaarder verplicht zich desverlangd te legitimeren door middel van een door Onze Minister afgegeven legitimatiebewijs.
Artikel 14 Alvorens over te gaan tot de executie van een executoriale titel tot ontruiming van onroerende zaken, van een woonwagen of woonschip, geeft de gerechtsdeurwaarder aan burgemeester en wethouders van de gemeente waarbinnen de ontruiming zal plaats hebben, zo spoedig mogelijk kennis van het tijdstip waarop hij tot executie zal overgaan.
Artikel 15 1 Het exploot van de gerechtsdeurwaarder dient duidelijk, in onafgebroken samenhang, zonder niet gangbare afkortingen en in overeenstemming met de terzake geldende wettelijke voorschriften te zijn opgesteld.
2 Een exploot is gedateerd en ondertekend door de gerechtsdeurwaarder. De dagtekening geschiedt in letters.
3 Aan de voet van het exploot worden de kosten, bedoeld in de artikelen 240 en 434a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, vermeld.
4 Een gerechtsdeurwaarder verstrekt desgevraagd het origineel van het exploot aan degene op wiens verzoek hij de ambtshandeling heeft verricht. Van ieder exploot bewaart hij een afschrift ten behoeve van zijn administratie.
Artikel 16 1 De gerechtsdeurwaarder houdt een kantoor dat in zijn plaats van vestiging is gelegen. Hij is verplicht een goed raadpleegbaar register en repertorium te bewaren.
2 Op verzoek van een gerechtsdeurwaarder kan Onze Minister, gehoord de Commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 6, hem toestaan om elders een nevenkantoor te vestigen.
Paragraaf 4
Administratie en boekhouding
Artikel 17 1 De gerechtsdeurwaarder is verplicht zowel ten aanzien van zijn werkzaamheden als zodanig als ten aanzien van zijn kantoorvermogen een administratie te voeren, waaruit te allen tijde op eenvoudige wijze zijn rechten en verplichtingen kunnen worden gekend. Hij is tevens verplicht ten aanzien van zijn privé-vermogen, daaronder mede begrepen het vermogen van een gemeenschap van goederen waarin hij is gehuwd of waarin hij een geregistreerd partnerschap is aangegaan, een administratie te voeren. De gerechtsdeurwaarder moet jaarlijks zowel ten aanzien van zijn kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen een balans opmaken en, voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden, een staat van baten en lasten.2 De administratie ten aanzien van zijn werkzaamheden als zodanig, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op de ambtshandelingen alsmede op de andere werkzaamheden, bedoeld in artikel 20, welke de gerechtsdeurwaarder verricht. De administratie met betrekking tot de ambtshandelingen omvat onder meer een register en een repertorium.
3 Het register omvat, in volgorde van dagtekening, de afschriften van de door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte of ondertekende exploten, processen-verbaal, akten en verklaringen.
4 Het repertorium wordt van dag tot dag bijgehouden en bevat met betrekking tot alle door de gerechtsdeurwaarder uitgebrachte exploten:
a. de dagtekening van het exploot,
b. de aard van het exploot,
c. de naam van ten minste een der betrokken partijen, en
d. de kosten van het exploot.
5 Bij verordening worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de kantoor- en privé-administratie worden ingericht en bijgehouden.
Artikel 18 1 De gerechtsdeurwaarder is verplicht de stukken en afschriften betreffende zijn kantooradministratie gedurende de in artikel 10, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn te bewaren. Artikel 10, vierde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
2 De gerechtsdeurwaarder is verplicht van de tot zijn register behorende stukken, tegen betaling van de bij ministeriële regeling vast te stellen kosten, op hun verlangen expedities of uittreksels af te geven aan hen die ten tijde van het opmaken van de akte of de betekening daarvan, hetzij het origineel, hetzij een afschrift hebben ontvangen, of aan hun rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel. In geval een derde-beslagene een elektronisch afschrift heeft ontvangen, geschiedt deze afgifte kosteloos. De expedities of uittreksels worden bij de afgifte daarvan als zodanig gewaarmerkt en door de gerechtsdeurwaarder die deze afgeeft gedagtekend en getekend.
3 In geval van overlijden, een wijziging van de plaats van vestiging als bedoeld in artikel 10, vierde lid, dan wel ontslag, dragen de gerechtsdeurwaarder of zijn erfgenamen de tot de administratie behorende stukken die krachtens het eerste lid nog moeten worden bewaard, over aan de waarnemend gerechtsdeurwaarder of aan een door Onze Minister aan te wijzen bewaarder. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op degene aan wie de stukken zijn overgedragen.
4 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de privé-administratie van de gerechtsdeurwaarder.
Artikel 19 1 De gerechtsdeurwaarder is verplicht bij een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht een of meer bijzondere rekeningen aan te houden op zijn naam met vermelding van zijn hoedanigheid, die uitsluitend bestemd zijn voor gelden, die hij in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden onder zich neemt. Gelden die aan de gerechtsdeurwaarder in verband met zijn werkzaamheden als zodanig ten behoeve van derden worden toevertrouwd, moeten op die rekening worden gestort. De bovenbedoelde bank voegt de over de gelden gekweekte rente toe aan het saldo van de bijzondere rekening. Indien deze gelden abusievelijk op een andere rekening van de gerechtsdeurwaarder zijn gestort of indien ten onrechte gelden op de bijzondere rekening zijn gestort, is de gerechtsdeurwaarder verplicht deze onverwijld op de juiste rekening te storten. Hetzelfde geldt indien de gelden rechtstreeks in handen van de gerechtsdeurwaarder zijn gesteld. Indien meer gerechtsdeurwaarders in een maatschap samenwerken, kan de bijzondere rekening ten name van die gerechtsdeurwaarders tezamen, de maatschap of de vennootschap worden gesteld. De gerechtsdeurwaarder vermeldt het nummer van de bijzondere rekening op zijn briefpapier.
2 De gerechtsdeurwaarder is bij uitsluiting bevoegd tot het beheer en de beschikking over de bijzondere rekening. De gerechtsdeurwaarder kan met een rechthebbende overeenkomen om zijn aandeel in het saldo van de bijzondere rekening periodiek uit te keren. Hij kan aan een onder zijn verantwoordelijkheid werkzame persoon volmacht verlenen. Ten laste van deze rekening mag hij slechts betalingen doen in opdracht van een rechthebbende. Vorderingen van de gerechtsdeurwaarder uit hoofde van voor de rechthebbende verrichte werkzaamheden komen van rechtswege in mindering op het aandeel van de rechthebbende in het saldo, zodra zij aan de rechthebbende zijn opgegeven. Wordt de vordering betwist, dan kan de gerechtsdeurwaarder de in het vierde lid bedoelde uitkering van het saldo tot het betwiste bedrag opschorten, totdat vaststaat wat de rechthebbende uit hoofde van deze werkzaamheden verschuldigd is. Voor de hem uit hoofde van zijn werkzaamheden voor de rechthebbende toekomende bedragen, is de gerechtsdeurwaarder zelf rechthebbende in het saldo, onverminderd het bepaalde in de laatste volzin van het vierde lid.
3 Het vorderingsrecht voortvloeiende uit de bijzondere rekening behoort toe aan de gezamenlijke rechthebbenden. Het aandeel van iedere rechthebbende wordt berekend naar evenredigheid van het bedrag dat te zijnen behoeve op de bijzondere rekening is gestort. De gerechtsdeurwaarder of, indien het een gezamenlijke rekening als bedoeld in het eerste lid, zesde volzin betreft, iedere gerechtsdeurwaarder, is verplicht een tekort in het saldo van de bijzondere rekening terstond aan te vullen, en hij is ter zake daarvan aansprakelijk, tenzij hij aannemelijk kan maken dat hem ter zake van het ontstaan van het tekort geen verwijt treft.
4 Een rechthebbende heeft voor zover uit de aard van zijn recht niet anders voortvloeit, te allen tijde recht op uitkering van zijn aandeel in het saldo van de bijzondere rekening. Is het saldo van de bijzondere rekening niet toereikend om aan iedere rechthebbende het bedrag van zijn aandeel uit te keren, dan mag de gerechtsdeurwaarder aan de rechthebbende slechts zoveel uitkeren als in verband met de rechten van de andere rechthebbenden mogelijk is. In dat geval wordt het saldo onder de rechthebbenden verdeeld naar evenredigheid van ieders aandeel, met dien verstande dat, indien een gerechtsdeurwaarder zelf rechthebbende is, hem slechts wordt toegedeeld hetgeen overblijft, nadat de andere rechthebbenden het hun toekomende hebben ontvangen.
5 Er kan geen derdenbeslag worden gelegd onder de in het eerste lid bedoelde bank op het aandeel van een rechthebbende in de bijzondere rekening. Is onder de gerechtsdeurwaarder derdenbeslag gelegd op het aandeel van een rechthebbende in de bijzondere rekening, dan kan de gerechtsdeurwaarder die overeenkomstig de artikelen 476a en 477 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verklaring heeft gedaan of die is veroordeeld overeenkomstig artikel 477a van dat wetboek, zonder opdracht van de rechthebbende overeenkomstig de verklaring of veroordeling betalen aan de executant.
6 Rechtshandelingen verricht in strijd met de bepalingen van dit artikel zijn vernietigbaar. De vernietigingsgrond kan worden ingeroepen door iedere rechtstreeks belanghebbende. Rechten, door derden te goeder trouw anders dan om niet verkregen op gelden die het voorwerp waren van de vernietigde rechtshandeling, worden geëerbiedigd.
7 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de wijze van berekening en uitkering van de rente van de op de bijzondere rekening gestorte gelden. Beneden een bij de regeling te bepalen bedrag is geen rente verschuldigd.
8 Van de bepalingen van dit artikel en van de in het zevende lid bedoelde regels kan niet worden afgeweken.
Artikel 19a Bij regeling van Onze Minister kan aan gerechtsdeurwaarders de plicht worden opgelegd tot het doen van een melding aan het Bureau indien er zich in de regeling aan te duiden gebeurtenissen voordoen die aanmerkelijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de financiële positie van een gerechtsdeurwaarder.
Paragraaf 5
Nevenwerkzaamheden
Artikel 20 1 Andere werkzaamheden dan die, bedoeld in artikel 2, verricht de gerechtsdeurwaarder slechts indien dit de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt, dan wel het aanzien daarvan, niet schaadt of belemmert. Voor zover de gerechtsdeurwaarder bij het verrichten van andere werkzaamheden gelden voor derden onder zich heeft of krijgt, is artikel 19 van overeenkomstige toepassing.2 Met het oog op de belangen, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het verrichten van bepaalde werkzaamheden regels worden gesteld.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kan het verrichten van bepaalde werkzaamheden worden verboden, behoudens indien het betreft:
a. het optreden als proces- of rolgemachtigde en het verlenen van rechtsbijstand in en buiten rechte, overeenkomstig hetgeen daaromtrent bij of krachtens de wet is bepaald;
b. het optreden als curator of bewindvoerder;
c. het innen van gelden voor derden;
d. het verrichten van inventarisaties en taxaties;
e. het opmaken van een schriftelijke verklaring betreffende door de gerechtsdeurwaarder persoonlijk waargenomen feiten van stoffelijke aard;
f. de uitoefening van het veilinghoudersbedrijf, met dien verstande dat de ambtshandelingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, daarin niet mogen worden uitgeoefend.
4 De gerechtsdeurwaarder doet opgave aan het bestuur van de KBvG van het aanvaarden en beëindigen van een al dan niet bezoldigde nevenbetrekking en van andere werkzaamheden anders dan genoemd in het derde lid. De gerechtsdeurwaarder draagt er zorg voor dat hetgeen hierover in het gerechtsdeurwaardersregister wordt bijgehouden actueel is.
Paragraaf 6
De declaratie
Artikel 21 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het betalen van voorschotten op hetgeen door de opdrachtgever aan de gerechtsdeurwaarder verschuldigd is.Artikel 22 De gerechtsdeurwaarder is verplicht een rekening ter zake van een aan hem toevertrouwde zaak op te maken, waaruit duidelijk blijkt op welke wijze het in rekening gebrachte is berekend en of het betrekking heeft op ambtshandelingen of op andere werkzaamheden, als bedoeld in artikel 20.