Wetboek van Strafrecht (Sr)


Eerste Boek

Algemene bepalingen

Titel VIII A

Bijzondere bepalingen voor jeugdigen en jongvolwassenen

Artikel 77a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van twaalf jaren doch nog niet die van achttien jaren heeft bereikt, zijn de artikelen 9, eerste tot en met vierde lid, 10, 14a tot en met 22d, 24b, 24c, 27 tot en met 36, 37a tot en met 38p, 43a tot en met 44 en 57 tot en met 62 niet van toepassing. In de plaats daarvan treden de bijzondere bepalingen vervat in de artikelen 77d tot en met 77gg.

Artikel 77b 1 Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van zestien jaren doch nog niet die van achttien jaren heeft bereikt, kan de rechter de artikelen 77g tot en met 77gg buiten toepassing laten en recht doen overeenkomstig de bepalingen in de voorgaande titels vervat, indien hij daartoe grond vindt in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
2 Bij toepassing van het eerste lid kan levenslange gevangenisstraf niet worden opgelegd.

Artikel 77c 1 Ten aanzien van de jongvolwassene die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van achttien jaren doch nog niet die van drieëntwintig jaren heeft bereikt, kan de rechter, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh.
2 Artikel 77e blijft buiten toepassing.

Artikel 77d 1 De verjaringstermijn van het recht tot strafvordering, genoemd in artikel 70, wordt ten aanzien van misdrijven tot de helft van de daar bedoelde duur ingekort.
2 Het eerste lid is niet van toepassing op misdrijven omschreven in de artikelen 240b, eerste lid, 247 tot en met 250 en 273f, gepleegd door een persoon die ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
3 Het recht tot strafvordering voor misdrijven waarop gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld, en de misdrijven omschreven in de artikelen 240b, tweede lid, 243, 245 en 246 voor zover het feit is gepleegd ten aanzien van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, verjaart in twintig jaren.

Artikel 77e 1 De opsporingsambtenaar die daartoe door de officier van justitie is aangewezen, kan na verkregen toestemming door de officier van justitie aan de verdachte voorstellen dat deze deelneemt aan een project. De deelneming strekt tot voorkoming van toezending van het opgemaakte proces-verbaal aan de officier van justitie. Bij algemene maatregel van bestuur worden de strafbare feiten aangewezen die op deze wijze kunnen worden afgedaan.
2 Bij een voorstel als bedoeld in het eerste lid, deelt de opsporingsambtenaar de verdachte mede dat hij niet verplicht is aan het project deel te nemen en licht hem in over de mogelijke gevolgen van niet-deelneming. Het voorstel, de mededeling en de inlichtingen over de mogelijke gevolgen worden daarbij de verdachte tevens schriftelijk ter hand gesteld.
3 De officier van justitie geeft algemene aanwijzingen omtrent de wijze van afdoening ingevolge het eerste lid. Deze aanwijzingen betreffen in ieder geval:
a. de projecten en de categorieën van strafbare feiten die, gelet op de aard van deze projecten, in aanmerking komen voor deze wijze van afdoening;
b. de duur van de deelneming, afhankelijk van de aard van het strafbare feit en het project en
c. de wijze waarop de toestemming van de officier van justitie kan worden verkregen.
4 De duur van de deelneming is ten hoogste twintig uren.
5 Indien de opsporingsambtenaar, bedoeld in het eerste lid, van oordeel is dat de verdachte naar behoren aan een project heeft deelgenomen, stelt hij de officier van justitie en de verdachte hiervan schriftelijk in kennis. Daarmee vervalt het recht tot strafvordering, behalve indien een bevel wordt gegeven als bedoeld in artikel 12i van het Wetboek van Strafvordering. In dat geval houdt de rechter, indien hij een straf oplegt, rekening met de voltooide deelneming.

Artikel 77f 1 In een strafbeschikking kan de officier van justitie tevens de aanwijzing geven dat:
a. de jeugdige zich zal richten naar de aanwijzingen van een gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet voor een daarbij te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden;
b. indien de jeugdige ten tijde van het begaan van het strafbaar feit de leeftijd van zestien jaren reeds heeft bereikt, kan de officier van justitie in plaats daarvan de aanwijzing geven dat de jeugdige zich zal richten naar de aanwijzingen van een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14c, zesde lid.
2 In afwijking van artikel 257a, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering kan de officier van justitie in een strafbeschikking een taakstraf opleggen voor ten hoogste zestig uren.

Artikel 77g 1 In plaats van de op een feit gestelde straffen worden de straffen en maatregelen opgelegd, in deze Titel voorzien.
2 Een hoofdstraf kan zowel afzonderlijk als tezamen met andere hoofdstraffen of met bijkomende straffen worden opgelegd.
3 Een maatregel kan zowel afzonderlijk als tezamen met hoofdstraffen, met bijkomende straffen en met andere maatregelen worden opgelegd.

Artikel 77h 1 De hoofdstraffen zijn:
a. in geval van misdrijf: jeugddetentie, taakstraf of geldboete;
b. in geval van overtreding: taakstraf of geldboete.
2 Een taakstraf bestaat uit:
a. een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid of het verrichten van arbeid tot herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade, of
b. een leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, of
c. een combinatie van werkstraf en leerstraf.
3 De bijkomende straffen zijn:
a. verbeurdverklaring;
b. ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
4 De maatregelen zijn:
a. plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
b. maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige;
c. onttrekking aan het verkeer;
d. ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel;
e. schadevergoeding;
f. vrijheidsbeperkende maatregel.

Artikel 77i 1 De duur van de jeugddetentie is:
a. voor degene die ten tijde van het begaan van het misdrijf de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt: ten minste een dag en ten hoogste twaalf maanden, en
b. overigens ten hoogste vierentwintig maanden.
2 De duur van de jeugddetentie wordt in de rechterlijke uitspraak aangewezen in dagen, weken of maanden.
3 Artikel 27 is bij veroordeling tot jeugddetentie van overeenkomstige toepassing.

Artikel 77j Vervallen

Artikel 77k Vervallen

Artikel 77l 1 Het bedrag van de geldboete is ten minste het bedrag, genoemd in artikel 23, tweede lid, en ten hoogste het maximum van een geldboete van de tweede categorie. Artikel 24a is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de rechter of de officier van justitie bij elke geldboete kan bepalen dat het bedrag in gedeelten kan worden voldaan. De rechter of de officier van justitie stelt daarbij de hoogte van elk van die gedeelten vast.
2 De rechter kan bij de uitspraak waarbij geldboete wordt opgelegd, bevelen dat voor het geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.

Artikel 77m 1 Het vonnis of de strafbeschikking vermeldt of de taakstraf bestaat uit een werkstraf, een leerstraf of een combinatie van beide, alsmede het aantal uren dat de straf zal duren. Het vonnis of de strafbeschikking kan de aard en inhoud van de te verrichten werkzaamheden of het te volgen leerproject vermelden.
2 De duur van de door de rechter opgelegde onbetaalde arbeid of van de arbeid tot herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade, is ten hoogste tweehonderd uren.
3 De duur van een leerproject is ten hoogste tweehonderd uren.
4 Indien meer dan één taakstraf wordt opgelegd, bedraagt het totaal aantal uren niet meer dan tweehonderdenveertig.
5 Artikel 27, eerste en vierde lid, is bij veroordeling tot een taakstraf door de rechter van overeenkomstige toepassing.

Artikel 77ma 1 Een taakstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor:
a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
b. een van de misdrijven omschreven in de artikelen 240b, 248a, 248b, 248c en 250.
2 Van het eerste lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf, jeugddetentie, de maatregel betreffende het gedrag of de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd.

Artikel 77n 1 In het vonnis waarbij taakstraf wordt opgelegd, beveelt de rechter voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.
2 De duur van de vervangende jeugddetentie wordt in gehele dagen, weken of maanden vastgesteld.
3 De vervangende jeugddetentie beloopt ten minste één dag en ten hoogste vier maanden. Voor elke twee uren van de taakstraf wordt niet meer dan één dag opgelegd.

Artikel 77o Vervallen

Artikel 77p Vervallen

Artikel 77q Vervallen

Artikel 77r Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is slechts mogelijk in de gevallen genoemd in de artikelen 179, 179a en 180 van de Wegenverkeerswet 1994 en in artikel 30, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Stb. 1963, 228). Die artikelen zijn dan van overeenkomstige toepassing.

Artikel 77s 1 Aan de verdachte bij wie ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen worden opgelegd, indien
a. het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd, een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld dan wel behoort tot een der misdrijven omschreven in de artikelen 132, 285, eerste lid, 285b en 395 van het Wetboek van Strafrecht, 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994, en 11, tweede lid, van de Opiumwet, en
b. de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist, en
c. de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
2 De rechter legt de maatregel slechts op, nadat hij zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines. Van deze gedragsdeskundigen dient er één een psychiater te zijn. Het advies wordt door de deskundigen gezamenlijk dan wel door ieder van hen afzonderlijk uitgebracht. Indien dit advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend kan de rechter hier slechts gebruik van maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte.
3 Bij toepassing van het eerste lid, kan de rechter afzien van het opleggen van straf, ook indien hij van oordeel is dat het feit wel aan de verdachte kan worden toegerekend.
4 Bij het opleggen van de maatregel neemt de rechter de ernst van het begane feit of de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf in aanmerking.
5 Het tweede lid blijft buiten toepassing indien de betrokkene weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek dat ten behoeve van het advies moet worden verricht. Voor zover mogelijk maken de gedragsdeskundigen gezamenlijk dan wel ieder van hen afzonderlijk over de reden van weigering rapport op. De rechter doet zich zoveel mogelijk een ander advies of rapport, dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de oplegging van de maatregel kan voorlichten en aan de totstandkoming waarvan de betrokkene wel bereid is om medewerking te verlenen, overleggen.
6 Indien de maatregel is opgelegd draagt Onze Minister de tenuitvoerlegging op aan een inrichting als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, of doet hij de veroordeelde elders opnemen.
7 De maatregel geldt voor de tijd van drie jaar.

Artikel 77t 1 Indien de maatregel voorwaardelijk eindigt als bedoeld in artikel 77s, zevende lid, en artikel 77t, tweede lid, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat:
a. de veroordeelde zich ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en medewerking verleent aan het toezicht door de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet dan wel van een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14c, zesde lid.
2 Een jaar nadat de maatregel voorwaardelijk is geëindigd als bedoeld in het bepaalde in de artikelen 6:2:22, tweede lid, en 6:6:31, van het Wetboek van Strafvordering eindigt de maatregel van rechtswege onvoorwaardelijk, tenzij de voorwaardelijke beëindiging wordt verlengd op de wijze als bedoeld in artikel 77tb. In de gevallen waarin de voorwaardelijke beëindiging is verlengd, eindigt de maatregel onvoorwaardelijk nadat de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging is bereikt.

Artikel 77tb Vervallen

Artikel 77tc Vervallen

Artikel 77u Vervallen

Artikel 77v Vervallen

Artikel 77w 1 De maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige kan slechts worden opgelegd, indien:
a. de ernst van het begane misdrijf of de veelvuldigheid van de begane misdrijven of voorafgegane veroordelingen wegens misdrijf hiertoe aanleiding geven, en
b. de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
2 De rechter legt de maatregel slechts op, nadat hij zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van de raad voor de kinderbescherming, dat wordt ondersteund door ten minste een gedragsdeskundige. Indien dit advies eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend kan de rechter hier slechts gebruik van maken met instemming van het openbaar ministerie en de verdachte. Indien de maatregel met toepassing van artikel 77c wordt opgelegd aan een jongvolwassene die ten tijde van het misdrijf of de misdrijven die voor het opleggen van de maatregel aanleiding geeft of geven, de leeftijd van achttien jaren maar nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaren heeft bereikt, kan een advies van de raad voor de kinderbescherming achterwege blijven en wordt met een advies van een gedragsdeskundige volstaan.
3 De rechter geeft in zijn uitspraak aan waar de maatregel uit bestaat. De maatregel kan inhouden dat de veroordeelde aan een programma deelneemt in een door de rechter aan te wijzen instelling of dat de veroordeelde een ambulant programma zal volgen onder begeleiding van een door de rechter aan te wijzen organisatie.
4 De rechter kan, ter ondersteuning van het programma, bedoeld in het derde lid, bevelen dat de veroordeelde gedurende de nacht in een inrichting als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen verblijft.
5 Aan het programma kan elektronisch toezicht worden verbonden.
6 De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat het programma dadelijk uitvoerbaar is, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de jeugdige is.
7 Het bevel, bedoeld in het zesde lid, kan door de rechter die kennisneemt van het hoger beroep, ambtshalve, op verzoek van de veroordeelde of op vordering van het openbaar ministerie, worden opgeheven.
8 De maatregel wordt opgelegd voor de tijd van ten minste zes maanden en ten hoogste een jaar.
9 De maatregel eindigt van rechtswege bij het onherroepelijk worden van een rechterlijke uitspraak waarbij de verdachte opnieuw de maatregel of de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd.

Artikel 77wa 1 De rechter kan bepalen dat het in artikel 77w, derde lid, bedoelde programma geheel of ten dele komt te bestaan uit een vorm van jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
2 Indien de rechter toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, doet de raad daarvan onverwijld mededeling aan de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Artikel 77wb 1 In het vonnis waarbij de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige wordt opgelegd, beveelt de rechter voor het geval dat de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.
2 De duur van de vervangende jeugddetentie wordt in gehele dagen, weken of maanden vastgesteld. Voor elke maand waarvoor de maatregel is opgelegd beloopt de vervangende jeugddetentie maximaal een maand.

Artikel 77wd Vervallen

Artikel 77we 1 In het vonnis waarbij de vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd, beveelt de rechter dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
2 De artikelen 38v, 38w, tweede tot en met het vierde lid, en artikel 6:3:10, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 77wf Vervallen

Artikel 77x 1 In geval van een veroordeling tot jeugddetentie, vervangende jeugddetentie daaronder niet begrepen, tot taakstraf, tot geldboete of tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, kan de rechter bepalen dat deze geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd.
2 In geval van een veroordeling tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen kan de rechter bepalen dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd. Artikel 6:6:10a van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 77y 1 De rechter die bepaalt dat een door hem opgelegde straf of maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, stelt daarbij een proeftijd vast van ten hoogste twee jaren.
2 De proeftijd gaat in:
a. indien een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is uitgereikt of toegezonden, op de vijftiende dag nadat de einduitspraak is gedaan, tenzij door de tijdige aanwending van een rechtsmiddel het vonnis of arrest niet onherroepelijk is geworden;
b. indien een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering moet worden betekend, op de vijftiende dag na die betekening, tenzij door de tijdige aanwending van een rechtsmiddel het vonnis of arrest niet onherroepelijk is geworden;
c. indien de rechter een bevel als bedoeld in artikel 77za, eerste lid, heeft gegeven, op de dag van de einduitspraak.

Artikel 77z 1 Toepassing van artikel 77x geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2 Bij toepassing van artikel 77x kunnen voorts de volgende bijzondere voorwaarden worden gesteld, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd, of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, dan wel binnen een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd, heeft te voldoen:
1°. gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door het strafbare feit veroorzaakte schade;
2°. geheel of gedeeltelijk herstel van de door het strafbare feit veroorzaakte schade;
3°. storting van een door de rechter vast te stellen waarborgsom, ten hoogste gelijk aan het verschil tussen het maximum van de geldboete die voor het feit kan worden opgelegd en de opgelegde boete;
4°. storting van een door de rechter vast te stellen geldbedrag in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen. Het bedrag kan niet hoger zijn dan de geldboete die ten hoogste voor het strafbare feit kan worden opgelegd;
5°. een verbod contact te leggen of te laten leggen met bepaalde personen of instellingen;
6°. een verbod zich op of in de directe omgeving van een bepaalde locatie te bevinden;
7°. een verplichting op bepaalde tijdstippen of gedurende een bepaalde periode op een bepaalde locatie aanwezig te zijn;
8°. een verplichting zich op bepaalde tijdstippen te melden bij een bepaalde instantie;
9°. een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol en de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
10°. opneming van de veroordeelde in een zorginstelling;
11°. een verplichting zich onder behandeling te stellen van een deskundige of zorginstelling;
12°. het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
13°. het deelnemen aan een gedragsinterventie;
14°. het volgen van onderwijs, gedurende een bepaalde termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd;
15°. andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende.
3 Indien bij de toepassing van artikel 77x een bijzondere voorwaarde is gesteld, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
4 Aan een bijzondere voorwaarde kan elektronisch toezicht worden verbonden.
5 De voorwaarden in het tweede lid, onderdelen 10°, 11° of 15° en de gedragsinterventie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel 13°, kunnen geheel of ten dele bestaan uit van jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Artikel 77za De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden, en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Artikel 77aa 1 De rechter kan aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet of, in bijzondere gevallen en na overleg met een dergelijke rechtspersoon, aan een particulier persoon, opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
2 De rechter kan, indien de veroordeelde ingevolge artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek onder toezicht is gesteld, aan een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet opdragen aan de veroordeelde ter zake van de naleving der bijzondere voorwaarden hulp en steun te verlenen.
3 Indien de jeugdige de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, kan de rechter een in artikel 14c, zesde lid, bedoelde reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
4 Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, kunnen regels worden gesteld omtrent de aard en de omvang van het toezicht en de begeleiding, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 77bb Artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing op de mededeling van de veroordeling, waarbij artikel 77x en 77z zijn toegepast.

Artikel 77cc Vervallen

Artikel 77cca Vervallen

Artikel 77dd Vervallen

Artikel 77ee Vervallen

Artikel 77ff Vervallen

Artikel 77gg 1 De straffen en maatregelen als bedoeld in deze Titel, zijn voor poging, voorbereiding, deelneming en medeplichtigheid dezelfde als die voor het voltooide misdrijf.
2 Bij samenloop worden meer feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd, voor de toepassing van straffen en maatregelen als één feit aangemerkt. Artikel 63 is met betrekking tot straffen van toepassing.

Artikel 77hh Vervallen