Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)


Hoofdstuk 12

Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en de rechtsgang

§ 12.1

Beslistermijnen

Artikel 101

Beslistermijn

Indien in verband met het geven van een beschikking een in het buitenland wonende persoon is opgeroepen en om die reden de beschikking niet binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 4:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste zes maanden en wordt de aanvrager van deze verlenging schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 102

Bijzondere beslistermijnen

1 Een beschikking over het verzekerd zijn als bedoeld in artikel 7, tweede lid, wordt door het UWV gegeven binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
2 Een beschikking over verlenging van het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens zijn werkgever recht op loon heeft dan wel aanspraak op bezoldiging als bedoeld in artikel 24 wordt gegeven binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag. Indien de beschikking, bedoeld in de eerste zin niet binnen twee weken kan worden gegeven wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
3 Een beschikking over het ontstaan, later ontstaan of herleven van het recht op een uitkering als bedoeld in hoofdstuk 6 en 7, en een beschikking over een verkorting van de wachttijd als bedoeld in artikel 66, eerste lid, wordt gegeven binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag, tenzij artikel 25, negende lid, of 26, tweede lid, tweede zin, toepassing heeft gevonden. De redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking is gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in het vierde of vijfde lid is gedaan.
4 Indien in verband met het geven van een beschikking als bedoeld in het derde lid advies is gevraagd aan een deskundige die niet onder verantwoordelijkheid van het UWV werkzaam is en om die reden de beschikking niet binnen acht weken gegeven kan worden, wordt die termijn verlengd met ten hoogste vier weken en wordt de aanvrager van die verlenging schriftelijk in kennis gesteld.
5 Indien een beschikking als bedoeld in het eerste lid niet binnen dertien weken of de beschikking, bedoeld in het derde lid niet binnen acht weken kan worden gegeven om een andere dan de in het vierde lid bedoelde reden wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld onder vermelding van een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
6 In afwijking van de in het derde tot en met vijfde lid genoemde termijn van acht weken, geldt tot en met 31 december 2011, of tot een eerder, bij koninklijk besluit te bepalen, tijdstip, een termijn van veertien weken.