Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)


Hoofdstuk 10

Handhaving

Artikel 88

Maatregelen UWV

1 Het UWV weigert een uitkering op grond van deze wet geheel of gedeeltelijk, blijvend of tijdelijk indien:
a. de verzekerde verplichtingen, bedoeld in artikel 27, tweede tot en met vijfde lid, 28, 29, of 30 niet of niet behoorlijk is nagekomen;
b. de verzekerde de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, niet binnen de door het UWV daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen;
c. de verzekerde zich niet houdt aan de verplichting, bedoeld in artikel 64, derde lid, of artikel 65;
d. de verzekerde tijdens het tijdvak, bedoeld in artikel 25, negende lid, zonder deugdelijke grond heeft nagelaten verweer te voeren tegen of heeft ingestemd met een beëindiging van de dienstbetrekking.
2 Onverminderd het eerste lid kan het UWV de uitkering blijvend geheel weigeren, indien de verzekerde door het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 28, eerste lid, het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid opzettelijk heeft veroorzaakt.
3 Het eerste lid is niet van toepassing indien de eigenrisicodrager, op grond van artikel 89, de bevoegdheid heeft de WGA-uitkering te weigeren.
4 Het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, indien het niet tijdig nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, of ter zake van het zich niet houden aan de voorschriften, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, artikel 64, derde lid, of in artikel 65, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting of het zich niet houden aan de voorschriften plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
5 Het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 89

Maatregelen eigenrisicodrager

1 De eigenrisicodrager kan in verband met de uitvoering van artikel 42 de WGA-uitkering gedeeltelijk en blijvend, geheel en tijdelijk of gedeeltelijk en tijdelijk weigeren indien:
a. de verzekerde, bedoeld in artikel 82, verplichtingen als bedoeld in artikel 27, tweede juncto zesde lid en het vierde lid, 28, eerste lid, 29, of 30 niet of niet behoorlijk is nagekomen;
b. de verzekerde, bedoeld in artikel 82, de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste juncto zesde lid, niet binnen de door de eigenrisicodrager daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen.
2 Indien de verzekerde de verplichting, bedoeld in artikel 28, 29 of 30, niet heeft nageleefd als bedoeld in artikel 88, tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing.
3 Indien op grond van het eerste lid de uitkering geheel wordt geweigerd is artikel 84, derde lid, niet van toepassing.
4 De eigenrisicodrager is bevoegd artikel 67, tweede lid, onderdeel c, toe te passen voor de duur van ten hoogste acht weken, waarbij de betaling ook gedeeltelijk kan worden opgeschort of geschorst.
5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 90

Afstemming maatregel

1 Een maatregel als bedoeld in artikel 88 of 89 wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
2 Het opleggen van een maatregel blijft achterwege indien voor dezelfde gedraging een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 91 wordt opgelegd.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste lid, waarbij in ieder geval kan worden geregeld in welke gevallen het UWV kan afzien van het opleggen van een maatregel.

Artikel 91

Boete bij niet-nakoming inlichtingenverplichting

1 Het UWV legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 27, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 27, eerste lid, niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld en deze overtreding niet opzettelijk is begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2 In dit artikel wordt onder benadelingsbedrag verstaan het brutobedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen.
3 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, of indien een werkgever of een persoon als bedoeld in artikel 27, achtste lid, de verplichtingen op grond van artikel 27, achtste lid, niet of niet behoorlijk nakomt, legt het UWV een bestuurlijke boete op van ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4 Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, in situaties die bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan hem een zodanige waarschuwing is gegeven.
5 Het UWV legt een bestuurlijke boete op wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 27, eerste lid, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen, van ten hoogste 150 procent van het benadelingsbedrag, met overeenkomstige toepassing van het eerste lid, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van het begaan van de overtreding een eerdere bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie is opgelegd wegens een eerdere overtreding, bestaande uit eenzelfde gedraging, die onherroepelijk is geworden.
6 Onder eenzelfde gedraging als bedoeld in het vijfde lid, wordt verstaan het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in de artikelen 27, eerste lid, van deze wet, 25 van de Werkloosheidswet, 12 van de Toeslagenwet, 12, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, 80 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, of 31, eerste lid, of 49 van de Ziektewet, als gevolg waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering, ziekengeld of toeslag is verleend.
7 In afwijking van het vijfde lid is het in dat lid genoemde tijdvak van vijf jaar tien jaar indien wegens de eerdere overtreding, bedoeld in het vijfde lid, de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger is gestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
8 Het UWV kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
9 Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, is verplicht desgevraagd aan het UWV de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.
10 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.
11 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.
12 In afwijking van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter in beroep of hoger beroep het bedrag waarop de bestuurlijke boete is vastgesteld ook ten nadele van de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger wijzigen.
13 Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid is begaan, is het UWV bevoegd op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling. Artikel 79, eerste, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
14 Het besluit tot kwijtschelding, bedoeld in het dertiende lid, wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding is begaan wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in het zesde lid.

Artikel 92

Voorschriften rond voorgenomen boete-oplegging

Vervallen

Artikel 93

Nadere regels tenuitvoerlegging bestuurlijke boete

Vervallen

Artikel 94

Niet-oplegging van boete

Vervallen

Artikel 95

Termijnstelling van boete

Vervallen

Artikel 96

Invordering bestuurlijke boete

1 Het UWV verrekent de bestuurlijke boete en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 91, vijfde lid, met een uitkering op grond van deze wet, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet arbeid en zorg of een toeslag op grond van de Toeslagenwet, die de persoon aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd ontvangt.
2 Onverminderd het eerste lid kan het UWV de bestuurlijke boete verrekenen met een vordering die degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd op hem heeft.
3 De Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de gemeente betaalt het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is, op zijn verzoek aan het UWV indien de persoon aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
4 De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt gelijkelijk toe aan het UWV. Indien het UWV gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4:123, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan de persoon aan wie de boete is opgelegd.
5 Zolang de verzekerde of zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn verplichting, bedoeld in artikel 91, negende lid, niet of niet behoorlijk nakomt:
a. is het UWV in afwijking van artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd tot verrekening van de bestuurlijke boete voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;
b. geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van artikel 4:116 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.

Artikel 97

Verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Vervallen

Artikel 97a

In kennis stellen reïntegratiebedrijf van sanctie-oplegging

Indien het UWV de verzekerde de uitkering op grond van deze wet geheel of gedeeltelijk heeft geweigerd dan wel hem een bestuurlijke boete heeft opgelegd, stelt het UWV het reïntegratiebedrijf dat ten behoeve van die verzekerde werkzaamheden gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of op inschakeling in arbeid verricht, van die beschikking in kennis, voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden door het reïntegratiebedrijf.