Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra)


Hoofdstuk 3A

Beslag, terugvordering, verrekening en korting

Artikel 19c 1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan of mede verstaan onder:
– de rechterlijk ambtenaar: de nagelaten betrekkingen van een rechterlijk ambtenaar die uit hoofde van diens overlijden pensioen genieten;
– bezoldiging: de bedragen – onder de benaming pensioen, wachtgeld, uitkering of welke benaming ook – waarop de rechterlijk ambtenaar of gewezen rechterlijk ambtenaar als zodanig uit hoofde van zijn dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking aanspraak heeft of waarop zijn nagelaten betrekkingen uit hoofde van zijn overlijden aanspraak hebben.
2 Beslag omvat in dit hoofdstuk ook de vordering, bedoeld in artikel 19 van de Invorderingswet 1990.
3 Tenzij anders is bepaald, worden de in dit hoofdstuk genoemde bevoegdheden ten aanzien van een rechterlijk ambtenaar uitgeoefend door Onze Minister onderscheidenlijk, indien het een bij een gerechtshof of rechtbank werkzame rechterlijk ambtenaar betreft, het gerechtsbestuur.

Artikel 19d 1 Op bezoldiging is, voor zover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald, beslag mogelijk overeenkomstig de voorschriften van het gemene recht.
2 Kostenvergoedingen welke verband houden met de dienstverrichting zijn niet vatbaar voor beslag.

Artikel 19e Aan de rechterlijk ambtenaar onverschuldigd betaalde bezoldiging kan worden teruggevorderd door Onze Minister onderscheidenlijk het gerechtsbestuur.

Artikel 19f 1 Met de door Onze Minister onderscheidenlijk het gerechtsbestuur verschuldigde bezoldiging kan worden verrekend hetgeen de rechterlijk ambtenaar als zodanig aan hem zelf verschuldigd is.
2 Verrekening kan plaatshebben ondanks gelegd beslag of toegepaste korting als bedoeld in artikel 19g, eerste lid.
3 Verrekening is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn, met dien verstande dat verrekening van hetgeen wegens genoten huisvesting of voeding is verschuldigd eveneens kan plaatsvinden met dat deel van de bezoldiging dat de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vormt.

Artikel 19g 1 Onze Minister onderscheidenlijk het gerechtsbestuur kan op de bezoldiging ten behoeve van een schuldeiser van de rechterlijk ambtenaar een korting toepassen, mits de rechterlijk ambtenaar de vordering van de schuldeiser erkent of het bestaan van de vordering blijkt uit een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak dan wel uit een authentieke akte.
2 Korting is slechts in zoverre geldig als een beslag op die bezoldiging geldig zou zijn.
3 Beslag, faillissement, surséance van betaling en toepassing ten aanzien van de rechterlijk ambtenaar van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen sluiten korting uit.

Artikel 19h Voor de toepassing van artikel 475b, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden, onverminderd artikel 19f, tweede lid, en artikel 19g, derde lid, verrekening en korting gelijkgesteld met beslag.

Artikel 19i Indien verscheidene schuldeisers uit hoofde van beslag of korting aanspraak hebben op een deel van de bezoldiging geschiedt de verdeling naar evenredigheid van de inschulden, voor zover niet de ene schuldeiser voorrang heeft boven de anderen.

Artikel 19j 1 Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de rechterlijk ambtenaar enig recht op zijn bezoldiging aan een derde toekent is slechts geldig voor dat deel van de bezoldiging waarop beslag geldig zou zijn.
2 Een volmacht tot voldoening of invordering van de bezoldiging is slechts geldig indien zij schriftelijk is verleend en is steeds herroepelijk.

Artikel 19k Betaling of afgifte aan een gemachtigde, nadat een volmacht tot voldoening of invorderingen van bezoldiging is geëindigd, ontlast het bevoegd gezag, indien een gegeven opdracht tot de betaling of afgifte niet meer tijdig kon worden ingetrokken, toen het bevoegd gezag van het eindigen van de volmacht kennis kreeg.