Wet publieke gezondheid (Wpg)


Hoofdstuk VII

Handhaving

§ 1

Toezicht

Artikel 64 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de ambtenaren van de inspectie en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Artikel 64a

Grondslag voor aanwijzing andere toezichthouders dan IGJ en NVWA

1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens paragraaf 8 van hoofdstuk V, zijn voorts belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Indien de aanwijzing ambtenaren betreft, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze Minister, wordt het besluit genomen in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat. Indien de aanwijzing ambtenaren betreft die belast worden met het toezicht op de naleving in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, zijn de artikelen 5:12 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van die taak.
2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 65 1 In het geval van een besmetting of infectie of bij een gegrond vermoeden daarvan, zijn binnen hun ambtsgebied de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio, de daartoe door de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke gezondheidsdienst en de daartoe aangewezen ambtenaren van de inspectie bevoegd, desgevraagd na het tonen van een legitimatiebewijs, elke plaats te betreden of te verlaten, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak op grond van deze wet nodig is. Zonodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.
2 Ten behoeve van de uitvoering van artikel 47a zijn de daartoe aangewezen ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit bevoegd, desgevraagd na het tonen van een legitimatiebewijs, elke plaats te betreden of te verlaten, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

§ 1a

Opsporing

Artikel 65a

Grondslag voor aanwijzing buitengewone opsporingsambtenaren

1 Met de opsporing van de in artikel 68bis strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES, belast de door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen ambtenaren. Indien de aanwijzing ambtenaren betreft, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze Minister of van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, wordt het besluit genomen in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat.
2 De aangewezen ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht dan wel de artikelen 185 tot en met 188 en 190 van het Wetboek van Strafrecht BES, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
3 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

§ 2

Strafbepalingen

Artikel 66 1 Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft de arts die handelt in strijd met de artikelen 21, eerste, tweede of derde lid, 22, eerste, tweede of derde lid, 24, vierde lid, of 30.
2 Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft het hoofd van een laboratorium dat handelt in strijd met artikel 25, tweede of vijfde lid.
3 Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft het hoofd van een instelling die handelt in strijd met artikel 26, eerste lid.
4 Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft de gezagvoerder die handelt in strijd met artikel 50, eerste of tweede lid, of die weigert te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 51 en 53, derde lid, onder b.
5 Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft de exploitant van een burgerhaven of burgerluchthaven die handelt in strijd met artikel 50, vierde lid.
6 Met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 58, eerste en derde lid.
7 De in het eerste tot en met zesde lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 67 1 Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft degene die zich onttrekt aan de krachtens de in de artikelen 38, eerste lid, of 47, tweede of derde lid, onder a of b, ten aanzien van hem genomen maatregelen, dan wel de in artikel 47, derde lid, onder c, bedoelde waren onttrekt aan een krachtens dat lid genomen maatregel.
2 Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft het onbevoegd betreden van een voor isolatie of quarantaine aangewezen locatie.
3 Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de exploitant van een burgerhaven of burgerluchthaven die handelt in strijd met artikel 49, tweede lid, of met een krachtens artikel 54 gegeven opdracht.
4 Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de burgerexploitant die handelt in strijd met artikel 49, derde lid, of met een krachtens artikel 54 gegeven opdracht.
5 Met een hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de vervoersexploitant die handelt in strijd met een krachtens artikel 55 gegeven opdracht.
6 De in het eerste tot en met vijfde lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 68 1 Met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met opdrachten die krachtens artikel 53, eerste of tweede lid, zijn gegeven.
2 Met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de gezagvoerder die handelt in strijd met artikel 53, derde lid, onder a.
3 Met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft degene die zich onttrekt aan een op grond van de artikelen 31 of 35 ten aanzien van hem genomen maatregel.
4 De in het eerste, tweede en derde lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

Artikel 68bis

Strafbaarstellingen en strafsancties regels hoofdstuk V, paragraaf 8

1 Met een hechtenis van ten hoogste zeven dagen of geldboete van de eerste categorie wordt gestraft degene die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens:
a. artikel 58e, tweede lid, laatste zin of 58s, tweede lid, tweede zin en 58x, derde lid, tweede zin;
b. artikel 58d, eerste lid, 58g, 58h, eerste en tweede lid, 58i, 58j, tweede lid, 58k, tweede lid, 58n, derde lid, eerste zin en vierde lid, eerste zin, 58o, eerste en tweede lid, 58p, eerste en tweede lid, 58q, 58s, eerste lid, en 58u.
2 Met een geldboete van ten hoogste vijfennegentig euro wordt gestraft degene die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 58f, eerste lid, of in strijd met de voorwaarden of beperkingen, bedoeld in artikel 58f, derde lid, onder e.
3 De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
4 In afwijking van het bij en krachtens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES bepaalde worden de gegevens met betrekking tot geldboetes, opgelegd voor overtreding van artikel 58f, eerste lid, en derde lid, onder e, niet aangemerkt als justitiële gegevens.
5 In afwijking van artikel 35 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en artikel 22 van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES worden de in dit artikel strafbaar gestelde feiten niet betrokken bij het onderzoek naar het gedrag van een natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens of artikel 15, derde lid, eerste zin, van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag BES.
6 Dit artikel is niet van toepassing indien de overtreding wordt begaan op plaatsen in gebruik ten behoeve van een verkiezing.