Wet publieke gezondheid (Wpg)


Hoofdstuk V

Bijzondere bepalingen infectieziektebestrijding

§ 3

Maatregelen gericht op het individu

Artikel 30 Op verzoek van de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio verstrekt de behandelend arts van een persoon die naar het oordeel van de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio een gevaar oplevert voor de overbrenging van een infectieziekte behorend tot groep A1, A2, B1 of B2 aan de gemeentelijke gezondheidsdienst zo spoedig mogelijk de hem bekende nadere medische en epidemiologische gegevens die noodzakelijk zijn om de aard en de omvang van het gevaar van verspreiding van de infectieziekte vast te stellen.

Artikel 31 1 De voorzitter van de veiligheidsregio kan een persoon onverwijld ter isolatie in een ziekenhuis doen opnemen, indien:
a. de betrokkene lijdt aan een infectieziekte behorend tot groep A1 of A2, dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de betrokkene daaraan lijdt,
b. ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van die infectieziekte,
c. dit gevaar niet op andere wijze effectief kan worden afgewend, en
d. de betrokkene niet tot opneming ter isolatie bereid is.
2 De burgemeester kan een persoon onverwijld ter isolatie in een ziekenhuis doen opnemen, indien:
a. ten aanzien van de betrokkene de melding ingevolge artikel 22, derde lid, heeft plaatsgevonden, of de betrokkene lijdt aan een infectieziekte behorend tot groep B1,
b. ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van die infectieziekte,
c. dit gevaar niet op andere wijze effectief kan worden afgewend, en
d. de betrokkene niet tot opneming ter isolatie bereid is.
3 De voorzitter van de veiligheidsregio dan wel de burgemeester kan een ter isolatie opgenomen persoon door een arts doen onderzoeken, indien:
a. ten gevolge van de infectieziekte onmiddellijk gevaar dreigt voor de gezondheid van derden,
b. de aard en de omvang van dit gevaar niet op andere wijze dan door onderzoek kunnen worden vastgesteld,
c. de uitkomst van het onderzoek noodzakelijk is om dit gevaar effectief te kunnen afwenden, en
d. de betrokkene niet bereid is het onderzoek te ondergaan.
4 De voorzitter van de veiligheidsregio dan wel de burgemeester kan een ter isolatie opgenomen persoon door een arts in het lichaam doen onderzoeken indien aan de voorwaarden, bedoeld in het derde lid, is voldaan en de rechter daartoe een machtiging heeft verleend.
5 Het onderzoek, bedoeld in het derde en vierde lid, omvat niet meer dan nodig is ter afwending van het gevaar voor derden.

Artikel 32 1 De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio doet de beschikking tot opneming ter isolatie aan de betrokkene uitreiken.
2 In de beschikking geeft de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio aan in welk ziekenhuis, aangewezen op grond van artikel 34, de opneming ter isolatie ten uitvoer wordt gelegd.
3 Na uitreiking van de beschikking voorziet de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio in bijstand van de betrokkene door een raadsman, tenzij de betrokkene daartegen bedenkingen heeft.
4 Wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het gevaar, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onder b, of tweede lid, onder b, is geweken of op minder ingrijpende wijze kan worden afgewend, heft de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio de opneming ter isolatie onverwijld op.

Artikel 33 1 De voorzitter van de veiligheidsregio dan wel de burgemeester doet de beschikking tot het onderzoek, bedoeld in artikel 31, vierde lid, aan de betrokkene uitreiken.
2 In zijn beschikking geeft de voorzitter van de veiligheidsregio dan wel de burgemeester aan waaruit het onderzoek bestaat, welke arts het onderzoek verricht en binnen welke termijn het onderzoek plaatsvindt.

Artikel 34 1 De opneming ter isolatie wordt ten uitvoer gelegd in een gesloten afdeling van een door Onze Minister aangewezen ziekenhuis.
2 Het ziekenhuis neemt de betrokkene onverwijld op.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld waaraan de opneming ter isolatie en het onderzoek moeten voldoen.
4 De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, indien de omstandigheden onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maken.

Artikel 35 1 De voorzitter van de veiligheidsregio kan een persoon onverwijld doen onderwerpen aan de maatregel van quarantaine om de verspreiding van infectieziekten behorend tot groep A1 of A2 tegen te gaan, indien:
a. er redenen zijn om aan te nemen dat die persoon recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke lijder aan een infectieziekte behorend tot groep A1 of A2 heeft gehad, dat deze persoon mogelijk met dezelfde ziekte is geïnfecteerd,
b. ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van die infectieziekte, en
c. die persoon niet tot vrijwillige onderwerping aan die maatregel bereid is.
2 De voorzitter van de veiligheidsregio kan toestaan dat de quarantaine onder zonodig te stellen voorwaarden plaatsvindt in de woning van de af te zonderen persoon.
3 Tijdens de quarantaine wordt medisch toezicht verricht. Het toezicht wordt verricht onder medische verantwoordelijkheid van een door de gemeentelijke gezondheidsdienst aangewezen geneeskundige.
4 De quarantaine en het medisch toezicht vinden plaats onder zodanige voorwaarden en omstandigheden en gedurende een zodanige periode als noodzakelijk is om het gevaar, bedoeld in het eerste lid, onder b, af te wenden. Zodra redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit gevaar is geweken of op minder ingrijpende wijze kan worden afgewend, heft de voorzitter van de veiligheidsregio de maatregel onverwijld op.
5 Artikel 31, derde en vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 36 1 De voorzitter van de veiligheidsregio doet de beschikking tot onderwerping aan de maatregel van quarantaine aan de betrokkene uitreiken.
2 In de beschikking geeft de voorzitter van de veiligheidsregio aan:
a. hoe en waar de maatregel ten uitvoer wordt gelegd,
b. waarop bij het medisch toezicht in ieder geval wordt gelet, en
c. aan welke regels betrokkene zich heeft te houden.
3 Na uitreiking van de beschikking voorziet de voorzitter van de veiligheidsregio in bijstand van de betrokkene door een raadsman, tenzij de betrokkene daartegen bedenkingen heeft.

Artikel 37 De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio draagt de tenuitvoerlegging van de maatregelen, bedoeld in de artikelen 31 en 35 op aan de gemeentelijke gezondheidsdienst.

Artikel 38 1 De voorzitter van de veiligheidsregio kan een persoon die gevaar oplevert voor de verspreiding van een infectieziekte behorend tot groep A1 of A2 het verbod opleggen om beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden te verrichten, die een ernstig risico inhouden voor de verspreiding van die infectieziekte.
2 De burgemeester kan een persoon die gevaar oplevert voor de verspreiding van een infectieziekte behorend tot groep B1 of B2 het verbod opleggen om beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden te verrichten, die een ernstig risico inhouden voor de verspreiding van die infectieziekte.
3 Voordat de maatregel wordt genomen, hoort de burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio de werkgever van de betrokkene, tenzij betrokkene hiertegen bezwaar maakt.
4 De burgemeester dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio heft de maatregel op als het gevaar is geweken of op minder ingrijpende wijze kan worden afgewend.