Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS)


Hoofdstuk III

Procedure

Afdeling D

Buiten-gerechtelijke procedures

§ 3

Voortgezette tenuitvoerlegging

Artikel 43 1 Voor zover een verdrag daarin uitdrukkelijk voorziet, kan op aanwijzing van Onze Minister de tenuitvoerlegging of verdere tenuitvoerlegging van een in een vreemde staat opgelegde vrijheidsbenemende sanctie in Nederland plaatsvinden buiten toepassing van de afdelingen A, B en C van dit hoofdstuk, maar met inachtneming van het bepaalde in deze paragraaf.
2 De in het vorige lid bedoelde aanwijzing kan, voor zover het toepasselijke verdrag bepaalt dat de instemming van de veroordeelde of diens wettelijke vertegenwoordiger met zijn overbrenging naar Nederland met het oog op de tenuitvoerlegging of voortgezette tenuitvoerlegging is vereist, slechts worden gegeven indien die instemming uit een schriftelijk stuk blijkt.

Artikel 43a 1 Tenzij Onze Minister, met inachtneming van het toepasselijke verdrag, reeds aanstonds van oordeel is dat het verzoek om tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, doet hij het verzoek met de daarbij behorende stukken toekomen aan de advocaat-generaal.
2 Indien de door de vreemde staat overgelegde stukken naar het oordeel van Onze Minister onvoldoende zijn om op het verzoek een beslissing te nemen, biedt hij de autoriteiten van de verzoekende staat de gelegenheid binnen een door hem te stellen redelijke termijn aanvullende stukken of inlichtingen te verschaffen.
3 De advocaat-generaal legt het verzoek met de daarbij behorende stukken onverwijld voor aan de bijzondere kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat-generaal dient eventuele opmerkingen bij voornoemde stukken in binnen een termijn van veertien dagen nadat hij de stukken heeft voorgelegd aan de bijzondere kamer van het gerechtshof.
4 Hangende de beslissing op het verzoek tot tenuitvoerlegging, kan de veroordeelde voorlopig worden aangehouden met toepassing van de artikelen 8 tot en met 12.

Artikel 43b 1 De bijzondere kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beoordeelt met inachtneming van het toepasselijke verdrag:
a. of de tenuitvoerlegging in Nederland op grond van de artikelen 2, 3, 4, 6 of 7 niet kan plaatshebben;
b. welk strafbaar feit naar Nederlands recht het feit dat aan de buitenlandse veroordeling ten grondslag ligt, oplevert;
c. tot welke aanpassing van de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie, het tweede en derde lid aanleiding geven.
2 Indien de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie een langere duur heeft dan het voor het desbetreffende feit naar Nederlands recht toepasselijke strafmaximum, wordt de duur van de vrijheidsbenemende sanctie tot dat strafmaximum verlaagd.
3 Indien de aard van de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie onverenigbaar is met het Nederlandse recht, wordt de vrijheidsbenemende sanctie gewijzigd in een straf of maatregel waarin het Nederlandse recht voorziet en die zoveel mogelijk overeenstemt met de in de vreemde staat opgelegde vrijheidsbenemende sanctie.
4 De aanpassing op grond van het tweede en derde lid houdt in geen geval een verzwaring van de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie in.
5 De bijzondere kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden doet zijn oordeel op grond van het eerste lid, schriftelijk en met redenen omkleed aan Onze Minister toekomen, binnen een termijn van zes weken nadat het verzoek en de daarbij behorende stukken zijn ontvangen.
6 Onze Minister beslist op het verzoek tot tenuitvoerlegging. Voor zover de bijzondere kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat het verzoek niet kan worden ingewilligd, wijst Onze Minister het verzoek af.

Artikel 43c 1 Indien Onze Minister het verzoek tot tenuitvoerlegging heeft ingewilligd, geeft hij de aanwijzing tot tenuitvoerlegging of verdere tenuitvoerlegging van de in de vreemde staat opgelegde vrijheidsbenemende sanctie in Nederland.
2 De tenuitvoerlegging van de in het eerste lid bedoelde sanctie geschiedt op last van Onze Minister.