Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (WJG)


Titel 2

De verwerking van justitiële gegevens

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 2 1 Onze Minister verwerkt in de justitiële documentatie justitiële gegevens ten behoeve van een goede strafrechtspleging.
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden de gegevens aangewezen die als justitiële gegevens worden aangemerkt.

Artikel 2a 1 Onze Minister maakt gebruik van Ecris-TCN ten behoeve van de strafrechtspleging en daarnaast voor de volgende doelen:
a. een verzoek van de betrokkene om hem betreffende justitiële gegevens als bedoeld in artikel 18;
b. veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen, nadat betrokkene een aanvraag heeft gedaan om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28;
2 Onze Minister verzoekt de centrale autoriteit van een lidstaat om doorgifte van justitiële gegevens ten behoeve van de in het eerste lid genoemde doelen.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het doen van een verzoek om doorgifte van justitiële gegevens aan de centrale autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Unie en over de ontvangst van justitiële gegevens vanuit andere lidstaten van de Europese Unie.

Artikel 3 1 Onze Minister treft de nodige maatregelen opdat de justitiële gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, juist en nauwkeurig zijn. Hij zorgt voor het onverwijld vernietigen of rectificeren van justitiële gegevens als blijkt dat deze, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, onjuist zijn.
2 Justitiële gegevens worden slechts verwerkt voor zover dit noodzakelijk is voor de bij of krachtens deze wet geformuleerde doeleinden.
3 Justitiële gegevens worden slechts verwerkt voor zover dit behoorlijk en rechtmatig is, de gegevens rechtmatig zijn verkregen en de gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn.
4 Justitiële gegevens kunnen worden verwerkt voor een ander doel dan een bij of krachtens deze wet vastgesteld doel waarvoor zij zijn verkregen, voor zover bij wet of in een ieder verbindend besluit van de Europese Unie uitdrukkelijk daarin is voorzien en de verwerking voor dat andere doel noodzakelijk is en in verhouding staat tot dat doel. De verdere verwerking is alleen mogelijk door personen en instanties die bij of krachtens de wet met het oog op een zwaarwegend algemeen belang of in een bindend besluit van de Europese Unie zijn aangewezen.
5 Onze Minister controleert, voor zover praktisch uitvoerbaar, de kwaliteit van justitiële gegevens voordat de gegevens worden verstrekt. Voor zover mogelijk wordt bij de doorzending van justitiële gegevens de noodzakelijke informatie toegevoegd aan de hand waarvan de ontvangende bevoegde autoriteit de mate van juistheid, volledigheid en betrouwbaarheid van justitiële gegevens kan beoordelen, alsmede de mate waarin zij actueel zijn.
6 Justitiële gegevens worden uitsluitend voor een ander doel verwerkt dan waarvoor zij zijn verkregen voor zover deze verwerking niet onverenigbaar is met het doel waarvoor deze gegevens zijn verkregen en de verwerking voor dat andere doel overigens noodzakelijk is en in verhouding staat tot dat doel. De verdere verwerking is alleen mogelijk door personen en instanties die bij of krachtens de wet met het oog op een zwaarwegend algemeen belang zijn aangewezen.
7 Onze Minister treft de nodige maatregelen opdat justitiële gegevens worden verwijderd of vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor ze zijn verwerkt of dit door enige wettelijke bepaling wordt vereist.

Artikel 4 1 Justitiële gegevens van verdachten en veroordeelden wegens misdrijven worden vernietigd:
a. dertig jaar nadat een beslissing om niet te vervolgen is genomen, nadat een einduitspraak als bedoeld in de artikelen 351 en 352 van het Wetboek van Strafvordering is gedaan in verband met een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld, en in het kader van het misdrijf de justitiële gegevens zijn verwerkt of nadat een strafbeschikking wegens het misdrijf volledig ten uitvoer is gelegd, dan wel twintig jaar na het overlijden van betrokkene,
b. twintig jaar nadat een beslissing om niet te vervolgen is genomen, nadat een einduitspraak als bedoeld in de artikelen 351 en 352 van het Wetboek van Strafvordering is gedaan in verband met een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van minder dan zes jaar is gesteld, en in het kader van het misdrijf de justitiële gegevens zijn verwerkt of nadat een strafbeschikking wegens het misdrijf volledig ten uitvoer is gelegd, dan wel twaalf jaar na het overlijden van betrokkene, of
c. na het vervallen van het recht tot strafvordering door verjaring.
2 De termijn van dertig en twintig jaar, genoemd in het eerste lid, wordt verlengd indien tegen de betrokkene een einduitspraak als bedoeld in de artikelen 351 en 352 van het Wetboek van Strafvordering in verband met een ander misdrijf is gedaan. In dat geval worden de justitiële gegevens vernietigd twintig dan wel dertig jaar nadat het vonnis is uitgesproken of de strafbeschikking volledig ten uitvoer is gelegd, al naar gelang op het misdrijf naar de wettelijke omschrijving minder dan zes jaar of zes jaar of meer gevangenisstraf is gesteld.
3 De termijn van dertig jaar, genoemd in het eerste lid, wordt met twintig jaar verlengd indien de duur van de gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel langer is dan twintig jaar. Indien de gevangenisstraf levenslang is of de vrijheidsbenemende maatregel de duur van veertig jaar overstijgt, worden de justitiële gegevens na tachtig jaar vernietigd.
4 In afwijking van het eerste tot en met derde lid worden justitiële gegevens van verdachten en veroordeelden wegens misdrijven als bedoeld in de artikelen 240b tot en met 250 van het Wetboek van Strafrecht na tachtig jaar vernietigd.

Artikel 5 Vervallen

Artikel 6 Justitiële gegevens van verdachten en veroordeelden wegens overtredingen worden vernietigd:
a. vijf jaar nadat een beslissing om niet te vervolgen is genomen, nadat een einduitspraak als bedoeld in de artikelen 351 en 352 van het Wetboek van Strafvordering is gedaan in verband met een overtreding en in het kader van de overtreding de justitiële gegevens zijn verwerkt of een strafbeschikking wegens een overtreding volledig ten uitvoer is gelegd,
b. tien jaar nadat een beslissing om niet te vervolgen is genomen, nadat een einduitspraak als bedoeld in de artikelen 351 en 352 van het Wetboek van Strafvordering is gedaan in verband met een overtreding en in het kader van de overtreding de justitiële gegevens zijn verwerkt of een strafbeschikking wegens een overtreding volledig ten uitvoer is gelegd, en daarbij een vrijheidsstraf, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, of een taakstraf is opgelegd, dan wel aan een rechtspersoon een geldboete van de derde categorie of hoger is opgelegd,
c. twee jaar na het overlijden van betrokkene, of
d. na het vervallen van het recht tot strafvordering door verjaring.

Artikel 7 1 De verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker treffen passende technische en organisatorische maatregelen om:
a. te waarborgen en te kunnen aantonen dat de verwerking van justitiële gegevens wordt verricht in overeenstemming met hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald;
b. het gegevensbeschermingsbeleid en de gegevensbeschermingsbeginselen op een doeltreffende manier uit te voeren respectievelijk toe te passen;
c. bij de bepaling van de verwerkingsmiddelen en de verwerking zelf de nodige waarborgen in de verwerking in te bouwen ter naleving van hetgeen bij of krachtens deze wet is bepaald en ter bescherming van de rechten van de betrokkenen.
2 De verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker treffen passende en organisatorische maatregelen om een beveiligingsniveau te waarborgen dat op het risico is afgestemd.
3 Bij het treffen van de maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, houden de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker rekening met de aard, de reikwijdte, de context en de doeleinden van de verwerking, alsmede met de qua waarschijnlijkheid en ernst uiteenlopende risico’s voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen.
4 In aanvulling op het derde lid houden de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker ten aanzien van het eerste lid, onder c, rekening met de stand van de techniek en de uitvoeringskosten.
5 De maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden periodiek geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd.
6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid.
7 Toegang tot justitiële gegevens is uitsluitend voorbehouden aan personen die onder het beheer van de verwerkingsverantwoordelijke voor die gegevens ressorteren of op grond van zijn instructie, behoudens een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift.

Artikel 7a 1 De verwerkingsverantwoordelijke treft passende technische en organisatorische maatregelen om te waarborgen dat standaard:
a. alleen die justitiële gegevens worden verwerkt die noodzakelijk zijn voor elk specifiek doel van de verwerking, en
b. justitiële gegevens niet zonder tussenkomst van een natuurlijke persoon voor een onbeperkt aantal natuurlijke personen toegankelijk wordt gemaakt.
2 De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onder a, betreffen in ieder geval de hoeveelheid verzamelde justitiële gegevens, de mate waarin zij worden verwerkt, de periode van opslag en de toegankelijkheid van de justitiële gegevens.

Artikel 7b 1 Wanneer een soort verwerking, in het bijzonder een verwerking waarbij nieuwe technologieën worden gebruikt, gelet op de aard, de omvang, de context of doelen ervan, waarschijnlijk een hoog risico voor de rechten en vrijheden van personen oplevert, voert de verwerkingsverantwoordelijke voorafgaand aan de verwerking een beoordeling uit van het effect van de voorgenomen verwerkingsactiviteiten op de bescherming van persoonsgegevens.
2 De beoordeling bevat ten minste:
a. een algemene beschrijving van de beoogde verwerkingen;
b. een beoordeling van de risico’s voor de rechten en vrijheden van betrokkenen;
c. de beoogde maatregelen ter beperking van de risico’s;
d. de voorzorgs- en beveiligingsmaatregelen en mechanismen om de justitiële gegevens te beschermen en aan te tonen dat aan het bij of krachtens deze wet bepaalde is voldaan, met inachtneming van de rechten en gerechtvaardigde belangen van de betrokkenen en andere betrokken personen.
3 Indien nodig verricht de verwerkingsverantwoordelijke een toetsing om te beoordelen of de verwerking overeenkomstig de gegevensbeschermingseffectbeoordeling wordt uitgevoerd, zulks ten minste wanneer sprake is van een toename van het risico dat de verwerkingen inhouden.

Artikel 7c De verwerkingsverantwoordelijke maakt in voorkomend geval en voor zover mogelijk een duidelijk onderscheid tussen justitiële gegevens betreffende verschillende categorieën van betrokkenen, zoals:
a. personen die terzake van een strafbaar feit zijn veroordeeld;
b. personen die terzake van een strafbaar feit zijn ontslagen van rechtsvervolging;
c. personen die terzake van een strafbaar feit zijn vrijgesproken.

Artikel 7d 1 Indien Onze Minister justitiële gegevens te zijnen behoeve laat verwerken door een verwerker maakt hij uitsluitend gebruik van een verwerker die afdoende garandeert dat de passende technische en organisatorische maatregelen en procedures zodanig worden geïmplementeerd dat bij de verwerking wordt voldaan aan het bij of krachtens deze wet bepaalde en de rechten van de betrokkene worden gewaarborgd.
2 De uitvoering van verwerkingen door een verwerker wordt geregeld in een schriftelijke overeenkomst of andere rechtshandeling die de verwerker aan de verwerkingsverantwoordelijke bindt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de inhoud van de overeenkomst of rechtshandeling.
3 De verwerker en eenieder die onder het gezag van Onze Minister of van de verwerker staat verwerkt de justitiële gegevens uitsluitend met inachtneming van de instructies van Onze Minister, tenzij hij bij of krachtens wet of een ieder verbindend besluit van Europese Unie tot die verwerking verplicht is.
4 De verwerker schakelt geen andere verwerker in dan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de verwerkingsverantwoordelijke. In het geval van een algemene schriftelijke toestemming informeert de verwerker de verwerkingsverantwoordelijke over de toevoeging of vervanging van andere verwerkers, met de mogelijkheid van bezwaar door de verwerkingsverantwoordelijke.
5 De verwerker stelt de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging in kennis van een inbreuk op de bescherming van persoonsgegevens.

Artikel 7e 1 Een besluit dat uitsluitend is gebaseerd op geautomatiseerde verwerking, met inbegrip van profilering, dat voor de betrokkene nadelige rechtsgevolgen heeft of hem in aanmerkelijke mate treft en waarin justitiële gegevens zijn verwerkt, is verboden, tenzij wordt voorzien in voorafgaande menselijke tussenkomst door of namens de verwerkingsverantwoordelijke en in specifieke voorlichting aan de betrokkene.
2 Profilering die leidt tot discriminatie van personen is verboden.

Artikel 7f 1 Indien iemand schade lijdt doordat ten opzichte van hem in strijd wordt gehandeld met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften zijn de volgende leden van toepassing, onverminderd de aanspraken op grond van andere wettelijke regels.
2 Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding.
3 De verwerkingsverantwoordelijke is aansprakelijk voor de schade of het nadeel, voortvloeiende uit het niet-nakomen van de in het eerste lid bedoelde voorschriften. De verwerker is aansprakelijk voor die schade of dat nadeel, voor zover ontstaan door zijn werkzaamheid.
4 De verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker kan geheel of gedeeltelijk worden ontheven van deze aansprakelijkheid, indien hij bewijst dat de schade hem niet kan worden toegerekend.

Afdeling 2

Het verstrekken van justitiële gegevens

Artikel 8 1 Ten behoeve van de rechtspleging worden justitiële gegevens verstrekt aan Nederlandse rechterlijke ambtenaren.
2 Ten behoeve van de strafrechtspleging worden justitiële gegevens verstrekt aan Onze Minister.
3 Aan lichamen of personen aan wie krachtens artikel 257ba van het Wetboek van Strafvordering de bevoegdheid is toegekend een strafbeschikking uit te vaardigen, worden ten behoeve van de uitoefening van die bevoegdheid justitiële gegevens verstrekt met betrekking tot de delicten waarop hun bevoegdheid betrekking heeft.
4 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de verstrekking of doorgifte van justitiële gegevens, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, alsmede over de daarbij te stellen voorwaarden aan het gebruik daarvan door ontvangstgerechtigde autoriteiten.

Artikel 8a 1 Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, kan het College van procureurs-generaal in de gevallen waarin het ingevolge artikel 39e, 39f, of 39ga bevoegd is strafvorderlijke gegevens te verstrekken, justitiële gegevens verstrekken.
2 Artikel 39f, tweede lid, onder a, en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 1 Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en voor een goede taakuitoefening van degene aan wie justitiële gegevens worden verstrekt, kunnen bij algemene maatregel van bestuur personen of instanties die met een publieke taak zijn belast, worden aangewezen aan wie justitiële gegevens kunnen worden verstrekt. Daarbij kunnen nadere voorschriften worden gegeven in verband met de verwerking en verdere verwerking.
2 Artikel 3, derde en vierde lid, is van toepassing.

Artikel 10 1 Behoudens het bepaalde in artikel 12 worden aan de in artikel 9 bedoelde personen of instanties slechts gegevens verstrekt betreffende onherroepelijke veroordelingen wegens misdrijf waarbij een straf, al dan niet tezamen met een maatregel, is opgelegd, en wegens overtreding indien daarbij vrijheidsstraf – anders dan vervangende – of een taakstraf is opgelegd. Met een veroordeling worden gelijkgesteld een rechterlijke beslissing waarbij een maatregel als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd en een strafbeschikking.
2 Geen gegevens worden verstrekt indien:
a. na het gegrond bevinden van de aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane einduitspraak deze wordt vernietigd en geen straf of maatregel is opgelegd,
b. na het onherroepelijk worden van de uitspraak of strafbeschikking vier jaren zijn verstreken, of
c. de veroordeling door een andere dan een Nederlandse rechter is gewezen wegens een feit dat naar Nederlands recht geen misdrijf oplevert, tenzij ingevolge deze veroordeling in Nederland vrijheidsstraf – anders dan vervangende – of een taakstraf moet worden ondergaan.
3 De termijn bedoeld in het tweede lid, onder b, beloopt acht jaren indien bij de veroordeling een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dan wel een voorwaardelijke vrijheidsstraf waarvan later de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging is bevolen, is opgelegd. Hetzelfde geldt indien bij de veroordeling een taakstraf is opgelegd, dan wel de tenuitvoerlegging van een bij de taakstraf opgelegde vervangende hechtenis is bevolen.
4 De termijn wordt verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan dat voorwaardelijk is opgelegd en ten aanzien waarvan de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging later niet is bevolen. De termijn wordt met zes maanden verlengd indien een taakstraf is opgelegd.
5 De termijn wordt mede verlengd met de duur van de verlenging van de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling en met de termijn van de verlenging van de terbeschikkingstelling.
6 De termijnen eindigen niet zolang de termijn met betrekking tot enige andere onherroepelijke veroordeling als bedoeld in het eerste lid, niet is geëindigd.
7 Ingeval van tenuitvoerlegging in Nederland van een veroordeling door een andere dan de Nederlandse rechter gewezen vangt de in het tweede lid, onder b, en het derde lid, bedoelde termijn aan op de dag na die, waarop die veroordeling onherroepelijk is geworden. De duur van de termijn wordt bepaald aan de hand van de bij de uitspraak of beslissing, krachtens welke de bovenbedoelde veroordeling in Nederland kan worden ten uitvoer gelegd, opgelegde of uitvoerbaar geworden straf of maatregel.

Artikel 11 1 Aan de in artikel 9 bedoelde personen of instanties worden gegevens verstrekt betreffende onherroepelijke veroordelingen van rechtspersonen wegens enige overtreding, indien daarbij een geldboete is opgelegd van de derde of een hogere categorie. Met een veroordeling wordt gelijkgesteld een strafbeschikking.
2 Geen gegevens worden verstrekt indien:
a. na het gegrond bevinden van de aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane einduitspraak deze wordt vernietigd en geen straf of maatregel is opgelegd, of
b. na het onherroepelijk worden van de uitspraak of strafbeschikking vier jaren zijn verstreken.
3 De termijn bedoeld in het tweede lid, onder b, beloopt acht jaren indien is veroordeeld tot onvoorwaardelijke betaling van een geldboete dan wel tot voorwaardelijke betaling van een geldboete waarvan later de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging is bevolen.
4 De termijn wordt mede verlengd met de duur van de verlenging van de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling.
5 De termijnen eindigen niet zolang de termijn met betrekking tot enige andere onherroepelijke veroordeling als bedoeld in het eerste lid van artikel 10 en het eerste lid van 11 niet is geëindigd.

Artikel 12 1 Met betrekking tot personen ten aanzien van wie recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, worden aan de in artikel 9 bedoelde personen of instanties slechts gegevens verstrekt, indien de veroordeelde tijdens het begaan van het strafbare feit de leeftijd van zestien jaren had bereikt, de veroordeling onherroepelijk is en is gewezen wegens een misdrijf en daarbij, al dan niet tezamen met andere straffen of maatregelen, is opgelegd:
a. jeugddetentie, anders dan vervangende;
b. geldboete van meer dan € 113;
c. een taakstraf met een duur van meer dan veertig uren of
d. plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Met deze personen worden gelijkgesteld minderjarigen tegen wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.
2 Geen gegevens worden verstrekt indien:
a. na het gegrond bevinden van de aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane einduitspraak deze wordt vernietigd en geen straf of maatregel is opgelegd,
b. de veroordeling door een andere dan een Nederlandse rechter is gewezen wegens een feit dat naar Nederlands recht geen misdrijf oplevert, tenzij ingevolge deze veroordeling in Nederland de in het eerste lid genoemde straffen of maatregelen moeten worden ondergaan, of
c. de rechter met toepassing van artikel 77x, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht heeft bepaald, dat de straf of maatregel geheel niet zal worden tenuitvoergelegd en de tenuitvoerlegging later niet alsnog voor het geheel of een deel is bevolen.
3 Geen gegevens worden verstrekt indien na het onherroepelijk worden van de veroordeling of strafbeschikking twee jaren zijn verstreken tenzij jeugddetentie, anders dan vervangende, of plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd. In dat geval bedraagt de termijn vier jaren.
4 De termijn bedoeld in het derde lid, wordt verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde jeugddetentie met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan dat voorwaardelijk is opgelegd en ten aanzien waarvan de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging later niet is bevolen.
5 De termijn wordt mede verlengd met de duur van de verlenging van de proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling.
6 Onverminderd het bepaalde in het derde lid kunnen over een veroordeling waarbij de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd gegevens worden verstrekt zolang de plaatsing niet onvoorwaardelijk is beëindigd.
7 De termijnen eindigen niet zolang de termijn met betrekking tot enige andere onherroepelijke veroordeling of strafbeschikking als bedoeld in het eerste lid, niet is geëindigd.

Artikel 13 1 Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en voor een goede taakuitoefening van degene aan wie justitiële gegevens worden verstrekt, kunnen bij algemene maatregel van bestuur personen of instanties als bedoeld in artikel 9 worden aangewezen aan wie meer gegevens kunnen worden verstrekt dan genoemd in de artikelen 10, 11 en 12. Daarbij wordt tevens bepaald welke gegevens worden verstrekt. Tevens kunnen nadere voorschriften worden gegeven in verband met de verwerking en verdere verwerking.
2 Artikel 3, derde en vierde lid, is van toepassing.

Artikel 14 1 Voorzover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang en voor bijzondere doeleinden, kan Onze Minister in bijzondere gevallen toestemming geven tot het verstrekken van daartoe omschreven justitiële gegevens overeenkomstig door hem te geven voorschriften en onder door hem te stellen voorwaarden. Van zijn desbetreffend besluit zendt hij een afschrift aan de Autoriteit persoonsgegevens.
2 Tenzij Onze Minister anders bepaalt, worden de justitiële gegevens die zijn verstrekt niet voor een ander doel gebruikt dan waarvoor zij zijn verstrekt.
3 Onze Minister kan voorschriften geven in verband met de verwerking en verdere verwerking.

Artikel 15 1 Justitiële gegevens, kunnen met het oog op de doelen waarvoor die gegevens dienen, worden verwerkt ten behoeve van beleidsinformatie en wetenschappelijk onderzoek en statistiek, onder de voorwaarde dat de resultaten daarvan geen persoonsgegevens mogen bevatten.
2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de verstrekking van justitiële gegevens ten behoeve van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 16 1 Justitiële gegevens worden of kunnen worden ter beschikking gesteld ten behoeve van de strafrechtspleging aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie of aan organen en instanties die zijn opgericht krachtens de hoofdstukken 4 en 5 van titel V van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die zijn belast met taken van rechtshandhaving, voor zover dat voortvloeit uit een rechtsinstrument op grond van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2 Justitiële gegevens kunnen worden ter beschikking gesteld ten behoeve van andere doelen dan de strafrechtspleging aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het ter beschikking stellen van justitiële gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede over de aan het gebruik daarvan te stellen voorwaarden door ontvangstgerechtigde bevoegde autoriteiten of internationale organen en instanties. Onverminderd specifieke voorzieningen in een rechtsinstrument, bedoeld in het eerste en tweede lid, mogen de voorwaarden niet afwijken van de voorwaarden voor vergelijkbare doorzendingen van politiegegevens binnen het Europese deel van Nederland.

Artikel 16a 1 Justitiële gegevens kunnen met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden doorgegeven aan rechterlijke ambtenaren dan wel aan andere bevoegde autoriteiten in een derde land of aan een internationale organisatie, voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van de strafrechtspleging, en indien de Commissie van de Europese Unie heeft besloten dat het derde land of de internationale organisatie een toereikend beschermingsniveau voor de voorgenomen gegevensverwerking verzekert.
2 Bij ontstentenis van een besluit van de Commissie, bedoeld in het eerste lid, kunnen justitiële gegevens worden doorgegeven, indien:
a. in een juridisch bindend instrument passende waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens zijn geboden, of
b. de verwerkingsverantwoordelijke na beoordeling van alle omstandigheden heeft geconcludeerd dat het betreffende derde land of de ontvangende internationale organisatie passende waarborgen biedt voor de bescherming van persoonsgegevensverwerking. De verwerkingsverantwoordelijke informeert de Autoriteit persoonsgegevens over de categorieën van doorgifte op grond van dit onderdeel.
3 Bij ontstentenis van een besluit van de Commissie, bedoeld in het eerste lid, of van passende waarborgen, bedoeld in het tweede lid, is een doorgifte of een categorie van doorgiften van justitiële gegevens aan een derde land of internationale organisatie slechts toegelaten indien de doorgifte noodzakelijk is:
a. om een vitaal belang van de betrokkene of van een ander persoon te beschermen;
b. om de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene te beschermen, wanneer het recht van de lidstaat van waaruit de doorgifte van justitiële gegevens plaatsvindt aldus bepaalt;
c. om een onmiddellijk en ernstig gevaar voor de openbare veiligheid van een lidstaat of derde land te voorkomen;
d. in afzonderlijke gevallen met het oog op de strafrechtspleging;
e. in afzonderlijke gevallen is met het oog op het instellen, uitoefenen of verdedigen van rechtsvorderingen met het oog op de strafrechtspleging,
en de grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene niet prevaleren boven het algemeen belang van de doorgifte, bedoeld in de onderdelen d en e.
4 In afwijking van het eerste, tweede en derde lid en onverminderd een internationale overeenkomst tussen lidstaten en derde landen, kunnen in afzonderlijke en specifieke gevallen justitiële gegevens worden doorgegeven aan een ontvanger in een derde land, zonder tussenkomst van een bevoegde autoriteit in dat land, indien de doorgifte strikt noodzakelijk is voor de strafrechtspleging en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de doorgifte is strikt noodzakelijk voor de uitvoering van een in het Unierecht of het lidstatelijke recht omschreven taak van de bevoegde autoriteit die de doorgifte doet, ter verwezenlijking van de doeleinden van artikel 1, eerste lid, van de richtlijn;
b. de bevoegde autoriteit die de doorgifte doet, bepaalt dat er geen grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene zijn die zwaarder wegen dan het openbaar belang dat de doorgifte in dat specifieke geval noodzakelijk maakt;
c. de bevoegde autoriteit die de doorgifte doet, is van mening dat de doorgifte aan een autoriteit die in het derde land bevoegd is voor de in artikel 1, eerste lid, van de richtlijn, bedoelde doeleinden, ondoeltreffend of ongeschikt is, met name omdat de doorgifte niet tijdig kan worden bewerkstelligd;
d. de autoriteit die in het derde land bevoegd is voor de in artikel 1, eerste lid, van de richtlijn, bedoelde doeleinden wordt zonder onnodige vertraging op de hoogte gebracht, tenzij dit ondoeltreffend of ongeschikt is;
e. de bevoegde autoriteit die de doorgifte doet, licht de ontvanger in over het nader bepaalde doel of de nader bepaalde doeleinden waarvoor de persoonsgegevens bij uitsluiting door laatstgenoemde mogen worden verwerkt, op voorwaarde dat een dergelijke verwerking noodzakelijk is.
5 Indien een doorgifte als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid justitiële gegevens betreft die van een andere lidstaat afkomstig zijn, is onverminderd deze leden toestemming van de bevoegde autoriteit uit die lidstaat voor doorgifte vereist, tenzij doorgifte noodzakelijk is met het oog op het voorkomen van een onmiddellijk en ernstig gevaar voor de openbare veiligheid van een lidstaat of derde land of voor de fundamentele belangen van een lidstaat. De voor het geven van voorafgaande toestemming verantwoordelijke autoriteit wordt onverwijld in kennis gesteld.
6 Justitiële gegevens kunnen door een derde land of internationale organisatie verder worden doorgegeven aan een ander derde land of een andere internationale organisatie, indien de verwerkingsverantwoordelijke die deze gegevens oorspronkelijk had doorgegeven toestemming verleent voor die verdere doorgifte, na alle relevante factoren naar behoren in aanmerking te hebben genomen, waaronder de ernst van het strafbare feit, het doel waarvoor de gegevens oorspronkelijk waren doorgegeven en het niveau van gegevensbescherming in het derde land of de internationale organisatie waaraan de persoonsgegevens verder worden doorgegeven.
7 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de doorgifte van justitiële gegevens, bedoeld in het eerste tot en met derde en zesde lid, alsmede over de aan het gebruik daarvan te stellen voorwaarden door ontvangstgerechtigde autoriteiten of internationale organen, en over de ontvangst van justitiële gegevens vanuit derde landen.

Artikel 17 Voor het verstrekken van justitiële gegevens, als bedoeld in de artikelen 9, 13, 14 en 15, kan een kostenvergoeding worden verlangd die niet hoger mag zijn dan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag.

Afdeling 3

Rechten van de betrokkene

Artikel 17a Onze Minister maakt ten minste de volgende informatie toegankelijk voor de betrokkene:
a. de identiteit en contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke en, in voorkomend geval, van de functionaris voor gegevensbescherming;
b. de doelen van de verwerking waarvoor de justitiële gegevens zijn bestemd;
c. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
d. de rechten van de betrokkene, bedoeld in de artikelen 18 en 22, eerste en tweede lid.

Artikel 17b 1 Onze Minister verstrekt aan een betrokkene informatie over de verwerking van justitiële gegevens in een beknopte en toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal. De informatie wordt met passende middelen, waaronder elektronische, verstrekt en in het algemeen in dezelfde vorm als de vorm van het verzoek.
2 Indien de betrokkene verzoekt om een overzicht, op grond van artikel 18, of rectificatie, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, wordt hij schriftelijk in kennis gesteld van de ontvangst van het verzoek, de termijn voor uitsluitsel en de mogelijkheid om naar aanleiding daarvan een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens.
3 In specifieke gevallen stelt Onze Minister de volgende informatie ter beschikking aan de betrokkene:
a. de rechtsgrondslag van de verwerking;
b. de bewaartermijn van de justitiële gegevens;
c. in voorkomend geval, de categorieën van de ontvangers van de justitiële gegevens;
d. indien noodzakelijk, extra informatie, in het bijzonder wanneer de justitiële gegevens zonder medeweten van de betrokkene worden verzameld;
e. het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 7e, eerste lid bedoelde profilering, en nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
4 De verwerkingsverantwoordelijke kan de verstrekking van informatie, als bedoeld in het derde lid, uitstellen, beperken of achterwege laten voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is in verband met een belang, bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdelen a tot en met e.

Artikel 18 De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van Onze Minister binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de al dan niet verwerking van hem betreffende justitiële gegevens en, wanneer dat het geval is, om een overzicht van die justitiële gegevens te verkrijgen en om de volgende informatie te verkrijgen:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorie van de gegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende justitiële gegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om verbetering, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. alle beschikbare informatie over de oorsprong van de verwerking van hem betreffende justitiële gegevens.

Artikel 19 Elke verstrekking van justitiële gegevens overeenkomstig de bepalingen van Afdeling 2 wordt vastgelegd en ten minste vier jaar bewaard.

Artikel 20 1 Bij de behandeling van verzoeken als bedoeld in de artikelen 18 en 22, eerste lid, draagt Onze Minister zorg voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van de verzoeker. Wanneer Onze Minister redenen heeft om te twijfelen aan de identiteit van de persoon die het verzoek doet, kan hij de nodige aanvullende informatie vragen ter bevestiging van de identiteit van de betrokkene.
2 De verzoeken worden ten aanzien van minderjarigen die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt, en ten aanzien van onder curatele gestelden gedaan door hun wettelijke vertegenwoordigers. De betrokken mededeling geschiedt eveneens aan de wettelijke vertegenwoordigers.
3 Verzoeken ten aanzien van rechtspersonen worden gedaan door een vertegenwoordiger van de rechtspersoon.
4 De verzoeken kunnen tevens worden gedaan door een advocaat aan wie de betrokkene een bijzondere machtiging heeft verleend met het oog op de uitoefening van zijn rechten krachtens deze wet en die het verzoek uitsluitend doet met de bedoeling de belangen van zijn cliënt te behartigen. De betrokken mededeling geschiedt aan de advocaat. Bij ministeriële regeling kunnen aan de bijzondere machtiging nadere eisen worden gesteld.

Artikel 21 1 Indien de betrokkene verzoekt om een overzicht, op grond van artikel 18, of rectificatie, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, wordt hij schriftelijk in kennis gesteld van de ontvangst van het verzoek, de termijn voor uitsluitsel en de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens.
2 Een verzoek als bedoeld in artikel 18 of artikel 22, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
e. ter bescherming van de nationale veiligheid;
f. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 25, tweede lid.
3 Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en bevat de redenen voor de afwijzing.

Artikel 22 1 De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende justitiële gegevens te verkrijgen en, rekening houdend met het doel van de verwerking, onvolledige justitiële gegevens te laten aanvullen. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2 De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onnodige vertraging vernietiging van de hem betreffende justitiële gegevens te verkrijgen, indien de gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of een wettelijk voorschrift tot vernietiging verplicht.
3 In plaats van vernietiging draagt de verwerkingsverantwoordelijke zorg voor afscherming van justitiële gegevens, als:
a. de juistheid van de gegevens door de betrokkene wordt betwist en de juistheid of onjuistheid niet kan worden geverifieerd, in welk geval de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene informeert voordat de afscherming wordt opgeheven, of
b. de persoonsgegevens moeten worden bewaard als bewijsmateriaal.
4 De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis of, dan wel in hoeverre, hij daaraan voldoet.
5 De verwerkingsverantwoordelijke deelt de rectificatie van de onjuiste justitiële gegevens mede aan de bevoegde autoriteit van wie de gegevens afkomstig zijn.

Artikel 23 1 Een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 18 of 22 geldt als een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2 De belanghebbende kan zich binnen de termijn bepaald voor het beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht tot de Autoriteit persoonsgegevens wenden met het verzoek te bemiddelen of te adviseren in zijn geschil met de verwerkingsverantwoordelijke. In dat geval kan in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht het beroep nog worden ingesteld nadat de belanghebbende van de Autoriteit persoonsgegevens bericht heeft ontvangen dat de behandeling van de zaak is beëindigd, doch uiterlijk zes weken na dat tijdstip.

Artikel 24 1 Indien Onze Minister heeft vastgesteld dat onjuiste justitiële gegevens zijn verstrekt, of dat de justitiële gegevens onrechtmatig zijn verstrekt stelt hij de ontvangers onverwijld hiervan in kennis. In dat geval dienen de gegevens te worden gerectificeerd, vernietigd of te worden afgeschermd.
2 Onze Minister deelt aan de verzoeker en voorzover van toepassing aan de wettelijk vertegenwoordiger, desgevraagd mede aan wie hij de mededeling heeft gedaan.

Artikel 25 1 De verstrekking van de informatie, bedoeld in de artikelen 18 en 22, eerste lid, geschiedt kosteloos.
2 In het geval van kennelijk ongegronde of buitensporige verzoeken, met name vanwege de geringe tussenpozen tussen opeenvolgende verzoeken, kan Onze Minister weigeren gevolg te geven aan het verzoek.

Artikel 26 1 Betrokkene kan bij Onze Minister verzet aantekenen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden.
2 Onze Minister beoordeelt, gehoord het openbaar ministerie, binnen vier weken na ontvangst van het verzet of het verzet gerechtvaardigd is. Indien het verzet gerechtvaardigd is, beëindigt hij terstond de verwerking.
3 De artikelen 23 en 25 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26a 1 Onverminderd bestaande rechtsmiddelen heeft iedere betrokkene het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, indien de betrokkene van mening is dat de verwerking van hem betreffende justitiële gegevens niet in overeenstemming is met het bij of krachtens deze wet bepaalde.
2 Indien de Autoriteit persoonsgegevens niet bevoegd is op grond van artikel 27, eerste lid, zendt zij de klacht zonder onnodige vertraging door aan de autoriteit in een andere lidstaat van de Europese Unie die bevoegd is tot het uitoefenen van het toezicht. De betrokkene wordt van de doorzending in kennis gesteld.
3 Op verzoek van de betrokkene verleent de Autoriteit persoonsgegevens verdere bijstand.
4 De Autoriteit persoonsgegevens faciliteert het indienen van klachten door maatregelen te nemen, zoals het ter beschikking stellen van een klachtformulier dat ook elektronisch kan worden ingevuld, zonder dat andere communicatiemiddelen worden uitgesloten.
5 De Autoriteit persoonsgegevens neemt binnen drie maanden een beslissing op een klacht als bedoeld in het eerste lid. Een beslissing op een klacht geldt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
6 In het geval van een kennelijk ongegronde of buitensporige klacht, met name vanwege de geringe tussenpozen tussen opéénvolgende klachten, kan de Autoriteit persoonsgegevens weigeren gevolg te geven aan de klacht.

Artikel 26b Een vordering tegen de Autoriteit persoonsgegevens wordt ingesteld bij een gerecht, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, in Nederland.

Afdeling 4

Bepalingen betreffende controle en toezicht

Artikel 26c 1 De verwerkingsverantwoordelijke houdt een register bij dat de volgende gegevens bevat:
a. de naam en de contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke en de functionaris voor gegevensbescherming;
b. de doelen van de verwerking;
c. de categorieën van ontvangers aan wie justitiële gegevens zijn of zullen worden verstrekt, met inbegrip van ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. een beschrijving van de categorieën van betrokkenen en van de categorieën van persoonsgegevens;
e. in voorkomend geval, het gebruik van profilering;
f. in voorkomend geval, de categorieën van doorgiften van justitiële gegevens aan een derde land of een internationale organisatie;
g. een aanwijzing van de rechtsgrondslag van de verwerking, met inbegrip van doorgiften, waarvoor de justitiële gegevens bedoeld zijn;
h. zo mogelijk, de beoogde termijnen waarbinnen de verschillende categorieën van gegevens worden verwijderd of vernietigd;
i. zo mogelijk, een algemene beschrijving van de technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging, bedoeld in artikel 7.
2 De verwerker houdt een register bij dat de volgende gegevens bevat:
a. de naam en de contactgegevens van de verwerker of verwerkers en van iedere verwerkingsverantwoordelijke ten behoeve van wie de verwerker handelt en, in voorkomend geval, van de functionaris voor gegevensbescherming;
b. de categorieën van verwerkingen die namens iedere verwerkingsverantwoordelijke zijn uitgevoerd;
c. indien van toepassing, doorgiften van justitiële gegevens aan een derde land of een internationale organisatie, onder vermelding van dat derde land of die internationale organisatie, indien daartoe door de verwerkingsverantwoordelijke uitdrukkelijk geïnstrueerd;
d. indien mogelijk, een algemene beschrijving van de technische en organisatorische maatregelen, bedoeld in artikel 7.

Artikel 26d 1 De verwerkingsverantwoordelijke draagt zorg voor de schriftelijke vastlegging van:
a. de feitelijke of juridische redenen die ten grondslag liggen aan een beslissing tot afwijzing op een verzoek tot inzage of rectificatie;
b. de verstrekking of doorgifte van justitiële gegevens, bedoeld in artikel 16a, tweede lid, onderdeel b, derde en vierde lid;
c. een inbreuk op de beveiliging van justitiële gegevens, inclusief de feiten omtrent de inbreuk, de gevolgen ervan en de maatregelen die zijn getroffen ter correctie.
2 Bij de doorgifte van justitiële gegevens aan een verwerkingsverantwoordelijke in een derde land of van een internationale organisatie omvat de schriftelijke vastlegging de datum en tijd van doorgifte, informatie over de ontvangende bevoegde autoriteit, de reden van doorgifte en de doorgegeven gegevens.

Artikel 26e 1 De verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker dragen zorg voor de vastlegging langs elektronische weg (logging) van ten minste de volgende verwerkingen van justitiële gegevens in geautomatiseerde systemen: het verzamelen, wijzigen, raadplegen, verstrekken onder meer in de vorm van doorgiften, combineren en vernietigen van justitiële gegevens.
2 De vastgelegde gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking, voor interne controles, ter waarborging van de integriteit en de beveiliging van de justitiële gegevens en voor strafrechtelijke procedures.

Artikel 26f 1 De verwerkingsverantwoordelijke benoemt een functionaris voor gegevensbescherming. Voor verschillende bevoegde autoriteiten kan, rekening houdend met hun organisatiestructuur en omvang, één functionaris voor gegevensbescherming worden aangewezen. De functionaris voor gegevensbescherming wordt door de verwerkingsverantwoordelijke tijdig en naar behoren betrokken bij alle aangelegenheden die verband houden met de bescherming van justitiële gegevens.
2 De functionaris voor gegevensbescherming wordt aangewezen op grond van zijn professionele kwaliteiten en, in het bijzonder, zijn deskundigheid op het gebied van de wetgeving en de praktijk inzake gegevensbescherming en zijn vermogen de taken, bedoeld in het derde lid, te vervullen.
3 De functionaris voor gegevensbescherming is tenminste belast met de volgende taken:
a. het informeren en adviseren van de verwerkingsverantwoordelijke en het onder hem ressorterend personeel dat justitiële gegevens verwerkt over hun verplichtingen op grond van het bepaalde bij of krachtens deze wet en andere gegevensbeschermingsbepalingen op grond van het Unierecht of het Nederlandse recht;
b. het toezien op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, van andere gegevensbeschermingsbepalingen van het Unierecht of het Nederlandse recht en van het beleid van de verwerkingsverantwoordelijke met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van de toewijzing van verantwoordelijkheden, bewustmaking en opleiding van het voor de verwerkingsverantwoordelijke werkzame personeel dat betrokken is bij de verwerking van justitiële gegevens en de betreffende audits;
c. het desgevraagd verstrekken van advies over de effectbeoordeling, bedoeld in artikel 7b, en het toezien op de uitvoering ervan;
d. het samenwerken met de Autoriteit persoonsgegevens;
e. het optreden als contactpunt voor de Autoriteit persoonsgegevens inzake aangelegenheden in verband met de verwerking van persoonsgegevens en, voor zover dienstig, plegen van overleg over enige andere aangelegenheid.
4 De functionaris voor de gegevensbescherming stelt jaarlijks een verslag op van zijn bevindingen.
5 De verwerkingsverantwoordelijke maakt de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming openbaar en meldt hem aan bij de Autoriteit persoonsgegevens.
6 De verwerkingsverantwoordelijke ondersteunt de functionaris voor gegevensbescherming bij de vervulling van zijn taken door hem toegang te verschaffen tot persoonsgegevens en stelt de functionaris voor gegevensbescherming de benodigde middelen ter beschikking voor het vervullen van de taken, bedoeld in het derde lid, en het in standhouden van zijn deskundigheid.

Artikel 26g 1 De verwerkingsverantwoordelijke meldt een inbreuk op de beveiliging onverwijld en uiterlijk binnen 72 uur nadat hij ervan kennis heeft genomen aan de Autoriteit persoonsgegevens, tenzij het niet waarschijnlijk is dat de inbreuk een risico voor de rechten en vrijheden van personen met zich meebrengt. In het geval de melding na 72 uur wordt gedaan, gaat deze vergezeld van een motivering voor de vertraging.
2 De melding, bedoeld in het eerste lid, bevat ten minste de volgende informatie:
a. een beschrijving van de aard en omvang van de inbreuk, bedoeld in het eerste lid, waaronder begrepen, waar mogelijk, de categorieën van betrokkenen en van gegevensbestanden en, bij benadering, het aantal betrokkenen en gegevensbestanden.
b. de mededeling van de naam en de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming of een ander contactpunt waar meer informatie kan worden verkregen;
c. een beschrijving van de waarschijnlijke gevolgen van de inbreuk, bedoeld in het eerste lid;
d. een beschrijving van de voorgestelde of uitgevoerde maatregelen om de inbreuk, bedoeld in het eerste lid, te beëindigen en, in voorkomend geval, de maatregelen ter beperking van de eventuele nadelige gevolgen ervan.
3 Voor zover het niet mogelijk is de informatie, bedoeld in het tweede lid, gelijktijdig te verstrekken, kan deze zonder onnodige vertraging in stappen worden verstrekt.
4 De verwerkingsverantwoordelijke deelt een inbreuk op de beveiliging met betrekking tot justitiële gegevens, die zijn doorgezonden door of aan een verwerkingsverantwoordelijke van een andere lidstaat, zonder onnodige vertraging mee aan de verwerkingsverantwoordelijke van deze lidstaat.
5 De verwerkingsverantwoordelijke deelt een inbreuk op de beveiliging mede aan de betrokkene als deze inbreuk waarschijnlijk een hoog risico voor de rechten en vrijheden van personen met zich meebrengt. De mededeling bevat een omschrijving van de aard van de inbreuk op de beveiliging en ten minste de informatie, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b, c en d.
6 De mededeling aan de betrokkene, bedoeld in het vijfde lid, is niet vereist wanneer:
a. de verwerkingsverantwoordelijke passende technische en organisatorische beschermingsmaatregelen heeft getroffen en deze maatregelen zijn toegepast op de justitiële gegevens waarop de inbreuk, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft;
b. de verwerkingsverantwoordelijke maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat het hoge risico, bedoeld in het vijfde lid, zich waarschijnlijk niet meer zal voordoen, of
c. de mededeling een onevenredige inspanning zou vergen. In dat geval volgt een openbare mededeling of vergelijkbare maatregel waarmee de betrokkenen even doeltreffend worden geïnformeerd.
7 De mededeling aan de betrokkene kan worden uitgesteld, beperkt of achterwege gelaten vanwege de gronden, bedoeld in artikel 21, tweede lid.
8 De melding door een verwerkingsverantwoordelijke aan een betrokkene van een inbreuk op de beveiliging, geschiedt kosteloos.

Artikel 26h 1 De Autoriteit persoonsgegevens wordt door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker geraadpleegd over de voorgenomen verwerking van justitiële gegevens, die in een nieuw gegevensbestand zullen worden opgenomen, wanneer:
a. de aard van de verwerking, in het bijzonder met gebruikmaking van nieuwe technologieën, mechanismen of procedures, een hoog risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkene met zich meebrengt;
b. uit een gegevensbeschermingseffectbeoordeling, bedoeld in artikel 7b, blijkt dat de verwerking een hoog risico zou opleveren als de verwerkingsverantwoordelijke geen maatregelen treft om het risico te beperken.
2 De Autoriteit persoonsgegevens kan een lijst opstellen van de verwerkingen waarvoor raadpleging, overeenkomstig het eerste lid, vereist is.
3 De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de Autoriteit persoonsgegevens de gegevensbeschermingseffectbeoordeling, bedoeld in artikel 7b, en, desgevraagd alle andere informatie op grond waarvan de Autoriteit persoonsgegevens de conformiteit van de verwerking en met name de risico’s voor de bescherming van persoonsgegevens van de betrokkene en de betrokken waarborgen kan beoordelen.
4 Wanneer de Autoriteit persoonsgegevens van oordeel is dat de voorgenomen verwerking van justitiële gegevens, bedoeld in het eerste lid, niet voldoet aan het bij of krachtens deze wet bepaalde, geeft zij binnen een termijn van ten hoogste zes weken schriftelijk advies aan de verwerkingsverantwoordelijke en, in voorkomend geval, aan de verwerker. De advisering geschiedt kosteloos.
5 De termijn, bedoeld in het vierde lid, kan, rekening houdend met de complexiteit van de voorgenomen verwerking, worden verlengd met een maand. In dit geval wordt de verwerkingsverantwoordelijke en, in voorkomend geval, de verwerker, binnen een maand na de ontvangst van het verzoek in kennis gesteld van de verlenging en de redenen daarvoor.

Artikel 27 1 De Autoriteit persoonsgegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, ziet in het Europese deel van Nederland toe op de verwerking van justitiële gegevens overeenkomstig het bij en krachtens deze wet bepaalde.
2 Artikel 16 van de Uitvoeringswet algemene verordening gegevensbescherming is van overeenkomstige toepassing.
3 De artikelen 35a, 35b en 35d, van de Wet politiegegevens zijn van overeenkomstige toepassing op justitiële gegevens.
4 De Autoriteit persoonsgegevens is bevoegd:
a. de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker te waarschuwen dat met de voorgenomen verwerkingen waarschijnlijk een inbreuk wordt gemaakt op het bij of krachtens deze wet bepaalde;
b. een last onder bestuursdwang op te leggen ter handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde;
c. een bestuurlijke boete op te leggen indien de verwerkingsverantwoordelijke handelt in strijd met hetgeen is bepaald bij of krachtens:
– de artikelen 7, 7a, 7b, 7d, 26c, 26f, 26g en 26h, van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de vijfde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
– de artikelen 7e, 17a, 17b, 18, 22 en 24, van ten hoogste het bedrag van de geldboete van de zesde categorie van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
d. een advies te verstrekken aan de verwerkingsverantwoordelijke naar aanleiding van een voorafgaande raadpleging, bedoeld in artikel 26h;
e. de verwerkingsverantwoordelijke te verplichten een inbreuk in verband met persoonsgegevens te melden aan de betrokkene.
5 Bij het besluit over het opleggen van een bestuurlijke boete, bedoeld in het vierde lid, en over de hoogte daarvan wordt voor elk concreet geval naar behoren rekening gehouden met:
a) de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, rekening houdend met de aard, de omvang of het doel van de verwerking in kwestie alsmede het aantal getroffen betrokkenen en de omvang van de door hen geleden schade;
b) de opzettelijke of nalatige aard van de inbreuk;
c) de door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker genomen maatregelen om de door betrokkenen geleden schade te beperken;
d) de mate waarin de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker verantwoordelijk is gezien de technische en organisatorische maatregelen die hij heeft uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 7 en 7a;
e) eerdere relevante inbreuken door de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker;
f) de mate waarin er met de Autoriteit persoonsgegevens is samengewerkt om de inbreuk te verhelpen en de mogelijke negatieve gevolgen daarvan te beperken;
g) de categorieën van persoonsgegevens waarop de inbreuk betrekking heeft;
h) de wijze waarop de Autoriteit persoonsgegevens kennis heeft gekregen van de inbreuk, met name of, en zo ja in hoeverre, de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker de inbreuk heeft gemeld;
i. de naleving van de in het eerste lid genoemde maatregelen, voor zover die eerder ten aanzien van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in kwestie met betrekking tot dezelfde aangelegenheid zijn genomen.
6 De werking van de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete, bedoeld in het vierde lid, onder c, wordt opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt respectievelijk beroep is ingesteld, op het bezwaar respectievelijk het beroep is beslist.
7 De bevoegdheden, bedoeld in het vierde lid, onderdelen d en e, gelden als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Afdeling 5

De verklaring omtrent het gedrag

Artikel 28 Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van Onze Minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.

Artikel 29 De beslissing omtrent de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag geldt als een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 30 1 De aanvraag om afgifte van de verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijk persoon wordt ingediend bij de burgemeester van de gemeente waar de aanvrager op het tijdstip van de aanvraag met een adres als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen. In alle andere gevallen wordt de aanvraag ingediend bij Onze Minister.
2 De burgemeester en Onze Minister onderzoeken de volledigheid van de bij de aanvraag verstrekte gegevens en verschaffen zich de nodige zekerheid over de identiteit van de aanvrager.
3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld ter uitvoering van het tweede lid.
4 De burgemeester zendt de aanvraag terstond door aan Onze Minister.

Artikel 31 In afwijking van artikel 30 kan een aanvraag om afgifte van de verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijk persoon desgewenst rechtstreeks elektronisch worden ingediend bij Onze Minister. Artikel 30, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 34, tweede lid, is niet van toepassing.

Artikel 32 1 De aanvraag tot het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijk persoon bevat de voornamen en de geboortedatum van de aanvrager, alsmede een omschrijving van het doel, waarvoor de afgifte van de verklaring wordt gevraagd.
2 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtspersoon, bevat zij de naam van de rechtspersoon en het inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel, of, indien geen inschrijving heeft plaatsgevonden in het handelsregister, de naam, de rechtsvorm en de statutaire, of bij ontstentenis daarvan, de feitelijke vestigingsplaats van deze rechtspersoon alsmede de naam, het adres en de geboortedatum van ieder van de bestuurders, vennoten, maten of beheerders en de naam van degene die de aanvraag doet.
3 Bij de aanvraag doet degene te wiens behoeve de verklaring wordt verzocht opgave van het risico voor de samenleving dat in het geding is.

Artikel 33 De aanvraag wordt ingediend door degene omtrent wiens gedrag een verklaring wordt gevraagd of door een vertegenwoordiger van de rechtspersoon omtrent wiens gedrag een verklaring wordt gevraagd.

Artikel 34 1 Onze Minister neemt de aanvraag niet in behandeling, indien een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager kennelijk niet noodzakelijk is om, gelet op het doel van de aanvraag, een risico voor de samenleving te beperken.
2 Onze Minister stelt de burgemeester, bedoeld in artikel 30, eerste lid, terstond in kennis van de beslissing tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag.

Artikel 35 1 Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
2 Indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtspersoon betrekt Onze Minister mede in zijn oordeel de justitiële gegevens met betrekking tot strafbare feiten op naam van de rechtspersoon en van ieder van de bestuurders, vennoten, maten of beheerders van die rechtspersoon alsmede de gegevens met betrekking tot strafbare feiten waaraan artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag heeft gelegen.
3 Onze Minister betrekt niet in zijn oordeel de justitiële gegevens met betrekking tot de strafbare feiten die zijn afgedaan met een onherroepelijke vrijspraak.

Artikel 35a 1 Onverminderd artikel 35 weigert Onze Minister de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag voor bij ministeriële regeling aangewezen functies die een hoge mate van integriteit vereisen indien politiegegevens met betrekking tot de aanvrager blijk geven van verbanden tussen de aanvrager en strafbare feiten die zouden zijn of zullen worden gepleegd en die, gelet op de omstandigheden van het geval en het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, een risico vormen voor de uitoefening van de functie. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt rekening gehouden met de aard, frequentie, actualiteit en onderlinge samenhang van de politiegegevens.
2 Voor aanwijzing bij ministeriële regeling komen functies in aanmerking waarin sprake is van:
a. een bevoegdheid geweld te gebruiken;
b. toegang tot gevoelige informatie bij de uitvoering van wettelijke taken op het terrein van openbare orde en veiligheid of handhaving van de rechtsorde;
c. integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
3 De politiegegevens, bedoeld in het eerste lid, betreffen uitsluitend politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13 van de Wet politiegegevens.
4 Er is een Adviescommissie VOG-Politiegegevens. De commissie heeft tot taak de kwaliteit van de besluiten over aanvragen voor een verklaring omtrent gedrag, bedoeld in het eerste lid, en de zorgvuldigheid waarmee deze tot stand komen, te beoordelen. De commissie rapporteert aan Onze Minister en brengt jaarlijks een verslag uit.
5 Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt niet eerder vastgesteld dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 36 1 Onze Minister kan bij zijn onderzoek met betrekking tot de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijk persoon kennis nemen van op de aanvrager betrekking hebbende justitiële gegevens alsmede van politiegegevens als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet politiegegevens, met uitzondering van de gegevens waarover op grond van artikel 21, eerste lid, onderdeel e, geen mededeling kan worden gedaan aan de verzoeker, die gebruik maakt van zijn recht, als bedoeld in artikel 18.
2 Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, kan Onze Minister bij zijn onderzoek met betrekking tot de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag van een rechtspersoon kennis nemen van op de betrokkenen, bedoeld in artikel 35, betrekking hebbende justitiële gegevens, politiegegevens, als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet politiegegevens, alsmede gegevens uit de registratie, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet controle op rechtspersonen. De uitzondering, bedoeld in het eerste lid, is van toepassing.
3 Voorzover dat voor een goede oordeelsvorming noodzakelijk is, kan Onze Minister inlichtingen omtrent betrokkene inwinnen bij het openbaar ministerie en bij instellingen die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Reclasseringsregeling 1995 bevoegd zijn om reclasseringswerkzaamheden te verrichten.
4 De justitiële gegevens en de politiegegevens die zijn verstrekt worden niet voor een ander doel gebruikt dan waarvoor zij zijn verstrekt.

Artikel 37 1 Onze Minister beslist op de aanvraag met betrekking tot de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag van een natuurlijk persoon binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag.
2 Indien Onze Minister voornemens is afwijzend te beslissen op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, beslist hij binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
3 Indien de verklaring omtrent het gedrag wordt afgegeven, zijn de artikelen 3:8 en 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 38 1 Onze Minister beslist op de aanvraag met betrekking tot de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag van een rechtspersoon binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
2 Indien Onze Minister voornemens is afwijzend te beslissen op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, beslist hij binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.
3 Alvorens te beslissen tot weigering van de afgifte, stelt Onze Minister degene van wie een of meer gegevens als bedoeld in het tweede lid van artikel 36, ten grondslag hebben gelegen aan de beslissing, in de gelegenheid om binnen twee weken een verzoek als bedoeld in artikel 22 van deze wet of artikel 28 van de Wet politiegegevens te doen, dan wel het recht op rectificatie, bedoeld in artikel 16 van de Algemene verordening gegevensbescherming, uit te oefenen te doen.
4 De termijn voor het geven van de beschikking, bedoeld in het eerste lid, wordt opgeschort met ingang van de dag waarop Onze Minister de gelegenheid heeft geboden tot het doen van een verzoek en tot de dag waarop een schriftelijke mededeling is gedaan dat geen verzoek zal worden ingediend of twee weken zijn verstreken dan wel tot de dag waarop de procedure naar aanleiding van een verzoek is beëindigd.
5 De aanvrager van de verklaring wordt in kennis gesteld van de opschorting.

Artikel 39 1 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot afgifte van een verklaring omtrent het gedrag kunnen de burgemeester en Onze Minister een vergoeding van kosten verlangen.
2 De kostenvergoedingen zijn niet hoger dan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag.
3 Voorzover de aanvragen zijn ingediend bij de burgemeester, zijn de gemeenten ter zake van de afgifte van de verklaring door Onze Minister een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding verschuldigd aan Onze Minister.
4 Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld met betrekking tot de wijze van afdracht van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.