Hoofdstuk VI
Rijvaardigheid en rijbevoegdheid
Afdeling 3Algemene voorwaarden met betrekking tot de verkrijging van rijbewijzen
Artikel 111 1 Een rijbewijs wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief, slechts afgegeven aan degene die:a. de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde minimumleeftijd heeft bereikt voor het besturen van een motorrijtuig van de categorie waarop de aanvraag tot afgifte van een rijbewijs betrekking heeft en
b. blijkens een overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek dan wel blijkens een eerder aan hem afgegeven rijbewijs of een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen, beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid, dan wel, indien de aanvraag betrekking heeft op afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor het besturen van bromfietsen, over een voldoende mate van rijvaardigheid.
2 De aanvrager van een rijbewijs dient zich zowel bij de indiening van de aanvraag als bij de uitreiking van het rijbewijs te identificeren met een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3° van de Wet op de identificatieplicht, een geldig rijbewijs, dan wel een eerder aan hem afgegeven rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur. Degene ten aanzien van wie een onderzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt ingesteld, dient zich te identificeren met een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3° van de Wet op de identificatieplicht, een geldig rijbewijs dan wel een eerder aan hem afgegeven rijbewijs dat zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.
3 Aan degene die vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 is, en geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, wordt een rijbewijs slechts afgegeven indien hij rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d en l van die wet. Voor de uitvoering hiervan is de korpschef in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 verplicht aan degene die is belast met de afgifte van het rijbewijs, kosteloos de noodzakelijke opgaven en inlichtingen te verstrekken.
4 Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste lid, onderdeel b.
5 In de gevallen waarin het rijbewijs overeenkomstig artikel 116 wordt afgegeven door de burgemeester dan wel de aanvraag overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 113, eerste lid, wordt ingediend bij de burgemeester, wordt het in het eerste lid bedoelde tarief vastgesteld bij plaatselijke verordening. In de overige gevallen worden het tarief, dat in die gevallen mede betrekking heeft op de door de Dienst Wegverkeer gemaakte kosten met betrekking tot het publieke identificatiemiddel, bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Wet digitale overheid en de wijze van betaling daarvan vastgesteld door de Dienst Wegverkeer.
6 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het bij plaatselijke verordening vastgestelde tarief, bedoeld in het vijfde lid, verminderd met de vergoeding, bedoeld in artikel 121, eerste lid, een in die maatregel te bepalen bedrag niet te boven gaat. Dat bedrag kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
7 Aan de houder van een publiek identificatiemiddel op een rijbewijs dat is uitgegeven voor inwerkingtreding van artikel 27 van de Wet digitale overheid en dat geactiveerd wordt na inwerkingtreding daarvan, wordt een bij ministeriële regeling te bepalen tarief in rekening gebracht.
7 Voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het onderzoek naar de rijvaardigheid en geschiktheid, bedoeld in het eerste lid, onder b, worden door het met dat onderzoek belaste gezag persoonsgegevens betreffende iemands rijvaardigheid en gezondheid verwerkt.
Artikel 111a 1 Indien het rijbewijs voor de rijbewijscategorie B wordt aangevraagd door een aanvrager die op het tijdstip van de aanvraag nog niet de krachtens artikel 111, eerste lid, onderdeel a, vastgestelde minimumleeftijd voor het besturen van motorrijtuigen van die rijbewijscategorie heeft bereikt, maar wel de leeftijd van 17 jaar, worden in aanvulling op de in dan wel krachtens de artikelen 111 tot en met 113, 116 tot en met 118a, en 120a tot en met 122, gestelde voorwaarden bij algemene maatregel van bestuur aanvullende voorwaarden gesteld aan de aanvraag en het verkrijgen van dat rijbewijs. Deze aanvullende voorwaarden hebben onder meer betrekking op:
a. de aanvraag en afgifte van een begeleiderspas, waarvan de kosten door de Dienst Wegverkeer worden vastgesteld;
b. de aanvullende voorwaarden voor de aanvraag en de afgifte van het rijbewijs voor de categorie B, en
c. de eisen waaraan een begeleider op het tijdstip van de aanvraag tot vermelding op de begeleiderspas moet voldoen, inclusief de controle van deze eisen door de Dienst Wegverkeer.
2 Op de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde aanvraag van de begeleiderspas is artikel 114 van overeenkomstige toepassing.
3 Het is een houder van een op basis van het eerste lid afgegeven rijbewijs verboden om tot het bereiken van de leeftijd van achttien jaren een motorrijtuig van de categorie B te besturen:
a. buiten het grondgebied van het Europese deel van Nederland, tenzij dit rijbewijs is erkend in een andere staat buiten Nederland;
b. zonder de aan hem afgegeven geldige begeleiderspas bij zich te hebben, en
c. zonder dat tijdens het besturen van het motorrijtuig van de categorie B een op de aan hem afgegeven geldige begeleiderspas vermelde begeleider, op de zitplaats naast de bestuurder is gezeten.
4 De begeleiderspas verliest van rechtswege zijn geldigheid:
a. door uitreiking van een nieuwe begeleiderspas;
b. door het onbevoegd daarin aanbrengen van wijzigingen;
c. door wijziging van de geslachtsnaam, de voornamen of de plaats of datum van geboorte van één van de daarop vermelde personen;
d. op de dag waarop de houder de leeftijd van achttien jaren bereikt.
5 Een begeleiderspas wordt door de Dienst Wegverkeer ongeldig verklaard indien:
a. de begeleiderspas is afgegeven op grond van door de aanvrager verschafte onjuiste gegevens en hij niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest;
b. na afgifte van de begeleiderspas blijkt dat hij kennelijk abusievelijk aan de houder is afgegeven.
6 De ongeldigverklaring is van kracht met ingang van de zevende dag na die waarop het besluit tot ongeldigverklaring aan de houder van de begeleiderspas bekend is gemaakt.
7 De begeleiderspas dient:
a. te voldoen aan bij ministeriële regeling vastgestelde eisen inzake inrichting, uitvoering en invulling;
b. zijn geldigheid niet te hebben verloren en
c. behoorlijk leesbaar te zijn.
Artikel 111b Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels vastgesteld waaraan de begeleider tijdens het begeleiden voldoet. Deze regels kunnen alleen het rijbewijs en het verkeersgedrag van de begeleider betreffen.
Artikel 112 1 Onverminderd artikel 111 wordt een rijbewijs niet afgegeven aan degene:
a. aan wie de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd, voor de duur van de ontzegging;
b. van wie ingevolge een der artikelen 130, tweede lid, of 164 de overgifte van dat bewijs is gevorderd dan wel wiens rijbewijs is ingevorderd en aan wie dat bewijs niet is teruggegeven;
c. ten aanzien van wie ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a, de geldigheid van het rijbewijs is geschorst, voor de categorie of categorieën van motorrijtuigen waarop de schorsing betrekking heeft, voor de duur van de schorsing;
d. van wie ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften de inlevering van het rijbewijs is gevorderd dan wel wiens rijbewijs krachtens die wet is ingenomen;
e. van wie is gebleken dat die houder is van een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, tenzij de afgifte van een rijbewijs plaatsvindt tegen overlegging van dat rijbewijs;
f. ten aanzien van wie is gebleken dat in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland het rijbewijs is geschorst of een beperkende maatregel met betrekking tot het rijbewijs of de rijbevoegdheid onherroepelijk is geworden, tenzij is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorwaarden.
2 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen, b, c, d en f, wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.