Hoofdstuk V
Gebruik van voertuigen op de weg
§ 1Algemene bepalingen
Artikel 71 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent:a. de eisen waaraan voertuigen moeten voldoen waarmee over de weg wordt gereden, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen verschillende wegen;
b. de inrichting van voertuigen die op de weg staan;
c. de eisen waaraan voertuigen moeten voldoen voor de afgifte van een keuringsbewijs;
d. de eisen waaraan ter uitvoering van verdragen of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties of van één of meer instellingen van de Europese Unie, al dan niet gezamenlijk, moet worden voldaan met betrekking tot het uitvoeren van onderhoud aan voertuigen.
2 Onverminderd het eerste lid voldoen voertuigen waarmee over de weg wordt gereden, aan de eisen voor goedkeuring als bedoeld in artikel 21 en aan het gebruik verbonden eisen in de bij ministeriële regeling aangeduide artikelen van een EU-harmonisatieverordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen.
Artikel 71a Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat:
a. het voldoen aan de in artikel 71 bedoelde voorschriften wordt aangetoond door middel van in die regels voorgeschreven apparatuur,
b. die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aangewezen keuringsinstelling,
c. die apparatuur alleen kan worden goedgekeurd indien de in die regels genoemde technische specificaties van die apparatuur die noodzakelijk zijn om het periodiek onderzoek, bedoeld in onderdeel d, uit te kunnen voeren, op de in die regels aangegeven wijze bekend worden gemaakt,
d. die apparatuur met een in die regels vast te stellen periodiciteit is onderzocht door deze keuringsinstelling, dan wel door een door Onze Minister of door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en dat middelen die worden gebruikt om die apparatuur voor gebruik geschikt te maken, zijn gecertificeerd door een door die keuringsinstelling erkende instelling, en
e. bij de erkenning van een onderzoeksgerechtigde of instelling als bedoeld in onderdeel d, wordt voldaan aan de in die regels opgenomen voorschriften.
§ 2
Periodieke keuringsplicht
Artikel 72 1 Voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor een kenteken is opgegeven dan wel dient te zijn opgegeven, dient een keuringsbewijs te zijn afgegeven.2 Het keuringsbewijs dient:
a. te voldoen aan de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde eisen inzake inrichting en uitvoering,
b. zijn geldigheid niet te hebben verloren, en
c. behoorlijk leesbaar te zijn.
3 Voor overtreding van het eerste lid en het bepaalde bij of krachtens het tweede lid zijn aansprakelijk:
a. voor zover het betreft een motorrijtuig, de eigenaar of houder, alsmede in het geval dat met dat motorrijtuig over de weg wordt gereden, de bestuurder, en
b. voor zover het betreft een aanhangwagen, de eigenaar of houder, alsmede in het geval dat de aanhangwagen met een motorrijtuig over de weg wordt voortbewogen, de bestuurder van dat motorrijtuig.
Artikel 73 1 Artikel 72 geldt niet indien:
a. voor het motorrijtuig of de aanhangwagen ter zake van een keuring die ingevolge een andere dan deze wet is voorgeschreven en blijkens aanwijzing bij ministeriële regeling ten minste een controle inhoudt op de eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, een keuringsdocument waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken, is afgegeven, dan wel
b. de geldigheid van het voor het betrokken voertuig afgegeven kentekenbewijs is geschorst overeenkomstig paragraaf 6 van hoofdstuk IV.
2 Bij algemene maatregel van bestuur kan onder daarbij te stellen voorwaarden worden bepaald dat:
a. artikel 72 niet geldt voor motorrijtuigen en aanhangwagens zolang gerekend vanaf het tijdstip waarop deze voertuigen voor het eerst op de weg zijn toegelaten, nog geen bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn is verstreken, die voor verschillende groepen van voertuigen, alsmede voor voertuigen die voor, onderscheidenlijk na een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip voor het eerst op de weg zijn toegelaten verschillend kan worden vastgesteld; bij algemene maatregel van bestuur kan nader worden bepaald op welk tijdstip een voertuig geacht wordt voor het eerst op de weg te zijn toegelaten;
b. artikel 72 niet geldt voor nader aangewezen groepen van motorrijtuigen of aanhangwagens. Hieronder vallen in ieder geval aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg;
c. in bepaalde uitzonderingsgevallen tijdelijk wordt of kan worden afgeweken van artikel 72;
d. artikel 72 gedurende een nader te bepalen termijn na het tijdstip van verstrijken van de geldigheidsduur van het voor het voertuig afgegeven keuringsbewijs niet geldt voor het op de weg staan van dat voertuig.
3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot het tweede lid, onderdelen b en c.
Artikel 74 Het is verboden ten opzichte van een motorrijtuig of een aanhangwagen opzettelijk gebruik te maken van een keuringsbewijs dat niet voor dat voertuig is afgegeven, als ware het voor dat voertuig afgegeven.
§ 3
Aanvraag en afgifte van keuringsrapporten
Artikel 75 1 Een keuringsbewijs wordt door degene die ingevolge artikel 78 met de afgifte van keuringsrapporten is belast, afgegeven op aanvraag en tegen betaling op de door deze vastgestelde wijze van het door deze vastgestelde tarief indien het motorrijtuig of de aanhangwagen heeft voldaan aan de eisen die ingevolge artikel 71, onderdeel c, aan dat voertuig worden gesteld, voorzover deze eisen niet ingevolge het tweede lid buiten toepassing blijven. Het hiervoor bedoelde tarief omvat mede een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld bedrag ter zake van het attenderen door deze dienst op de in artikel 72 opgenomen verplichting. Indien degene die met de afgifte van keuringsrapporten is belast een persoon is als bedoeld in artikel 78, eerste lid, onder b, draagt deze dit bedrag af aan de Dienst Wegverkeer op de door deze dienst vastgestelde wijze.2 Bij algemene maatregel van bestuur kan onder daarbij te stellen voorwaarden worden bepaald dat voor nader aangewezen groepen van motorrijtuigen - zolang gerekend vanaf het tijdstip waarop deze voertuigen voor het eerst op de weg zijn toegelaten, nog geen bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen termijn die ten hoogste drie jaren bedraagt, is verstreken - ten behoeve van de afgifte van een keuringsbewijs slechts behoeft te worden voldaan aan de ingevolge artikel 71 gestelde eisen die betrekking hebben op het bestrijden van luchtverontreiniging. Bij algemene maatregel van bestuur kan nader worden bepaald op welk tijdstip een voertuig geacht wordt voor het eerst op de weg te zijn toegelaten.
3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde voorwaarden en groepen van motorrijtuigen.
Artikel 76 1 Bij de aanvraag van een keuringsrapport dient de aanvrager de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bescheiden over te leggen en inlichtingen te verschaffen.
2 De aanvrager dient het motorrijtuig of de aanhangwagen waarvoor de afgifte van een keuringsrapport wordt verlangd, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen regels ten behoeve van de afgifte van dat bewijs ter beschikking te stellen van degene die ingevolge artikel 78 met de afgifte van keuringsrapporten is belast.
3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld omtrent de wijze waarop wordt onderzocht of een voertuig voldoet aan de in artikel 75 bedoelde eisen, alsmede omtrent hetgeen verder met betrekking tot de behandeling van de aanvraag van een keuringsrapport noodzakelijk is.
Artikel 77 Het voor afgifte van een keuringsrapport aangeboden voertuig dient overeen te stemmen met de in het daarbij behorende kentekenbewijs en de in het kentekenregister vermelde gegevens.
Artikel 78 1 Keuringsrapporten worden overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels afgegeven door:
a. de Dienst Wegverkeer in het kader van een door deze dienst verrichte keuring van het voertuig waarvoor de afgifte wordt gevraagd;
b. een ingevolge artikel 84 erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon in het kader van een door deze verrichte keuring van het voertuig waarvoor de afgifte wordt gevraagd.
2 De Dienst Wegverkeer draagt er zorg voor dat indien in onvoldoende mate keuringsrapporten kunnen worden afgegeven door andere natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dan die zich bezighouden met het verrichten van onderhoud of reparaties aan motorrijtuigen of aanhangwagens, de Dienst Wegverkeer kan voorzien in zodanige afgifte.
3 De Dienst Wegverkeer geeft geen keuringsrapporten af voor zover in voldoende mate keuringsrapporten kunnen worden afgegeven door natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, die zich niet bezighouden met het verrichten van onderhoud of reparaties aan motorrijtuigen of aanhangwagens.
Artikel 79 Degene die ingevolge artikel 78 met de afgifte van keuringsbewijzen is belast, doet van het voornemen tot de afgifte van zodanig bewijs op de bij ministeriële regeling te bepalen wijze mededeling aan de beheerder van het kentekenregister. Van de weigering van de afgifte van een keuringsbewijs wordt mededeling gedaan in bij ministeriële regeling vast te stellen gevallen.
Artikel 80 1 De Dienst Wegverkeer of de erkenninghouder geeft voor keuringsbewijzen die versleten of geheel of ten dele onleesbaar zijn, dan wel verloren zijn geraakt of teniet zijn gegaan, op aanvraag en tegen betaling, op de door deze dienst vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief vervangende keuringsbewijzen af.
2 Een vervangend keuringsbewijs wordt niet afgegeven dan nadat het versleten of geheel of ten dele onleesbaar geworden bewijs is ingeleverd bij de Dienst Wegverkeer of de erkenninghouder.
§ 4
Geldigheid keuringsbewijzen
Artikel 81 1 Bij algemene maatregel van bestuur wordt, voorzover nodig onder daarbij te stellen voorwaarden, bepaald op welk tijdstip een keuringsbewijs geldigheid verkrijgt en voor welke duur een keuringsbewijs geldig is. Deze duur kan voor verschillende groepen van voertuigen, alsmede voor voertuigen die voor, onderscheidenlijk na een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip voor het eerst op de weg zijn toegelaten, verschillend worden vastgesteld.2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde voorwaarden en groepen van motorrijtuigen.
Artikel 82 Onverminderd de artikelen 81, 86, vierde lid, en 91, vierde lid, verliest een keuringsbewijs zijn geldigheid:
a. door afgifte van een vervangend keuringsbewijs;
b. door het onbevoegd daarin aanbrengen van wijzigingen.
§ 5
Erkenningsregeling periodieke keuring en regeling bevoegdheid tot keuren
Artikel 83 1 De Dienst Wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is keuringsrapporten af te geven voor motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvoor artikel 72 geldt, met uitzondering van bussen als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000.2 Een erkenning geldt voor motorrijtuigen en aanhangwagens, die behoren tot een in de erkenning aangewezen groep, en kan gelden voor bepaalde of voor onbepaalde tijd. De aanwijzing kan geen betrekking hebben op de leeftijd of het merk van motorrijtuigen en aanhangwagens.
3 Een erkenning, verleend aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die een keuringsdienst of een onderhoudsdienst voor het eigen wagenpark exploiteert, geldt slechts voor de eigen voertuigen.
4 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.
Artikel 84 1 De erkenning wordt op aanvraag en tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief verleend indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen. Deze eisen betreffen onder meer de voor de keuringen benodigde apparatuur en ruimte alsmede de deskundigheid van de voor de keuringen beschikbare personen. Ten aanzien van de voor de keuringen benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en met de in die regeling vast te stellen periodiciteit is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat middelen die worden gebruikt om deze apparatuur voor gebruik geschikt te maken zijn gecertificeerd door een door die keuringsinstelling erkende instelling en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot die erkenning.
2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot de aanvraag van een erkenning.
Artikel 85 De erkende natuurlijke personen of rechtspersonen zijn verplicht het door de aanvrager ter keuring aangeboden voertuig te keuren, indien zij daartoe gerechtigd zijn.
Artikel 85a 1 De Dienst Wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon de bevoegdheid verlenen motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvoor artikel 72 geldt, met uitzondering van bussen als bedoeld in de Wet personenvervoer, aan een keuring te onderwerpen. Ten bewijze van deze bevoegdheid verstrekt de Dienst Wegverkeer de betrokken persoon een bevoegdheidspas.
2 De bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen geldt voor motorrijtuigen en aanhangwagens die behoren tot een in de verlening van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen aangewezen groep, en kan gelden voor bepaalde of onbepaalde tijd.
3 De bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen wordt verleend indien de natuurlijke persoon beschikt over een examencertificaat van een door Onze Minister aangewezen exameninstantie en overigens voldoet aan bij ministeriële regeling vastgestelde eisen. Daarbij kan aan de Dienst Wegverkeer de bevoegdheid worden verleend voorwaarden vast te stellen ten aanzien van het voldoen aan deze eisen.
4 Bij ministeriële regeling worden regels vastgesteld met betrekking tot de aanvraag tot het verlenen van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen en met betrekking tot de bevoegdheidspas.
5 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.
6 Artikel 17, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is van overeenkomstige toepassing op het vaststellen van het tarief voor het examen dat de natuurlijke persoon dient af te leggen om het in het derde lid bedoelde certificaat te verkrijgen.
Artikel 86 1 De Dienst Wegverkeer onderwerpt ten minste drie van elke honderd voertuigen na een verrichte keuring steekproefsgewijs aan een herkeuring met het oog op het toezicht op:
a. de juiste uitvoering van de keuring;
b. het aan een keuring onderwerpen door daartoe bevoegde natuurlijke personen.
2 De eigenaar of houder van een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor een herkeuring wordt geëist, is verplicht het voertuig op de plaats van de keuring beschikbaar te houden totdat de herkeuring heeft plaatsgevonden. Deze verplichting geldt voor een periode van ten hoogste 90 minuten na de in artikel 79 bedoelde mededeling.
3 Het keuringsrapport van een motorrijtuig of een aanhangwagen waarvoor een herkeuring wordt geëist wordt pas afgegeven op het moment dat de periode genoemd in het vorige lid is verstreken of nadat de herkeuring heeft plaatsgevonden.
4 De geldigheid van het keuringsbewijs vervalt indien de eigenaar of houder niet voldoet aan de in het tweede lid bedoelde verplichtingen of indien het motorrijtuig of de aanhangwagen bij de herkeuring niet voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid.
5 Met het toezicht op de naleving van de uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen zijn belast de bij besluit van de Dienst Wegverkeer aangewezen ambtenaren. Van een zodanig besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
6 Degene aan wie een erkenning is verleend, is gehouden tot betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.
7 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld betreffende de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd, alsmede betreffende de verplichting tot medewerking daaraan van de eigenaar of houder. Deze regels kunnen inhouden dat een verscherpt toezicht wordt gehouden indien blijkt dat wordt gehandeld in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen of in strijd met een of meer uit de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen voortvloeiende verplichtingen.
Artikel 86a 1 De Dienst Wegverkeer laat met het oog op het toezicht op het verrichten van keuringen, keuringen uitvoeren door het ter keuring aanbieden van een voertuig in bij ministeriële regeling vast te stellen gevallen.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld betreffende de wijze waarop de keuring wordt uitgevoerd. Deze regels kunnen inhouden dat verscherpt toezicht wordt gehouden indien blijkt dat er door een natuurlijke persoon die daartoe niet bevoegd is motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvoor artikel 72 geldt, met uitzondering van bussen als bedoeld in de Wet personenvervoer, aan een keuring worden onderworpen.
Artikel 87 1 De Dienst Wegverkeer trekt een erkenning in, indien degene aan wie die erkenning is verleend, daarom verzoekt.
2 De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend:
a. niet meer voldoet aan de voor de erkenning gestelde eisen,
b. in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, of de regels, bedoeld in artikel 76, derde lid, een keuringsbewijs afgeeft voor een motorrijtuig of een aanhangwagen,
c. een keuringsrapport afgeeft voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor de erkenning niet geldt,
d. de verplichting, vervat in artikel 85, 86, zesde lid, 90, vierde lid, of 91, vierde lid, niet nakomt,
e. weigert een keuringsbewijs af te geven voor een motorrijtuig of een aanhangwagen, waarvoor de erkenning geldt, hoewel dat voertuig bij een keuring, verricht met inachtneming van de regels, bedoeld in artikel 76, derde lid, voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, of
f. handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
3 De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, d en f, een erkenning schorsen voor een door hem daarbij vast te stellen termijn die ten hoogste twaalf weken bedraagt.
4 De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, bepalen dat een wachttijd geldt voor het aanvragen van een erkenning van maximaal 30 maanden.
Artikel 87a 1 De Dienst Wegverkeer trekt de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen in, indien degene aan wie die bevoegdheid is verleend, daarom verzoekt.
2 De Dienst Wegverkeer kan de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen intrekken of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen, indien degene aan wie die bevoegdheid is verleend:
a. niet meer voldoet aan de voor de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen gestelde eisen,
b. in strijd met de regels, bedoeld in artikel 76, derde lid, een voertuig aan een onderzoek onderwerpt,
c. handelt in strijd met een of meer andere uit de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen voortvloeiende verplichtingen.
3 De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en c, de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen schorsen voor een door deze dienst daarbij vast te stellen termijn die ten hoogste twaalf weken bedraagt.
Artikel 88 1 De kennisgeving van het verscherpen van het toezicht kan plaatsvinden door middel van datacommunicatie. In dat geval wordt de kennisgeving na daartoe strekkend verzoek van de belanghebbende in een beschikking vastgelegd.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het toezicht en het verscherpen daarvan, alsmede met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning of bevoegdheid tot keuren.
Artikel 89 Het is een ieder aan wie niet een erkenning als bedoeld in artikel 83 is verleend, verboden zich op zodanige wijze te gedragen, dat daardoor bij het publiek de indruk kan worden gewekt, dat zodanige erkenning aan hem is verleend.
§ 6
Herkeuring en deskundigenonderzoek
Artikel 90 1 Tegen een beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs kan een belanghebbende bezwaar maken of administratief beroep instellen bij de Dienst Wegverkeer.2 In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen een beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs slechts bezwaar worden gemaakt of administratief beroep worden ingesteld terstond nadat de beschikking is bekendgemaakt.
3 Het bezwaar of administratief beroep wordt slechts in behandeling genomen indien het voertuig in de staat waarin het zich ten tijde van de keuring bevond, onmiddellijk op een door de Dienst Wegverkeer bepaalde plaats ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van een herkeuring door een door de Dienst Wegverkeer aangewezen deskundige.
4 In afwijking van de artikelen 7:15 en 7:28 van de Algemene wet bestuursrecht dient bij de indiening van het bezwaar- of beroepschrift een bedrag ter vergoeding van de aan de herkeuring verbonden kosten te worden betaald. De hoogte van het bedrag en de wijze van betaling worden vastgesteld door de Dienst Wegverkeer.
5 Degene die de beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs heeft gegeven, wordt in de gelegenheid gesteld bij de herkeuring aanwezig te zijn.
6 Indien het voertuig volgens het oordeel van de deskundige voldoet aan de in artikel 75 bedoelde eisen, geeft de Dienst Wegverkeer alsnog het aangevraagde keuringsbewijs af en wordt het in het vierde lid bedoelde bedrag terugbetaald aan de indiener van het bezwaar- of beroepschrift. Is in dit geval de beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs gegeven door een erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan is deze vorenbedoeld bedrag verschuldigd aan de Dienst Wegverkeer en gehouden dit te betalen op de door deze dienst vastgestelde wijze.
Artikel 91 1 Tegen een beschikking tot afgifte van een keuringsbewijs kan een belanghebbende bezwaar maken of administratief beroep instellen bij de Dienst Wegverkeer.
2 In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen een beschikking tot afgifte van een keuringsbewijs bezwaar worden gemaakt of administratief beroep worden ingesteld gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te stellen termijn.
3 Het bezwaar of administratief beroep wordt slechts in behandeling genomen indien het voertuig op een door de Dienst Wegverkeer bepaalde plaats ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van een onderzoek door een door de Dienst Wegverkeer aangewezen deskundige.
4 In afwijking van de artikelen 7:15 en 7:28 van de Algemene wet bestuursrecht dient bij de indiening van het bezwaar- of beroepschrift een bedrag ter vergoeding van de aan het onderzoek verbonden kosten te worden betaald. De hoogte van het bedrag en de wijze van betaling worden vastgesteld door de Dienst Wegverkeer.
5 Degene die de beschikking tot afgifte van een keuringsbewijs heeft gegeven, wordt in de gelegenheid gesteld bij het onderzoek aanwezig te zijn.
6 Indien het voertuig volgens het oordeel van de deskundige ten tijde van de keuring op grond waarvan het keuringsbewijs is afgegeven, redelijkerwijze niet aan de keuringseisen kan hebben voldaan, daarbij in het bijzonder gelet op de termijn die is verstreken tussen de keuring en het onderzoek, verklaart de Dienst Wegverkeer het voor het voertuig afgegeven keuringsbewijs alsnog ongeldig en wordt het in het vierde lid bedoelde bedrag terugbetaald aan de indiener van het bezwaar- of beroepschrift. Is in dit geval de beschikking tot afgifte van een keuringsbewijs gegeven door een erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan is deze vorenbedoeld bedrag verschuldigd aan de Dienst Wegverkeer en gehouden dit te betalen op de door deze dienst vastgestelde wijze.
§ 6a
Erkenningsregeling systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen voor voertuigen en aanhangwagens daarvan en voorzieningen ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers die op de markt mogen worden aangeboden, in de handel mogen worden gebracht of in gebruik mogen worden genomen, zonder te zijn goedgekeurd
Artikel 92 1 De Dienst Wegverkeer kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is om bij algemene maatregel van bestuur aangewezen systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen voor voertuigen en aanhangwagens of voorzieningen ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers die niet zijn goedgekeurd als bedoeld in artikel 21, eerste lid, in te bouwen in voertuigen.2 De erkenning geldt voor de in de erkenning aangegeven werkzaamheden ter zake van het in voertuigen inbouwen van in de erkenning aangewezen systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen in voertuigen of aanhangwagens of voorzieningen ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers. De erkenning kan gelden voor bepaalde of onbepaalde tijd.
3 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden.
Artikel 93 1 De erkenning wordt op aanvraag en tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief verleend, indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon voldoet aan bij ministeriële regeling vastgestelde eisen.
2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot de aanvraag van een erkenning.
3 De erkenning wordt geweigerd indien een reeds aan de aanvrager verleende erkenning op grond van artikel 95, tweede lid, is ingetrokken binnen een direct aan de datum van indiening van de aanvraag voorafgaande periode van twaalf weken, dan wel van zes maanden in geval reeds twee of meer malen een dergelijke aan de aanvrager verleende erkenning is ingetrokken.
Artikel 94 1 De Dienst Wegverkeer onderwerpt een bij ministeriële regeling aangewezen aantal systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen voor voertuigen en aanhangwagens en voorzieningen ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers steekproefsgewijs aan een keuring met het oog op het toezicht op de juiste inbouw ervan in een voertuig of aanhangwagen.
2 Degene aan wie de erkenning is verleend, is gehouden tot betaling, op door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.
3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld betreffende de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd, alsmede betreffende de verplichting tot medewerking daaraan van degene aan wie een erkenning is verleend en van de eigenaar of houder van het voertuig waarvoor een keuring wordt geëist. Deze regels kunnen inhouden dat een verscherpt toezicht wordt gehouden, indien blijkt dat wordt gehandeld in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
4 De kennisgeving van het verscherpen van het toezicht kan plaatsvinden door middel van datacommunicatie.
Artikel 95 1 De Dienst Wegverkeer trekt een erkenning in, indien degene aan wie die erkenning is verleend, daarom verzoekt.
2 De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of wijzigen, indien degene aan wie de erkenning is verleend:
a. niet meer voldoet aan de voor de erkenning gestelde eisen;
b. de verplichtingen, vervat in artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 94, derde lid, niet nakomt; of
c. handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
3 De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, een erkenning schorsen voor een door hem daarbij vast te stellen termijn die ten hoogste twaalf weken bedraagt.
4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.
Artikel 96 Het is een ieder die niet beschikt over een geldige erkenning als bedoeld in artikel 92 verboden zich op zodanige wijze te gedragen, dat bij het publiek de indruk kan worden gewekt dat een dergelijke erkenning aan hem is verleend.
Artikel 97 Vervallen
§ 7
Wijziging in de goedkeuring van voertuigen
Artikel 98 Indien in de bouw of inrichting van een voertuig dat is goedgekeurd als bedoeld in artikel 21, eerste lid, en na die goedkeuring wijziging is aangebracht, dient die wijziging, voorzover dit bij ministeriële regeling is bepaald, te zijn goedgekeurd voor toelating van het gewijzigde voertuig tot het verkeer op de weg.Artikel 99 1 Goedkeuring wordt op aanvraag en tegen betaling op door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief door deze dienst verleend, indien de aangebrachte wijziging bij een door deze dienst verrichte keuring voldoet aan de voor deze goedkeuring gestelde eisen ingevolge een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen of ingevolge de in hoofdstuk III en hoofdstuk V voor deze goedkeuring vastgestelde eisen. De keuring kan mede omvatten die delen van het voertuig waarvoor de aangebrachte wijziging gevolgen heeft.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld betreffende het door de aanvrager voor de keuring ter beschikking stellen van het voertuig, het door de aanvrager overleggen van bescheiden en verstrekken van inlichtingen ter zake van de keuring alsmede betreffende de wijze waarop de keuring wordt verricht.
§ 8
Erkenningsregeling wijziging goedkeuring voertuigen
Artikel 100 1 De goedkeuring voor een wijziging in de bouw of inrichting van een voertuig wordt door de Dienst Wegverkeer verleend zonder dat de in artikel 99 bedoelde keuring heeft plaatsgevonden, indien door een daartoe door de Dienst Wegverkeer erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon wordt gewaarborgd dat de aangebrachte wijziging voldoet aan de voor deze goedkeuring gestelde eisen ingevolge een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen of ingevolge de in hoofdstuk III en hoofdstuk V voor deze goedkeuring vastgestelde eisen.2 De erkenning geldt voor de in de erkenning aangegeven werkzaamheden ter zake van het wijzigen van de bouw of inrichting van voertuigen die behoren tot een in de erkenning aangewezen groep. De erkenning kan gelden voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.
3 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.
Artikel 101 1 De erkenning wordt door de Dienst Wegverkeer op aanvraag en tegen betaling, op de door deze dienst vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief verleend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen. Deze eisen betreffen onder meer de organisatie van de aanvrager alsmede het proces volgens hetwelk de aanvrager zijn werkzaamheden verricht, alsmede de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur. Ten aanzien van de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en met de in die regeling vast te stellen periodiciteit is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat middelen die worden gebruikt om deze apparatuur voor gebruik geschikt te maken zijn gecertificeerd door een door die keuringsinstelling erkende instelling en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot die erkenning.
2 Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een aanvraag tot erkenning. Bij ministeriele regeling worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot de aanvraag van een erkenning.
Artikel 102 1 Met het toezicht op de naleving van de uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen zijn belast de bij besluit van de Dienst Wegverkeer aangewezen ambtenaren. Van een zodanig besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. Tot dit toezicht kan behoren het steekproefsgewijs keuren van door een erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon aangebrachte wijzigingen in de bouw of inrichting van voertuigen. Voorts kan tot het toezicht behoren het periodiek controleren van de organisatie van degene aan wie de erkenning is verleend alsmede het proces volgens hetwelk hij zijn werkzaamheden verricht.
2 Degene aan wie een erkenning is verleend, is gehouden tot betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.
3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld betreffende de wijze waarop het toezicht wordt gehouden en de verplichting tot medewerking daaraan van degene aan wie een erkenning is verleend en van de eigenaar of houder van het voertuig waarvoor een keuring wordt geëist. Deze regels kunnen inhouden dat een verscherpt toezicht wordt gehouden indien blijkt dat wordt gehandeld in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
4 De kennisgeving van het verscherpen van het toezicht kan plaatsvinden door middel van datacommunicatie. In dat geval wordt de kennisgeving na daartoe strekkend verzoek van de belanghebbende in een beschikking vastgelegd.
Artikel 103 1 De Dienst Wegverkeer trekt een erkenning in, indien degene aan wie de erkenning is verleend, daarom verzoekt.
2 De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend:
a. niet meer voldoet aan de voor de erkenning gestelde eisen,
b. de verplichtingen, vervat in artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 102, tweede lid, niet nakomt, of
c. handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
3 De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, een erkenning schorsen voor een door hem daarbij vast te stellen termijn die ten hoogste twaalf weken bedraagt.
4 De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, bepalen dat een wachttijd geldt voor het aanvragen van een erkenning van maximaal 30 maanden.
Artikel 103a Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.
Artikel 104 Het is een ieder aan wie niet een erkenning als bedoeld in artikel 100 is verleend, verboden zich op zodanige wijze te gedragen, dat daardoor bij het publiek de indruk kan worden gewekt, dat zodanige erkenning aan hem is verleend.
§ 9
Keuring na verval tenaamstelling
Artikel 105 Indien de tenaamstelling van een motorrijtuig of een aanhangwagen ingevolge artikel 51a, derde lid, onderdeel b of d, vervallen is verklaard of indien een aanzegging is gedaan als bedoeld in artikel 37, vijfde lid, onderdeel b, wordt het voertuig goedgekeurd alvorens de tenaamstelling kan herleven of het kentekenbewijs door de Dienst Wegverkeer geldig kan worden verklaard of kan worden teruggegeven.Artikel 106 1 De goedkeuring wordt op aanvraag en tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief door deze dienst verleend, indien het voertuig bij een door de dienst verrichte keuring heeft beantwoord aan de bij of krachtens deze wet vastgestelde eisen.
2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld betreffende het door de aanvrager voor de keuring ter beschikking stellen van het voertuig, het door de aanvrager overleggen van bescheiden en verstrekken van inlichtingen ter zake van de keuring alsmede betreffende de wijze waarop de keuring wordt verricht.
§ 9a
Erkenningsregeling keuring van schadevoertuigen
Artikel 106a 1 De goedkeuring van een schadevoertuig na verval van de tenaamstelling kan door de Dienst Wegverkeer worden verleend zonder dat de in artikel 106 bedoelde keuring heeft plaatsgevonden, indien door een daartoe door de Dienst Wegverkeer erkende natuurlijk persoon of rechtspersoon wordt gewaarborgd dat het voertuig voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 106, eerste lid.2 De erkenning geldt voor de in de erkenning aangegeven werkzaamheden ter zake van voertuigen die behoren tot een in de erkenning aangewezen groep. De erkenning kan gelden voor bepaalde of onbepaalde tijd.
3 De artikelen 100, derde lid, en 101 tot en met 103 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 106b Het is een ieder aan wie niet een erkenning als bedoeld in artikel 106a is verleend, verboden zich op zodanige wijze te gedragen, dat daardoor bij het publiek de indruk kan worden gewekt, dat zodanige erkenning aan hem is verleend.