Hoofdstuk V
Gebruik van voertuigen op de weg
§ 8Erkenningsregeling wijziging goedkeuring voertuigen
Artikel 100 1 De goedkeuring voor een wijziging in de bouw of inrichting van een voertuig wordt door de Dienst Wegverkeer verleend zonder dat de in artikel 99 bedoelde keuring heeft plaatsgevonden, indien door een daartoe door de Dienst Wegverkeer erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon wordt gewaarborgd dat de aangebrachte wijziging voldoet aan de voor deze goedkeuring gestelde eisen ingevolge een EU-verordening in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen of ingevolge de in hoofdstuk III en hoofdstuk V voor deze goedkeuring vastgestelde eisen.2 De erkenning geldt voor de in de erkenning aangegeven werkzaamheden ter zake van het wijzigen van de bouw of inrichting van voertuigen die behoren tot een in de erkenning aangewezen groep. De erkenning kan gelden voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.
3 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.
Artikel 101 1 De erkenning wordt door de Dienst Wegverkeer op aanvraag en tegen betaling, op de door deze dienst vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze dienst vastgestelde tarief verleend aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen. Deze eisen betreffen onder meer de organisatie van de aanvrager alsmede het proces volgens hetwelk de aanvrager zijn werkzaamheden verricht, alsmede de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur. Ten aanzien van de voor de werkzaamheden benodigde apparatuur kan bij die ministeriële regeling de eis worden gesteld dat die apparatuur is goedgekeurd door een door Onze Minister aan te wijzen keuringsinstelling en met de in die regeling vast te stellen periodiciteit is onderzocht door deze keuringsinstelling dan wel door een door deze keuringsinstelling erkende onderzoeksgerechtigde en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot de erkenning van onderzoeksgerechtigden. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat middelen die worden gebruikt om deze apparatuur voor gebruik geschikt te maken zijn gecertificeerd door een door die keuringsinstelling erkende instelling en kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot die erkenning.
2 Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op een aanvraag tot erkenning. Bij ministeriele regeling worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot de aanvraag van een erkenning.
Artikel 102 1 Met het toezicht op de naleving van de uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen zijn belast de bij besluit van de Dienst Wegverkeer aangewezen ambtenaren. Van een zodanig besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. Tot dit toezicht kan behoren het steekproefsgewijs keuren van door een erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon aangebrachte wijzigingen in de bouw of inrichting van voertuigen. Voorts kan tot het toezicht behoren het periodiek controleren van de organisatie van degene aan wie de erkenning is verleend alsmede het proces volgens hetwelk hij zijn werkzaamheden verricht.
2 Degene aan wie een erkenning is verleend, is gehouden tot betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.
3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld betreffende de wijze waarop het toezicht wordt gehouden en de verplichting tot medewerking daaraan van degene aan wie een erkenning is verleend en van de eigenaar of houder van het voertuig waarvoor een keuring wordt geëist. Deze regels kunnen inhouden dat een verscherpt toezicht wordt gehouden indien blijkt dat wordt gehandeld in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
4 De kennisgeving van het verscherpen van het toezicht kan plaatsvinden door middel van datacommunicatie. In dat geval wordt de kennisgeving na daartoe strekkend verzoek van de belanghebbende in een beschikking vastgelegd.
Artikel 103 1 De Dienst Wegverkeer trekt een erkenning in, indien degene aan wie de erkenning is verleend, daarom verzoekt.
2 De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend:
a. niet meer voldoet aan de voor de erkenning gestelde eisen,
b. de verplichtingen, vervat in artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 102, tweede lid, niet nakomt, of
c. handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
3 De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, een erkenning schorsen voor een door hem daarbij vast te stellen termijn die ten hoogste twaalf weken bedraagt.
4 De Dienst Wegverkeer kan in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, bepalen dat een wachttijd geldt voor het aanvragen van een erkenning van maximaal 30 maanden.
Artikel 103a Bij ministeriële regeling kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot het intrekken, wijzigen en schorsen van de erkenning.
Artikel 104 Het is een ieder aan wie niet een erkenning als bedoeld in artikel 100 is verleend, verboden zich op zodanige wijze te gedragen, dat daardoor bij het publiek de indruk kan worden gewekt, dat zodanige erkenning aan hem is verleend.