Wegenverkeerswet 1994 (WVW)


Hoofdstuk IB

Het CBR

Paragraaf 3

De organen

Artikel 4ac Het CBR heeft een directie en een raad van toezicht.

Artikel 4ad 1 De directie bestaat uit maximaal twee leden.
2 Het lidmaatschap van de directie is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van toezicht.
3 In geval van schorsing of ontstentenis van een lid van de directie voorziet Onze Minister in de waarneming van diens functie.
4 De leden van de directie worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van het CBR kan een lid van de directie bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.
5 De directie stelt bij bestuursreglement haar werkwijze vast.

Artikel 4ae 1 De directie is belast met de dagelijkse leiding van het CBR.
2 Alle bevoegdheden van het CBR die niet bij of krachtens deze wet aan de raad van toezicht zijn opgedragen, komen toe aan de directie.

Artikel 4af 1 De directie vertegenwoordigt het CBR in en buiten rechte.
2 De directie kan onder haar verantwoordelijkheid de vertegenwoordiging, bedoeld in het eerste lid, opdragen aan een of meer directieleden of andere personen. Zij kan bepalen dat deze vertegenwoordiging uitsluitend betrekking heeft op bepaalde onderdelen van de taak van het CBR dan wel op bepaalde aangelegenheden.

Artikel 4ag 1 De directie verstrekt de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen en andere gegevens.
2 De directe legt jaarlijks, en voorts tussentijds indien hiertoe naar het oordeel van de raad van toezicht aanleiding bestaat, aan de raad van toezicht verantwoording af over het door haar gevoerde beleid.

Artikel 4ah 1 De raad van toezicht bestaat uit vijf leden, waaronder de voorzitter.
2 Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de leden van de raad van toezicht.
3 Onze Minister benoemt de voorzitter, gehoord de raad van toezicht.
4 De leden van de raad van toezicht hebben op persoonlijke titel zitting in de raad en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.
5 De raad van toezicht verschaft Onze Minister alle verlangde inlichtingen, met inachtneming van het door Onze Minister vastgestelde informatiestatuut.

Artikel 4ai 1 De voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een tijdvak van vier jaren en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van vier jaren herbenoembaar.
2 De leden van de raad van toezicht kan tussentijds op eigen verzoek, dan wel om zwaarwichtige redenen ontslag worden verleend.
3 Zolang in een vacature van de raad van toezicht niet is voorzien, vormen de overblijvende leden de raad van toezicht, met de bevoegdheid van de volledige raad. Betreft het de vacature van de voorzitter dan wijzen de overblijvende leden uit hun midden een lid aan dat tijdelijk als voorzitter fungeert.
4 Indien een lid wordt benoemd ter vervanging van een tussentijds opengevallen plaats, bepaalt Onze Minister het tijdvak van de benoeming.

Artikel 4aj 1 De raad van toezicht ziet toe op de werkzaamheden van de directie en staat die met raad terzijde.
2 Goedkeuring door de raad van toezicht behoeven in ieder geval de besluiten van de directie betreffende:
a. het reglement, bedoeld in artikel 4an;
b. investeringen die een door de raad van toezicht vast te stellen bedrag te boven gaan;
c. wijzigingen in de rechtspositie van het personeel;
d. de bij of krachtens deze wet aan Onze Minister uit te brengen rapportages.
3 Onze Minister kan bepalen dat de directie de voorafgaande instemming behoeft van de raad van toezicht voor een beslissing als bedoeld in artikel 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen of dat de directie, ingeval Onze Minister een beslissing als bedoeld in dat artikel aan zijn voorafgaande instemming heeft onderworpen, die beslissing pas aan hem kan voorleggen nadat de raad van toezicht heeft verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen te hebben.
4 De directie behoeft in elk geval de voorafgaande instemming van de raad van toezicht voor de besluiten betreffende:
a. de begroting;
b. de vaststelling van de tarieven, bedoeld in artikel 4aa, eerste lid, onderdeel p, de tarieven die voortvloeien uit artikel 4aa, derde lid, onderdeel b, alsmede de wijze van betaling van deze tarieven;
c. het jaarverslag en de jaarrekening;
d. het bestuursreglement, bedoeld in artikel 4ad, vijfde lid;
e. het financiële meerjarenbeleidsplan;
f. het sluiten van overeenkomsten van zwaarwegend belang.
5 De in het vierde lid, onderdelen e en f genoemde besluiten behoeven de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
6 De raad van toezicht kan geen rechtsgeldige besluiten nemen indien niet ten minste de meerderheid van de leden ter vergadering aanwezig is.
7 De raad van toezicht stelt bij reglement zijn werkwijze vast. Het reglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
8 De vergaderingen van de raad van toezicht zijn niet openbaar.

Artikel 4ak 1 Onze Minister kan aan de leden van de raad van toezicht, ten laste van het CBR, een vergoeding toekennen voor hun werkzaamheden.
2 De leden van de raad van toezicht hebben aanspraak op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte reis- en verblijfkosten.
3 De raad van toezicht heeft een eigen secretariaat; de kosten daarvan komen ten laste van het CBR.