Wegenverkeerswet 1994 (WVW)


Hoofdstuk IA

De Dienst Wegverkeer

Paragraaf 1

Algemeen

Artikel 4a 1 Er is een Dienst Wegverkeer, in het maatschappelijk verkeer aangeduid als RDW. De dienst bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Zoetermeer.
2 Op de Dienst Wegverkeer is de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing, met uitzondering van artikel 15 van die wet.

Paragraaf 2

Taken van de Dienst Wegverkeer

Artikel 4b 1 De Dienst Wegverkeer is belast met de volgende taken:
a. het verrichten van taken en handelingen en het nemen van besluiten die op grond van EU-verordeningen en -richtlijnen in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen worden verricht door een goedkeuringsinstantie en het verrichten van andere taken en handelingen en in verband hiermee te nemen besluiten voor zover deze taken, handelingen en besluiten onlosmakelijk verbonden zijn met het proces van goedkeuring van voertuigen en systemen, onderdelen, technische eenheden, voertuigdelen, uitrustingsstukken en voorzieningen die voor dergelijke voertuigen en aanhangwagens daarvan zijn ontworpen en gebouwd en van voorzieningen die ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers zijn ontworpen en gebouwd;
a1. de nakoming van overige, niet in onderdeel a bedoelde verplichtingen die op grond van EU-verordeningen en -richtlijnen in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen op een goedkeuringsinstantie rusten of daar onlosmakelijk mee zijn verbonden;
b. het verrichten van taken en handelingen en het nemen van besluiten in verband met de nationale typegoedkeuring en -individuele goedkeuring en VN/ECE-goedkeuring;
b1. vervallen,
b2. vervallen,
b3. vervallen,
b4. vervallen,
b5. vervallen,
b6. het vaststellen en vastleggen van manipulatie van voertuigsystemen en het melden hiervan aan de bevoegde autoriteiten,
c. het opgeven van kentekens voor motorrijtuigen en aanhangwagens, het ter zake van die opgaven inschrijven en tenaamstellen van motorrijtuigen en aanhangwagens in het kentekenregister, bedoeld in artikel 42, en het ter zake van die inschrijving afgeven van kentekenbewijzen, het beëindigen van de inschrijving en het doen vervallen van de tenaamstelling, het schorsen van de geldigheid van kentekenbewijzen, het ongeldig verklaren van kentekenbewijzen, het geldig verklaren van kentekenbewijzen, alsmede het houden van toezicht als bedoeld in artikel 37, vierde lid,
d. het afgeven van keuringsrapporten voor motorrijtuigen en aanhangwagens,
e. vervallen,
f. het verlenen van een gewijzigde goedkeuring aan gekentekende motorrijtuigen en aanhangwagens waarvan de bouw of de inrichting zodanig is gewijzigd dat niet langer wordt voldaan aan de eerder verleende goedkeuring, dan wel waarvan het kentekenbewijs is ingevorderd;
g. het afgeven van rijbewijzen in de gevallen, bedoeld in artikel 116, eerste lid, alsmede het ongeldigverklaren van rijbewijzen in de in deze wet bepaalde gevallen,
g1. het afgeven van een verklaring in verband met de aanvraag van een rijbewijs,
h. het verwerken van gegevens met betrekking tot opgegeven kentekens, afgegeven kentekenbewijzen, afgegeven keuringsrapporten, krachtens artikel 149a verleende ontheffingen, afgegeven rijbewijzen, fietsen, gebruik van motorrijtuigen en de mobiele objecten, bedoeld in artikel 70l, eerste lid, alsmede met betrekking tot rechterlijke uitspraken houdende ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen,
i. het overeenkomstig de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen verstrekken van gegevens uit de in onderdeel h bedoelde registers alsmede het houden van toezicht als bedoeld in artikel 45a, eerste lid,
i1. het overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde doen van informatieverzoeken aan de daartoe bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, ten behoeve van de beoordeling door de Dienst Wegverkeer of een andere rijbewijsafgevende autoriteit in Nederland van aanvragen tot afgifte van een rijbewijs;
j. het verlenen van erkenningen als bedoeld in de artikelen 61a, 62, 66a, 70a, 83, 92, eerste lid, en 101 en het verlenen van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen als bedoeld in artikel 85a alsmede het schorsen, wijzigen en intrekken van erkenningen en van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen,
j1. het aanwijzen van een technische dienst voor het uitvoeren van bepaalde tests ten behoeve van het verlenen van typegoedkeuringen of individuele goedkeuringen, dan wel voor het uitvoeren van een periodieke herkwalificatie of voor het uitvoeren van bepaalde toezichtstaken voor zover deze taak niet voortvloeit uit de taak van goedkeuringsinstantie als bedoeld in onderdeel a,
k. het houden van toezicht op de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de in onderdeel j bedoelde erkenningen en van de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen alsmede op de verplichtingen die voortvloeien uit de in onderdeel j1 bedoelde aanwijzing als technische dienst,
l. het verlenen van ontheffingen als bedoeld in artikel 149a,
m. het opsporen van bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten, voor zover de ambtenaren van de Dienst Wegverkeer daarmee ingevolge artikel 159 zijn belast, en
n. het met inachtneming van het bepaalde in artikel 4q vaststellen en heffen van de tarieven, alsmede het vaststellen van de wijze van betaling van deze tarieven, voor het verrichten van taken waarvoor de Dienst Wegverkeer bij of krachtens deze wet bevoegd is, alsmede voor de bij of krachtens andere wetten opgedragen taken;
o. het zorg dragen voor de productie van rijbewijzen, het transport en de aflevering ervan en het beheer van de daartoe benodigde voorzieningen;
p. het attenderen van houders van een rijbewijs op het verloop van de geldigheidsduur,
q. het vaststellen en heffen van een tarief, met inachtneming van artikel 4q, voor overige verstrekkingen of dienstverleningen die voortvloeien uit de vervulling van de aan de Dienst Wegverkeer opgedragen wettelijke taken,
r. het voldoen aan de verplichting tot het opstellen van een gids betreffende het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van personenauto’s op grond van richtlijn 1999/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot bij de verbranding van nieuwe personenauto’s (PbEG 1999, L12/16) en de verplichting tot het verzamelen van gegevens over nieuwe personenauto’s en het vaststellen van informatie voor de controle van de CO2-emissies en mededeling doen van die gegevens aan de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto's en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 (PbEU 2019, L111);
s. het behandelen van aanvragen tot afgifte van een begeleiderspas en de afgifte van die begeleiderspas, het registreren van gegevens in het rijbewijzenregister betreffende de begeleiderspas;
t. het behandelen van aanvragen tot afgifte van een kwalificatiekaart bestuurder, de afgifte van die kwalificatiekaart bestuurder en het registreren van gegevens in het rijbewijzenregister betreffende de kwalificatiekaart bestuurder.
2 Voorts is de Dienst Wegverkeer belast met:
a. de bij of krachtens andere wetten opgedragen taken, en
b. andere door Onze Minister opgedragen taken.
3 Met inachtneming van artikel 4q worden de op grond van het tweede lid aan de Dienst Wegverkeer opgedragen taken, verstrekkingen of dienstverleningen die voortvloeien uit de uitvoering van deze taken, verricht tegen betaling op een door deze dienst vastgestelde wijze van door deze dienst vastgestelde tarieven.
4 Artikel 9a, derde lid, van de Wet hergebruik van overheidsinformatie is van toepassing op de tarieven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel n.

Artikel 4c Beleidsregels omtrent de uitoefening van de bij of krachtens andere wetten dan deze wet aan de Dienst Wegverkeer opgedragen taken worden door Onze Minister vastgesteld in overeenstemming met Onze Minister(s) wie het aangaat.

Paragraaf 3

De organen

Artikel 4d De Dienst Wegverkeer heeft een directie en een raad van toezicht.

Artikel 4e 1 De directie bestaat uit maximaal 3 leden.
2 Het lidmaatschap van de directie is onverenigbaar met het lidmaatschap van de raad van toezicht.
3 De leden van de directie worden benoemd voor een tijdvak van maximaal vier jaar en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van maximaal vier jaar herbenoembaar. In het geval van bijzondere omstandigheden binnen de organisatie van de Dienst Wegverkeer kan een lid van de directie bij afloop van de tweede benoemingstermijn terstond opnieuw worden benoemd voor een tijdvak van maximaal twee jaar.

Artikel 4f 1 De directie is belast met de dagelijkse leiding van de Dienst Wegverkeer.
2 Alle bevoegdheden van de Dienst Wegverkeer die niet bij of krachtens de wet aan de raad van toezicht zijn opgedragen, komen toe aan de directie.

Artikel 4g 1 De directie vertegenwoordigt de Dienst Wegverkeer in en buiten rechte.
2 De directie kan onder haar verantwoordelijkheid de vertegenwoordiging, bedoeld in het eerste lid, opdragen aan een of meer directieleden of andere personen. Zij kan bepalen dat deze vertegenwoordiging uitsluitend betrekking heeft op bepaalde onderdelen van de taak van de Dienst Wegverkeer dan wel op bepaalde aangelegenheden.

Artikel 4h In geval van schorsing of ontstentenis van een lid van de directie voorziet Onze Minister in de waarneming van diens functie.

Artikel 4i 1 De directie verstrekt de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen en andere gegevens.
2 De directie legt jaarlijks, en voorts tussentijds indien hiertoe naar het oordeel van de raad van toezicht aanleiding bestaat, aan de raad van toezicht verantwoording af over het door haar gevoerde beleid.

Artikel 4j 1 De raad van toezicht bestaat uit vijf leden, waaronder de voorzitter.
2 Onze Minister benoemt, schorst en ontslaat de leden van de raad van toezicht.
3 De voorzitter wordt benoemd, gehoord de raad van toezicht.
4 De leden van de raad van toezicht hebben op persoonlijke titel zitting in de raad en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

Artikel 4k 1 De voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een tijdvak van vier jaren en zijn aansluitend éénmalig voor een tijdvak van vier jaren herbenoembaar.
2 De leden van de raad van toezicht kan tussentijds op eigen verzoek, dan wel om zwaarwichtige redenen ontslag worden verleend.
3 Zolang in een vacature van de raad van toezicht niet is voorzien, vormen de overblijvende leden de raad van toezicht, met de bevoegdheid van de volledige raad. Betreft het de vacature van de voorzitter dan wijzen de overblijvende leden uit hun midden een lid aan dat tijdelijk als voorzitter fungeert.
4 Indien een lid wordt benoemd ter vervanging van een tussentijds opengevallen plaats, bepaalt Onze Minister het tijdvak van de benoeming.
5 De raad van toezicht verschaft Onze Minister alle verlangde inlichtingen, met inachtneming van het door Onze Minister vastgestelde informatiestatuut.

Artikel 4l 1 De raad van toezicht ziet toe op de werkzaamheden van de directie en staat die met raad terzijde.
2 Goedkeuring door de raad van toezicht behoeven in ieder geval de besluiten van de directie betreffende:
a. de reglementen, bedoeld in de artikelen 4o en 4r;
b. investeringen die een door de raad van toezicht vast te stellen bedrag te boven gaan;
c. wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden van het personeel;
d. de bij of krachtens deze wet aan Onze Minister uit te brengen rapportages.
3 Onze Minister kan bepalen dat de directie de voorafgaande instemming behoeft van de raad van toezicht voor een beslissing als bedoeld in artikel 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen of dat de directie, ingeval Onze Minister een beslissing als bedoeld in dat artikel aan zijn voorafgaande instemming heeft onderworpen, die beslissing pas aan hem kan voorleggen nadat de raad van toezicht heeft verklaard tegen die beslissing geen bedenkingen te hebben.
4 De directie behoeft in elk geval de voorafgaande instemming van de raad van toezicht voor de besluiten betreffende:
a. de begroting;
b. de vaststelling van de tarieven, bedoeld in artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, de tarieven die voortvloeien uit artikel 4b, tweede lid, onderdeel a, alsmede van de wijze van betaling van deze tarieven;
c. het jaarverslag en de jaarrekening;
d. het bestuursreglement, bedoeld in artikel 4n;
e. het financiële meerjarenbeleidsplan;
f. de uitbreiding van de keuringscapaciteit als bedoeld in artikel 78, tweede lid;
g. het sluiten van overeenkomsten van zwaarwegend belang.
5 De in het vierde lid, onderdelen e tot en met g genoemde besluiten behoeven de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
6 De raad van toezicht kan geen rechtsgeldige besluiten nemen indien niet ten minste de meerderheid van de leden ter vergadering aanwezig is.
7 De raad van toezicht stelt bij reglement zijn werkwijze vast. Het reglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
8 De vergaderingen van de raad van toezicht zijn niet openbaar.

Artikel 4m 1 De raad van toezicht heeft een eigen secretariaat; de kosten daarvan komen ten laste van de Dienst Wegverkeer.
2 Onze Minister kan aan de leden van de raad van toezicht, ten laste van de Dienst Wegverkeer, een vergoeding toekennen voor hun werkzaamheden.
3 De leden van de raad van toezicht hebben aanspraak op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte reis- en verblijfskosten.

Paragraaf 4

Inrichting en bedrijfsvoering

Artikel 4n De directie stelt bij bestuursreglement haar werkwijze vast.

Paragraaf 5

Personeel van de organisatie

Artikel 4o Bij reglement kunnen voorzieningen worden vastgesteld met betrekking tot de rechtspositie van de leden van de directie.

Paragraaf 6

Financiële bepalingen

Artikel 4p De inkomsten van de Dienst Wegverkeer bestaan uit:
a. de opbrengst van de tarieven en overige heffingen;
b. vergoedingen voor verrichte diensten;
c. andere baten hoe ook genoemd.

Artikel 4q 1 De hoogte van de tarieven, bedoeld in artikel 4b, eerste lid, onderdeel n, dient te worden gerelateerd aan de met de uitoefening van de taak gemoeide kosten.
2 Het tarief, bedoeld in artikel 48, eerste lid, voor de aanvraag van een inschrijving en tenaamstelling in het kentekenregister omvat mede een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld bedrag dat strekt ter dekking van de kosten van:
a. het registreren van keuringsrapporten,
b. het ongeldig verklaren van kentekenbewijzen, tenzij de Dienst Wegverkeer ingevolge artikel 52c, tweede lid, een tarief voor de ongeldigheid heeft vastgesteld,
c. het verstrekken van gegevens uit het kentekenregister als bedoeld in artikel 43, eerste en tweede lid, en bij algemene maatregel van bestuur te bepalen verstrekkingen,
d. het behandelen van klachten en ingevolge de Algemene wet bestuursrecht ingediende bezwaarschriften en beroepsschriften gericht op het handelen van de Dienst Wegverkeer,
e. het opsporen van bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten voor zover ambtenaren van de Dienst Wegverkeer daarmee ingevolge artikel 159 zijn belast,
f. het beheer en instandhouding van het in artikel 13, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bedoelde register,
g. het verstrekken van gegevens uit het in onderdeel f genoemde register aan degenen die ingevolge de in artikel 38, tweede lid van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bedoelde algemene maatregel van bestuur niet tot betaling van het ter zake vastgestelde tarief zijn gehouden,
h. de inspectie bedoeld in artikel 45a, tweede lid, indien naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer blijkt dat de gegevens juist in het kentekenregister zijn opgenomen dan wel de onjuistheid van een gegeven degene aan wie het kentekenbewijs voor het geïnspecteerde voertuig is afgegeven niet kan worden tegengeworpen,
i. het toezicht op het terugroepen door de fabrikant van reeds in de handel gebrachte voertuigen,
j. het uitvoeren van experimenten op grond van artikel 186, eerste en tweede lid, en het opstellen van het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van experimenten op grond van artikel 186, derde lid,
k. het uitvoeren van de op grond van artikel 4b, eerste lid, onderdeel r, opgedragen taken,
l. verstrekkingen waarbij inning van het tarief meer kost dan het te innen tarief.

Artikel 4r De directie stelt bij reglement richtlijnen vast voor het voeren van een ordelijk financieel beheer van de Dienst Wegverkeer.

Artikel 4s Het boekjaar van de Dienst Wegverkeer valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 4t 1 De directie dient het financiële meerjarenbeleidsplan, waarmee de raad van toezicht heeft ingestemd, voor 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar, in bij Onze Minister.
2 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de inrichting van het financiële meerjarenbeleidsplan en kunnen aandachtspunten worden vastgesteld voor de accountantscontrole.

Paragraaf 7

Overige bepalingen

Artikel 4u 1 Onze Minister stelt regels over de uitoefening van het toezicht op de Dienst Wegverkeer door Onze Minister en de raad van toezicht.
2 Onze Minister verstrekt de Dienst Wegverkeer de inlichtingen die deze voor zijn taakuitoefening redelijkerwijs nodig heeft.
3 Onze Minister stelt een informatiestatuut vast. Het informatiestatuut bevat inhoudelijke en procedurele voorschriften met betrekking tot de informatie-uitwisseling tussen Onze Minister en de Dienst Wegverkeer.

Artikel 4v 1 Waar in deze wet dan wel de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen de goedkeuring van Onze Minister is vereist, verleent dan wel onthoudt deze die goedkeuring binnen zes weken na de datum van ontvangst van de aan goedkeuring onderhevige stukken.
2 Met goedkeuring wordt gelijkgesteld het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn zonder dat de goedkeuring is verleend of onthouden.

Artikel 4w 1 Waar ingevolge deze wet de goedkeuring dan wel instemming door de raad van toezicht is vereist, verleent of onthoudt deze die goedkeuring dan wel die instemming binnen zes weken na de datum van ontvangst van de aan goedkeuring dan wel instemming onderhevige stukken.
2 Met goedkeuring dan wel instemming wordt gelijkgesteld het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn zonder dat de goedkeuring dan wel de instemming is verleend of onthouden.

Artikel 4wa Zolang de begroting niet is goedgekeurd, is de directie gerechtigd gedurende ten hoogste de eerste zes maanden van het nieuwe boekjaar voor iedere maand uitgaven te doen ter grootte van 115% van een twaalfde deel van de begroting van het voorafgaande boekjaar.

Artikel 4x Indien de Dienst Wegverkeer een bij of krachtens een andere wet dan deze wet opgedragen taak naar het oordeel van Onze Minister niet langer naar behoren verricht, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen na overleg met Onze Minister(s) wie het aangaat.

Artikel 4y Vervallen