Politiewet 2012


Hoofdstuk 3

Het beleid ten aanzien van de politie en de organisatie van de politie

Afdeling 3.5

Rechtspositie en screening

§ 3.5.3

Bepalingen voor ambtenaren van politie die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt

Artikel 48j 1 Voor de ambtenaar van politie die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt en die is aangesteld in tijdelijke dienst wordt bij voorschriften of regels op grond van artikel 47, eerste lid, bepaald dat die aanstelling als een aanstelling in vaste dienst geldt vanaf de dag waarop:
a. de door hetzelfde bevoegd gezag verleende aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar met tussenpozen van niet meer dan zes maanden hebben opgevolgd en een periode van 48 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden;
b. meer dan zes door hetzelfde bevoegd gezag verleende aanstellingen in tijdelijke dienst elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan zes maanden.
2 Voor de vaststelling of de in het eerste lid bedoelde periode of het aantal opvolgende aanstellingen is overschreden, wordt bij de in het eerste lid genoemde voorschriften of regels bepaald dat slechts de aanstellingen in tijdelijke dienst in aanmerking worden genomen die zijn aangegaan na het bereiken van de in het eerste lid bedoelde leeftijd.

Artikel 48k Indien bij voorschriften of regels op grond van artikel 47, eerste lid, een in acht te nemen termijn van opzegging van het dienstverband van de ambtenaar van politie is bepaald, bedraagt die termijn voor de ambtenaar die de in artikel 48j, eerste lid, bedoelde leeftijd heeft bereikt, een maand.

Artikel 48l 1 Voor zover in verband met een reorganisatie arbeidsplaatsen vervallen, wordt de ambtenaar van politie die de in artikel 48j, eerste lid, bedoelde leeftijd heeft bereikt het eerst voor ontslag in aanmerking gebracht. In deze leeftijdsgroep worden vervolgens de ambtenaren met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking gebracht.
2 Bij voorschriften of regels op grond van artikel 47, eerste lid, wordt bepaald welke diensttijd wordt meegeteld voor de berekening van de duur van het dienstverband, bedoeld in de tweede zin van het eerste lid.

Artikel 48m 1 De ambtenaar van politie die de in artikel 48j, eerste lid, bedoelde leeftijd heeft bereikt, kan worden ontslagen op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, indien:
a. er sprake is van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte gedurende een ononderbroken periode van zes weken, en
b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van zes weken na de in onderdeel a genoemde periode van zes weken te verwachten is.
2 Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop de ambtenaar de in artikel 48j, eerste lid, bedoelde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum de in onderdeel a genoemde termijn van zes weken, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan twee jaar.
3 Voor de berekening van de periode van zes weken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden perioden van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
4 Om te beoordelen of sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kan het bevoegd gezag een onderzoek naar en een oordeel over het bestaan van ongeschiktheid tot werken als bedoeld in artikel 32, zesde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen aanvragen.

Artikel 48n 1 In afwijking van de in artikel 48m, eerste en tweede lid, genoemde termijn van 6 weken, geldt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip een termijn van dertien weken voor de ambtenaar van politie die de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt.
2 Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop de ambtenaar de in het eerste lid bedoelde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum de in het eerste lid genoemde termijn, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan 104 weken.
3 Indien de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor het op grond van het eerste lid vast te stellen tijdstip blijft voor de periode, genoemd in artikel 48m, eerste lid, onderdeel a, de in het eerste lid genoemde termijn van dertien weken gelden.
4 Het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder vastgesteld dan nadat:
a. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd in de praktijk gedurende de eerste twee jaren na inwerkingtreding van die wet, aan de beide kamers der Staten-Generaal heeft gezonden; en
b. acht weken zijn verstreken nadat het voornemen tot het vaststellen van dat tijdstip is meegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 48o 1 De op grond van artikel 47, eerste lid, vastgestelde voorschriften of regels, voor zover het de daarin opgenomen bepalingen betreffende ontslag op grond van ongeschiktheid voor zijn arbeid wegens ziekte of gebrek betreft, zoals deze bepalingen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II van de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd, blijven gedurende zes maanden na dat tijdstip van inwerkingtreding van toepassing op de ambtenaar van politie:
a. die op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding ten minste de in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft, dan wel binnen zes maanden na dat tijdstip deze leeftijd bereikt, en
b. die voor het tijdstip van inwerkingtreding en tevens, al dan niet na een onderbreking gedurende minder dan vier weken, na dat tijdstip verhinderd is om de dienst te verrichten of het ambt te vervullen wegens ongeschiktheid als gevolg van ziekte.
2 Na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn van zes maanden, geldt de in artikel 48n, eerste lid, genoemde termijn van dertien weken, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan 104 weken.

Artikel 48p Bij voorschriften of regels op grond van artikel 47, eerste lid, kan ten gunste van de ambtenaar van politie die de in 48j, eerste lid, bedoelde leeftijd heeft bereikt, van de artikelen 48j tot en met 48o worden afgeweken.